Hongaarse
kunstenaars
logboek
Opnamen ontdekt van
Kathleen Ferrier
Cultureel
venster
Petit Chagrin
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 22 JUNI 1957
„Heeft het heilige Rusland niet een Messiaanse
opdracht onder de volken? Is het niet door de voor
zienigheid geroepen, Christus door de tijden heen te
dragen als een Godsvolk, en moet het niet zijn uiterste
leden: Polen, Litauen en Tartaren van deze eeuwige
taak bewust maken? Is de democratie niet een giftig
lokaas voor de begeerlijkheid der afvalligen?"
Bij jongste roman van Edzard Schaper
Dit is de heilige overtuiging van de Opperprocureur
der Heilige Synode, in wiens handen omstreeks 1900 in
feite de leiding van de orthodoxe kerk in Rusland berustte.
Hij is een wankele grijsaard, maar een sterke geest, en
door de macht hem door de Czaren verleend, een krachtig
bolwerk tegen de anarchisten en nihilisten, die in 't begin
van deze eeuw trachtten, de macht van het keizerhuis
omver te werpen (wat hun in 1918 dan ook gelukt is!)
Over deze klei-
ne zieke monnik, pS
Konstantin Pe-
trowitsch Podje- 1
donoszew. die in
1901 in Bad Hom-
burg in de Tau-
nus een kuur
doet, handelt de
laatste roman van
Edzard Schaper
1), die als Duits-
Rus hier op vol
komen vertrouwd
terrein is. Scha
per vertelt, hoe
deze machtige
geestelijke zelfs
in de Taunus
door de haat van
revolutionaire
studentenorgani
saties vervolgd
wordt, hoe een
jonge man de re
volver op hem
richt, de aanslag
echter niet uit
voert, en hoe hij
langs de weg der
liefde de belager
van zijn leven
tracht te winnen.
Merkwaardig
Schaper.
paar (want dat zijn ze volgens
hun passen) hem verdacht voor
komt en hij bij fouillering be
merkt, dat de aangehoudene een
revolver bij zich heeft, arresteert
hij die beiden.
Een lid van de rechtbank be
zoekt Zijne Excellentié de Procu
reur, om hem namens de regering
verontschuldigingen aan te bieden,
hoewel hij niet precies weet wat
er gebeurd is. Dat wordt hem ook
,niet verteld. Maar de machtige
verzoekt, het jonge paar te mogen
ontvangen. Officieel zijn het een
Poolse graaf en zijn echtgenote.
Opdracht
voor otnapei. is
die hele geschie
denis omspeeld
door een lichte
ironie, spot op de
Russische ambte-
uit
tijdvak van Wil
helm II, die de
opdracht hebben
gekregen, bijzon
dere zorg te koes
teren voor de veiligheid van de
hoge gast. Evenals in „Die letzte
Welt" 2) vinden we hier de ele
menten van een detectivegeschie
denis, maar die tevens door de er
in besproken zedelijke problemen
tot een hoger niveau wordt opge-
Het verhaal
voor
„Dolle Dinsdag"
Bertus Aafjes ls een onderhou
dend verteller van wat hij op zijn
reizen heeft ontmoet. Men kent
zijn Egyptische reisverhaal „Mor
gen bloeien de abrikozen". Bij J.
M. Meulenhoff te Amsterdam is
onlangs het verhaal verschenen
van zijn reis naar Amerika met
de „Wltmarsum". De route van
dit vrachtschip stond Aafjes toe
een paar weken in enige zuidelij
ke staten van Amerika rond te
kijken, om daarna weer met het
zelfde schip de terugreis te aan
vaarden. Het boek moest klaar
zijn wanneer hij in Holland zou
terugkeren.
En aldus is geschied, al zijn
daarvan op de terugreis werkda
gen van 12 uur nodig geweest. Na
tuurlijk heeft Aafjes niet de pre
tentie over Amerika uit eigen er
varing mee te spreken, noch over
typisch-Amerikaanse problemen
zoals het negervraagstuk. iDe rei
zende dichter heeft indrukken van
allerlei aard op zioh laten afkomen
en die op zijn persoonlijke wij
ze verwerkt tot prettig leesbare
hoofdstukken, waarin nu en dan
beeldende vergelijkingen opval
len. zoals b.v. de geeuwende bui
tendeur van het negerkerkje, of
de vergelijking van de ladende
zeeboot met een op zijn rug lig
gend insect. De verdienste van
deze reisimpressies is dat ze zo
voluit Impressies zijn, met al het
frisse, onverwachte en zlntuigelij-
ke daaraan verbonden. De schrij
ver heeft aan Amerika geroken en
laat de lezer meeruiken, zodat
deze, vooral wanneer hij Amerika
niet kent, het gevoel heeft de
reis zelf te hebben gemaakt. Een
ondertoon van diepe ernst vor
men de verhalen over wat de Ne
derlandse koopvaardijvaart in de
oorlog heeft doorstaan. Trouwens
door heel dit luchtig gehouden ver
slag heen voelt men ernst op de
achtergrond, niet in het minst ook
waar de auteur zijn standpunt ten
aanzien van het negervraagstuk
niet onder stoelen of banken
steekt. Een boek, uitermate ge
schikt om in de vakantie mee te
nemen en op een regenachtige dag
in één ruk uit te lezen.
De heer David
In Denemarken werd aan een
musicus, die de Psalmen uan
David op muziek had gezet door
zijn grammofoonplatenfirma een
afrekening gezonden, waarin:
„Twee derde van het honora
rium is bestemd voor de com
ponist en één derde voor de
tekstdichter de heer David".
hoe de Duitse politie via het Mi
nisterie van Buitenlandse Zaken
gealarmeerd wordt om allerlei
veiligheidsmaatregelen te treffen
voor de aankomst van de Russi
sche hoogwaardigheidsbekleder,
die in de Taunus een badkuur zal
gebruiken. Een ogenblik verslapt
hun aandacht. Wanneer de procu
reur met een bedienende monnik
in het park achter het Kurhaus
wandelt, zien ze daar een jong
paar in het gras liggen. De jonge
man springt op. wil zijn revolver
op de broze grijsaard afschieten,
maar laat zich door de tussen
komst van zijn reisgezellin bewe
gen, van de aanslag af te zien.
Een inmiddels verschenen Duits
rechercheur heeft een en ander
wel niet gezien, maar omdat het
gedrag van het buitenlandse echt-
Wat blijkt echter? Beiden zijn
leden van een revolutionnair co
mité; ze hebben opdracht gekre
gen, de gehate opperprocureur te
doden, zijn voor de reis van val
se passen voorzien en moesten
voor echtelieden doorgaan, hoewel
ze elkaar nauwelijks kenden.
In 't begin was er bij beiden
uitsluitend de toewijding aan de
gemeenschappelijke zaak van Po-
lens bevrijding: langzamerhand
echter groeit er sympathie, ja lief
de tussen hen, hoewel beiden zich
daartegen weren, daar zulk een
persoonlijke relatie hun ontrouw
aan hun taak toeschijnt. Maar de
macht van de wederzijdse liefde
is sterker dan de patriotlsche
haat, die van hen geëist wordt.
Wanneer de jonge man bij het
naderen van de oude procureur
opspringt, wil hij schieten; het
meisje wil echter niet, dat de man
die zij lief heeft gekregen, zich
aan het grootste gevaar blootstelt.
Hij schikt zich. Maar een ogen
blik na de „verzuimde gelegen
heid" breekt hij in de bitterste
verwijten tegen haar los, en alles,
waaraan ze juist met een harts
tochtelijk gemoed was gaan gelo
ven, versplinterde in het niets. Hij
hield immers niet van haar, maar
van zijn taak, zijn „waanzin", zo
als ze de opdracht later beschouw-
De Duitse politie, die van de
geprojecteerde moordaanslag niets
vermoedt, laat beiden vrij, de
Poolse graaf vertrekt, zonder af
scheid te nemen van zijn z.g. echt
genote, en deze blijft nog enige
tijd onder de bescherming van de
vaderlijke procureur.
Alleen liefde
He't boek is met lichte handge
schreven, wat niet wil zeggen,
dat er daarom geen zware proble
men in behandeld worden, speci
aal in de discussies van de procu
reur met de jonge Polen. Deze
Ërocureur is geheel vervuld van
hristelijke liefde hij is over
tuigd, dat alleen liefde het vuur
van de haat uitblust. Maar hij
is tegelijkertijd reactionnair pur
sang. Geholpen door de machts
middelen van de autocratisch ge
regeerde staat onderdrukt hij de
scholen en de kerken van anders
denkenden. Hij doet dit in naam
van de staatsmacht, die aan God
zelf haar autoriteit ontleent.
„Is dit laatste wel het ge
val?" vraagt de graaf. „U doet
het in naam van God. Maar
dat is dan in elk geval niet
de Godmet wie de opper
procureur van de Heilige Synode
in Rusland tientallen jaren
heeft getracht alle volken te
tyhaniseren, in wiens naam hij
de onderdrukking van de
scholen en kerken in Polen, de
Oekraine of Litauen tot systeem
heeft verheven, de God, in
wiens naam de tijd stopgezet en
de kalender teruggedraaid moet
worden, opdat een „heilig Rus
land" naar de smaak van een
Russische God en zijn synodale
Raad van Toezicht van de Newa
zou kunnen ontstaan Neen,
meneer de procureur, die God
van u is niet mijn God, die in
Polen wordt aangebeden Waar
om riskeert ieder die het waagt,
met uw Russische God te dis
cussiëren over de doelmatigheid
van onderdrukking, dom-houden
en haat, in plaats van vooruit
gang. liefde en waarheid in te
laten?"
De procureur heeft slechts één
antwoord: „Wij zien hier alleen
als in een spiegel. Wat meent U,
kan de staat méér dan slechts
een spiegel van de goddelijke or
de zijn? Met de heerser als stad
houder van Hem, die koning van
de hele wereld is. Alles is onvol
maakt aan die spiegel. Van iede
re orde geeft hij een caricatuur.
Maar zoudt U dan de materialis
tische democratie willen? Dat
Onloochenbaar
Deze procureur is een van de
vroomste vertegenwoordigers van
een voorbijgegane periode. Maar
het is onloochenbaar, dat de
Grieks-Katholieke kerk
in Rusland (zoals zovele
kerken) een verbond had
gesloten met het autocra
tisch regime, dat de ar
men alléén het hemelrijk
beloofde, waarvoor ze
van alle aardse goederen
Is het dan geoorloofd,
in de naam van Christus,
elke democratische be
weging te bestrijden. De
procureur is een oprecht
dienaar van God; aan de
andere kant is hij rots-,
vast overtuigd van de
juistheid van zijn staatsopvatting.
Hij bezit de innerlijke vrede, om
dat hij geheel afziet van iedere
wraak of bestraffing, zijn rang en
macht onder de mensen offert,
liefde en vergeving schenkt,
Maar de lezer ontkomt niet aan
de indruk, dat deze procureur in
menig opzicht de mening van de
auteur verkondigt. Men kan hier
tegen inbrengen, dat Schaper als
consciëntieus episch schrijver ge
heel achter de gestalten van zijn
roman verdwijnt en de voor de
vertelling vereiste distantie tot hen
bewaart.
Zo leggen we dit hoogstaande
boek met grote waardering, maar
toch ook met een vraag uit de
hand.
J. H. Schouten.
1) Edzard schaper: „Attentat auf
den Machtigen" 198 blz. Ultg. 8.
IK EEK
VRIJE
WERELD
ert Ernö Vashegyi, de gevluchte Hongaarse kunsten
as-ballet van Werner Egk, zoals ze dat brachten in
(Foto: W. E.
0MDAT de voor ons zo onmisbare koorzang blijkens zijn huidige
problemen op een keerpunt is gekomen, verzocht ik de be
kende koorleider Anton Krelage in dit verband iets over zichzelf
en zijn ervaringen als koordirigent te vertellen. Daartoe was hij
onder opoffering van zijn zo kostelijke zaterdagmiddag
gaarne bereid.
Hier ben ik dan in Hilversum, gul opgenomen in zyn gezellige
familiekring. Allen komen er gemoedelijk bij zitten. Maar vader
Krelage wordt daardoor niet van de wijs gebracht. Zoals dit van
een leidinggevende persoonlijkheid valt te verwachten. Die onver
stoorbaarheid kwam hem blijkbaar al heel jong te stade.
Dat koortje van mij, hier koor zijn opvolger. Hij liet de jon-
in Wormerveer, is dat misschien ge Krelage een paar repetities lei
wat voor jou?", schreef een con- den, waarna het pleit werd be
slecht: Krelage jr. werd
dirigent.
Was u niet geïntimi
deerd? Zo ineens 300
(Van onze kunstredacteur)
In oktober 1940 vestigde zich in New
York een uitgeweken Hongaar, een man die
na het overlijden van zijn moeder in Boeda
pest geen noodzakelijkheid meer voelde in
die stad te blijven en zich niet weinig onge
rust maakte over de doorwerking van de
totalitaire regimes. Niets was voor die man
zo erg als een beknotting van de vrijheid
en zo kwam hij in New York, min of meer
als balling. De man heette Béla Bartók
en zijn vrouw was de pianiste Ditta
Pasztory. Een uitgeweken echtpaar, voor
wie het uitwijken echter toen nog geen
gevaren opleverde.
In november 1956 week opnieuw een kunstenaars
echtpaar uit Boedapest uit, een uitwijking echter die
met levensgevaar gepaard ging. De angst van Bartók
voor de vrijheidsbeknotting was werkelijkheid gewor
den, het totalitaire regime had zijn slag geslagen en
had tal van slachtoffers gemaakt. Het echtpaar uit
1956 heeft dat aan den lijve ondervonden en verkoos
zoals zovele anderen de vrijheid, meenemend
alleen de heimwee naar het eigen, het echte vaderland.
De choreograaf en premier danseur
van het Staatsoperaballet uit Boe
dapest, Ernö Vashegyi, en diens
echtgenote de prima ballerina van
dit theater, Vera Pasztor, vluchtten
na het Russische verraad in Honga
rije naar een vrij en gastvrij Euro
pa, eerst in Wenen vertoevend en
daarna zich tijdelijk vestigend in
Zurich, waar zij aan het Stadt-
theater verbonden werden. Is het
niet wonderlijk dat de naam van
Bartóks echtgenote en die van
de danseres een grote overeen
komst hebben: Ditta Pasztory en
op een keerpunt
koorzang
toestand vervult Krelage met be
zorgdheid. Hij onderscheidt de al
gemene „tenoren-nood" als sa
menhangend met het gebrek aan
jonge koorzangers. Dit weer als
gevolg van algemeen tanende be- Vera Pasztor.
het verenigings-
Russen gearresteerd en op trans
port gesteld. Zijn jonge vrouw
Zou Krelage's wensdroom: een wachtte tevergeefs op de terug-
aitvoerlng van „Jeanne d'Arc", komst van haar man. Dag
zijn Amsterdams
koor twee jaar studeren. Zich sloop. &Veel kon i
huis binnen-
„Dat niet", verklaart
mij de nu 49-jarige Kre
lage. „Maar als ik gewe
ten had wat er in het vat
lag
moeizaam verdiepen in
lopig ontoegankelijke partituur.
Waar blijft dan de animo? Ik
vraag mij af: ontgroeien de
worden. „We moeten weg hier, zo
gauw mogelijk, weg uit deze
hel." Dat zei Ernö, maar hij wist
nog niet hoe. De vlucht is gelukt,
het holst van de nacht, Vera
derne werken niet de capaciteit Pasztor verkleed als
heel oud,
servatoriumvriend hem in 1925.
Anton was toen zeventien jaar en
zat nog op het conservatorium in
Amsterdam.
Hij studeerde voor pianist, maar
was door zijn vader, een bekend
bestuurslid en organisator van „De
Stem des Volks", als het ware in
de koorzang opgevoed. Hij zong als
kind al mee in de Kleine Stem. La
ter in het grote koor.
Maar hier in Wormerveer kwam
de conservatoriumleerling zelf
voor een koor te staan, waarvan
een goed deel, huisvaders met
snorren en baarden, reageerde
met een „Moeten wij onder die
snotneus weiken!?"
Toch besloot men voor de aar
digheid het kind even met zijn di
rigeerstokje te laten knutselen.
Maar in het kind met de korte
broek, school de man. En achter
de man rees een geboren koorlei
der. Onder zijn jonge staf schaar
den zich spoedig ook een Haar
lems koor en ook een Hilversums.
En toen, Anton was nauwelijks
20 jaar, zag de oude Frans Rich
ters van het grote Amsterdamse
£fR is meerdere malen be
treurd dat er indertijd niet
meer grammofoonopnamen zijn
gemaakt van de alt Kathleen
ferrier, die op 8 oktober 1953
in Londen is overleden. Er zijn weliswaar vele opnamen van haar, de woorden „Immerdar durch Tra-
maar met betrekking tot haar hoge kunst is dat aantal toch zeer
klein. Dank zij het feit, dat Kathleen's zuster, Winnifred Ferrier,
de correspondentie met haar zuster heeft bewaard, werd in 1956
bekend, dat Kathleen Ferrier in Noorwegen in 1949 als toegift op
een concert een lied van Jensen in het Noors had gezongen. o
Nazoekingen brachten aan het licht dat Radio Oslo een band had .dat werkelijk niet bij alle zjinge-
liggen, gemaakt bij een radio-concert in 1946 in tegenwoordigheid
van ongeveer 250 genodigden.
Deze band kreeg
Winnifred Ferrier
vorig jaar van de
Oslo Radio aange
boden en hiervan
maakte DECCA een
nieuwe plaat. Dit is
eigenlijk een van de
zeer weinige op-
liedvertolkingen. Na
drie korte aria's van
Purcell en Handel,
zingt Kathleen Fer
rier hier de vier
liederen van Hugo
Wolff: „Verborgen-
heit", „Der Gartner",
„Auf ein altes Bild"
en ,^uf einer Wan-
derung". Als bijzon
derheid vertelt ze
dan voor de toegift,
dat ze „in slecht
Noors" „Altar" van
L. I. Jensen zal
zingen. Dat slechte Noors valt
nogal erg mee. maar het aardige
is, dat dit de enige grammofoon
plaat is, die de gesproken stem
van Kathleen Ferrier bevat.
Het is tevens een life-recording,
zodat men dus ook het applaus
van het publiek hoort. (30 cm
langspeelplaat L XT 5324). De
pianobegeleiding is van Phyllis
Men kan inderdaad niet dank
baar genoeg zijn voor deze
dekking. Allereerst is hier
maakte Engelse barokstijl
in „Hark. the echoing l
„The Fairy Queen" van Henry digheid
Purcell. en daarna in twee aria's haar to
uit „Atalanta" (Like as the love- de Mörike-liederen van Hugo Wolf
lorn turtle) en ..Admeto" (How doet komen. De berustende wijs-
changed the vision) van Handel heid in „Verborgenheit", waarir
Kathleen Fer
band uit 1949 bij
sehe ich der Sonne liebes Licht"
de kern van het lied vormen, heeft
Kathleen Ferrier zo gaaf verbeeld
in haar vertolking, dat hier inder
daad van een diep begrijpen kan
worden gesproken, een begrijpen
"le zange
gevonden zal worden. Daar
naast het heerlijk vertellende van
„Der Gartner", de schier klassieke
Tust van „Auf ein altes Bild" en
het genietend-verhalende van „Auf
einer Wanderung". Tot slot het
mooie romantische lied van Jen
sen. Bij het lidhte geruis van de
plaat kan toch gesproken worden
van een der schoonste opnamen
van de grote Ferrier, ideaal bege
leid door Phyllis Spurr.
grote naam heeft gemaakt, zij het
dan niet op vocaal maar op instru
mentaal terrein, is de in Canada
geboren celliste Zara Nelsova, een
kleindochter van een Russische
opera-zanger en de dochter van
St. Petersburg. Reeds op 5-jarige
leeftijd gaf Zara Nelsova een klein
concert en reeds 8 jaar later debu
teerde ze in Londen met het Lon-
dens Symfonie-Orkest o.l.v. Sir
Malcom Sargent. Haar New Yorks
debuut was in 1943. Helaas is ze in
ons land nog niet zo bekend.
Decca heeft ook van haar een
waardevolle opname gemaakt met
de Sonate No. 3 in A-dur Op. 69,
de Handel-variaties en de Mozart-
variaties, alle van Beethoven. De
pianobegeleiding verzorgt Artur
Balsam (30 cm. langspeelplaat
LXT 5268). Of Zara Nelso;
speciale predispositie
VIA NAALD
ÉN PLAAT
ook is de verhouding met het knap
pe pianospel van Artur Balsam.
Heeft Max Reger in zijn Mozart-
variaties het verrukkelijk speelse
Mozart-thema in een eigen, zware
en romantische klankkleur ge
drenkt, men kan bij Beethoven
merken dat hij dichter bij Mozart
stond en zijn 12 variaties op ihet
speelse lied van Papageno „Ein
Madchen oder Weibchen' uit Mo
zart's ..Die Zauberflöte", is welis
waar in Beethoven's idioom weer
gegeven, maar naar de geest vol
komen Mozart gebleven. En zo
heeft Beethoven ook geheel de ba-
rokgeest van het bekende „See, the
conquering hero comes" (Dochter
Zions, weest verblijd) uit Handel's
„Judas Maccabeus" weten te
handhaven. Het zijn beide uitzon
derlijk fraaie variatie-werken ge
worden, waarbij er een speels spel
is tussen cello en piano, een spel
dat aan een improvisatie doet den-
Men kan zich indenken dat Beet
hoven zich tot de diepe cellotoon
aangetrokken heeft gevoeld en zo
schreef hij dan ook 5 sonates voor
cello en piano, waarvan die in A-
dur Op. 69 wel het grootst en het
diepst doorvoeld is. Dit werk, opge
dragen aan Beethoven's vriend Ig-
naz von Gleichenstein, is uiterst
brillant geschreven maar het is
niet bij deze brille gebleven, Zara
Nelsova heeft dat zeer duidelijk
begrepen en er een zeldzame no
blesse aan gegeven.
CORN. BASOSKI
Het voetspoor van de
oude Richters volgend op
de nieuwe weg naar de
oratoriumzang en, aan
gemoedigd door Richters'
geslaagde greep naar Die
Jahreszeiten, nam Kre
lage in zyn jeugdig élan een bijna
te grote sprong: Brahms' „Ein
Deutsches Requiem"!
Maar hoe ieder zich inspande,
het wilde maar niet. Twee weken
voor de uitvoering ging Krelage
met loden schoenen naar het be
stuur, ontmoedigd: Wat moet ik
beginnen!
Het was het beslissende punt in
zijn carrière en vermoedelijk was
het zijn vader, een groot organi
sator, die hem het geheim van de
ware koordirigent openbaarde. Im
mers, de organisator doet meer
dan instructie geven: hij over
tuigt de mensen. Als het enthou
siasme eenmaal oplaait kunnen zij
meer dan het mogelijke. Anton
neemt de stok weer op. Hij repe
teert, herwint zijn zelfvertrouwen
en komt als een volwassen koor
dirigent uit het vuur tevoorschijn.
„We laten hem niet verhonge
ren", zei „De Stem des Volks",
voordat de oorlog deze voorlopig
deed verstommen. De jonge diri
gent kreeg gedurende de gehele
bezetting zijn salaris doorbetaald.
Anton Krelage was toen 32 jaar en
kon reeds de balans opmaken van
een bijna koperen dirigenten-jubi
leum: hij herinnert zich de Kleine
Mis van Beethoven (C-dur), Judas
Maccabeus. Het Te Deum van Die-
penbrock, dat hij ook in het bui
tenland uitvoerde. Dan nog, onder
veel meer, de Nederlandse pre
mière van het Te Deum van Zol-
tan Kodaly en het aanvankelijk
veel stof opwaaiende moderne
werk „Le Roi David" van Honeg-
ger. Niet zo kwaad voor een koor
dat wortelde in de eenvoudige Am
sterdamse diamantbewerkers!
Tijdens de oorlog woonde Krela
ge in het (betrekkelijk) rustige
Edam, werd aanstonds geënterd
door een mannenkoortje en een
kerkkoortje. Zo kwam hij achter
het mooie oude orgelklavier van de
St. Nicolaaskerk te zitten, gaf or
gelvoordrachten en lessen die de
veeboeren uit de omtrek hem ten
slotte maar in natura betaalden.
i elk amateurkoor?
Daarmee rijst in ons gesprek de
vraag in hoeverre de moderne
koor-componisten hun werk kun- P^ii nui
nen gaan richten op de tekenen des «°rioge
tijdsvereenvoudiging van melo-
diek en harmoniek en verschui
ving naar het ritme, dat ?ozeer in
brede lagen van de bevolking
wordt geapprecieerd.
Mijn hoogste waardering voor
Krelage's vormgeving van Sem
Dresdens zo moeilijke „Saint An-
toine" op het Holland Festival.
Mijn beste wensen voor zijn aan
staande uitvoering tijdens de Fest-
woche te Wenen. En toch zie ik de
amateurkoorzang op een keerpunt
gekomen.
Eens heeft deze zich
gebrekkig vrouwtje. En eerst i
de vrijheid, in Oostenrijk, hoorde
Vera hoe haar man uit het trans
port was vrij gekomen. Een gou
den horloge had hem gered, een
horloge waarvoor een der Russi
sche bewakers heel veel interesse
had. En die bewaker zag meer in
het horloge dan in de danser.
Zo kon Ernö Vashegyi zich krui
pend en sluipend vrij maken uit
het transport en Boedapest weer
bereiken.
In Zürich heb ik het echtpaar
gesproken en er veel tragische er
varingen gehoord. Op deze plaats
die alle herhalen is onnodig, zou
een verkeerde sensatie zijn, zou
een toegeven zijn aan de publieke
nieuwsgierigheid. Vera Pasztor en
d Ernö Vashegyi zijn in het vrije
- Europa P" "-.oor Hsn Aio nimrac.
greep van liet burgerlijke .Lie- gjerjgheid helpt de daad, die hen
dertafeln kunnen ontworstelen ed de verlore„ m„.
(Herinnert u zich nog het eeuwige _l;liiktepjo %i~reeeft
„Grietje van de Mulder"?) Twin- gelijkheid hergeeft.
tig jaar geleden wees Orff
Carmina Burana reeds een weg om
over de blinde muur van de geijk
te oratoriumzang heen te komen.
Wat ik wel wil doorgeven is de
mededeling, dat een groot deel
van de werken van die in 1940 uit
geweken Hongaar, Béla Bartók,
niet meer in zijn vaderland mag
■dirigent als worden uitgevoerd. En dat er in
j jaren geen Ravel en Debussy v
Moge het
Krelage beschoren zijn deze jv
we aanpak te verwezenlijken. Hij den uitgevoerd. Slechts het
beschikt over een flinke dosis spi-
rit en gezond verstand. Misschien
lukt het hem.
CARL LANS.
Na de oorlog
wereld tot
Welk een barokke beweeglijkheid,
welk een lichtheid voor een alt ""Beethovenvertolkster
muzikale beleving maakt Groot niet alleen in tech-
Beetho-
heeft weet" ik niet, maar deze
vertolkingen hebben haar
de gehele
stem, welk
en welk een volmaakte technische
beheersing. Werkelijk, deze drie
kleine fragmenten mogen als voor
beeld gelden voor alle vocale kun
stenaars, die Purcell of Handel
vol- moeten zingen,
horen Wie dan de plaat omdraait ont
dekt ineens die zeldzame veelzij-
ge-
vooral ook
muzikaal opzicht. Nergens over
spannen, nergens pathetisch, ner
gens al te breed uitgesponnen,
maar steeds met een klassieke wijs
heid, een „spielfreudige" klaarheid
grote muzikale spanning.
i rijke
viool, steeds glanzend.
Uitnemend is die klank in de smal
le groef vastgelegd en uitnemend
Het eerste wederzien met zijn
oude koor in Amsterdam was tra
gisch. Ingevallen gezichten, hon
geroedeem. En veel lege plaatsen.
Plaatsen van Joodse zangers, wier
buigzame muzikale stemmen voor
goed tot zwijgen waren gebracht.
Hebben jullie hiér weer wat
voor mij te doen?" Deze vraag
aan de omroep bracht Krelage een
aanstelling als. orkestdirigent!
Voor de oorlog had hij al dikwijls
voor de microfoon gedirigeerd en
hij kende radioland als zijn achter
tuintje. Maar ten slotte moest hij
toch komen waar hij hoorde: voor
het koor.
Het Grootomroepkoor van de
N.R.U. telt 70 beroepsvocalisten.
Uit dit koor worden het kamerkoor
en de ensembles geformeerd.
De omroepverenigingen zijn
dus eigenlijk onze „klanten", ver
telt Krelage. „en daardoor kunt u
ons voor alle omroepen zonder on
derscheid horen".
Als koorrepetitor bereidt hij ve
le grote uitvoeringen van gastdi-
rigenten voor. A-capella uitvoerin
gen dirigeert hij zelf. „Het zou ook
niet te doen zijn om alles alleen te
dirigeren. Zelfs met z'n drieën kun
nen we het maar nèt af".
Dan zijn er nog de audities van
candidaten voor het koor. Van de
ze, die een behoorlijke beloning en
volledige sociale voorzieningen
gaan genieten, mag het nodige
worden geëist. Een scherpe selec
tie vindt dan ook plaats.
amateurkoren
De amateurkoren zijn echter
„gemeenschappen", waaraan niet
rigoureus valt te dokteren. Hun
ANTON KRELAGE
koor-dirigent.
conventionele, het volkse
communistische zijn toegelaten.
Een componist als Zoltan Kodaly
heeft na zijn grootse werken wei
nig meer geschreven. De voor
waarden waaraan zijn werken
moeten voldoen beknotten hem in
zijn vrije inspiratie en op de Mu-
ziekhogeschool geeft hij slechts on
derricht in folklore. i
Vera Pasztor en Ernö Vashe
gyi spreken er niet dan met
schaamte en met intense spijt
over. En dat nog wel in Hongarije
dat op muziekgebied steeds zulk
een belangrijke plaats heeft inge
nomen, dat een oude traditie heeft
op dit gebied en waar eens Haydn
Mozart, Beethoven en £<iszt triom
fen vierden, vrij en ongehinderd.
In Zürich hebben Vera Pasztor en
Ernö Vashegyi enkele recitals ge
geven, zij hebben er de choreogra
fie en de hoofdrollen vervuld in
het beroemde ballet „Abraxas"
van Werner Egk, in de Juni-Fest-
wochen brengen ze het abstracte
ballet „Le Prisme" van Nico
Kaufmann en bij de opening van
deze Festwochen zag ik ze in „Da
wonderbaarlijke mandarijn" van
Béla Eartók, strak, expressief cn
muzikaal-uitgewogen de choreo
grafie zettend, technisch formida
bel en gaaf van uitdrukking en
kracht de rollen van het meisje
en de mandarijn dansend. Bin
nenkort zullen beiden in New York
bij het New York City Ballet de
choreografie verzorgen van de
Harry Janos van hun landgenoot
Zoltén Kodaly. Maar hun ideaal
is toch Europa en hun verlangen
is eens in Nederland te kunnen op
treden, een land, dat hen als mu
ziek in de oren klinkt.
Toen ik die morgen de trap afging
mijn voeten reeds in het deur-daglicht
voelde ik dat hoven de leuning hing
je verwijtend onopgemaakt gezicht.
Je zei dat alles je tegen zat,
maar omschrijven kon je het niet.
Toch deed je of ik er schuld aan had
en je keek als had je een groot verdriet.
Maar huiten voelde ik me niet bevrijd.
Je kunt me geloven, al klinkt het gek,
ik raakte dat gevoel niet kwijt,
jouw gezicht achter in mijn nek.
Ik draaide een paar maal om met een ruk.
niets hielp. Mij smaakte geen sigaret
en het gevoel als was er iets stuk
kreeg ik die dag niet van me afgezet.
Maar 's avonds toen ik de deur in kwam
was het weg hij de eerste stap,
want in het licht van de TL-lamp
stond je stralend 7"chend aan de trap.
FRANK DAEN.