Hongaarse kunstenaars logboek Opnamen ontdekt van Kathleen Ferrier Cultureel venster Petit Chagrin ZONDAGSBLAD ZATERDAG 22 JUNI 1957 „Heeft het heilige Rusland niet een Messiaanse opdracht onder de volken? Is het niet door de voor zienigheid geroepen, Christus door de tijden heen te dragen als een Godsvolk, en moet het niet zijn uiterste leden: Polen, Litauen en Tartaren van deze eeuwige taak bewust maken? Is de democratie niet een giftig lokaas voor de begeerlijkheid der afvalligen?" Bij jongste roman van Edzard Schaper Dit is de heilige overtuiging van de Opperprocureur der Heilige Synode, in wiens handen omstreeks 1900 in feite de leiding van de orthodoxe kerk in Rusland berustte. Hij is een wankele grijsaard, maar een sterke geest, en door de macht hem door de Czaren verleend, een krachtig bolwerk tegen de anarchisten en nihilisten, die in 't begin van deze eeuw trachtten, de macht van het keizerhuis omver te werpen (wat hun in 1918 dan ook gelukt is!) Over deze klei- ne zieke monnik, pS Konstantin Pe- trowitsch Podje- 1 donoszew. die in 1901 in Bad Hom- burg in de Tau- nus een kuur doet, handelt de laatste roman van Edzard Schaper 1), die als Duits- Rus hier op vol komen vertrouwd terrein is. Scha per vertelt, hoe deze machtige geestelijke zelfs in de Taunus door de haat van revolutionaire studentenorgani saties vervolgd wordt, hoe een jonge man de re volver op hem richt, de aanslag echter niet uit voert, en hoe hij langs de weg der liefde de belager van zijn leven tracht te winnen. Merkwaardig Schaper. paar (want dat zijn ze volgens hun passen) hem verdacht voor komt en hij bij fouillering be merkt, dat de aangehoudene een revolver bij zich heeft, arresteert hij die beiden. Een lid van de rechtbank be zoekt Zijne Excellentié de Procu reur, om hem namens de regering verontschuldigingen aan te bieden, hoewel hij niet precies weet wat er gebeurd is. Dat wordt hem ook ,niet verteld. Maar de machtige verzoekt, het jonge paar te mogen ontvangen. Officieel zijn het een Poolse graaf en zijn echtgenote. Opdracht voor otnapei. is die hele geschie denis omspeeld door een lichte ironie, spot op de Russische ambte- uit tijdvak van Wil helm II, die de opdracht hebben gekregen, bijzon dere zorg te koes teren voor de veiligheid van de hoge gast. Evenals in „Die letzte Welt" 2) vinden we hier de ele menten van een detectivegeschie denis, maar die tevens door de er in besproken zedelijke problemen tot een hoger niveau wordt opge- Het verhaal voor „Dolle Dinsdag" Bertus Aafjes ls een onderhou dend verteller van wat hij op zijn reizen heeft ontmoet. Men kent zijn Egyptische reisverhaal „Mor gen bloeien de abrikozen". Bij J. M. Meulenhoff te Amsterdam is onlangs het verhaal verschenen van zijn reis naar Amerika met de „Wltmarsum". De route van dit vrachtschip stond Aafjes toe een paar weken in enige zuidelij ke staten van Amerika rond te kijken, om daarna weer met het zelfde schip de terugreis te aan vaarden. Het boek moest klaar zijn wanneer hij in Holland zou terugkeren. En aldus is geschied, al zijn daarvan op de terugreis werkda gen van 12 uur nodig geweest. Na tuurlijk heeft Aafjes niet de pre tentie over Amerika uit eigen er varing mee te spreken, noch over typisch-Amerikaanse problemen zoals het negervraagstuk. iDe rei zende dichter heeft indrukken van allerlei aard op zioh laten afkomen en die op zijn persoonlijke wij ze verwerkt tot prettig leesbare hoofdstukken, waarin nu en dan beeldende vergelijkingen opval len. zoals b.v. de geeuwende bui tendeur van het negerkerkje, of de vergelijking van de ladende zeeboot met een op zijn rug lig gend insect. De verdienste van deze reisimpressies is dat ze zo voluit Impressies zijn, met al het frisse, onverwachte en zlntuigelij- ke daaraan verbonden. De schrij ver heeft aan Amerika geroken en laat de lezer meeruiken, zodat deze, vooral wanneer hij Amerika niet kent, het gevoel heeft de reis zelf te hebben gemaakt. Een ondertoon van diepe ernst vor men de verhalen over wat de Ne derlandse koopvaardijvaart in de oorlog heeft doorstaan. Trouwens door heel dit luchtig gehouden ver slag heen voelt men ernst op de achtergrond, niet in het minst ook waar de auteur zijn standpunt ten aanzien van het negervraagstuk niet onder stoelen of banken steekt. Een boek, uitermate ge schikt om in de vakantie mee te nemen en op een regenachtige dag in één ruk uit te lezen. De heer David In Denemarken werd aan een musicus, die de Psalmen uan David op muziek had gezet door zijn grammofoonplatenfirma een afrekening gezonden, waarin: „Twee derde van het honora rium is bestemd voor de com ponist en één derde voor de tekstdichter de heer David". hoe de Duitse politie via het Mi nisterie van Buitenlandse Zaken gealarmeerd wordt om allerlei veiligheidsmaatregelen te treffen voor de aankomst van de Russi sche hoogwaardigheidsbekleder, die in de Taunus een badkuur zal gebruiken. Een ogenblik verslapt hun aandacht. Wanneer de procu reur met een bedienende monnik in het park achter het Kurhaus wandelt, zien ze daar een jong paar in het gras liggen. De jonge man springt op. wil zijn revolver op de broze grijsaard afschieten, maar laat zich door de tussen komst van zijn reisgezellin bewe gen, van de aanslag af te zien. Een inmiddels verschenen Duits rechercheur heeft een en ander wel niet gezien, maar omdat het gedrag van het buitenlandse echt- Wat blijkt echter? Beiden zijn leden van een revolutionnair co mité; ze hebben opdracht gekre gen, de gehate opperprocureur te doden, zijn voor de reis van val se passen voorzien en moesten voor echtelieden doorgaan, hoewel ze elkaar nauwelijks kenden. In 't begin was er bij beiden uitsluitend de toewijding aan de gemeenschappelijke zaak van Po- lens bevrijding: langzamerhand echter groeit er sympathie, ja lief de tussen hen, hoewel beiden zich daartegen weren, daar zulk een persoonlijke relatie hun ontrouw aan hun taak toeschijnt. Maar de macht van de wederzijdse liefde is sterker dan de patriotlsche haat, die van hen geëist wordt. Wanneer de jonge man bij het naderen van de oude procureur opspringt, wil hij schieten; het meisje wil echter niet, dat de man die zij lief heeft gekregen, zich aan het grootste gevaar blootstelt. Hij schikt zich. Maar een ogen blik na de „verzuimde gelegen heid" breekt hij in de bitterste verwijten tegen haar los, en alles, waaraan ze juist met een harts tochtelijk gemoed was gaan gelo ven, versplinterde in het niets. Hij hield immers niet van haar, maar van zijn taak, zijn „waanzin", zo als ze de opdracht later beschouw- De Duitse politie, die van de geprojecteerde moordaanslag niets vermoedt, laat beiden vrij, de Poolse graaf vertrekt, zonder af scheid te nemen van zijn z.g. echt genote, en deze blijft nog enige tijd onder de bescherming van de vaderlijke procureur. Alleen liefde He't boek is met lichte handge schreven, wat niet wil zeggen, dat er daarom geen zware proble men in behandeld worden, speci aal in de discussies van de procu reur met de jonge Polen. Deze Ërocureur is geheel vervuld van hristelijke liefde hij is over tuigd, dat alleen liefde het vuur van de haat uitblust. Maar hij is tegelijkertijd reactionnair pur sang. Geholpen door de machts middelen van de autocratisch ge regeerde staat onderdrukt hij de scholen en de kerken van anders denkenden. Hij doet dit in naam van de staatsmacht, die aan God zelf haar autoriteit ontleent. „Is dit laatste wel het ge val?" vraagt de graaf. „U doet het in naam van God. Maar dat is dan in elk geval niet de Godmet wie de opper procureur van de Heilige Synode in Rusland tientallen jaren heeft getracht alle volken te tyhaniseren, in wiens naam hij de onderdrukking van de scholen en kerken in Polen, de Oekraine of Litauen tot systeem heeft verheven, de God, in wiens naam de tijd stopgezet en de kalender teruggedraaid moet worden, opdat een „heilig Rus land" naar de smaak van een Russische God en zijn synodale Raad van Toezicht van de Newa zou kunnen ontstaan Neen, meneer de procureur, die God van u is niet mijn God, die in Polen wordt aangebeden Waar om riskeert ieder die het waagt, met uw Russische God te dis cussiëren over de doelmatigheid van onderdrukking, dom-houden en haat, in plaats van vooruit gang. liefde en waarheid in te laten?" De procureur heeft slechts één antwoord: „Wij zien hier alleen als in een spiegel. Wat meent U, kan de staat méér dan slechts een spiegel van de goddelijke or de zijn? Met de heerser als stad houder van Hem, die koning van de hele wereld is. Alles is onvol maakt aan die spiegel. Van iede re orde geeft hij een caricatuur. Maar zoudt U dan de materialis tische democratie willen? Dat Onloochenbaar Deze procureur is een van de vroomste vertegenwoordigers van een voorbijgegane periode. Maar het is onloochenbaar, dat de Grieks-Katholieke kerk in Rusland (zoals zovele kerken) een verbond had gesloten met het autocra tisch regime, dat de ar men alléén het hemelrijk beloofde, waarvoor ze van alle aardse goederen Is het dan geoorloofd, in de naam van Christus, elke democratische be weging te bestrijden. De procureur is een oprecht dienaar van God; aan de andere kant is hij rots-, vast overtuigd van de juistheid van zijn staatsopvatting. Hij bezit de innerlijke vrede, om dat hij geheel afziet van iedere wraak of bestraffing, zijn rang en macht onder de mensen offert, liefde en vergeving schenkt, Maar de lezer ontkomt niet aan de indruk, dat deze procureur in menig opzicht de mening van de auteur verkondigt. Men kan hier tegen inbrengen, dat Schaper als consciëntieus episch schrijver ge heel achter de gestalten van zijn roman verdwijnt en de voor de vertelling vereiste distantie tot hen bewaart. Zo leggen we dit hoogstaande boek met grote waardering, maar toch ook met een vraag uit de hand. J. H. Schouten. 1) Edzard schaper: „Attentat auf den Machtigen" 198 blz. Ultg. 8. IK EEK VRIJE WERELD ert Ernö Vashegyi, de gevluchte Hongaarse kunsten as-ballet van Werner Egk, zoals ze dat brachten in (Foto: W. E. 0MDAT de voor ons zo onmisbare koorzang blijkens zijn huidige problemen op een keerpunt is gekomen, verzocht ik de be kende koorleider Anton Krelage in dit verband iets over zichzelf en zijn ervaringen als koordirigent te vertellen. Daartoe was hij onder opoffering van zijn zo kostelijke zaterdagmiddag gaarne bereid. Hier ben ik dan in Hilversum, gul opgenomen in zyn gezellige familiekring. Allen komen er gemoedelijk bij zitten. Maar vader Krelage wordt daardoor niet van de wijs gebracht. Zoals dit van een leidinggevende persoonlijkheid valt te verwachten. Die onver stoorbaarheid kwam hem blijkbaar al heel jong te stade. Dat koortje van mij, hier koor zijn opvolger. Hij liet de jon- in Wormerveer, is dat misschien ge Krelage een paar repetities lei wat voor jou?", schreef een con- den, waarna het pleit werd be slecht: Krelage jr. werd dirigent. Was u niet geïntimi deerd? Zo ineens 300 (Van onze kunstredacteur) In oktober 1940 vestigde zich in New York een uitgeweken Hongaar, een man die na het overlijden van zijn moeder in Boeda pest geen noodzakelijkheid meer voelde in die stad te blijven en zich niet weinig onge rust maakte over de doorwerking van de totalitaire regimes. Niets was voor die man zo erg als een beknotting van de vrijheid en zo kwam hij in New York, min of meer als balling. De man heette Béla Bartók en zijn vrouw was de pianiste Ditta Pasztory. Een uitgeweken echtpaar, voor wie het uitwijken echter toen nog geen gevaren opleverde. In november 1956 week opnieuw een kunstenaars echtpaar uit Boedapest uit, een uitwijking echter die met levensgevaar gepaard ging. De angst van Bartók voor de vrijheidsbeknotting was werkelijkheid gewor den, het totalitaire regime had zijn slag geslagen en had tal van slachtoffers gemaakt. Het echtpaar uit 1956 heeft dat aan den lijve ondervonden en verkoos zoals zovele anderen de vrijheid, meenemend alleen de heimwee naar het eigen, het echte vaderland. De choreograaf en premier danseur van het Staatsoperaballet uit Boe dapest, Ernö Vashegyi, en diens echtgenote de prima ballerina van dit theater, Vera Pasztor, vluchtten na het Russische verraad in Honga rije naar een vrij en gastvrij Euro pa, eerst in Wenen vertoevend en daarna zich tijdelijk vestigend in Zurich, waar zij aan het Stadt- theater verbonden werden. Is het niet wonderlijk dat de naam van Bartóks echtgenote en die van de danseres een grote overeen komst hebben: Ditta Pasztory en op een keerpunt koorzang toestand vervult Krelage met be zorgdheid. Hij onderscheidt de al gemene „tenoren-nood" als sa menhangend met het gebrek aan jonge koorzangers. Dit weer als gevolg van algemeen tanende be- Vera Pasztor. het verenigings- Russen gearresteerd en op trans port gesteld. Zijn jonge vrouw Zou Krelage's wensdroom: een wachtte tevergeefs op de terug- aitvoerlng van „Jeanne d'Arc", komst van haar man. Dag zijn Amsterdams koor twee jaar studeren. Zich sloop. &Veel kon i huis binnen- „Dat niet", verklaart mij de nu 49-jarige Kre lage. „Maar als ik gewe ten had wat er in het vat lag moeizaam verdiepen in lopig ontoegankelijke partituur. Waar blijft dan de animo? Ik vraag mij af: ontgroeien de worden. „We moeten weg hier, zo gauw mogelijk, weg uit deze hel." Dat zei Ernö, maar hij wist nog niet hoe. De vlucht is gelukt, het holst van de nacht, Vera derne werken niet de capaciteit Pasztor verkleed als heel oud, servatoriumvriend hem in 1925. Anton was toen zeventien jaar en zat nog op het conservatorium in Amsterdam. Hij studeerde voor pianist, maar was door zijn vader, een bekend bestuurslid en organisator van „De Stem des Volks", als het ware in de koorzang opgevoed. Hij zong als kind al mee in de Kleine Stem. La ter in het grote koor. Maar hier in Wormerveer kwam de conservatoriumleerling zelf voor een koor te staan, waarvan een goed deel, huisvaders met snorren en baarden, reageerde met een „Moeten wij onder die snotneus weiken!?" Toch besloot men voor de aar digheid het kind even met zijn di rigeerstokje te laten knutselen. Maar in het kind met de korte broek, school de man. En achter de man rees een geboren koorlei der. Onder zijn jonge staf schaar den zich spoedig ook een Haar lems koor en ook een Hilversums. En toen, Anton was nauwelijks 20 jaar, zag de oude Frans Rich ters van het grote Amsterdamse £fR is meerdere malen be treurd dat er indertijd niet meer grammofoonopnamen zijn gemaakt van de alt Kathleen ferrier, die op 8 oktober 1953 in Londen is overleden. Er zijn weliswaar vele opnamen van haar, de woorden „Immerdar durch Tra- maar met betrekking tot haar hoge kunst is dat aantal toch zeer klein. Dank zij het feit, dat Kathleen's zuster, Winnifred Ferrier, de correspondentie met haar zuster heeft bewaard, werd in 1956 bekend, dat Kathleen Ferrier in Noorwegen in 1949 als toegift op een concert een lied van Jensen in het Noors had gezongen. o Nazoekingen brachten aan het licht dat Radio Oslo een band had .dat werkelijk niet bij alle zjinge- liggen, gemaakt bij een radio-concert in 1946 in tegenwoordigheid van ongeveer 250 genodigden. Deze band kreeg Winnifred Ferrier vorig jaar van de Oslo Radio aange boden en hiervan maakte DECCA een nieuwe plaat. Dit is eigenlijk een van de zeer weinige op- liedvertolkingen. Na drie korte aria's van Purcell en Handel, zingt Kathleen Fer rier hier de vier liederen van Hugo Wolff: „Verborgen- heit", „Der Gartner", „Auf ein altes Bild" en ,^uf einer Wan- derung". Als bijzon derheid vertelt ze dan voor de toegift, dat ze „in slecht Noors" „Altar" van L. I. Jensen zal zingen. Dat slechte Noors valt nogal erg mee. maar het aardige is, dat dit de enige grammofoon plaat is, die de gesproken stem van Kathleen Ferrier bevat. Het is tevens een life-recording, zodat men dus ook het applaus van het publiek hoort. (30 cm langspeelplaat L XT 5324). De pianobegeleiding is van Phyllis Men kan inderdaad niet dank baar genoeg zijn voor deze dekking. Allereerst is hier maakte Engelse barokstijl in „Hark. the echoing l „The Fairy Queen" van Henry digheid Purcell. en daarna in twee aria's haar to uit „Atalanta" (Like as the love- de Mörike-liederen van Hugo Wolf lorn turtle) en ..Admeto" (How doet komen. De berustende wijs- changed the vision) van Handel heid in „Verborgenheit", waarir Kathleen Fer band uit 1949 bij sehe ich der Sonne liebes Licht" de kern van het lied vormen, heeft Kathleen Ferrier zo gaaf verbeeld in haar vertolking, dat hier inder daad van een diep begrijpen kan worden gesproken, een begrijpen "le zange gevonden zal worden. Daar naast het heerlijk vertellende van „Der Gartner", de schier klassieke Tust van „Auf ein altes Bild" en het genietend-verhalende van „Auf einer Wanderung". Tot slot het mooie romantische lied van Jen sen. Bij het lidhte geruis van de plaat kan toch gesproken worden van een der schoonste opnamen van de grote Ferrier, ideaal bege leid door Phyllis Spurr. grote naam heeft gemaakt, zij het dan niet op vocaal maar op instru mentaal terrein, is de in Canada geboren celliste Zara Nelsova, een kleindochter van een Russische opera-zanger en de dochter van St. Petersburg. Reeds op 5-jarige leeftijd gaf Zara Nelsova een klein concert en reeds 8 jaar later debu teerde ze in Londen met het Lon- dens Symfonie-Orkest o.l.v. Sir Malcom Sargent. Haar New Yorks debuut was in 1943. Helaas is ze in ons land nog niet zo bekend. Decca heeft ook van haar een waardevolle opname gemaakt met de Sonate No. 3 in A-dur Op. 69, de Handel-variaties en de Mozart- variaties, alle van Beethoven. De pianobegeleiding verzorgt Artur Balsam (30 cm. langspeelplaat LXT 5268). Of Zara Nelso; speciale predispositie VIA NAALD ÉN PLAAT ook is de verhouding met het knap pe pianospel van Artur Balsam. Heeft Max Reger in zijn Mozart- variaties het verrukkelijk speelse Mozart-thema in een eigen, zware en romantische klankkleur ge drenkt, men kan bij Beethoven merken dat hij dichter bij Mozart stond en zijn 12 variaties op ihet speelse lied van Papageno „Ein Madchen oder Weibchen' uit Mo zart's ..Die Zauberflöte", is welis waar in Beethoven's idioom weer gegeven, maar naar de geest vol komen Mozart gebleven. En zo heeft Beethoven ook geheel de ba- rokgeest van het bekende „See, the conquering hero comes" (Dochter Zions, weest verblijd) uit Handel's „Judas Maccabeus" weten te handhaven. Het zijn beide uitzon derlijk fraaie variatie-werken ge worden, waarbij er een speels spel is tussen cello en piano, een spel dat aan een improvisatie doet den- Men kan zich indenken dat Beet hoven zich tot de diepe cellotoon aangetrokken heeft gevoeld en zo schreef hij dan ook 5 sonates voor cello en piano, waarvan die in A- dur Op. 69 wel het grootst en het diepst doorvoeld is. Dit werk, opge dragen aan Beethoven's vriend Ig- naz von Gleichenstein, is uiterst brillant geschreven maar het is niet bij deze brille gebleven, Zara Nelsova heeft dat zeer duidelijk begrepen en er een zeldzame no blesse aan gegeven. CORN. BASOSKI Het voetspoor van de oude Richters volgend op de nieuwe weg naar de oratoriumzang en, aan gemoedigd door Richters' geslaagde greep naar Die Jahreszeiten, nam Kre lage in zyn jeugdig élan een bijna te grote sprong: Brahms' „Ein Deutsches Requiem"! Maar hoe ieder zich inspande, het wilde maar niet. Twee weken voor de uitvoering ging Krelage met loden schoenen naar het be stuur, ontmoedigd: Wat moet ik beginnen! Het was het beslissende punt in zijn carrière en vermoedelijk was het zijn vader, een groot organi sator, die hem het geheim van de ware koordirigent openbaarde. Im mers, de organisator doet meer dan instructie geven: hij over tuigt de mensen. Als het enthou siasme eenmaal oplaait kunnen zij meer dan het mogelijke. Anton neemt de stok weer op. Hij repe teert, herwint zijn zelfvertrouwen en komt als een volwassen koor dirigent uit het vuur tevoorschijn. „We laten hem niet verhonge ren", zei „De Stem des Volks", voordat de oorlog deze voorlopig deed verstommen. De jonge diri gent kreeg gedurende de gehele bezetting zijn salaris doorbetaald. Anton Krelage was toen 32 jaar en kon reeds de balans opmaken van een bijna koperen dirigenten-jubi leum: hij herinnert zich de Kleine Mis van Beethoven (C-dur), Judas Maccabeus. Het Te Deum van Die- penbrock, dat hij ook in het bui tenland uitvoerde. Dan nog, onder veel meer, de Nederlandse pre mière van het Te Deum van Zol- tan Kodaly en het aanvankelijk veel stof opwaaiende moderne werk „Le Roi David" van Honeg- ger. Niet zo kwaad voor een koor dat wortelde in de eenvoudige Am sterdamse diamantbewerkers! Tijdens de oorlog woonde Krela ge in het (betrekkelijk) rustige Edam, werd aanstonds geënterd door een mannenkoortje en een kerkkoortje. Zo kwam hij achter het mooie oude orgelklavier van de St. Nicolaaskerk te zitten, gaf or gelvoordrachten en lessen die de veeboeren uit de omtrek hem ten slotte maar in natura betaalden. i elk amateurkoor? Daarmee rijst in ons gesprek de vraag in hoeverre de moderne koor-componisten hun werk kun- P^ii nui nen gaan richten op de tekenen des «°rioge tijdsvereenvoudiging van melo- diek en harmoniek en verschui ving naar het ritme, dat ?ozeer in brede lagen van de bevolking wordt geapprecieerd. Mijn hoogste waardering voor Krelage's vormgeving van Sem Dresdens zo moeilijke „Saint An- toine" op het Holland Festival. Mijn beste wensen voor zijn aan staande uitvoering tijdens de Fest- woche te Wenen. En toch zie ik de amateurkoorzang op een keerpunt gekomen. Eens heeft deze zich gebrekkig vrouwtje. En eerst i de vrijheid, in Oostenrijk, hoorde Vera hoe haar man uit het trans port was vrij gekomen. Een gou den horloge had hem gered, een horloge waarvoor een der Russi sche bewakers heel veel interesse had. En die bewaker zag meer in het horloge dan in de danser. Zo kon Ernö Vashegyi zich krui pend en sluipend vrij maken uit het transport en Boedapest weer bereiken. In Zürich heb ik het echtpaar gesproken en er veel tragische er varingen gehoord. Op deze plaats die alle herhalen is onnodig, zou een verkeerde sensatie zijn, zou een toegeven zijn aan de publieke nieuwsgierigheid. Vera Pasztor en d Ernö Vashegyi zijn in het vrije - Europa P" "-.oor Hsn Aio nimrac. greep van liet burgerlijke .Lie- gjerjgheid helpt de daad, die hen dertafeln kunnen ontworstelen ed de verlore„ m„. (Herinnert u zich nog het eeuwige _l;liiktepjo %i~reeeft „Grietje van de Mulder"?) Twin- gelijkheid hergeeft. tig jaar geleden wees Orff Carmina Burana reeds een weg om over de blinde muur van de geijk te oratoriumzang heen te komen. Wat ik wel wil doorgeven is de mededeling, dat een groot deel van de werken van die in 1940 uit geweken Hongaar, Béla Bartók, niet meer in zijn vaderland mag ■dirigent als worden uitgevoerd. En dat er in j jaren geen Ravel en Debussy v Moge het Krelage beschoren zijn deze jv we aanpak te verwezenlijken. Hij den uitgevoerd. Slechts het beschikt over een flinke dosis spi- rit en gezond verstand. Misschien lukt het hem. CARL LANS. Na de oorlog wereld tot Welk een barokke beweeglijkheid, welk een lichtheid voor een alt ""Beethovenvertolkster muzikale beleving maakt Groot niet alleen in tech- Beetho- heeft weet" ik niet, maar deze vertolkingen hebben haar de gehele stem, welk en welk een volmaakte technische beheersing. Werkelijk, deze drie kleine fragmenten mogen als voor beeld gelden voor alle vocale kun stenaars, die Purcell of Handel vol- moeten zingen, horen Wie dan de plaat omdraait ont dekt ineens die zeldzame veelzij- ge- vooral ook muzikaal opzicht. Nergens over spannen, nergens pathetisch, ner gens al te breed uitgesponnen, maar steeds met een klassieke wijs heid, een „spielfreudige" klaarheid grote muzikale spanning. i rijke viool, steeds glanzend. Uitnemend is die klank in de smal le groef vastgelegd en uitnemend Het eerste wederzien met zijn oude koor in Amsterdam was tra gisch. Ingevallen gezichten, hon geroedeem. En veel lege plaatsen. Plaatsen van Joodse zangers, wier buigzame muzikale stemmen voor goed tot zwijgen waren gebracht. Hebben jullie hiér weer wat voor mij te doen?" Deze vraag aan de omroep bracht Krelage een aanstelling als. orkestdirigent! Voor de oorlog had hij al dikwijls voor de microfoon gedirigeerd en hij kende radioland als zijn achter tuintje. Maar ten slotte moest hij toch komen waar hij hoorde: voor het koor. Het Grootomroepkoor van de N.R.U. telt 70 beroepsvocalisten. Uit dit koor worden het kamerkoor en de ensembles geformeerd. De omroepverenigingen zijn dus eigenlijk onze „klanten", ver telt Krelage. „en daardoor kunt u ons voor alle omroepen zonder on derscheid horen". Als koorrepetitor bereidt hij ve le grote uitvoeringen van gastdi- rigenten voor. A-capella uitvoerin gen dirigeert hij zelf. „Het zou ook niet te doen zijn om alles alleen te dirigeren. Zelfs met z'n drieën kun nen we het maar nèt af". Dan zijn er nog de audities van candidaten voor het koor. Van de ze, die een behoorlijke beloning en volledige sociale voorzieningen gaan genieten, mag het nodige worden geëist. Een scherpe selec tie vindt dan ook plaats. amateurkoren De amateurkoren zijn echter „gemeenschappen", waaraan niet rigoureus valt te dokteren. Hun ANTON KRELAGE koor-dirigent. conventionele, het volkse communistische zijn toegelaten. Een componist als Zoltan Kodaly heeft na zijn grootse werken wei nig meer geschreven. De voor waarden waaraan zijn werken moeten voldoen beknotten hem in zijn vrije inspiratie en op de Mu- ziekhogeschool geeft hij slechts on derricht in folklore. i Vera Pasztor en Ernö Vashe gyi spreken er niet dan met schaamte en met intense spijt over. En dat nog wel in Hongarije dat op muziekgebied steeds zulk een belangrijke plaats heeft inge nomen, dat een oude traditie heeft op dit gebied en waar eens Haydn Mozart, Beethoven en £<iszt triom fen vierden, vrij en ongehinderd. In Zürich hebben Vera Pasztor en Ernö Vashegyi enkele recitals ge geven, zij hebben er de choreogra fie en de hoofdrollen vervuld in het beroemde ballet „Abraxas" van Werner Egk, in de Juni-Fest- wochen brengen ze het abstracte ballet „Le Prisme" van Nico Kaufmann en bij de opening van deze Festwochen zag ik ze in „Da wonderbaarlijke mandarijn" van Béla Eartók, strak, expressief cn muzikaal-uitgewogen de choreo grafie zettend, technisch formida bel en gaaf van uitdrukking en kracht de rollen van het meisje en de mandarijn dansend. Bin nenkort zullen beiden in New York bij het New York City Ballet de choreografie verzorgen van de Harry Janos van hun landgenoot Zoltén Kodaly. Maar hun ideaal is toch Europa en hun verlangen is eens in Nederland te kunnen op treden, een land, dat hen als mu ziek in de oren klinkt. Toen ik die morgen de trap afging mijn voeten reeds in het deur-daglicht voelde ik dat hoven de leuning hing je verwijtend onopgemaakt gezicht. Je zei dat alles je tegen zat, maar omschrijven kon je het niet. Toch deed je of ik er schuld aan had en je keek als had je een groot verdriet. Maar huiten voelde ik me niet bevrijd. Je kunt me geloven, al klinkt het gek, ik raakte dat gevoel niet kwijt, jouw gezicht achter in mijn nek. Ik draaide een paar maal om met een ruk. niets hielp. Mij smaakte geen sigaret en het gevoel als was er iets stuk kreeg ik die dag niet van me afgezet. Maar 's avonds toen ik de deur in kwam was het weg hij de eerste stap, want in het licht van de TL-lamp stond je stralend 7"chend aan de trap. FRANK DAEN.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1957 | | pagina 18