Spookdorp in de Eiffel -12 jaar
onbewoond
VOOR JOHANN:
Coulissen van zijn herinneringen
Wollseifen wordt nooit meer opgebouwd
ZONDAGS
BLAD
brieven aan de
nieuiuc Ccite rfjc (iTouranl
ZATERbAG 22 JUM 1957
SAMEN stappen ze in de autobus, die in
een pluim van wit, scherp stof in het
dorpje Einruhr is gestopt: Johann, de
smidsleerling en zijn kleine, wat verlegen
meisje. Ze vinden een plaatsje achterin en
zitten daar hand in hand naar het voorbij
schietende Eiffel-landschap te kijken. Wit
gekalkte vakwerkhuizen, heuvels eerst,
bergen daarna de bus gromt zich vast
beraden door een paar haarspeldbochten
omhoog, omhoog tot zij op de brede vlakke
top zijn van één van de bergen in de Eiffel,
waar prikkeldraadhekken staan en de blok
kendoos van twee militaire kampen, ter
zijde van de betonweg, die in een pande
monium van hitte, bruin leemstof cn wit
steenslag wordt aangelegd. „Kamp Vogel
sang wijst Johann zijn meisje, en de
bus stopt oni hen uit te laten. Ze knijpen
de ogen dicht voor het stof, als de bus weer
wegrijdt en dan staan ze daar eenzaam op
het groene plateau, naast het prikkeldraad
hek, waar een Belgisch militair met helm
en bepakking de warmte staat te haten.
Voor Kamp Vogelsang hebben
ze geen interesse, de Duitse
Johann en zijn Duitse meisje.
Hand in hand lopen ze van de
weg af, terzijde van wat eens
een met bomen beplante laan
was, maar waarvan nu niets
anders over is dan een ver
warde serie diepe voren
wonden door rupsbanden van
tanks in. de grond gesneden,
omgewoelde en opzijgeworpen
modder die gedroogd is. Aan het
eind van de laan staat een
kapelletje, maar het kruisbeeld
onbreekt, en in de achterwand
gaapt een gat door een granaat
geslagen. Ernaast staat de bouw
val van een Duits bouwvakhuis:
de spanten en balken steken
als wanhopige armen naar de
blauwe lucht, lege raamgaten
onthullen dat de woonkamer en
de schuur van deze verwoeste
boerenwoning met struikgewas
en onkruid wild zijn over
woekerd.
Het is een huis, dat al jaren
zo verwoest moet hebben .ge
staan, het is een triest beeld
van een oorlog die over het
land trok en ravage aanrichtte
waar welvaart heerste. Johann
en zijn meisje praten niet
hand in hand lopen ze als een
paar verdwaalde kinderen langs
de kapotte kapel en het stukke
huis de heuvel over. Nóg een
huis hetzelfde beeld, dat-
van niet herstelde
ravage.
De weg daalt naar een dal
letje, links en rechts staan de
huizen half ingestort en ver
woest, door kogels en bommen
beschadigd en verlaten door de
bewoners, temidden van een
ongebreidelde vegetatie, langs mijn rug begon "toen
een modderspoor met rupsband-
prenten dat eens de dorpsstraat
is geweest. We schrijven 1957,
twaalf jaren na het einde van
de oorlog
en het C
Tanks komen er
telkens terug
dorp heet
Wollseifen
en het staat
nog steeds
op de land
kaart. ook
al ontbreekt
daarop (evenals tn werke
lijkheid) de landweg. Woll
seifen is verwoest en Woll
seifen is nooit opgebouwd
de tocht van Ji 1
verlegen meisje
vaart naar de plaats van hun
jeugd, naar het kerkje, waar
voor ze nu zwijgend stilstaan
en dat de resten van zijn muren
zwaarmoedig tussen de klimop,
de struiken en het onkruid
omhoog houdt.
Het is benauwd in de blikken midden op den baan zet
Nissen-hut. die als het komt een tank om den hoek
huisje van Piggelmee Die dingen stoppen niet zo et
tussen een baar bomen twee-drie
staat. De zon stooft op
het ijzeren dak, veel
men om open te zetten
zijn er niet. Een Belgi
sche jongen zit er achter
een bureautje wat ver
wezen te kijken naar de
papieren, die hij voor
zich heeft, achter zijn
rug liggen twee kame
raden zuchtend op de
Grauwe ruïne
Naast de kerk ligt het kerk
hof en daar lag Johanns groot
vader vredig begraven tot
de oorlog kwam, en de bezetter,
die het kapotte dorp in beslag
nam om er oefenterrein van te
maken. Johann en zijn meisje
stromatrassen van dit staan er zwijgend bij te kijken,
wachtlokaal sigaretjes het overwoekerde gras naast
te roken. De schild- dc begroeide kerkruïne. Daar
zijn houten rustten de doden van Wollseifen,
daar rusten er nu nog. Ze lopen
verder, hand in hand, verdoolde
kinderen in een wijde, eenzame
bïikken wereld. Ze lopen langs het
ie *n Einkaufhaus. een grauwe ruïne,
t" met de Duitse letters nog vaag
wacht
huisje, vijftien
verderop, wijst me de
deur van het „wachtlo
kaal", wijdse
het grauwt
hutje, en vertelt
sappig Vlaams
wachtoverste 'aa..
spreken". De wacht- op de muur. Eronder staat met
geschreven en gekrast:
„Sgt. P. T. Hope was here, 12-5-
"dë 1949". Ze lopen langs
jverste is de jongen i
zijn khaki-hemd. verwi
zen zittend achter zijn
schrijfbureautje cn de *>e lupcn
rokende kameraden op vroeger de dorpswinkel uias
de stromatrassen vor- staan dan stil voor een huis,
men „de wacht". dat voor het kleine, bebrilde,
verlegen meisje geen enkel
ander aspect biedt dan hetzelfde
sinistere van dit hele dode
dorp. Maar in Johann wordt
iets wakker. „Hier woonden
we, vader, moeder, de zussen
en ik. Ik ben er geboren
daar in die kamer op de eerste
verdieping. Kijk er hangen nog
flarden van het bloemetjes-
behang op de muur; dat behang
kan ik me nog best herinneren,
want later werd het de kamer
van de zussen. Hier beneden
was de huiskamer en daar zaten
we altijd om de tafel zum
Abendessen vader moe van
het werk op het land, moeder
welgedaan als een kloek en de
zussen altijd kibbelend en pla
gend, door vaders zware stem
•n toom gehouden
Zijn hand laat die van zij\
ueisje los. ..Kijk en hier wa
le tuin, daar hadden we alle
maal een eigen stukje. Ik had
er met stenen en leem een rots
tuintje van gemaakt, de zussen
Achter da geknakte en verwil
derde bomen van het kerkhof
staat de. schaapherder onbe-
temidden van rauwe
..Dat dorp?" spreekt de wacht
overste, ,.ja dat gebruiken wij als
oefenterrein voor tanks en infan
terie. Oh jawel, ge moogt er rus
tig komen, maar ge moet daar wel
voorzichtig zijn En dat her
innert me ineens aan enkele uren
terug, toen ik het autootje in Woll
seifen had neergezet en druk foto's
stond te maken van dit verwoeste
verlaten dorp. Vlak achter
mitrailleur te blaffen, korte droge
knallen, nijdige zweepslagen, die
de zomcrstilte ruw kapotmaakten.
En to^n ik -- hazenhart een
hoek van een kapot huis omschoot,
stond ik oog
in oog met
een grote,
grote tank.
die de ge
schutskoepel
langzaam
draaide, als
wilde dat si
te oog van de vuurmond me eens
bekijken, een oude dame die traag
haar face a main voor het oog
brengt om een vreemde indringer
te bezien Ik ben toen beducht
vragen, of ik in dat dorp wel mag
zijn En daarom treft me dat:
ge moet daar wel voorzich
tig zijn... Heb ik in lijfsgevaar
verkeerd, hebben de kogels en de
granaten mij dan maar nét ge
mist? De wachtoverste monkelt
daar wat over. ,,Ach neen, maar
ge moogt uw voituurke in dat dorp
wel wegsteken, want als ge het
zetten hun hoekje vol met
bloemen. En daar en hier
Hij vertelt het üllemaal haast
stotterend van haast, om de
herinneringen, die hem over
spoelen, met woorden bij te
houden.
En het meisje kijkt en knikt,
maar in haar ogen staat angst.
Angst om act, wat ze met
Johann niet delen kan: de fan
tasie om van dit lugubere brok
bouwval een bewoond huis te
maken, met een tuintje en
degelijke zware meubelen ach
ter de kleine ramen, met de
schapen achter het huis en het
paard hinnekend en stommelend
in de kleine stal.
Zfi lopen verder en Johann
hééfi haar hand weer gepakt.
Daar woonde mijn vriendje, en
daar en daarZe lopen weer
terug, langs de kerk, het kerk
hof en het kapotte kapelletje.
En op de betonnen weg staan
ze zwijgend bijeen in de wijd
heid van het haast boomloze
landschap, als de bus weer
komt, in een wolk van wit en
bruin, scherp stof... Het meisje
zucht. Van opluchting? Johann
kijkt nog eens om. Voor hem
geen boze droom, voor hem
coulissen voor het spel van zijn
herinnering.
Inspiratie
Fanatiekelingen zijn ze niet In
dat leger van België, dat daar in
Duitsland is gelegerd cn in en
rond Wollseifen met zijn gevaar
lijke en gruwelijke speelgoed ex
erceert. Als ik het dorp weer
binnen wil rijden, verspert een
tank mijn weg. Ik weet eerst niet
wat te doen, maar de gemoede
lijkheid van de wachtoverste en
de rokende soldaten geeft me in
spiratie. Ik toeter, gewoon, of ik
een andere auto
voorbij^ wil. Het
kleine figuurtje,
dat met hoofd
en schouders uit
de geschutskoepel
steekt, kijkt om,
ziet me en roept
iets naar beneden.
Het logge gevaarte
begint te brommen,
zwenkt opzij in wat
vroeger de berm
was en het poppe
tje wenkt: kom d'r
maar langs. Ik rijd
er langs, dank met
een handgebaar en
zie in mijn spiegel
tje, dat de tank
achter mij weer op
op z'n plaats gaat
staan. Ik hobbel verder door
de hardgeworden moddersporen
en stuit op een jeep met een Bel
gisch officier Ik ga naar hem
toe. ik zeg hem, dat ik zo maar
wat rondkijk en dat hij niet be
hoeft te vrezen, dat ik me met
pen en fototoestel met zijn ma
noeuvre zal bemoeien. Hij lacht en
klopt me op de schouder ..als
ge dan maar geen soldaten foto-:
grafeert. zegt hij. En dat heb
ik dan ook niet gedaan.
hoofd. En als ik dan ook de
afgebrokkelde stenen pilaren zie,
die vroeger waarschijnlijk een
toegangshek tot een villa? tot
een park? hebben gedragen,
draai ik de wagen het erachter ge
legen gras- en onkruid veld op
Een idyllisch plekje, omzoomd
met verwilderde en half omgezak-
te bomen. En achter die bomen,,
op de neergaande helling van de
berg, een schaapherder, onbewo
gen rondkijkend onder het randje
van zijn hoed. Hij heet me recht
vriendelijk een goede morgen en
als we zijn uitgepraat over de dik
te van zijn schapen, de kwaliteit
hun wol, de steenachtige bo-
i het verschil tussen „süss"
en „sauer" gras komen we als
vanzelf op het dorp achter onze
rug.
„Wollseifen telde 600 zielen,"
egt de herder, zijn handen als
?en gebarsten aarden kommetje
'.eggend om het vlammetje van
mijn aansteker. ..en ii 1044 trok
hier de oorlog voorbij. Wollseifen
werd gedeeltelijk verwoest en de
mensen zochten een goed heenko
men, wég van dit rond plateau,
naar de bescherming van de dor
pen in het dal: Einruhr, Herhahn,
Gmiind. Morsbach en Dreiborn.
De oorlog was voorbij de inwo
ners keerden terug en nestelden
zich zo goed en zo kwaad als dat
ging, in hun kapotte huizen, rond
de halve ruïne van hun kerk. En
toen kwam de bezetter en die
kocht de huizen van Wollseifen.
En weer gingen de bewoners weg.
met hun hebben en houden op wa
gentjes en karren. De helft ver
dween in de dorpen in de buurt,
de helft streek neer, daar achter
de volgende berg, waar ze een
stuk bos ontgonnen en er land
bouwgrond van maakten. Wollsei
fen werd niet opgebouwd, Wollsei
fen werd militair oefenterrein en
sinds 1945 ratelen er de mitrail
leurs en de mortieren laten er
hun oefengranaten met doffe plof
fen vallen. Sinds twaalf jaar is
er in Wollseifen geen mens meer
ter kerke gegaan, is er geen steen
gemetseld, geen half openhangen-
Rustig man
De smid van Einruhr is een
rustig man. Als ik hem naar
zijn leerjongen vraag, wijst
hij naar achteren in de don
kere werkplaats. „Johann, een
meneer voor je En Johann
veegt zijn handen aan zijn
overall af, voor hij een sigaret
accepteert, bekijkt, beruikt en
in de mondhoek stopt. Jawel,
hij is met zijn meisje in het
dorp geweest, vorige week. Hoe
ik dat weet? Oh. van de schaap
herder. Nee, hij kan niet met
me mee in de auto om in dat
dorp een foto van hem te
maken, nee, dat doet hij ook
maar liever niet. Het heeft toch
allemaal geen zin. Ook zijn
meisje gaat er niet graag meer
naar toe, en zeker niet als het
is voor een foto in een Neder
landse krant. Zijn naam ach
doet dat er eigenlijk iets toe?
Nee, liever zyn naam ook niet
in de krant
We vragen het de smid, die
onverstoorbaar is blijven door
werken. Hoe zijn leerjongen
heet? Vraagt u het hem zelf
maar. Wil hij het niet zeggen?
Ja, in dat geval... Johann
blijft voor ons kortweg Johann
een vriendelijke, vastbesloten
jongen, die aan zijn meisje ge
zien heeft, dat Wollseifen nu,
nu ze volgende week gaan
trouwen, verleden tijd is, en dat
de herinneringen geen ver
woeste coulissen meer zullen
hebben.
De wachtoverste in het blikken
huisje staat op en bergt de pape
rassen in zijn la. De twee solda
ten staan op van de stromatras
sen en pakken hun helmen, zuch
tend, apatisch. De wacht wordt af
gelost en tegen de volgende wacht
overste, die de papieren uit de la
weer voor zich neemt, luidt de
laatste instructie: en er rijdt
een meneer met een autootje al de
hele morgen in het dorp rond.
Waarom? Dat moet je me niet
vragen
De herder praat door, wijst
me de huizen, de boeren-
bedoeningen. En als ik even
later de auto wat beschroomd
van het graslandje tussen de
verwilderde bomen het toegangs
poortje uitrijd, is dat, omdat
de herder me vertelde, dat,
waar mijn auto staat, vroeger
het Joodse kerkhof was.
De tank draait zijn koepel be
hoedzaam rond en achter de hoek
van een verwoest huis ratelt de
zweepslag van een mitrailleur.
Gehelmde soldaten rukken tus
sen de woeste struiken op, bezet
ten het gemeentehuis cn de offi
cier in de jeep kijkt kritisch toe.
Ik krijg een hand van de
smid, ik krijg een hand van
Johann. We moeten Wollseifen
vergeten, want het vervalt elk
jaar iets meer. En er zal een
ogenblik komen, dat er van de
kerk en de huizen, het kapel
letje en het kerkhof alleen maar
hopen verbrokkelde stenen over
zijn. En dan zal niemand meer
zeggen: dit was een dorp. En
dan zal het op de landkaart
veranderd wordenvan de
zwarte blokjes die de bebouwing
aangeven, maken ze dan drie
zwarte puntjes. Het teken voor
„Vlieg er eens uit, met
boek" dat is de leus voor de
boekenweek. Die komt echter
i tot haar recht in de vacan-
lietijd. Velen blijken die wenk
te zullen opvolgen. De stroom
verzoekjes blijft althans gesta
dig binnenvloeien.
(vie waagt
Mevr. J. C. de Frijter, Havenpolder
B 45 te Sluis (Zeeland) om nu
ens van daaruit de serie te be-
innen „wil het ook maar
p deze manier proberen". Zy
»ekt al lang drie boeken, die z
■aar nergens kan krijgen. Het zy
„Dijkdoorbraak" van G. J. Peeier
r de branding" van J. Smelik
Wat eeuwig zeker is"
Bernard van Bergen. „Hopende dat
ik slaag" etc., wy hopen dat
ook. Is er iemand die mevr.
Frytcr de gewenste boeken
«schaffen?
""met compleet
t het Oos
haar hutje zo koud".
FOTO RECHTS: Van het ene
in het verlaten spookdorp
Wollseifen staan de muren nog
eind, van het andere steken
panten en balken in een chaos
uit de puinhopen naar de lucht,
'laar voor beide gezinnen was de
irlog het einde van hun verblijf
inhei dorp: met hun hele hebben
en houden trokken ze naar een
lillen"van hun 'huizen hl "ven
aam en onopgeruimd achter
Het was met de Zuinigheids-Rallve en het was in het wagentje van Jan Boeschoten, dat v
terug door de Eiffel kwamen. En toen schreef ik: vanmorgen is een ramp gebeurd. W
hele kopgroep verdwaald, doordat wat wegwerkers aan een nieuwe betonnen weg ons
zijpaadje in wezen. We kwamen in een spookdorp, dat in de oorlog verwoest, en nooit mee
en dat er nog precies zo bijlag, als Duitslands
nederlaag het achterliet
We /noesten verder, maar een plan groeide in
mijn gedachten: nog eens met camera en bloc
note terug naar dat dorp, en vertellen van wat
zich aan Wollseifen voltrokken heeft. In bij
gaande reportage heb ik dat gedaan, eri een
goede autokaart vertelt u de juiste ligging van
dit „spookdorp in de Eiffel", een goede hon
derd kilometer van Zuid-Limburg, tussen het
prachtige, laat-Barokke Monschau en het meer
efficiente Schleiden.
vele weken
zijn met dc
en verkeerd
bewoond is
Op de rand van I
brede bergen vc
die u langs het r
Kamp Vogelsang leidt: