Crij 2/ult een kind vinden
li
en
KERSTUITGAVE VAN DE NIEUWE LEIDSCHE COURANT
.Jde
Pr is
ensbe e
)IT IS DE NACHT van de geboorte van Jezus Christus:
als Maria haar Goddelijk Kind ter wereld brengt
schijnt het hemellicht over Bethlehems velden en
tidigt de engelenstem het einde aan van de adventstijd:
is de Heiland geboren, namelijk Christus, de
ire!" De belofte, reeds in het paradijs gegeven is
tvuld. Het lange, eindeloos lange wachten is ten einde:
Zoon is gekomen en zal de paradijsvloek van deze
Ie op zijn schouders nemen en wegdragen naar het
lis. Luister o mens: heden is de Heiland geboren,
de hemel is Hij neergedaald op de aarde en daar-
is de weg van de aarde naar de hemel voor u open.
engel spreekt verder; zijn Goddelijke boodschap
Pernog niet ten einde. „En dit zij u het teken: Gij zult
1 kind vinden in doeken gewikkeld en liggende in een
h>be." Is dat niet een wat schamel slot van deze
•kondiging van grote blijdschap voor heel het volk"?
teken een kind. Een hulpeloos kind en dan ook
mJl een arm kir.d. Zijn op dat kind die schone namen
toepassing: Heiland redder, Christus Gods
Here gebieder? Er is wel veel, heel veel
Jfitrouwen, heel veel geloof voor nodig!
B>ie herders zijn naar Bethlehem gegaan. Hard lopend
's. En ze hebben het kind gevonden: zij zijn overtuigd
de engel waarheid heeft gesproken dat de Heiland
geboren i s. Maar ze zijn dan ook vrijwel de
Ien: de andeien luisteren wel naar hun verhalen en
tazen er zich wel over maar verder niets,
dat te verw nderen? Is het vreemd dat zij niet maar
^tstoots willen aanremen dat dat arme kind daar in
hlehem het einde betekende van die eindeloos lange
rent? Dat met dit kir.d nu alle beloften, alle profetieën,
afschaduwingen voorbij waren; dat Gods toezeggingen
lit kind nun vervulling hadden gevonden? Denk even
in die lange, bange jaren van verval-had men zich
voorstelling gevormd van de Zaligmaker, de redder,
zou een zoon van David zijn en het rijk van David,
glorieuze Joodse rijk weer in volle glorie doen
leven. Hij zou het Romeinse juk afrukken van de
gdjfouders van zijn volk, de zetbaas-koningen wegjagen,
tollenaars-ui» ouiters straffen. Een nationale held zou
zijn maai heden op de dag die de engel een dag
int i grote blijdochap noemt, gaat het alleen maar over
kind!
tjLA IN UW GEDACHTEN een aantal jaren over
*1 Het kind is een man geworden. Een man, gehaat
J door de een, geloofd door de ander. Daar staat
ft in een van de tempelzalen in Jeruzalem, temidden
lTi een kring van discipelen en belangstellende
«teraars. Van sommigen dwalen de gedachten af: zij
icen naar die tempel de schone parel van Jeruzalem,
«i er is trots in hun hart. Trots en het onblusbare
ilangen naar vrijheid. En dan gaan hun ogen weer
tfr Jezus, d:e immers de Zaligmaker, de redder heet
■dzijn! Lea<t hij hun gedachten? Zijn stem klinkt: „Wat
daar aanschouwt er zullen dagen komen waarin
Irn steen op üe andere zal gelaten worden, die niet zal
worden weggebroken". En luister nu naar de vraag die
de discipelen hem stellen: „Meester, wat is het teken dat
deze dingen zullen gebeuren? Wanneer zal dit dan
geschieden?"
Daar is dan weer hetzelfde woord: een teken. God
gaf een teken toen die eerste lange periode van wachten
voorbij was: een kind. Nu wordt van Gods Zoon gevraagd
wat het teken zal zijn dat de tweede adventsperiode haar
einde nadert. Want dat is de (nog niet geheel begrepen)
inhoud van de vraag der discipelen. En zo beantwoordt
Jezus ook die vraag:
„Zodra gij Jeruzalem door tentenkampen omringd ziet,
weet dan dat zijn verwoesting nabij is. Laten dan die
in Judea zijn vluchten naar de bergen; en die binnen
de stad zijn, de wijk nemen; en die op het land zijn er
niet binnengaan; want dit zijn de dagen van vergel
ding waarin alles wat geschreven is, in vervulling gaat.
Wee de zwangeren en de zogenden in die dagend Want
er zal grote nood zijn over het land en toorn over dit
volk, en zij zullen vallen door scherpte des zwaards
en als gevangenen weggevoerd worden onder alle hei
denen, en Jeruzalem zal door heidenen vertrapt worden
totdat de tijden der heidenen zullen vervuld zijn."
„En er zullen tekenen zijn aan zon en maan en sterren
en op de aarde radeloze angst onder de volken vanwege
het bulderen van zee en branding, terwijl de mensen
bezwijmen van vrees en angst over de dingen die over de
wereld komen. Want de machten der hemelen zullen
wankelen. En dan zullen zij de Zoon des mensen zien
komen op een wolk, met grote macht en heerlijkheid."
„Wanneer deze dingen beginneh te geschieden, richt u op
en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing ge
naakt!"
Ziet ge het? In de volheid des tijds, aan het einde van
die eerste periode van advent, van wachten op de Zalig
maker, was Gods teker.: een kind. Aan het einde van de
tweede periode van advent, van wachten op Christus'
wederkomst, is Gods teken: de wereldchaos! Zegt u dat
iets, Kerst fees'wierder van 1956?
DUS....? Ja inderdaad: dit is de juiste conclusie:
tussen kribbe en kruis ligt des mensen oordeel
over de Christus, Gods Zoon en tussen hemel
vaart en wederkomst van de Christus, Gods Zoon, ligt
Zijn oordeel o\'er de mensen, over de wereld die Hem
verworpen heeft. En in die periode van wachten, eindeloos
lang wachten op Zün komst, leven u en ik in het jaar
1956....
Wat is dat ontzettend moeilijk te verwerken. Kijk om
u heen en zie: Daar, ergens in deze wereld, buigt zich
een moeder over de rand van een wieg. Er zijn tranen in
haar ogen maat er is een glimlach om haar mond. Ergens
in deze werelrt het kan in Boedapest zijn en dan
verbaast u zich niet over die tranen. Want wordt ergens
ter wereld zoveel leed geleden als juist daar? Het kan
ook in Chicago zijn of in Londen of in Johannesburg.
Het kan ook zijn in het huis naast het uwe. Leed en
tranen, angst °n pijn zijn niet aan een plaats gebonden.
Zij zijn overal en ontzien niets en niemand. Zelfs een
moeder mat die nog kan lachen door haar tranen heen
omdat ze een kind heeft.
En dan glijd; de blik van die moeder weg, naar buiten,
naar het kille teven, naar de toekomst als haar kind groot
zal zijn. Is het vreemd dat in haar hart soms plotseling
de woede oplaait en de verbittering en de haat? Het
giert in haar als een niets ontziende storm. Haat is er
jegens de moordenaars van het Kremlin van wier handen
het bloed druipt van het Hongaarse volk. Verbittering
is er jegens de pratende staatslieden van de Verenigde
Naties die dat alles niet hebben kunnen voorkomen en
die, machteloos als zijzelf, het bloedbad, het vuige
verraad, moeten aanzien. En ook.... de woede jegens
God. Is het vreemd dat die vrouw haar vuist opheft naar
de hemel? De hemel die schijnbaar dicht blijft bij zoveel
ellende. Is er dan in die hemel geen God die recht doet?
Laat die God dan maar alles, alles toe? Ziet Hij dan
niet dat kindje daar in die wieg? Wat zal Hij straks
antwoorden als het kinderstemmetje schreiend zal
vragen waar zijn vader is zijn vader die het nooit zal
zien want hij is immers vermoord! Hoort ge, God:
Vermoord! Waarom? Waarom?
Hebt ge dit tafereel gezien, lezer? Het is u niet vreemd:
in uw huia, in uw hart is het toch dikwijls niet anders!
En kunt ge tóch Kerstfeest vieren? Kunt ge toch zingen:
„Ere zij God en vrede op aarde"?
DENKT U ZO, lezer? Ach natuurlijk: wie niet in koude,
egoïstische onveischilligheid door deze wereld heen
gaat. die denkt soms zo. Die stikt soms bijna van
blinde haat en martelende machteloosheid. En die huilt
soms, zittend aan zijn radio of zijn krant lezend, hete en
bittere tranen
Ik vraag u: ga mee terug. Terug naar de herders in
Bethlehems velden. Neem alles maar met u mee: die hele
wereldchacs waar u niet meer tegenop kunt. Neem het
maar mee en volg die herders naar de stal waar het
Kerstkind ligt. Maar neem ook dat engelenwoord mee
van welks waarheid dit kind een teken is: heden is u
geboren de Zaligmakei! Want daar gaat het om. Inder
daad, in die stal ligt maar een kind, een hulpeloos kind
en nog een arm kiiul bovendien. Dat is teleurstellend,
voor die herders, voor de naar vrijheid verlangende Joden.
voor u die de wereldchaos met u brengt. Maardit
kind is de Zahgmaker. Het kan nog lang duren, maar
Hij overwint daaraan is geen twijfel mogelijk. Hij is
de Koning van hemel en van aarde en aan de komst van
dat Rijk gaat dit Kind werken.
Hoe? Natuurlijk vraagt ge naar dat hoe. Dat wilt ge
weten en als het kan wilt ge de plannen veranderen
zoals ge dat graag zoudt willen. De herders hebben daar
zo hun eigen denkbeelden over: herstel van het Joodse
rijk in de ouae luister. Christus' antwoord? Van deze
tempel zal nief een steen op de andere gelaten worden!
En daar staat gij dan en ge zoudt ook zo graag ver
anderingen in cue plannen willen aanbrengen. Als God
nu maar eens dat ijzeien gordijn afbrak en dat Kremlin
binnenste buiten keerde; als Hij maar eens een tijd van
vrede en voorspoed gaf dan zouden zending en evange
lisatie immers veel beter kunnen opbloeien en een veel
vruchtbaai der bodem kunnen vinden. Als God die onver
schilligheid en die grauwe massageest maar eens brak,
wat zouden dan de kerken vol zitten. Als God
Neen lezer, God doet dat niet! God vraagt var. u geen
kritiek op Zijn doen en laten en God behoeft uw hulp
niet bij de uitvoering van Zijn plannen. Zoals God de
oude wereid geleid heeft naar de volheid des tijds, zo
leidt God onze wereld naar de volheid des tijds. Naar
het einde van de tweede advent. En dat einde is Zijn
wederkomst. Dar. niet als een kind, maar gezeten op een
wolk, met macht en heerlijkheid. Dan is het ogenblik
aangebroken waarop „de tijden der heidenen zullen ver
vuld zijn". Dat is het ogenblik waarop er „radeloze angst
zal zijn onder de volken, zodat de mensen zullen bezwij
men van vrees en angst". En dat is het ogenblik waarop
tegen u, Christenen, gezegd wordt; „Richt u op en hef
uw hoofd omhoog, want uw verlossing genaakt!" Precies
zoals door de engel tot de herders gezegd is: „Ik verkondig
u grote blijdschap!"
Daar staat ge dus, in die stal, naast die herders, en de
wereldchaos drukt u terneer. Ge gaat er zo onder gebukt
dat ge het kind nauwelijks meer kunt zien. Dat ge
eigenlijk geen Kerstfeest meer kunt vieren! Richt u toch
op en heft uw hoofd omhoog. Zie, de hemel is geopend,
want Gods Zoon is uit die hemel naar de aarde gekomen.
En die hemel blijft open.... daar wacht men op u,
christen van 195b En misschien op dat kind over welks
wieg nu die moeder zich heenbuigt en welks toekomst
haar zoveel zorgen geeft. Zorgen? Die toekomst is immers
in de hemel vastgelegd en èr is zelfs geen ogenblik dat
God uw kind uit het oog verliest. Er gebeurt niets zonder
dat God het wm
j
DIE HERDERS hebben het kind gevonden. Eri daarna
zijn ze de stal uitgegaan, terug naar hun schapen,
's Ochtencs toen het licht was hebben ze aan
iedereen hun belevenissen verteld En toen ze de dag
daarna kennissen tegenkwamen hebben ze het ook nog
verteld en de daarop volgende dag misschien ook nog.
Toen wist beel Bethlehem het en er veranderde niets.
In die Kerstnacht hebt gij naast die herders gestaan.
Ge hebt er uw Heiland ontmoet en uw hart is stil gewor
den. En toen zijt ge weer weggegaan, terug naar uw
werk, uw gezin de wereld waarin gij leeft. Vergis u
niet. in die wereld is niets veranderd Nog heerst de
terreur in Boedapest en nog vluchten Hongaren in
donkere nachten over de grens. De mannen van het
Kremlin zijn nog evrr machtig en het praten in de verga
deringen der Verenigde Naties heeft nog even weinig
resultaat. En ze als het in die grote wereld is, zo is het
ook nog in de kleine wereld om u heen. Afgunst, liefde
loosheid, onverschilligheid ze zijn niet minder gewor
den. Erger ze zijn misschien nog toegenomen, want de
tijd rept zich voort naar het einde en dat einde is de
chaos.
Maar als het goed is, is er wel iets veranderd: gij zijt
veranderd Ge hebt immers uw Heiland gezien en ge
weet immers heel zeker, dat Hij de wereld naar dat einde
leidt. In uw hart wonen niet meer de bitterheid en de
angst diar woont de zekerheid dat God werkt aan uw
verlossing. Niet langer loopt ge met neergebogen hoofd,
de verwijlen vrezend Hat gij een Christen zijt, een machte
loze Chris'en omdat de Christus immers machteloos
schijnt ge Hcht uw hoofd op en ge ziet de hemel
geopend. Dat bepaalt uw leven.
„Wat buigt gij u neder, o mijn ziel,
en wat ?ijt gij onrustig in mij?
Hoop op God want ik zal Hem nog loven,
mijn verlossei en mijn God!"