Muziek der Volkeren
KUNST en INDUSTRIE
een dirigent
in het zilver
Cultureel
venster
Requiem van Verdi
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 29 SEPTEMBER 1956
EENS IN DE SCHADUW
VAN MENGELBERG
(Van onze Kunstredacteur)
rpOEN op 12 mei 1931 in het Haarlems Concertgebouw
de laatste akkoorden van de Negende Symfonie van
Beethoven waren verklonken, wist men het: dit was het
slotakkoord van de vierjarige werkzaamheid van Eduard
van Beinum als dirigent van de Haarlemse Orkestvereni
ging. De toen nog geen 30-jarige orkestleider wachtte een
nieuwe functie: in de schaduw van de grote Willem Men
gelberg zou hij aan het Concertgebouworkest gaan werken,
zou hij Cornel is Dopper opvolgen, die zich om gezondheids
redenen uit de orkestleiding had teruggetrokken.
Is het niet altijd prettig in de
schaduw van een grote figuur te
moeten werken, voor de jonge
Eduard Alexander van Beinum is
dit toch de beslissende periode
voor zijn latere opgang geweest.
De jonge scheut aan de dirigen
tenboom had de volle zon nog niet
verdragen en juist in de schaduw
groeide hij uit tot hij eindelijk
sterk genoeg was voor het felle
zonlicht. Mengelberg en Van
Beinum twee begaafde pianis
ten. twee orkestleiders, ook twee
werelden. Maar zou Van Beinum
tot zijn grote prestaties zijn geko
men als hij niet jaar in. jaar uit
het enorme voorbeeld van de reus
Mengelberg voor zich had ge
zien? Zou Van Beinum zonder
iets aan zijn capaciteiten af te
doen tot de grootheid van nu
zijn gekomen als niet Mengelberg
zijn leermeester was geweest,
maar dirigenten als Wil
lem Kes en Cornelis Dop
per, die toch ook veel
voor het Concertgebouw
orkest hebben gedaan?
Een postitief antwoord
hierop geven is wellicht
niet mogelijk, maar voor
mijn gevoel moet dit ant
woord toch ontkennend
zyn. En Eduard van Bei
num zal zelf wellicht ook
hard neen schudden.
ZIJN LEVEN
EDUARD Alexander van Bei
num werd op 3 september
1901 te Arnhem geboren, kreeg
daar vioolles van zijn 10 jaai
oudere broer Co van Beinum en
pianoles van Fr. Hillen en kwr.ra
in 1917 als altist in de Arnhemse
Orkestvereniging. In 1918 ver
liet hij dit orkest weer om aan
het Amsterdams Conservatorium
pianolessen te nemen bij J. B. de
Pauw en harmonie- en compositie
lessen bij Bernard Zweers en
Sem Dresden. In 1921 werd
hij dirigent van het Toonkunst-
koor in Schiedam, waar hij tot
1930 bleef. In 1932 kreeg hij er
ook nog het Toonkunstkoor Zut-
phen en de Zutphense Orkestver
eniging bij en in 1927 werd hij
uit vele candidaten gekozen tot
dirigent van de Haarlemse Or
kest Vereniging, waar hij in 1931
bij zijn overgang naar het Con
certgebouworkest werd opge
volgd door Frits Schuurman.
Het is dus nu 25 jaar dat Edu
ard van Beinum voor het Concert
gebouworkest staat, dat hij een
der meest befaamde orkesten van
de gehele wereld „naar zijn hand
mag zetten". Willem Mengelberg
die op 24 oktober 1894 zich aan
het Ned. publiek voorstelde als
pianist in het Pianoconcert in
Es van Liszt, nam op 27 oktober
1895 de fakkel over van Willem
Kes en was zijn tragische uitzui
vering niet van een dergelijke
barbaarse omvang geweest, dan
zou hij de 50 jaar hebben volge-
maakt. En dan nog wel als eer
ste dirigent. Eduard van Beinum
is eerst na de oorlog benoemd tot
eerste dirigent. Zijn zilvéren ju
bileum is echter gebaseerd op
zijn functies als tweede en als
eerste dirigent. Zijn eerste abon
nementsconcert gaf Eduard van
Beinum in Amsterdam op 28
februari 1932. toen hij „Zwei
Etüden für Orchester" van
Wladimir Vogel introduceerde.
Eduard van Beinum heeft er
trouwens steeds naar gestreefd
nieuwe werken te brengen en ook
de stem van tijdgenoten te
doen horen. In één seizoen (1933-
Zo tijdens de pauze in de repetitie
mag Eduard van Beinum graag
eens een goede mop horen van
lijn paukenist Smit (staande).
Zittend vJLnjr. solo-cellist Henk
van fTeezel, Eduard van Beinum
1934) bracht hij zelfs vier „mo
dernen", nl. de Tweede Symfonie
van Henk Badings, de „Pastorale
d'été" van Honegger. Taras
Bulba" van Panagek en „Kham-
ma" van Debussy. En toen in 1934
Bruno Walter nog naast Mengelberg
als eerste dirigent aan het Con
certgebouworkest werd verbon
den, kon Eduard van Beinum ook
van hem nog zoveel leren, het
geen hem later ten goede is ge
komen. Is er ooit wel een diri
gent in ons land geweest die een
dergelijke training heeft kun
nen doormaken?
maar door de indringend-simpele
wijze, waarop hij de mensen leer
de wat spelen is en wat de com
ponist wilde.
Hier ligt de grote kracht van
Eduard van Beinum, hier ligt
ook zijn succes in Parijs. War
schau, Leningrad, Moskou. We
nen, Londen. Bazel, Rome. Mi
laan, New York, enz. Eduard van
Beinum is een leider, geen dicta
tor, hij is een vriend die gezag
afdwingt, geen vrees inboezemt.
Samen met zijn orkestleden
maakt hij de muziek en in deze
samenwerking is er wellicht geen
orkest zo aangenaam. Naast hem
staat de jonge Henri Arends. Op
nieuw valt er schaduw, maar min
der donker dan destijds bij Men
gelberg.
\uard van Beinum viert than
n zilveren jubileum als dirigen
i het befaamde Concertgeboiuv
Magische achtergrond van de muziek
„Muziek der Volkeren", zo heette de maandelijkse rubriek, die
Jonkvrouwe Henriette van Lennep voor de N.C.R. (adio) .V. verzorgde.
Dit waren uitzendingen, waarin opnamen van muzikale volksover
levering, die de „Archives Internationales de musique populaire" te
Genève onder leiding van haar directeur Prof. Constantin Brailoiu ver
zamelde in opdracht van de International Music Council (stichting
van de Unesco), ten gehore gebracht en gecommentarieerd werden.
Freule Van Lennep heeft haar commentaren by deze platen gebun
deld en uitgewerkt en thans ligt haar boek, dat zy dezelfde naam
„Muziek der Volkeren" gegeven heeft, voor ons. En het is een mooie
uitgave geworden, een kloek boek, waarin veel interessants te lezen
en te zien valt door *de uitgebreide muziekvoorbeelden en illustraties.
(Uitgave Joh. Mulder Uitg. My. Gouda).
ZIJN GAVEN
TYTAAR liggen nu de grote ver-
diensten van Eduard van
Beinum, de verdiensten die hem
thans een wereldnaam hebben
gegeven. Die verdiensten zijn
eigenlijk in één woord te vangen:
muzikaliteit. Eduard van Beinum
is een ras-muzikant, die de mu
ziek doorvoelt en beleeft, niet van-
Vooruitgang in het
schoolmeubel
N)G niet zo heel ver ligt de
tijd achter ons, dat de school
bestond uit een aantal hoge som
bere lokalen, met naar ik zelf mee
maakte, zelfs tot ongeveer 2 me
ter uit de vloer matglazen rui
ten. waarboven we als kind de
lucht en de toppen van bomen
konden zien, en beslist niet meer;
dit alles om afleiding te voorko
men. Het geheel gecom
pleteerd door een hoge
katheder en drie of vier
rijen aaneengeklonken 2-
persoons klapbanken,
waarin de kinderen, de
armen over elkaar, een
keurig gelid vormden.
Hoe anders ligt de si
tuatie nu. Wanneer we de
thans gebouwde scholen
uit qigen scheppende visie, maar
vanuit het wezen der muziek zelf.
In dit opzicht verschilt hij sterk
van Mengelberg. Bij Mengelberg
kon men spreken van een typi
sche Mengelberg-vertolking: een
Mengelbergse Bach, een Mengel-
bergse Beethoven. een Mengel
bergse Brahms. Zoiets als men
ook kon by Wilhelm Furtwangler.
Maar bij Eduard van Beinum
mist men dat „ik" in de vertol
king, mist men de typische Van
Beinumse trek. De geest van
het werk zelf laat Eduard van
Beinum domineren; hij is niet de
schepper, maar de uitvoerder, hij
is niet de interpreet, maar de mu
zikale verklanker van de parti
tuur. En hij doet dit vaak zo ge
niaal. dat ik hem beslist tot de in
ternationaal grootste dirigenten
reken. Als dirigent voelt hij zich
dienaar der kunst en hij kristalli
seert. hij puurt, hij detailleert, hij
exegetiseert.
Zo kan het gebeuren dat een
bepaalde vertolking bij Van Bei
num niet direct een daad is, zo
als elke weergave van Mengel
berg onverschillig of men het
met hem eens was of niet al
tijd een daad was. Het voordeel
hiervan is echter dat Van Bei-
num's vertolkingen veel minder
egocentrisch-beperkt zijn. Door
deze houding zal hij ook minder
conflicten hebben met de orkest
leden: zij voelen dat ze het artis
tiek niet met deze leider on
eens kunnen zijn, omdat hij hele
maal van de muziek uit te werk
gaat. Hij dwingt niet, maar ele-
En wie Van Beinum dan met
een orkest bezig ziet, wie hem ziet
en hoort repeteren, die voelt dat
deze maestro niet de uiterlijke
praal van vroegere dirigenten no
dig heeft om gezag af te dwin
gen. Men volgt hem door zijn
puurheid, door zijn eenvoud in het
musiceren, door zijn ernst in het
spel. In 1949 was ik korte tijd met
Van Beinum samen in een der
Belgische badplaatsen en ik heb
hem daar in enkele repetities een
vrij schamel Kur-orkestje tot een
goed en homogeen en zelfs met
uitdrukking spelend apparaat zien
maken. Niet door „grof geschut".
vrolijke lichte lokalen, dan be
merken we. dat zich hier toch wel
een grote vooruitgang voltrokken
heeft. Niet alleen, dat het school
gebouw lichter is geworden, doch
de vooruitgang heeft zich tot in
het meubilair en alles wat ermee
samenhangt voortgezet en dit alles
heeft een oorzaak. Door de grote
vrijheid, welke men voorstond
voor het kind, het meer zelf werk
zaam laten zijn en mede door de
nieuwe ideeën omtrent bouwkunst,
ontstaan deze gebouwen, welke
niet anders beogen dan een breder
gezichtsveld voor het kind, een di-
rekter contact met de buitenwe
reld.
Begrijpelijk is ook. dat de ge
vel, zoals wij deze aan de buiten
kant zien slechts een afspiegeling
hiervan is, doch dat juist het in
terieur de grootste mogelijkheden
voor deze idealen moet verschaf
fen. Het is hier de inventaris van
schoolborden, bergruimten enz. tot
banken toe, welke meewerken om
de nieuwe ideeën te verwezenlij
ken. En ook hier streeft men
weer naar een zo eenvoudig mo
gelijke hygiënische vorm. Wer
den b.v. aan de gietijzeren on
derstukken van de banken, zoals
we die 25 jasr geleden zagen en
nog zien, kosten noch moeiten ge
spaard, om deze van ingewikkel
de figuraties profielen en dus stof
nesten te voorzien en werd men
gedwongen in deze prachtige, niet
te bewegen banken een nog net
ter rij leerlingen te vormen, thans
is het geheel er op ingesteld een
zo groot mogelijke bewegingsvrij
heid toe te staan en de leerlin
gen zelf zoveel mogelijk hun ge
voel voor orde te doen ontwikke-
Het hierbij afgebeelde school
meubel is er een voor
beeld van tot welke
oplossingen men kan
komen. Er is aller
minst naar gestreefd
een kunstwerkje te
maken, doch men heeft
hier beoogd een zeer
eenvoudig solide en
hygiënisch meubel te
ontwerpen, waarbij
weer tot in de de
tails nauwlettend acht
is geslagen op de func
tie, die het meubel
heeft te vervullen. De
eerste indruk, welke
de foto ons geeft is
dan ook die van: oer
degelijk, terwijl van
zelfsprekend in de eer
ste plaats op de ver
houding is gelet, wel
ke het meubel moet
hebben ten opzichte
van de kinderlijke
proporties.Er is
nauwlettend acht ge
slagen op onderdelen zoals b.v.
beëindiging van een buis bij
stoelleuning, buigingen en afron
dingen hierin en niet in net
minst de afwerking, welke
het geheel toch weer zijn
plaats in een modern goed gepro-
portionneerd leslokaal waard doet
zijn en meehelpt dit vertrek in
plaats van tot een soort gevange
nis of drillokaal tot een prettige
verblijfruimte te maken, waar
voor zover dit vanuit het oogpunt
der leerlingen mogelijk is, pret
tig gewerkt kan worden.
Arie Vermeer
Schooltafel met stoel voor leer
lingen. Venaardigd uit buis en
hout. Ontwerp en fabrikaat
Jansen en Fritsen N.V. Helmond.
Freule Van Lennep heeft veel
meer gedaan dan zich alleen bij
het zuiver muzikale te bepalen.
Zij heeft de paden, aangegeven
door Pi of. Brailoiu wel gevolgd,
maar zich verder gewaagd in het
gebied van de ethnologische musi
cologie, in de oervormen van het
artistieke denken en scheppen, in
de oervormen van de muziektaal
en van de muziekinstrumenten.
Zij ging terug tot prehistorische
tijden, tot de primitieve mens en
zo kwam zij tot de magie, die de
primitieve mens in zijn doen en
laten beheerst, en zo trok zij van
deze verre tijden de lijnen weer
terug naar ons heden, waar deze
magische symbolen nog steeds
aan te tonen zijn, al onderkennen'
wij het magische karakter daar
van niet meer. Zeer merkwaardi
ge paden bewandelt freule Van
Lennep daarbij, paden, waarbij
de historicus, naar wetenschappe
lijke bewijzen vragend, haar wat
aarzelend volgt, sommige uitspra
ken in sterke twijfel moet trek
ken, bij andere verbluft het aldus
geopend perspectief aanschouwt.
Maar wij zullen ons nader verkla
ren en de zienswijze van freule
Van Lennep hier uiteenzetten.
RITME EN ZANG
jesmannen in Zuid-Afrika op de
zelfde wijze op zulk een jachtboog
musiceren als een afbeelding van
dit speeltuig in een rotsschildering
in de Grotte des Trois Frères
(Zuid-Frankrijk), stammend uit
16.000-10.000 jaar vóór Christus,
laat zien. Ziehier dus reeds de
band tussen prehistorie en de pri
mitieve cultuur.
ARCHE-TYPEN
Zij begint haar boek met te wij
zen op het innige verband tussen
ritme en elementaire zang. Uit het
ritme van de gewone spraak ont
staat het zingend zeggen, de zang-
vormige declamatie. „Het ritme
van de synagogale, gregoriaanse
en Byzantijnse zang is in wezen
het ritme van de Hebreeuwse, La
tijnse en Griekse taal. Overal wor
den in de Oudheid de onderschei
den ritmische structuren door de
versmaat beheerst". Nog heden
ten dage vindt men dit zing-zeg-
gen in kinderrijmpjes, in Roe
meense boerendanswijzen. in de
Zwitserse „Betruf'. het avondge
bed van de alpenherders. De ope
ra's van Moessorgski en van Ja-
na?ek stoelen op het taairitme!
Een andere bron van de muziek
vormt het ritme, waargenomen in
het geluid en bewegingen van die
ren. Men bootst deze na, zoals de
Roemeense leeuwerikendans op de
pansfluit, of de geluiden en bewe
gingen van een kudde schapen op
de Turkse kerffluit.
De volgende stap is het vastleg
gen van een dergelijke melodie in
intervallen. De wisselende toon
hoogte van de lettergrepen zijn
zwevend en wil de melodie vorm
krijgen, dan moet zij 'duidelijk
omlijnd worden. En de reeks re
gelmatige tonen en intervallen
(grondtoon met boventonen) vond
men bij het afschieten van de
jachtboog. die aldus tot muziek-
boog diende. En wat ontdekte
men nu? N.l. dat de Kalahari-Bos-
DE Italiaanse dichter en vrijheidsstrijder Alessandro Manzoni,
de auteur van de historische roman „I promessi sposi", over
leed in 1873. Tot zijn grootste vrienden en vereerders behoorde
ook de componist Giuseppe Verdi (18131901) en zo er iemand
door deze dood geschokt is, dan was hij het wel. De altijd ietwat
stugge en gesloten Verdi bleek plotseling een teder en liefhebbend
hart te bezitten.
„Hoezeer ik tegen de afschuwe
lijkheid der wereld ook ben ge
hard, een weinig hart is me toch
gebleven en ik ween", schrijft hij
aan Clarina Maffei na de begra
fenis, die hij zelf niet kon bijwo
nen. En dan vervolgt hij: „Ik was
niet bij de begrafenis, doch wei
nigen zullen op deze ochtend zo
diep bewogen zijn geweest als ik,
die zo ver weg was. Thans is al
les voorbijIk heb veel cou
ranten gelezen. Geen enkel spreekt
over hem zoals het hoorde. Veel
woorden, maar niet één diepge
voelde uiting. In plaats daarvan
soms zelfs bitse uitvallen. Zelfs
tegenover hem. Ach, wat zijn wij
toch een ruw volk", aldus Verdi.
Als alle drukte van de begrafe
nis voorbij is, gaat Verdi naar
Milaan om in eenzaamheid Man-
zoni's graf te bezoeken. En daar,
in de stilte van de ochtend en de
rust van de omgeving, wordt een
oud plan nieuw in hem. Neen,
geen grafsteen wil hij voor zijn
grote vriend laten oprichten, geen
in steen gehouwen monument, dat
het werk van Manzoni moet sym.
boliseren, maar hij wil zelf een
monument maken, waaraan de
tand des tijds niet kan knagen.
En dat meer is dan een aardse
verheerlijking van een groot dich
ter. In 7 maanden tijds maakt
hij zo'n monument, waarin hij
zelf de woorden „Requiem aeter-
nam, dona eis Domine" (Eeuwige
rust. schenk hem dat. Here) bei
telt. Verdi schrijft een Requiem,
een dodenmis voor Manzoni. of
beter, ter nagedachtenis van Man-
De dood van de dichter stelde
hem plotseling voor de r'ealiteit
van de tijdelijkheid van 's men
sen bestaan, bracht hem plotse
ling weer tot het besef, dat het
leven met de dood niet ophoudt,
doch eigenlijk pas een aanvang
neemt. „De morte transire ad vi-
tam" van de dood overgaan
tot het leven, heet het in het Re
quiem en de 60-jarige Verdi ver
geet zijn opera's,, nu hij bij het
graf van zijn vriend mediteert
over leven en dood. Reeds eerder
had hij een deel van een Requiem
geschreven, nl. het „Libera me".
Dat was na de dood van Rossini
Ma a* het werd nooit uitgevoerd
De Nederlandse sopr,
Brouivenstijn zingt de
partij in Verdi's Requi
Paul van Kempe
en hij miste de kracht en de be
zieling het werk te voltooien. Doch
nu besefte Verdi weer de waarde
van de woorden van het Requiem
en zonder onderbreking vloeit het
uit zijn pen Op 22 mei 1874
Manzoni's sterfdag wordt de
eerste uitvoering gegeven in de
San Marco te Milaan onder lei
ding van Verdi zelf.
Zo geheel bezeten was Verdi
van het Requiem, dat hij het ker
kelijke karakter overschreed en
in een spontane opwelling als ope
ra-componist een sterke, dramati
sche kracht aan het Requiem gaf
Maar het betekende tevens het
hoogtepunt van al zijn werken.
Van het eerste zachte „Requiem
aeternam" (van het koor) af. laat
ons de zeldzame 'choonheid van
deze muziek niet los. In het
„Dies irae" (dag des oordeels)
heeft Verdi al zijn talenten en
zijn ervaring als dramatisch ope
ra-componist aangewend. Na vier
felle slagen van het gehele orkest
zet het koor met scherpe ritmen
en wilde chromatiek in: „Dies
irae, dies ilia", waarboven het ba
zuingeschal der blazers klinkt als
een suggestieve schildering van
de bazuinen, die allen eenmaal
tót de troon van God zullen op
roepen,
Prachtig contrasterend met de
gevoelvolle bede van het „Salva
me" is het „Rex tremendae". Het
grootste contrast met het majes
tueuze „Dies irae" is het verstil
de Agnus Dei" met de unisono
zangstemmen en een klein orkest.
Minder krachtig, minder beeldend
is het Sanctus. een geweldige fu
ga, welke vorm Verdi waarschijn
lijk niet wilde verwaarlozen in dit
werk en waardoor ze een enigs
zins geforceerd karakter kreeg.
Met dit Sanctus verweven is het
Benedictus.
Het enorme slot „Libera me",
eigenlijk een dramatische scène
operamuziek van het beste soort
tussen solosopraan en koor, is
van een bijzondere schoonheid
Hierin komt werkelijk een mees
terlijke èn geïnspireerde fuga voor
op een thema uit het Requiem
motief. De herhaling van het
„Requiem aeternam" moet vooral
gedragen en met een grote rust
en innerlijke spanning gezongen
worden. Als de climax bereikt is
zingt de sopraan nog eens ..Libe
ra me" en verstilt en ontroerend
eindigt het geheel in een zacht
C-dur accoord.
TAIT grootse Requiem is een van
de laatste werken die Paul
van Kempen voor de grammofoon
industrie dirigeerde. Enkele maan
den voor zijn dood op 8 decem
ber 1955 heeft de Ned. dirigent in
Rome het Requiem van Verdi
doen opnemen in een uitvoering
door koor en orkest van de Acca-
demia Nazionale di Santa Cecilia
(koordirigent Bonaventura Som
ma' en de solisten Gré Brouwen-
stijn (sopraan', Maria von Ilosvay
(alt), Petre Munteanu (tenor) en
Oskar, Czerwenka (bas). Philips
heeft deze uitvoering op twee
langspeelplaten uitgebracht, voor
zien van een prachtige toelichting
en volledige tekst en gestoken in
een bijzonder waardevolle hoes
met een afbeelding van een mi
niatuur uit een 15e eeuvvs gebe
denboek. (30 cm langspeelplaten
A 00284-85 L.).
Deze uitvoering is voor mij de
beste die ik ooit van Verdi's „Re
quiem" hoorde. Paul van Kempen
heeft zo volmaakt de innerlijke
spanning en de dramatische be
wogenheid gerealiseerd, dat men
er stil van wordt. Dit Requiem,
dat tevens het Requiem voor de
grote orkestleider Paul van Kem
pen werd. wordt in zijn volle
grootsheid in klank omgezet en
VIA NAALD
£N PLAAT
aan de vertolking van de solisten
merkt men zelfs de hand van de
meester. De solisten zijn hier ge
willige werktuigen van Paul van
Kempen geworden en brengen het
tot prestaties, die men eigenlijk
voor onmogelijk zou houden. Zo
iets kan alleen een werkelijk groot
dirigent bereiken.
Tot het kleinste detail toe heeft
Paul van Kempen de juiste teke
ning gegeven. Om een enkel voor
beeld te geven: het duet voor so
praan en mezzo „Recordare Jesu
pie" is van een schoonheid en ho
mogeniteit, zoals zelden is op te
merken. Daarbij zijn er fantasti
sche pianissimo's in koor en or
kest bereikt en heeft zelfs een
Gré Brouwenstijn soms een stern-
soepelheid. die volkomen verrast.
Ontroerd luistert men naar de
doorleefde vertolking van de mez
zo Maria von Ilosvay, naar de be
wogenheid van tenor Petre Mun
teanu en naar de diepte van de
bas Oskar Czerwenka. Alles in
deze uitvoering is volmaakt afge
wogen en met deze platen, die
ook technisch zeer goed geslaagd
zijn, heeft Philips een waardevol
le en schone posthume hulde ge
bracht aan de in ons land helaas
zo vaak miskende dirigent Paul
van Kempen.
CORN. BASOSKI.
gr I
verschillende toonreeksen,
fj-eule Van Lennep uitvoerig be
handelt: het pentatonische sys
teem, het verschijnsel van de
„pjen". de instinctief tussenge-
schoven halve toon in de hele toon
systemen. de tetratoniek, het vier-
tonig stelsel, het
Griekse systeem, dat
op het „lichaam" d-g-
a-d gebouwd is (de
stemming van de
Thracische lier)de
tritoniek en bitoniek
met de daarbij horen
de verschijnselen.
Maar zy merkt meer
op, en wel, dat deze
toonsystemen vaste,
karakteristieke wen
dingen hebben en zy
zegt dan: „Zulke wen
dingen gaan een een
dere weg als bepaal
de zegswijzen, die de
eeuwen door monde
ling overgeleverd, ge
meengoed geworden
zijn en in vele talen
als staande uitdruk
kingen terugkeren. In
hun bestendigheid en
werking gedragen zich
melodische wendingen
en staande uitdrukkin
gen als die psycholo
gische inhouden, die
Carl Jung, in navol
ging van Augustinus,
als „arche-typen" of
„oer-inprentingen" on
derscheidt". Voorbeel
den van deze „arche
typen" worden gegeven: een lied
uit Mahlers Kindertotenlieder, pu
re volksmuziek als de „Pianto delle
Zitelle", de „Bewening der Jonge-
dochteren", een mysteriespel, uit
sluitend door vrouwen geacteerd
en gezongen, tijdens het Drie-
enigheidsfeest in het Sanctuario
delle S. Trinitó by Rome.
Alle volksmuziek nu berust op
een voorraad vaste formules, die
in de loop der eeuwen verzameld
zijn. De bouwdelen ervan bestaan
grotendeels uit deze „typische
wendingen" die elk op eigen wijze
worden gebruikt. Het gregoriaans
wemelt van deze formules, de mid
deleeuwse Laudi Spiritual! (13de
eeuw) levert ze ook. En wat te
zeggen van een wijsje, gespeeld
op een Soendanese angkloeng, dat
men in het begin van de Peer
Gynt-Suite van Grieg terug vindt!
Het is een uit de voorraad toon
formules!
MAGISCH KARAKTER
sterveling gevaarlijk is. Taboe ïs
afweermagie Magisch is bijv. de
bezwering, het uitspreken van een
toverformulier. Er zijn magische
lettergrepen, uit te spreken met"
een bepaalde intonatie, die soms
de hulp behoeft van een stemmas-
ker, of van stemversieringen, als
vibrato, tremolo, etc. Zulke incan-
taties, dus vocale klankmagie,
treft men in bepaalde wiegelied
jes, die het kind tegen kwade
machten moeten beschermen, in
kinderspreukjes, die in feite to
verformulieren zijn, in dierbezwe-
ringen, die ook via fluit of lier,'
dus instrumentaal kunnen geschie-
denden. (vergelijk de Orpheus-fi-j
guur, de Rattenvanger van Ha-
meln). Ook het jodeln van de her
der is een dierbezwering, waar-|
mee de herder een magische bandj
werpt rond zichzelf en het vee.
Deze bezweringen komen voort
uit een bepaalde geestesgesteld
heid. die veel overeenkomt met j
de mentaliteit van primitieve vol-i
ken. Welnu, deze primitieve mens||
denkt totaal anders dan de mo-j|
derne mens, denkt in voorstellin-1
gen, die louter emotioneel be- l
paald zijn. En tussen het emotio
nele denken en het geschoolde re- tl
delijke denken ligt een hele we-L
reld.
De primitieve mens kent geenii
onderscheid tussen binnen- en bui- n
tenwereld. Dat is voor hem één]S(
geheel. Wat hij waarneemt. heeft:fl
voor hem verborgen eigenschap-
11den voor zijn dood in Home
Philips-opname van hel Re
quiem van Verdi,
Meer dan eens wijst freule Van
Lennep op het magische karakter
van de oude volksmuziek en daar
om achtte zij het wenselijk op de
magie dieper in te gaan. Als
voorbeeld nam zij de alpine fol
klore in Zwitserland, der „Alp-
fahrt", het leiden van de koeien
naar de bergweide in het voor
jaar onder veebellengerinkel, jo
deln en juchzen, dan het jodeln
zelf. de alpenhoorn, -die eenzelfde
betekenis heeft als onze midwin
terhoorn in Twente, de „Betruf",
het avondgebed voorgedragen
door een houten trechtervormige
melkfilter. Deze folklore nu ver
bergt tal van magische zaken, die
op de prehistorie teruggaan. De
klokken, bellen, gong en bekken
zyn een „magische veiligheids
maatregel", berustend op de
klankmagie. De alpenhoorn is een
van de ongebogen houten hoorn
instrumenten, die toverkracht be
zaten. Het prototype, de dier-
hoorn. vertoont het beeld van de
maansikkel en kreeg daarom
macht over die lichtbron. De
hoorn kon de slapende maan wek
ken of deze oproepen uit het do
denrijk. Vandaar het gebruik van
deze hoorn rond zonsondergang
en midzonnewende, rond dood en
opstanding. De maan staat in het
volksgeloof te boek als heerseres
over de wateren: in Twente blaast
men de midwinterhoorn over een
regenput, waarin men het na Ad
vent weer verstopt. De „Betruf'
ten slotte moest de nachtelijke ge
varen bezweren en deed dat door
middel van de melkfilter, een va
riatie op het stemmasker, dat
magische functie bezit.
Wat is dan deze magie9 De uit
eenzettingen, die freule Van Len
nep hiervan geeft, vormen de kern
van het boek. Vanuit deze begrip
pen bouwt zij haar betoog op. om
dat volgens haar het magische
denken en voelen voor het ont
staan van muziek en muziekin
strumenten bepalend is geweest.
Magie betekent toverkunst, het
geloof, dat men door bepaalde
verrichtingen de machten van het
heelal („Mana" genoemd) kan be
heersen. Met „mana" verbonden
is het begrip „Taboe". Taboe is
het vermijden van wat zoveel
„mana" bezit, dat het voor de
en nieuw boek uitgaf i
titel „Muziek der vol-
in haar bibliotheek.
pen, „mana" en die zijn voorjeei
hem belangrijker dan de werke-|gr>
lijkheid. In een portret zoekt hij jn
niet de gelijkenis, maar het on-
zichtbare". Daarom tekent hij
wonderlijke, voor ons raadselach- vu
tige figuren op zijn heiligdommen. ïta
Deze tekeningen bestaan vaak uit
samentrekkingen van de kenmer- js
kende delen: een mens wordt een
stip (zijn navel), een oog staat
voor een hoofd. Dat is voor hem Dc
voldoende. Maar zegt freule
Van Lennep deze zelfde ma- eis
nier vertoont ook de muziek. Ook jou
hier werd gestileerd, werd uit een ya
geheel één kernmerkend bestand-
deel genomen. Deze stileringen eni.
afkortingen van. een melodisch ge- p®
heel zijn tot het toonsysteem ge- 'P™
groeid en in stereotype toepassing I
eeuwen lang herhaald. Dit zijn de Iste
vaste wendingen, de staande uit-
drukkinigen van de volksmuziek! ldo.
Een verbluffende conclusie!
"N IDOOL
Ook in de versiering van mu
ziekinstrumenten met diervoorstel-
lingen of andere figuren (ruit,
driehoek, cirkel) leest zij magi
sche tekens, idolen. En langs de
ze weg benadert freule Van Len
nep het instrument zelf. Zij ziet
in de vorm een idool, een fetisj,
voornamelijk van de matriarcha
le verering. De cultus van de
moedergodin, die in de Oudheid
onder allerlei namen gediend
werd, als Istar, Cybele, Isis. Zij
had vele attributen, de maan. de
ochtendster (Venus), een bloem,
een vis, een vogel, een hoorndier,
een enkel- of dubbelbladige bijl.
Deze kentekenen werden tot „ar
che-typen", leverden het materiaal
de vele
1 tot gi
hoek, cirkel en ruit. maar werd
ook de basis van de muziekinstru
menten. Het bijlblad-idool ver
schijnt in het lichaam of in een
onderdeel van talloze snaarinstru
menten, de dubbele driehoek her
kent men in de X-vormige kam
van de primitieve viool. En deze
dubbeldriehoek vertoont zich in de
gestileerde vrouwefiguurtjes van
de Iberische rotsschilderingen uit
het Magdalénien (16.000 voor
Chr.). En aldus behandelde freule
Van Lennep de verschillende in
strumentsoorten. de snaarinstru
menten, de fluiten, de hoorns en
trompetten, de rietbladinstrumen-
tcn (klarinet), de trommen, klok
ken, bekkens, enz. Steeds weer
toont zij via afbeeldingen de her
komst uit het idool, dat magische
betekenis bezit.
Men vraagt zich wel af. of het
herleiden tot een en dezelfde bron
van zo veelsoortige instrumenten,
van de volksmuziek als geheel,
niet tot begripsverenging aanlei
ding geeft. Het magische karakter
in veel aspecten is niet te ontken
nen. dat geven wij toe. maar ons
historisch besef kan de mogelijk
heid van een andere oorzaak van
ontstaan niet zo radicaal buiten
sluiten.
Toch deze studie van freule
Van Lennep opent vele nieuwe
wegen, die van volkomen veran
dering van inzicht in de musicolo
gie oorzaak kunnen worden.
Maar ook voor de geïnteres
seerde leek is dit boek een vreug
de: het leest gemakkelijk, èn het
zet tot denken
DRA. H. E. KOKEE-v. d. BERGE.