Instrument dat past in de sfeer van oude grachtjes en geveltjes Via NAALD en PLAAT CSBZS9 4 ZONDAGSBLAD 10 MAART 1956 C^T VERHAAL VAN HET „PIEREMENT" "17RAAG aan een Amerikaan, die nooit de grote haringvijver is overgestoken, waaraan hij denkt, als hij het woord „Holland" hoort. Hij zal een verhaal beginnen over molens, klompen en tulpen. Begin over ons vaderland tegen een Amerikaan, die hier geweest is. Tien tegen één, dat hij enthousiast praat over de Nachtwacht (zóveel vierkante inch de oude grachtjes en geveltjes en.... het draaiorgel. Dit wonderlijke en frivole instrument maakt op vele toeristen een grote indruk- En dat is niet zo vreemd, want het „pierement" met zijn felbeschilderde rococo-kast en zijn jolige muziek past geheel in de sfeer van de oude grachten en smalle achterafstraatjcs van onze steden. Wie te Amsterdam over de Dam wandelt en daar het paleis en de Nieuwe Kerk bewondert, behoort op zijn tocht te worden begeleid door de klanken van Hemony's klokken, die door de beiaardier kwistig wor den rondgestrooid. Maar wie op de Rozengracht of de Bloemgracht ver zeild raakt, is buiten de sfeer van djt koninklijk instrument gekomen. Daar past nu preoies ,,La Paloma" of ,.La plus belle valse d'amour", met kunstige loopjes en belgerinkel ten gehore gebracht door de bede laar onder de instrumenten, het echt Hollandse draaiorgel. Ook dit instrument heeft een ge schiedenis, evenals zijn ver en hoog verheven familielid: het kerkorgel. Slechts zelden heeft iemand zich echter verdiept in de herkomst van ,,het pierement", zoals de Amster dammers zeggen. Een benaming tus sen haakjes, die al lang door de .dikke Van Dale" is geijkt. Pas nu het draaiorgel uit ons straatbeeld dreigt te verdwijnen, omdat er geen nieuwe meer worden gemaakt en de oude vaak verwaar loosd worden, is de belangstelling ontwaakt. Nu is er zelfs een lande lijke Vereniging van Draaiorgelvrien den gevormd met een eigen orgaan en verscheidene plaatselijke afdelin gen. De motor van deze organisatie en de grote voorvechter voor het pierement is mr. Romke de Waard. Een man, die alles doet om kennis over deze orgels te verzamelen, er belangstelling voor te kweken en tot de ondergang gedoemde instrumen ten zo mogelijk te behouden. Ook wij willen dit zo vaak ver achte en toch zo pittoreske draai orgel nu eens voor één keer in het centrum van uw belangstelling plaat sen en iets over zijn geschiedenis vertellen. Mr. Romke de Waard ver schafte ons de meeste gegevens voor dit „verhaal van het pierement". voor het bewegen van een kleine blaasbalg. Dit zogenaamde „Flötenuhr" zou den we de vroegste voorloper van het huidige draaiorgel kunnen noe men, hoewel er dus nog niets te draaien viel. Grote componisten als Haydn en Handel hebben melodietjes voor dit orgeltje geschreven. Weini gen zullen weten, dat de Fantasie in F-mol van Mozart, die in dit Mozart-jaar nogal eens op het kerk- de orgelbouwers in een volgende pe riode om hun instrumenten op wie len te monteren, daar ze te zwaar waren geworden om nog langer aan een riem om de hals gedragen te worden. Deze cilinderorgels op wielen waren nog in de twintiger en zelfs in de dertiger jaren overal op onze straten en wegen te zien. Nu zijn ze vrijwel verdwenen. Mr. Romke de Waard bezit nog een oude foto van omstreeks 1900, waarop een groot aantal van deze orgels staan afgebeeld, die op het Martinikerkhof te Groningen aan het „proefdraaien" zijn voor de commis saris van poltiie Molenaar. Tijdens de Groninger kermis kregen alle or geldraaiers nl. vergunning om vrij in de stad te spelen, mits ze een redelijk geluid voortbrachten. Boeltorgels TAE dagen van het cilinderorgel waren toen echter al geteld. Het geluid was niet fraai en daar men gebon- men boeken bezit. Naast Gavioli, wiens naam op talloze Nederlandse orgels voorkomt, gingen ook fabrie ken in België, Duitsland en Italië deze boekorgels imaken. Het systeem werd steeds meer ge perfectioneerd, het aantal pijpen werd steeds uitgebreid. Hoorde men eerst slechts de melodie, later was het mogelijk een tegenmelodie te laten horen. Allerlei loopjes cn tril lers konden worden ingevoegd. Trom mels en bellen en houten of metalen xylophoons zorgden voor de begelei ding. Ook de kasten werden ver fraaid en vaak voorzien van bewegen de poppen en andere ornamenten. Meestal bleef echter de rococo-stijl van het orgelfront behouden. Zo ont stonden langzamerhand de grote or gels, zoals wij ze kennen. Waarom Nederlands W/^AAROM is nu een draaiorgel zo'n vv echt Nederlands instrument? zo zult u zich nu wellicht afvragen. Het cilinderorgel stamt uit de Vogezen en het boekorgel uit Parijs. De meeste Nederlandse orgels zijn geïmpor teerd en dus is hier van iets speci fiek Nederlands toch geen sprake. De oplossing is eenvoudig. Al deze buitenlandse firma's bouwden hun orgels als vaste instrumenten met de bedoeling, dat ze b.v. in een draai molen of ander kennisinstrument ge plaatst zouden worden. Slechts in Ne derland werden deze orgels op wie len gezet en als „pierement" langs 's heren straten gereden. Hier ves tigden zich de speciale draaiorgel- verhuurders, die vele orgels in eigen dom bezitten en ze aan de orgel draaiers voor een bepaald tarief ver huren. pe man, die hier mee begon, en die dus als de uitvinder van het echt Nederlandse straat-draaiorgel kan gelden, is Warnies. Hij is de groot vader van de bekende Perlée maar ook van enkele andere grote Am sterdamse draaiorgelverhuurders. De draaiorgelverhuurderij is nl. voor hét overgrote deel nog in handen van zijn afstammelingen. Behalve de namen van de grote bouwer Gavioli en van Perlée of een andere verhuurder ziet men op or gels in Nederland soms nog een an dere naam staan, nl. die van Karl Frei. Frei werkte tussen de beide we reldoorlogen in Breda, waar hij or gels ombouwde, vergroolle en soms ook bouwde. Hij bewerkte bepaalde composities voor het draaiorgel' en componeerde zelf ook wel draaiorgel- muziek. Liefde voor liet orgel TNE meeste orgeldraaiers, die u zo op straat ontmoet, weten natuurlek weinig af van de geschiedenis van hun instrument. Dat belet hun echter niet, om zeer aan hun orgel gehecht te zijn. In verscheidene echte draai orgelfamilies hangen thuis tussen de familieportretten ook foto's, aan de wand van het orgel of de orgels, waarmee ze „gewerkt" hebben. Elk draaiorgel is voor de verhuurder en de orgeldraaier een persoonlijkheid met een eigen karakter. Dat blijkt ook wel uit het feit, dat tal van draaiorgels een naam hebben. En een echte „orgelman" weet precies wat je bedoelt, als je spreekt over ,,De Turk", „De Bels", „De negen beel den", of „De Arabier". Echte pierementen in de aloude stijl worden vrijwel niet meer gé- maakt. Wel mechanische monsters met ingebouwde accordeons, saxofoons en dergelijke jazz-attributen. Daar om werd het hoog tijd, dat een groep je liefhebbers van het draaiorgel als muziekinstrument of als deel van het Nederlandse stadsbeeld zich gingen beijveren om te behouden wat er nog is. Vooral de grote, oudere kermis- orgels raken geheel in onbruik en staan dikwijls bij de exploitanten langzaam te vergaan. Het is zeker niet te betreuren, dat er voor hen op de kermis geen emplooi meer is. Het is echter jammer, als deze eigenaardige instrumenten geheel verdwijnen zouden. Tot grote vreugde van dc orgel vrienden heeft de Stichting Stadsoot- spanning van de gemeente Utrecht dan ook kort geleden een groot ker- misorgel aangekocht, laten restaure ren en op wielen gezet. Dit orgel zal nu 's zomers In de stadsparken spe len, bij de ontvangst van buiten landse gasten worden gebruikt en op nationale feestdagen zijn machtige stem in de straten van de oude Dom stad laten horen. Dit alles natuur lijk zonder de „echte" draaiorgelex- ploitanten, die nog hun dagelijkse gang door de stad maken met klei nere orgels, ook maar enige concur rentie aan te doen. Mr. Komke de Waard juicht dit initiatief vanzelf sprekend zeer toe en hoopt, dat ook andere steden dit voorbeeld zullen volgen. Opdat ook onze achterklein kinderen nog zullen weten wat een „pierement" is en opdat dit jolige instrument niet uit het Nederlandse stadsbeeld verdwijnen zal. De magische cilinder P*VENALS de''rtieesté mechanische ■*r' muziekinstrumenten heeft ook het draaiorgel zijn pntstaan te danken aan de van pennen Voorziène cilin der, die het eerst werd toegepast om carillons op de hele en halve uren mechanisch een wijsje 'te laten spe len. Deze cilinder komt al in de veertiende eeuw voor bij de zoge naamde „voorslag", de slechts uit vier of vijf klokjes bestaande voor loper van het carillon. In de zeventiende eeuw wordt de cilinder met vaste pennen veel toe gepast in de bekende speeldozen, waarin ze tijdens het draaien meta- lep tongetjes deden trillen. In die zelfde periode worden echter ook al klokken gemaakt, waarin deze pen- nén ventieltjes openden op het hele en halve uur, waardoor een wijsje werd gespeeld door kleine fluitjes. Een zwaar gewicht zorgde zowel voor het draaien van de cilinder als Hollandse molen naar Spanje Over onze molens, als stoffage en ka rakteristiek verschijnsel van het Hol landse landschap, is al vaak en uitvoe rig geschreven. Maar m;nder zal waar schijnlijk bekend zij'.n, dat een schipper de „uitvinding-molen" naar Spanje heeft overgebracht. Dat moge blijktn uit een grafsteen in de kerk te Schoonhoven, waarop te lezen staat: Hier ligt begraven Klaas Louwerenze Blom, Schipper, van Gorcom. Toen hij was oudtjaaren, Toen is hij met een wansschip naar Sterft Anno 1613: orgel ten gehore wordt gebracht, door de componist oorspronkelijk voor het bescheiden Flötenuhr ge schréven werd. Na dit uurwerk-orgel komt dan het serinette of kanarie-orgel, dat al een echt draaiorgeltje was. Een slinger moest hierbij nl. worden rondge draaid om de cilinder en de blaas balg in beweging te zetten. Dit zeer kleine instrument had een aantal miniatuur-fluitjes en werd zoals de naam al zegt vooral ge bruikt om kanaries en andere vogels te leren zingen. Maar omstreeks 1740 ging een werkplaats in de Vo gezen deze serinettes in een wat gro ter formaat maken. Er kwam een draagriem aan en de zwervende straatzangers hadden een instrument gekregen, waarmee ze zich zelf al draaiend bij de zang konden bege leiden. Zo verscheen het eerste draai orgeltje op de publieke weg. Weldra werden deze orgeltjes wat groter gemaakt, zodat ze voor de buik" getorst moesten worden. Zeer zware exemplaren werden voorzien van een poot, zodat de orgelman tij dens het draaien het orgeltje daarop kon laten rusten. Het streven om deze orgeltjes ook lagere tonen en dus grotere pijpen te geven drong den was aan de omtrek van één ci linder betekende dit dat slechts vrjj korte stukken gespeeld konden wor den. De cilinder was met een knop te verstellen, zodat maximaal tien melodieën gespeeld konden worden, maar daar bleef het dan ook bij. De toekomst was aan een nieuwe vin ding, waarop al in 1842 octrooi werd verleend, nl. aan het boekorgel. Om streeks 1880 begon de bekendste draaiorgelfabriek, die van Gavioli in Parijs, deze nieuwe orgels in grote aantallen- te vervaardigen. Vrijwel alle draaiorgels, die we thans tegenkomen in ons land, zijn boekorgels. Deze hebben geen cilin der met pennen meer om even de ventielen te openen, die de lucht in de pijpen toelaten. Deze ventielen worden hier afgesloten door een rij koperen pinnen, die door het beken de papieren boek naar beneden wor den gehouden. Bij het draaien wordt het boek over deze pinnen heen ge trokken en de perforaties in het pa pier geven telkens enkele pennen de gelegenheid kortere of langere tijd naar boven te veren, zodat lucht naar bepaalde pijpen stroomt. De voorde len zijn, dat nu een stuk van vrijwel onbeperkte duur ten gehore kan wor den gebracht en dat men even zo veel nummers kan laten horen als ZONDAGSBLAD 10 MAART 1956 5 Hildegard Hennecke zingt twee cantates van Bach TNE MEER dan 200 cantates die van Joh. Seb. Bach zijn overgebleven er zijn talrijke verloren gegaan zijn te verdelen in kerkcantates, can tates voor kerkelijke plechtigheden en wereldlijke cantates. Men zou een can tate misschien kunnen omschrijven als een verkleinde vorm van een oratori um. Het woord cantate wil eigenlijk niets anders zeggen dan „zangstuk". Men heeft dus te maken met een vocale compositie voor koor met erf zonder so li, of wel alleen voor solostemmen met begeleiding. De kerkcantates werden gebruikt in de liturgie, waarbij de componist reke ning moest houden met de loop van het kerkelijk jaar. Bach moest telkens zor gen een cantate voor eredienst te hebben. De kerkcantates zijn dus eigen lijk alle opdrachtwefken en ook gele genheidswerken. Ook bij bepaalde ker kelijke plechtigehedenl bijv. huwelijk of begrafenis, werden er vaak korte can tates uitgevoerd. In de wereldlijke can tates heeft Bach een amusementsmuziek gemaakt zoals die nimmer overtroffen is. Vaak gebruikte hij delen uit deze wereldlijke cantates later voor kerkcan tates. In Bach's tijd was er namelijk GODS OORDEEL Nu is het oordeel over deze wereld. Joh. 12:31. j^LS jongen zat 't er bij mij diep in, 't besef dat God oordelen zal. Zeker, je gaat je gang en stoort je niet te erg aan wat je denkt gebod van God te zijn. We hebben onze eigen gedachten over wat goed en wat kwaad voor ons is en laten ons ver der meer leiden door 't oordeel der mensen dan door 't oordeel van God. En als ons geweten ons dan al eens plaagt, dan troosten we ons met de omstandigheiddot .mensen zo gauw vergeten. Maar toch De gedachte dat er Eén is die ons zondenregister bijhoudt, die niét vergeet en ons eens ter ver antwoording zal roepen, kwelt ons bij tijd en wijle toch danig en deze angst voor 't oordeel van God drijft ons soms tot wonderlijke daden. We proberen onze lei schoon te krijgen door b.v. „gewelensgeld" in de kerkezak te stoppen of dóór plot- sèling een „deugdzaam" leven te gaan leiden. Niet, dat hierdoor iets verandert. Wij loeten heel goed, dut er in toezen niets wordt goedgemaakten dat w\j zelf er evenmin finders" door wor den. Maar ons o zo zwakke rechts gevoel schijnt er door bevredigd te worden en ons o zo ruime geweten gesust. Totdat we gaan verstaan dat in het kruis van onze Heer Jezus Chris tus God het oordeel over ons vol trokken heeft. De storm van Gods toorn is losgebarsten over 't hoofd van Hem, die geen zonde gehad of gedaan heeft en er is geen bedrog in Zijn. mond gevonden. Nee. God is onze misdaden niet vergeten. En daarom moest Jezus sterven Want Hij wist, dat ivy in Zijn oordcel niet konden bestaan en daarom heeft Hij al onze zonden op Zijn Zoon gelegd, opdat die ze zou wegdragen naar de hel. En nü denkt God er niet meer aan. Hij komt er nooit meer op terug. Daarom wordt het kruis van Christus gepredikt als de blijde boodschap. Niet, opdat wij zouden boete doen, wünt onze boete haalt 't in de verste verte niet bij de maat van onze schuld. Maar opdat wij ons bekeren zouden van onze pogingen, onszelf te recht vaardigen voor God en dié rechtvaar diging zouden zoeken, die er door 't geloof in Jezus is. Dan vluchten we niet meer voor God weg, zoals eens Adam in de struiken. Dan proberen we niet meer aan 't oordeel te ontkomen door onze lei schoon te krijgen. Dan mag ons een hemelse blijdschap vervullen voor 1 wonder van Gods genade die op deze wijze het oordeel over ons voltrok, doordat 't zware kruis van Gods ver vloeking door Jezus gedragen werd. Dan leven we als nieuwe mensen, bevrijd van de vloek van Gods wet en zetten de eerste schreden aan de hand van de Heilige Geest op de weg des Levens. DS. R. C. H. VERHOEF. nog niet zoveel verschil tussen profane en religieuze muziek', tussen -amuse mentsmuziek en serieuze muziek. Een begerenswaardige tijd, waarnaar ik eer lijk heel hard terugverlang. Bij de uitvoering der cantates had Bach nog niet zoveel mogelijkheden als wij thans hebben. Geen grote geschool de koren, geen groot-bczctte orkesten, geen vijfklavierige orgels met over de 100 stemmen, enz., enz. Slechts een be perkt kerkkoor had hij van jongens en jonge mannen, slechts enkele instrumen ten en orgels, waarover hij eigenlijk nooit enthousiast is geweest. In totaal had hij hoogstens 22 instrumenten en 16 jonge stemmen. Dat de weinige zangers niet overstemd werden door de instru menten valt te begrijpen als we de in strumenten uit Baeh's tijd zouden ho ren, die waren namelijk veel zachter August Wenzinger uit Bazel, de lei der van de Konzertgruppe der Scho- la Cantorum Basiliensis. dan de onze. Om een voorbeeld te noe men: een dwarsfluit had ongeveer het klankvolume van een tegenwoordige blokfluit. Heden ten dage wordt er nog steed6 gestreden over de juiste uitvoering der Bach-werken: de één wil een histori sche reconstructie, de ander een over zetting in de klankidealen van onze tijd. Beide opvattingen hebben recht van spreken, beide hebben ook gevaren. De reconstructie ontkomt niet altijd aan een dor historicisme, waarbij meer op de verschijningsvorm dan op de muzika le uitdrukking wordt gelet. En de over zetting in de mogelijkheden van onze tijd brengt wel eens een volkomen ver tekening van het muzikale beeld met zich mee. Dat men zich altijd moet hou den aan een kleine bezetting lijkt me bij Mozart meer nodig dan bij Bach. Een grote bezetting hoeft niet te storen als het polyphone weefsel maar niet wordt aangetast, als de stemmen zich maar volkomen duidelijk kunnen blijven ont wikkelen. DE ARCHIV PRODUKTION van de Deutsche Grammophon Gesellschaft is er al jarenlang op uit tot een getrou we reconstructie te komen met behoud van de muzikale uitdrukking De authen ticiteit van instrumenten en bezettingen is in dit verband natuurlijk wel belang rijk, maar het belangrijkste is dat de geest der barokmuziek in de vertolking wordt gerealiseerd, dat dus het werke lijke wezen van Baeh's muziek blijft gehandhaafd. Geen dor historicisme dus, en guest overeenkomstig de tijd van Bach. Deze Archiv-Produktion wil ik daarom dan ook de meest waardevolle onderwijzing in de oude kunst noemen, een monument zoals geen schrijver of musicoloog zou kunnen scheppen. Dit werd me opnieuw duidelijk door een op name van twee Bach-cantates in deze D.G.G.-serie, nl. de cantates 52 „Schlage doch, gewunschte Stunde" en 200 „Be kennen will ich seinen Namen(45 toe renplaat 37063 EPA). Het zijn twee solo cantates, gezongen door de alt Hilde gard Hennecke met begeleiding van de Konzertgruppe der Schola Cantorum Basiliensis uit Bazel onder leiding van August Wenzinger. (resp. 13 en 10 man sterke begeleiding, opgenomen in de Pauluskerk te Bazel). Hier is, naar mijn vaste overtuiging, de meest ideale vertolking voor deze Bach-werken gevonden. Zonder enig on- Bachs effect worden de be.de cantates uitgevoerd, zowel door de alt-zangeres als door het instrumentale ensemble. De altzangeres Hildegard Hennecke, over wie ik reeds eerder schreef naar aanleiding van een uitvoering van de Telemann cantate „Ihr Völker Hört", woont in Bremen waar ze een „Gesang- ausbüdungsklasse" voor solozang leidt aan de Musikschule Breinen. Hilde gard Hennecke kreeg zelf haar oplei ding van prof. Oscar Rees in Berlijn, prof. Tona Hermann in Wenen en prof Maria Phioppi aan de - Hochschulen in Berlijn en Keulen. Als oratorium- en lie- derenzangeres is Hildegard Hennecke in alle grote steden van Duitsland opge treden, zingt regelmatig voor de Duit se radiozenders Hamburg, Hannover, Berlijn-Rias, Frankfurt, Bremen en Ba den-Baden, concerteerde in Zwitserland, Hongarije, Bulgarije, Oostenrijk, Bel gië en Frankrijk (Paris) en voor de ra dio in Bazel, Helaas in nnr land is Hildegard Hennecke nog niet geweest. Mag ik koordirigenten en impresario's met nadruk op deze zangeres attent ma ken. Haar repertoire is bijzonder groot (dirigenten als Hermann Abenroth, Ge- org Ludwig Jochum, Herbert von Kara- jan, Paul van Kempen en Kurt Thomas De altzangeres Hildegard Hennecke uit Bremen, die voor de Archiv- Produktion twee cantates van Bach zong. hebben hier vaak van geprofiteerd) en haar stem is voorzover die me van de grammofoonplaat bekend is van goud. Een prachtige, volle, ideaal ge plaatste altstem die er echter niet is terwüle van zichzelf maar terwille van de muzikale uitdrukking. Ontroerend en stijlvol is haar vertolking van deze can tates, beheerst in alle registers, rein en klaar in elke expressie. NAAST HAAR is er dat kleine instru mentale ensemble, de Konzertgrup pe der Schola Cantorum Basiliensis on der August Wenzinger. Die Schola Can torum Basiliensis te Bazel werd in 1933 opgericht met het doel alle met de oude muziek samenhangende vragen, van het gregoriaanse koraal tot de Weense klas siek, te behandelen en deze muziek in slylistisch verantwoorde uitvoeringen te brengen. Men zou het dus oen onderzoe kingsinstituut voor oude muziek kunnen noemen. De Konzertgruppe wordt ge vormd door een deel der leraren. Voor dc muziek van de 16e en 17e eeuw is er een Viola da Gamba-kwartet, voor de latere muziek een kamero. kest met strijkinstrumenten (oorsponkelijke men suur» en dwarsfluiten. Als het nodig is worden specialisten voor andere barok- instrumenten en zangkunstenaars aan getrokken. Het grootste deel van de le den dezer Konzertgruppe is ook werk zaam in de „Capelle Coloniensis", het symfonie-orkest met de barokke instru menten van de Westduitse radio in Keulen. De leiding van de Konzertgrup pe berust bij de 50-jarige August Wen zinger, leraar aan de Muziek Akademie te Bazel. Het behoeft wel geen betoog, dat de opname dezer cantates onder supervi sie van dr. Fred Hamel ook technisch, tot de meest waardevolle verrijkingen van het platenrepertoire behoort CORN. BASOSKI. Miebei bij de massa jeugd Uit de VOLKSWIJK Waar is hier tie kerk IMAAR is hier ergens de kerk?" Het zal heel wat keren ge vraagd zijn geworden, daar in de Arcadiastraat en omgeving. Dorps mensen zijn nu eenmaal gewend om naar de kerk te gaan. Vooral vorig- eeuwse dorpelingen, die afkomstig waren óf uit dal orthodoxe gebied van de Zuidhollandse en Zeeuwse eilanden, of uit dal op andere wijze niet minder orthodoxe gebied van rooms Noordbrabant. Ze konden zich l>eiden niet voorstellen dat je ergens woonde waar geen kerk zou staan. De kerk staat toch midden in ieder rechtgeaard dorp? De kerk geeft in dat centrum toch alle gebeurlijkheden aan? De kerk roept tot arbeid en roept voor ae schaft. De kerk verkondigt de grote vreugden van land en volk en klept bij dreigende gevaren. En de kerk noodt je nadrukkelijk twee maal per zondag om onder het Woord te komen. Geen mens, die het dan in zijn hoofd haalt om daar weg te blijven. En daarom: ..Waar is hier ergens de kerk?" Maar degenen, die zich eerder in de volkswijk vestigden, keken de vragers een tikje meewarig aan en zeiden wat smalend ..Waaro? Diiro!" en ze wezen naar het verre zui den, waar torens 'en spitsen ten hemel staken. Een ,aooi gezicht. Iets om Vondel bij te citeren met zangen over „hoffelijckc gevels!" Maar dat lazen de volkswijkers niet. En de kerk was wel erg ver weg! De kerk stond in de nieuwe stadswijken dus niet in het midden. Het moge nadelig werken om de kerk daar chronisch te laten staan het is nog erger, wanneer ze ontbreekt. Dit klemt te meer waar zeeuwse protestanten maar al te bereid zijn zich met hun brabantse roomse buren te vermengen: de tegendelen trekken elkaar des te heftiger aan, wanneer er geen pastorale zorg bestaat, die hier een beetje 'waarschuwend te werk gdat. Twee volksgroepen elk van hun overgeleverd middelpunt de kerk ontroofd en op elkander aange wezen, zoeken een nieuwe houding. De ene vindt daar een mooi woord voor uit: christendom boven ge loofsverdeeldheid. De andere leejl er lustig op los. Ik moet hier even iets aan toe voegen: dit ontkerkelijkingsproces door kerkse laksheid gaal nog on verminderd door. De snel-groeicnde industrialisatie doet de steden enorme afmetingen aannemen en men vergeet al te vaak om de ker ken daar te bouwen, uiaar de mensen gaan wonen. Tegelijk is er nog steeds een geluidloze volks verhuizing aan de gang, d'e mensen uit achtergebleven agrarische ge bieden overpoot naar die nieuwe stadswijken-zonder-kerkgebouw. En zo komen nog dagelijks stads en dorpsmensen voor het feit te staan, dat ze moeten vragen: ..Waar is hier ergens de kerk?" En laco niek klinkt nog het antwoord DaaroWijd weg!" Al heeft men thans beter verkeersmiddelen om derwaarts te tijgen dan voorheen. Geen kerk behoeft natuurlijk niet te betekenen, dat er niet de minste kerkelijke bemoeienis is. Gelukkig niet! Maar het maakt het kerkewerk wel heel moeilijk. En met veel nasporingen en on derzoekingen zyn we zo ver ge komen, dat we thans in staat zijn om de eerst bekende predikant op zijn omzwervingen door de volks wijk te volgen. De eerst-bekende predikant. Dat wil dus niet zeggen, dat hij perse de eersteling geweest is, die daar ü-tiivtftflfb-tr-Citrü-Ci-trtr-tfA-lrti-to-ti-trCi-b-ü-ti-Ci-ü-ti-frtvir 5 ambtelijk arbeidde, maar er be- slaat niet één document meer wauruil voorgaande namen vallen 4 vast te stellen. Ongetwijfeld heb- ben vorip-eeuutse dominees die paar straten in de rimboe ook toe gewezen gehad, maar men besefte nauwelijks dat deze straatjes eens het hart van een geheel nieuwe wijk zouden vormen. Met dominee Een tviens naam we verzwijgen om niet al te persoonlijk te wor den! treedt de eerste mat. naar voren, die bewust deze wijk dient. Zij het dan ook, dat hij nog twee andere wijken bovendien te dienen had, even excentrisch gelegen aan de ooster- en noorder-stadsgrenzen. De tegenwoordige beschouwer kan die situatie alleen maar gek vin den. Niet economisch bekeken. Want als dominee Een van zijn ene uithoek naar zijn andere moest wandelen via onze eigen volkswijk ivas hy al terstond een drie kwar tier kwijt. Waarbij hij dan nog over hekken en sloten moest zien te komen, want zo "ly de georden de paden zocht, kostte de tocht hem nog meer tijd. Een buiten beentje zó zou je hem kunnen noemen. En zó hoop ik hem ook in een volgend verhaal te tekenen Eén ding is duidelijk: toen do minee Een zijn „toijk" ging be kijken, vond hy veel grasland met kriskras daarin opgetrokk straat jes. maar hy vond nergens ook maar één kerkelijk gebouw. Dat is héél erg. Het is alsof men met een paar vriendelijke en vooral vrome gemeenplaatsen eer oester- kweker op de Veluwe zei en zegt dat hij daar nu maar goed zijn best moet doen en dat er dan wel oesters zullen groeien. Alsof men een metselaar gelast te werken zonder troffel en zonder stenen Een onbegonnen taak draagt men op. Anno 1880. En anno 1956 pleegt men dat hier en daar nog precies zo te doen! MIEBEL.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1956 | | pagina 18