KAMPEN oude Hanzestad Monsters uit geheimzinnige diepten der oceanen 8 ZONDAGSBLAD 10 MAART 1956 Kijk aan histoiische Monumentaal Raadhuis bouwkunst manifesteert vroegere welvaart DE USSEL was in vroeger eeuwen altijd een visrijk water. Zo werd er een keer een enorme steur gevangen en deze werd bestemd voor de maaltijd van een bezoekende bisschop. Helaas., zijne eminentie liet verstek gaan we gens ..pyn in 't lyf'. Er werd besloten, de steur een bel aan te binden en hem weer in de rivier te werpen. Wanneer dan de bisschop weer hersteld was en de stad zou komen bezoeken, kon men de steur gemakkelijk terug vinden, want hij had immers een bel om zijn Ge begrijpt natuurlijk direct, dat dit een van de vele „Kamper steuren" of ..Kamper uien" is. Maar nu moet ge niet denken, dat de Kampenaar bij het horen van zo'n „uitje" rood aanloopt van kwaadheid. Integendeel: hij zal er hartelijk om lachen en de mogelijkheid is zelfs niet uitgesloten, dat hij er u nog veel meer zal vertellen. En de bij naam ..Kamper Steuren" voelen de in woners als een eretitel, die uit vele eeuwen her dateert en de echo oproept van de grote plaats, die Kampen'ook op het gebied van de visserij in het ver leden innam 11' el varend burgerdom WANNEER ge bijvoorbeeld per trein in Kampen aankomt, moet ge niet raar opkijken, wanneer ge door een da me wordt aangesproken, die u vertelt, dat ge u bekeren moet en dat er maar één weg is naar de hemel. Juffrouw Hendriks is een alom bekende figuur in Kampen Ge wordt dus niet „verwel komd" door colporteurs met diverse couranten; en ook niet door een bloe- menkoopman. Maar ge krijgt er een geestelijke vermaning. En dan gaat ge de brug over. die de beide IJsseloevers verbindt en ge hebt een heerlijk ruim uitzicht over de meest Hollandse van alle vaderlandse rivieren. De bolle zeewind komt u tegemoet. In de verte laveert een zeilboot: daar zijn mensen op een kleine boot te midden van de eeuwige elementen van het wij de water en de suizende wind En dan komt ge in Kampen, vijfen twintigduizend zielen sterk. Ge valt als 't ware zó van het schone IJsselland- schap pardoes in het drukke winkelcen trum: de Oudestraat. En daar ge als vreemdeling de weg niet weet, loopt ge die straat in. Ge kunt er niet verdwa len en ge voelt u er vertrouwd. Deze straat geeft u de indruk van een wel varend burgerdom, goed onderhouden en in geen geval klein-steeds. Ge kunt er winkelen naar hartelust en achter de grote spiegelruiten vindt ge ruime sor teringen van zeer uiteenlopende aard. De Oudestraat is de hoofdader van de stad, de plaats, waar zich de hart klop van Kampen doet gevoelen En hier is het, waar de straatjeugd het liefst speelt en ravot, de dandy flaneert, de bakvis rendez-vous geeft, de huis vrouw winkelt, de kantoorman bewe ging neemt, de student (civiel en mili tair) ..een Oudestraatje pakt". Zo men weet zijn in Kampen twee Theologische Hogescholen gevestigd: een aan de Or straat en een aan de Broederweg 1 toch is het te vrezen, dat onder dn- i f.ien er maar weinige zijn, die oog blijken te hebben voor het bijzondere, voor het eigen karakter van die straat. Er zijn. helaas, slechts weinigen wie het opvalt, hoe mooi, zowel bij heldere zonneschijn als bij avondbelichting, dat bovenstuk van de Oudestraat is, in de flauwe buiging van haar lijn met de afsluitingen aan het benedeneind door de massale kolom van de Nieuwe To ren en aan de Zuidzijde door de machti ge vormen van de St. Nicolaas- of Boven kerk, een juweel van laat-Gothiek. waarvan de hoge koorbeuk zo statig om hoog rijst. En het kost werkelijk moei te, elders fraaier stadsbeeld aan te wij- Geschiedenis DE KRONIEKSCHRIJVER van Kampen, Arcnt toe Bo^cop, schrijft ergens, dat hij in de archieven van zijn vader stad tevergeefs gezocht heeÉt naar een bericht over het ontstaan van de stad Kampen. Deze woorden zijn ook thans nog van kracht. Wel zijn er diverse gissingen en ook is er een brief van 1227, die over een viswater bij Katnpeh spreekt, doch het officiële stuk, dat van Kampen een stad maakte, de stadsbrief, is verloren gegaan. Toch mag men aannemen, dat de landsheer, de bisschop van Utrecht, dit stadsrecht omstreeks 1240 heeft ver leend. Een merkwaardig fèit is wel, dat Kampen enige jaren later een zeehaven van betekenis was. Men dreef veel han del met Skanör (Schonen een deel van Zuid-Zweden). Ook de visvangst speelde hier een grote rol, want de rijk dom aan haring was in de 13de eeuw fa belachtig. Kampen had er 's zomers een oen hele nederzetting, waar een ..voogd" leider en ook vertegenwoordiger der stad was. In het museum van de Zweed se stad Lund is nog een metalen graf plaat aanwezig, afkomstig uit de oude kerk van Skapör, met het volgende op schrift: „Hier leghet Diederic Brant van Gampen, die staerf up den 7 dach fai Piet-maent (Augustus) Ao. Di. 1368. Bid over de ziele." So begrijpt men de uitspraak, dat Kampen uit Schonen is gebouwd. Haar grootste bloeitijd kende de stad in de 14de en de 15de eeuw en de kog gen, die „buten duynen" voeren, toon den niet alleen de stadskleuren (blauw en wit) kn de havens van geheel Noord- Europa, doch ook in die van Spanje en Portugal. In de 15de eeuw was de stad een be langrijk lid van de Hanze, het mach tige stedenverbond, dat in de latere Middeleeuwen het economisch leven van de la na en in Noord- en West-Euro pa tijdelijk geheel beheerste. Daar er na 1500 om de Noordzee voortdurend strijd was, zakte de Hanze, als gevolg De bloeiende handel bracht welvaart, die zich manifesteerde in de bouw van een monumentaal Raadhuis en enige Talrijke kloosters heeft de stad bin nen haar muren geherbergd; het voor naamste was wel het Franciscaner Klooster, waarvan het kerkgebouw als Broederkerk nog bestaat. Buiten de poorten stond er o.a. nog het rijke jufferenklooster Johannes de Doper, dat een tijdlang 120 nonnen telde. Verder dienen nog genoemd te worden de vele stichtingen en organisaties, die zich be lastten met armenzorg, steun aan ouden van dagen en ook zielszorg; dat waren dan de gasthuizen, de zogenaamde ver gaderingen en de memoriën of broeder schappen Enkele van deze stichtingen Stedenschoon KAMPEN is rijk aan historische monu menten. Er zijn poorten, kerken, torens, het Gotische Huis (ingericht als Openbare Leeszaal en Bibliotheek) en niet te vergeten het Oude Raadhuis, dat overal bekendheid geniet. Het is dan ook een van de merkwaardigste raad huizen van ons land, en de Oude Sche penzaal wordt, wat haar beeldhouwwerk betreft, in West-Europa niet overtrof fen. Het gebouw, dat na de brand van 1543 grotendeels werd herbouwd, is opgetrokken in de overgangsstijl die de laat-Gothiek en de Renaissance ver bindt. De gevels aan de Oudestraat wor den gesierd door rijke daktraceringen, geprofileerde kruisvensters en elegante hoektorentjes. De Oude Schepenzaal is via het nieu we Raadhuis te bereiken. Ge vindt er de in kalksteen opgetrokken en met meesterlijk beeldhouwwerk versierde schouw (1545) van de beroemde Vlaam- Koornmarktspoort, vroeger de hoofdtoegang tot de stad. ver en andere voor Kampen merkwaar dige antiquiteiten. Kampen bezit nog drie oude vesting poorten. De Koornmarktspoort (i4de eeuw) vormde vroeger, toen er nog geen brug was, de hoofdtoegang tot de stad en was tevens aanlegplaats der korenschepen. Vandaar haar naam. De twee leeuwen, die in later tijd op de buitentoren werden aangebracht, zijn schildhouders van Kampens wapen en een symbolische getuigenis van de geest van het verleden. De Broederpoort is een mengsel van twee stijlen, terwijl de Cellebroeders- poort tegelijk met de stadsmuur in 1465 werd gebouwd Haar naam ontleent zij aan het klooster der Cellebroeders, dat in de onmiddellijke nabijheid stond. De St. Nicolaas- of Bovenkerk is on getwijfeld wel de belangrijkste van allo kerken, die Kampen bezit. Deze kerk, aan St. Nicolaas gewijd, is een der te- lang wekkendste monumenten van ons land. Oorspronkelijk was dit gebouw een klein Romaans kerkje;, doch daar met de bloei der stad het zielental i Andere historische kerken zijn do Broeder- en de Buitenkerk. Hoewel die- ze gebouwen een eerbiedwaardig ver leden hebben, zijn zij uit een oogpunt van stedenschoon toch minder belang rijk. Hofjesstilte Boven-Nieuw- cnigdc Gast- en Proveniershuizen, be staande uit het onder één dak gebrach te St. Catharina-, St. Geertruida- en Heilige Geestgasthuis, waar ouden van dagien wonen en worden verpleegd. Deze „godshuizen", reeds in de 14cbe eeuw gesticht, zal de oppervlakkige be zoeker niet spoedig opmerken, omdat de gebouwen hoofdzakelijk, „van de weg- af" zijn gelegen. Wie het poortje op de Burgwal bin nentreedt, komt op een stille binnen plaats. Een stil plekje, als zoveel hofjes in onze oude steden, doch door moderne aanbouwsels is veel van het oorspron kelijk karakter verloren gegaan. Maar op de binnenplaats klopt toch nog ge ruisloos een oud hart: hier leeft de geest der Middeleeuwen en wil er niet sterven. Hier waren nog zwijgend de strenge „Kercmeysters" rond, die besloten geen knechten in de hof te houden, vanwege de vele dienstmaagden, die er woon den, want „vuer ende vlas en dienen niet tesamen in eenre kiste"..: En dan is het tijd voor u, om deze oude Hanzestad weer te gaan verlaten. Ge gaat weer de „lange brug" over en vóór ge dan het perron oploopt om ver volgens in het dieseltreintje plaats te nemen, dwalen uw ogen nog éénmaal naar het markante silhouet van torens, poort, Raadhuis en geveltoppen, dat zich weerspiegelt in de brede stroom van de IJssel. En ge kunt dan nog één maal volop genieten van de karakteris tieke schoonheid van deze zo fraai langs de rivier gelegen IJsselstad, meermalen door dichters bezongen. JAN VAN CAMPEN Wekelijkse bijlage ZATERDAG 10 MAART 1956 Jlietntif Cd&srfK (fottnuil MERKWAARDIGE REPRESENTANTEN: Zeeduivels en Egelvissen ]7R IS NIETS wat zozeer op de beeldingskracht der werkt als juist het leven in dc ge heimzinnige diepten der onmetelijke oceanen. En menige wetenschappelij ke onderzoeker heeft dan ook pogin gen aangewend in die onwezenlijke en mysterieuse wereld af te dalen. Al in de oudheid toestond dit ver langen, doch ondanks de vele onder zoekingen en de tegenwoordige hyper moderne hulpmiddelen, welke de ge leerden ten dienste staan, is er toch nog maar een zeer klein gedeelte van die geheimzinnige sluier opgelicht. O zeker, we zijn in staat enkele duizenden verschillende vissoorten te klassificeren. Er zijn dieren boven water gehaald met de prachtigste kleuren of Ln de meest afstotelijke li chaamsvormen doch wat leeft daar nog meer in die onpeilbare diepten, daar waar de eeuwige nacht heerst? Hoe groot zijn die die ren en hoe kunnen zij die ontzagge lijke druk van honderden atmosfe ren weerstaan? Het zijn slechts enke le vragen, maar zullen we ooit dit alles kunnen doorgronden? T)IT KEER willen we eens twee wel zeer eigenaardige en bizarre wa terbewoners onder de loep nemen, en wel de Zeeduivel en de Egelvis. Twee betitelingen, die op het eerste gezicht wat vreemd aandoen, maar waarvoor toch bi(j nadere beschou wing moeilijk een andere meer tref fende benaming te 'bedenken zou zijn. Tot de lelijkste, en monsterachtig ste vissen behoren ongetwijfeld de Zeeduivels. Een vis, die in praktisch alle Europese zeeën voorkomt en dan ook vrijwel bij de meeste kustbewo ners bekend is, zij het vaak onder een andere benaming, dan i Spinnen hebben 't erg druk Over de spin, dit voor velen onzer le zeressen waarschijnlijk griezeLigo diiertje, zijn door de geleerden heel wat wetens waardige bijzonderheden bekend gewor den. Zo verhaalt ons de Engelse pro fessor Wood, dat de wijfjesspin veel groter en kwaadaardiger is dan het mannetje. Dat brengt deze al dadelijk in een vaak riskante positie, b.v. wan neer hij de „schone" het hof maakt. Terwijl dan het verliefde mannetje zich uitput in hoüijkheden, komt het niet zel den voor. dat hij dit bekopen moet met het verlies van een poot! De spindraad heeft, volgens weten schappelijk onderzoekingen, slechts de dikte van een 500.000ste deel van een mense^fïaar! Minimaal dus! Maar Jj,et diertje produceert ook dik kere draden, dat zijn die, waar de „spaken" van het web, dus in het mid den van het vangtoestcl samenkomen. Taai en sterk, maar niet zo dik, zijn de verbindende spindraden der „spa ken." Wel bespeurt men daarop kleine „gom"-bolletjes, bolletjes van een kle verige substantie, die de prooi (vliegen, muggen) moeten vasthouden. Dan maakt de spin ook nog draden, en wel in grote hoeveelheden, waarmee ze die slachtoffers (wespen b.v.!) vangt, waar ze feitelijk bang voor is. Dc spin draden, die in massa worden geprodu ceerd, kan men tot zijde weven. Men heeft daar proeven mee genomen. Het resultaat was een „fabrikaat" van glim- mender kleur, van de zijde gemaakt van de draden der zijderups. Ook was de kleur anders: meer goudgeel. Historici beweren, dat de Zonnekoning, Lodewijk XIV, een gewaad van zijde had, waar voor talloze spinnen de grondstof zou den geleverd hebben! wetenschappelijk staat ingeschreven. Zo noemden de oude Grieken en Romeinen hem bijvoorbeeld zeekik vors, terwijl de Engelsen dit mon ster aanduiden met hengelaar, wijd- muil of vissende kikker. In ons land kennen we hem onder de naam Hoze- bek of Hozemond. Het meest opvallende biij deze vis die tot de twaalf soorten omvat tende familie der duivelvissen be hoort is ongetwijfeld zijn afschu welijk grote bek, en het is dan ook hieraan dat het dier zijn minder prettige naam te danken heeft. Menige hengelaar zou ongetwijfeld de schrik van zijn leven krijgen, als het hem eens zou overkomen een dergelijk ondier te verschalken. Met zijn buitengewoon grote, bre de afzichtelijke kop, die als het wa re aan de bovenkant is uitgehold en waarop de voorste rugvin is omge bouwd tot een vernuftig vangappa- raat, ligt hij half ingegraven in de slijkerige bodem der zee en loert met zifjn grote ogen als een demon door het troebele water rondom, hem. T ANG vóór de mens op de gedach te kwam door middel van een hengel te trachten vis te vangen, was de natuur hem ook hierin voor, zo- dait ook op deze uitvinding evenals op zoveel andere het gezegde: „Er is niets nieuws onder de zon" wel zeer toepasselijk is. De rugvin van de Zeeduivel bestaat namelijk uit verschillende „stralen", vreemdsoortige lange en buigzame priemvormige aanhangsels, waarvan de voorste in een soort vlaggetje, een gevorkt vliesje uitloopt. De ogen lig gen hoog in de gladde en ongeschub de huid. Waagt de één of andere vis zich in zijn nabijheid, dan is hij ten dode opgeschreven. Het „vlaggetje" aan het eind van dc „hengel" doet namelijk dienst als lokaas en laat hij heen en weer bewegen, zodra een vis in zijn buurt komt. Het slachtof fer, hierdoor aangetrokken, loopt on herroepelijk in de val, want met een snelle sprong grijpt de Zeeduivel hem enslikt hem door. Om het even wat het is. Zijn vraatzucht is ongelooflijk. Ontstellende hoeveelheden vis ver dwijnen in de opengesperde muil, waarin een rij vervaarlijke tanden als van een vlijmscherpe zaag blikke ren. Het is zelfs voorgekomen, dat vissers, die het twijfelachtige ge noegen hadden er één in hun net te hebben, consta teerden, dat hij zelfs in het net zijn medegevan genen opvrat. Zélf is hij overigens voor menselijke consumptie niet bruikbaar. Hoewel dit dier het meest voor komt in de Mid dellandse Zee en de Atlantische Oceaan, wordt hij toch ook wel op andere plaatsen gesignaleerd, zo als rond Kaap de Goede Hoop en zelfs wel aan de westkust van Noord-Amerika. Hoewel de Zee duivel een lengte kan halen van bij na twee meter, komt het toch maar zeer zelden voor, dat derge lijke uitzonderlijk grote exemplaren gevangen worden. Ze worden in de regel niet groter dan 1.50 meter. Een bijzonderheid bij deze dieren is de zeer kleine kieuwspleet, waar door ze het vrij lang zonder water kunnen stellen. T)E EGELVISSEN behoren tot een geheel andere klasse, doch zijn zeker niet minder opmerkelijk. Deze dieren ondergebracht in de famlie der Penne- of Kogelvissen vertonen namelijk een frappante gelijkenis met hun te land levende naamgenoten: de Egels. Teneinde niet ten prooi te vallen aan de vraatzucht der roofvissen, be schikt de Egelvis over twee wel zeer merkwaardige afweermiddelen. Het eerste bestaat uit het vermogen zich te kunnen oppompen en het tweede in een d'ichte bezetting der huid met stekels, zoals we bij de egel wel eens gezien zullen hebben. In een periode van rust verslapt de de familie der Duivelvissen: de Zeeduivel. Vooraanzicht van de Egelvis. Door het uitzetten van het lichaam steken de vier grote tanden naar buiten typische gelijkenis met de de papegaai. huid, waardoor er plooien inkomen en liggen de stekels er plat tegen Dreigt er echter gevaar, dan schiet de vis naar boven om lucht in te slikken, waardoor de zeer rekbare slokdarm opzet en het lichaam dus tevens de vorm van een bal aan neemt, waarbij gelijktijdig dreigend de stekels rechtop gaan staan. Zo la ten ze zich drijven met de buik naar boven. Geen enkele aanvaller zal het wagen zo'n stekelige bal aan te ra ken; hij zou hem trouwens niet eens doorgeslikt krijgen. Is het gevaar geweken, dan wordt de lucht weer uitgeblazen en zinkt de vis vanzelf naar dc diepte terug. Als voedsel voor de mens kan het vlees van de Egelvis zowel giftig als onschadelijk zijn, dit hangt namelijk af van zijn woonplaats. De al of niet eetbaarheid van som mige vissen is trouwens in het alge meen toch eigenaard'g. Want hoe weet U, of een voor U onbekende vis niet giftig kan zijn? T^EN MERKWAARDIGHEID van veel natuurvolken is de gewoonte of is het wellicht hun instinct? om nimmer de fel gekleurde opzichtige zeedieren als voedsel te gebruiken, een gewoonte die door vroegere zee varendon ook wel werd toegepast, hoe wel deze laatsten dit waarschijnlijk van de inboorlingen hebben afgeke ken. Ook de in de tropische en de matig verwarmde zeeën voorkomende Egel- vissen vallen op door hun bizarre kleurenpracht. Zoals het in sommige landen een „sport" is naar de hanen- of stieren gevechten te gaan, bestaat er in en kele tropische gebieden een tijdver drijf, waarbij door middel van een hengel getracht wordt Egelvissen te vangen. Het beurtelings zich opblazen en weer laten zinken van het hevig aan de lijn spartelende dier is voor de toeschouwers een groot vermaak, wat voortduurt tot de dood er na enkele uren van verwoede strijd eeri Egelvis heeft namelijk een zeer taai leven een einde aan maakt. ANTON KOOI J MAN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1956 | | pagina 15