<2>e óprookjeó van ^-i*^*^Ancleróen HET ZWAKZINNIGE KIND VRAAGT BIJZONDERE ZORG I III» Tekeningen BOERGE PRAMVIG Hoogmoed komt voor de val 1. Er was eens een boze, overmoedige koning, die aan niets anders dacht dan aan het veroveren van alle landen ter we- 2. De koning keek naar zijn goud en dacht: „Welk een groot vorst ben ik. Maar ik moet meer hebben! Veel meer! Geen macht mag gelijk aan de mijne genoemd worden en zeker niet groter dan de mijne heten." Hij verklaarde al zijn buren de oorlog en overwon hen allen. De overwonnen ko ningen liet hij met gouden ketenen aan Wekelijkse bijlage ZATERDAG 3 MAART 1956 Speciale school is van grote betekenis En ook het werk in de open lucht TN ELKE SCHOOL voor buiten gewoon lager onderwijs worden kinderen aangetroffen, die zo weinig verstandelijke vermogens hebben, dat afzonderlijk onderwijs voor hen nood zakelijk is. Meestal heeft de school dan ook een aparte afdeling voor im- becillen, waarin deze kinderen wor den ondergebracht, en, zoveel moge lijk, ontwikkeld. Hoewel de scheiding van debiele en imbecille kinderen noodzakelijk is, zijn er tegen deze afzonderlijke im- becillenklassen ook wel bezwaren in te brengen. Het grootste bezwaar is wel. dat jongens en meisjes van zeer uiteenlopende leeftijd in één groep verenigd moeten worden. In de grote steden bestaan dan ook speciale im- becillenscholen, waarheen de kinde ren door leiders of leidsters gebracht worden. Nu het verkeer de laatste jaren zo sterk is boegenomen, kan men ook op het platteland deze methode wel vol gen. Per tram of autobus komen de kinderen uit de gehele omtrek en worden dan bijv. van een bepaalde halte afgehaald. Dcor het kleine aantal imbecillen is het echter niet mogelijk, een vol doend aantal afzonderlijke scholen te stichten. Tehuizen, waar de kinderen bijvoorbeeld van maandag tot vrij dag verblijven, zullen in de toekomst bij het imbecillenonderwijs dan ook niet gemist kunnen worden. Wanneer noemt men nu een kind imbecil? Een definitie voor zwakzinnigheid is moeilijk te geven. In zijn boek Achterlijke Kinderen" zegt dr. D. Herderschee het volgende: „Wij noe men iemand zwakzinnig, wanneer hij op grond van onvoldoende ver standelijke mogelijkheden, niet, of slechts onder gunstige omstandighe den, in staat is, zich in een eenvou dige positie in de maatschappij zelf standig staande te houden". Verder kan men dan nog onder scheiden: de idioten, die niet tot pro- duktieve arbeid in staat zijn, de im becillen, die wél produktieve arbeid kunnen verrichten, maar alleen in een milieu, dat bij hun aard is aan gepast, en de debielen, die in de ge wone maatschappij kunnen werken, en soms zelfs geheel in eigen onder houd kunnen voorzien. T)E FRANSE PSYCHOLOGEN Binet en Simon maakten de volgende in deling, naar de verstandelijke vermo gens: Idioot noemen zij die kinderen, die hun gedachten niet onder woor den kunnen brengen, en die ook de woorden van anderen niet begrijpen. Imbecil zijn zij, die wél kunnen spreken, het gesproken woord ook be grijpen, maar niet tot lezen en schrij ven in staat zijn. Debiel zijn kinderen, die zich wél mondeling en schriftelijk kunnen uit drukken. maar beneden de 9 jaar een schoolachterstand van twee jaar ver tonen, en daarboven van drie jaar. Voordat een kind op een debielen- of imbecillenschool wordt toegelaten moet het dus getest worden. Door tes ten tracht men het intellect te „me ten", en factoren, door het milieu veroorzaakt, zoveel mogelijk uit te schakelen. Een normaal kind wordt veronder steld, op een bepaalde leeftijd tot ver schillende dingen in staat te zijn. Een driejarige bijv. moet zijn naam we ten en een paar korte zinnetjes kun nen nazeggen. Verschillende plaatjes worden aan de kinderen getoond, en zij mogen dan vertellen, wat er op te zien valt. Naarmate de leeftijd van de kinderen hoger is, moet de beschrijving meer volledig zijn. tijd goed, en daarenboven nog die voor de leeftijd van zeven jaar, dan heeft het kind een inteltigentieleeftijd van 7 jaar, terwijl zijn werkelijke leeftijd 6 jaar is. Deelt men nu de intelligentie-leeftijd door het aantal ja ren van de werkelijke leeftijd, dan krijgt men het zg. intelligentiequo tiënt. Een kind van tien jaar, met een intelligentieleeftijd van 8 jaar, 6 maanden, heeft dan een intelligentie quotiënt van 8% gedeeld door 10, is 0.85. Meestal wordt de breuk met 100 vermenigvuldigd, en zegt men: een intelligentiequotiënt van 85. (I.Q. is 85.). Nu wordt algemeen aangenomen, dat kinderen met een intelligentiequo tiënt beneden de 75 op een B.L.O. school thuishoren. Precies is de grens niet te trekken. Imbecil worden kinderen genoemd, die een intelligentiequotiënt hebben tussen 25 eji 50, terwijl bij kinderen met een nog lager intelligentiequo tiënt nauwelijks meer van onderwijs sprake kan zijn. Deze kinderen zullen dan ook meestal in inrichtingen wor den verpleegd. Het testen van de kinderen ge schiedt gewoonlijk door het hoofd van de B.L.O. school, in samenwerking met een arts. In het buitenland worden de imbe cillen meestal in inrichtingen onder wezen. Dagscholen, zoals ze hier te lande bestaan, vindt men er weinig of niet. De leeftijdsgrens voor toelating op de B.L.O. school is voor de imbecil len één jaar lager gesteld, dan voor de debielen. Imbecillen, die reeds vroeg zulke duidelijke afwijkingen vertonen, dat plaatsing op de gewone school uitgesloten Is, kunnen re< ds met hun zesde jaar de imbecillen school bezoeken. Deze kinderen, verschillend van aard en aanleg, moeten natuurlijk in dividueel onderwijs ontvangen. In liet begin gaat alles nog geheel op kleu terschoolmanier. De kinderen mogen plaatjes bekij ken, wat eenvoudig sorteerwerk doen, met blokken spelen, enz. Heel een- voiydige versjes of refreintjes kunnen ze ook wel leren, en dat is voor hen een hele vreugde. Natuurlijk wordt vooral ook ge tracht, hun gebrekkige spraak te verbeteren, en hun beperkte woorden schat zoveel mogelijk uit te breiden. Dit is van groot belang. De meest verstandelijk begaafden leren de be ginselen van het lezen. In de loop van hun schooltijd komen ze wel zo ver, dat ze wat lezen, schrijven en optellen leren. Veel begrip moet men bij dit alles echter niet verwachten. Normale kinderen leren met hun lo gisch denkend verstand. Bij debiele kinderen gaat alles meer met het ge heugen, en imbecille kinderen tracht men iets te leren door middel van hun imitatievermogen. Ze doen dus na, wat hun wordt voorgedaan, en door voortdurende herhaling wordt een gewoonte aangekweekt. 'TOCH, ook al begrijpen de kinderen niet veel van wat zij lezen, moet men dit lees-, schrijf- en rekenonder wijs niet zonder meer aan de kant zetten. Vooral het lezen is in onze maatschappij van zo groot belang. De prestaties van de kinderen zijn dade lijk al groter, als ze bijv. straatna men kunnen lezen, opschriften van winkels, nummers van trams. Ook tracht men hen te leren, op de klok De dagelijkse gemeenschappelijke maaltijd wordt beschouwd als een belangrijk school„vak". Alle leerlingen moeten er dan ook aan deelnemen. In de keuken aan 't werk. te kijken. Al kunnen ze alleen maar de hele uren aflezen, dan is dat toch alweer een stap vooruit. De handenarbeid is een zeer voor naam punt van het leerprogramma. Bij sommige kinderen zal dit gebrek vrijwel de enige mogelijkheid blijven. Men moet het imbecillenonderwijs echter beschouwen in ruim verband en zich niet blind staren op de gerin ge ,,verstands"-resultaten. In het leven van deze kinderen en niet minder in dat van hun ouders, betekent de school zo ontzaglijk veeL Vooral voor de moeder is het zo'n verlichting, gedurende de schooluren eens van haar nooit aflatende zorg ontheven te zijn. En die zorg moet niet onderschat worden. Deze kinde ren kunnen thuis heel lastig zijn, ook al door gebrek aan passende bezig heid. De school geeft ideeën voor werk en spel, en de mogelijkheden worden meer, naarmate het kind ont wikkelt. Bij de vaak grote afstanden is het niet mogelijk, dat de kinderen tussen twaalf en twee naar huis gaan. Ze eten dus op school, en dat betekent voor hen een aangename afwisseling. Voor de opvoeders is het een prach tige gelegenheid, om de kinderen weer verdere te ontwikkelen. Immers, wat is er voor zo'n maaltijd niet al lemaal te doen? De meisjes kunnen tafeldekken, de jongens zorgen voor aardige, gevlochten broodmandjes. Eenvoudige, frisse tafelkleedjes kun nen weer door de meisjes vervaar digd worden. Het is voer de kinderen zo goed, als ze aan een vrolijk gedekte tafel ordelijk leren eten. Ook is het nodig, dat op zulke dingen wordt gelet, want ook in goed gesitueerde gezinnen komt het voor, dat de tafelmanieren van een imbecil veel te wensen over laten. Het kind is dan tè veel gehol pen en gevoerd. De praktijk heeft ge leerd, dat dit niet nodig is. Deze kin deren, die toch voor enige ontwikke ling vatbaar zijn, kunnen allen er aan wennen, behoorlijk met mes en vork te eten. Het brengt hen alweer een stap dichter bij de normale maat schappij. De meisjes kunnen leren, koffie en thee te zetten. Ook bij de afwas kun nen ze behulpzaam zijn. Deze meis jes zullen vrijwel allen later bij moe der thuis wat licht huishoudelijk werk verrichten. Voor de meisjes is de vrijetijdsbe steding ook veel minder een probleem dan voor de jongens. Sommige meis jes kunnen aardig breien. Ze leren ook andere eenvoudige handwerken, (Vervolg op pag. 7.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1956 | | pagina 13