Het orgel in de Ned. Herv. Kerk te Uithuizen (Gr.) Via NAALD en PLAAT Kunstwerk van Arp Schnitger J „Ik heb er niets aan gespaard en alles heerlijk gemaakt" fJET laatste accoord het slotaccoord van één van Joh. Seb. Bach's machtige orgelwerken sterft weg in de ruimte van het kerkgebouw. Stil hebben we geluisterd naar wat uit de pijpenmonden van een orgel is gevloeid. Niets is ons ontgaan en we houden na het slotaccoord onze adem in, als wtaen we deze klankenweelde voor altijd in en bij ons houden En np de zilveren pijpen, keurig geordend n logische vlakken, spelen de zonnestralen om strijd hun dansend spel als wilden zij de luister van dit mooie orgel nog meer kracht bezetten. Dit was de ervaring, die wij opdeden toen wij in de afgelopen zomer bij herhaling het heerlijke Schnitger-orgel in de Ned. Herv. Kerk te Uithuizen bezochten, En str.eds weer komen wij tot dezelfde conclusieeen kunstwerk uit een stuk. dit orgel, ondanks de wijzigingen die het heeft ondergaan en waardoor het nog wel wat van zijn oorspronkelijks (en schoonsheeft verloren. Rugwerk: 11. Quintadena 8' 12. Hol- pijp 8' 13. Prestant 4' 14. Ged Fluit 4' 15. Octaaf 2' 16. Woudfluit 2' 17. Quint 1 1/3' 18. Sesquialter 2-3 sterk 19. Scherp 4 sterk 20. Dulciaan 8'. Arp Schnitger TJF7IE WAS toch de maker van dit orgel? Niemand minder dan de groot meester van de noordduitse Barok: Arp Schnitger. Schnitger. de man die tientallen orgels in zijn leven maak te en restaureerde, de onovertroffen kunstenaar uit de orgelcultuur, wiens invloed meer dan een eeuw een stem pel drukte op de noord-europese or gelcultuur en in wiens werk de mo derne orgelmaker de basis vindt voor de verdere ontplooiing van de heden daagse orgelbouw. Arp Schnitger (die leefde van 1648 tot 1720) maakte in ons land hoofd zakelijk in de provincie Groningen een aantal fraaie orgels (zie ons Zon dagsblad van 10 september jl.), waar van dat in de Der A-kerk te Gronin gen het grootste was. Het bezat 40 sprekende registers; helaas ging het bij de instorting van de toren in 1710 geheel verloren. Dit orgel moet wel bijzonder mooi zijn geweest, want Schnitger schreef er zelf onder meer van ,,ik heb er niets aan gespaard en alles heerlijk gemaakt." Geschiedenis van het orgel JA, heerlijk gemaakt; dat schreef hij van het grote orgel in de Der A- kerk en wij hebben toen in de oude archieven ook nog naar mogelijke brie ven en stukken van Schnitger aan de Heer opdrachtgever te Uithuizen ge zochthelaas zonder resultaat. Niet alle stukken zijn bewaard ge bleven. Maar wel zijn er andere en niet minder belangrijke stukken ge spaard. En hierin vinden we heel wat uit de geschiedenis van het orgel te Uithuizen. Wij doen hier en daar een greep. Vóór Schnitger zijn orgel in de kerk te Uithuizen maakte, stond er reeds een orgel. Wat voor een instru ment dit was, is onbekend, maar wel weten we, dat een zekere J. Loh- man, orgelmaker, hieraan voor niet on belangrijke bedragen in de jaren 1684, '86 en '88 reparaties heeft verricht. In 1697 was weer een reparatie nodig en dat was dan ook de laatste. Men was het blijkbaar zat, want in 1699 toen „J. Roerinck Pastor tot Uithuy- sen" was, R. Lünsing organist voor een ,,Jaer Tractement van Vijf en 't Seventig Car. Guldens" en ,,de Hoogh Edel welgeboren Heer Mello Alber- da" heer van Menkema is de op dracht gegeven tot het maken van een geheel nieuw orgel, een geschenk van het huis Menkema. Het oorspronkelijke bestek in prachtige gotische letters omschrijft het aanmaken van de orgelkassen met snij- en lofwerk tot in de kleinste details. Het bestek is ondertekend door de heren Allert Meijer, Arp Schnitger, Pastor J. Roerinck en Mel lo Alberda, Heer van Menkema. Van de kunstzinnige beeldensnijder Allert Meijer, die de kostbare orgelkassen en ballustrade voor de som van to taal 900 Car. Guldens maakte, is in de kerk en ook in de burcht Menke ma nog veel meer kostbaar houtsnij werk bewaard gebleven. In 1701 kwam het nieuwe orgel klaar. Het moet voor een kunstzinnig mens als de organist LUnsing wel een lust geweest zyn om op dit practisch volmaakte orgel te spelen. Dispositie UIER HEEFT U de dispositie van het het orgel, zoals Schnitger dat maakte (de benamingen zijn in de thans gebruikelijke gesteld): Hoofdwerk: 1. Prestant 8' 2. Ge dekt 8' 3. Octaaf 4' 4. Spitsfluit 4' 5. Quint 2 2/3' 6. Octaaf 2' 7. Sifflet 1 1/3' 8. Mixtuur 4-6 sterk 9. Trompet 8' 10. Vox Humama 8'. Pedaal: 21. Bourdon 16' 22. Octaaf 8 23. Octaaf 4' 24. Nachthoorn 2' 25. Mixtuur 4-6 sterk 26. Bazuin 16' 27. Trompet 8' 28. Cornet 2'. Omvang klavieren: C-c3, pedaal: C-dl. Koppeling rugwerk aan hoofdwerk. In de klavieren geen pijpen voor Cis, Dis, Fis, en Gis groot. AHe werken zijn volledige orgeltjes Ingrijpende restauratie /"•EHEEL bevredigd is men blijk- baar in Uithuizen niet geweest, want slechts 25 jaar later werd er een geheel nieuw voorstel tot een in grijpende restauratie ingediend, he- De orgelmaker P. van Oeckelen uit Harenermolen (Gr.) maakte een uitvoerig bestek op en kreeg ook de opdracht. Hoe graag ook, wij kunnen alle de tails uit het omvangrijke bestek hier niet opsommen. Van belang is wel het volgende te weten: le. Het hoofdwerk kreeg een nieu we windlade onder toevoeging van pijpen voor Cis, Dis, Fis en Gis, het sprekend pijpwerk in het front werd vernieuwd, nieuwe windkanalen aan gelegd, koppeling van pedaal aan hoofdwerk, enz. 2e. Op het hoofdwerk werden Oc taaf 2' en Sifflet 1 1/3' vervangen door resp. Bourdon 16' en Fluit 2', Mix tuur 4-6 sterk werd Mixtuur 4 sterk en voor het pijpwerk van de Trom pet 8' kwam geheel nieuw (smallere en dikkere tongen). 3e. Op het rugwerk werd de Quin- van deszelfs kracht, als ten van deszelfs welluidendheid een sie raad is voor de kerk, en onder de bes te uitgebreidste orgels in onze pro vincie mag gerangschikt worden." Vanaf 1856 Het Schnitger-orgel te Uithuizen, een juweel van barokke orgelkunst. en munten uit door een logische op bouw. Indien U werk voor werk en het orgel in tutti analyseert komt U tot verrassende ontdekkingen. In deze volle glorie heeft het in strument er behoudens een opknap beurt door Albert A. Hinsz in 1785 tot 1830 gestaan, dat is dus 130 jaar. Tegen 1830 waren windladen en pijp werk van het pedaal in staat van ver val gekomen (althans naar het con tract te oordelen), zodat reparatie nodig was. De orgelmakers N. A Lohman en Zonen kregen de opdracht, het pe daal geheel te herstellen en opnieuw te intoneren voor het bedrag van 262 Nederlandse guldens. De dispositie van het pedaal bleef ongeveer zoals ze was; laden en pijpwerk werden echter in de breed te van de hoofdorgelkas geplaatst (Schnitger stelde ze in de lengte op). tadena 8' vervangen door Viola di Gamba 8', de Scherp 4 sterk tot Ca rillon 3 sterk vermaakt en de Quint 11/3' tot Flageolet 1' ingekort. 4e. Op het pedaal moest de Mix tuur 4-6 sterk het veld ruimen voor Bourdon 8'. 5e. Het gehele orgel werd opnieuw gestemd (nu in gelijkzwevende tem peratuur) en geïntoneerd. Het werk kwam in november 1856 klaar en Jonkheer S. W Trip uit Gro ningen bespeelde het orgel op 16 no vember van dat jaar voor het eerst in de nieuwe toestand. Vooraf vond een onderzoek plaats, waarvan jonkheer Trip een schrifte lijke bevestiging gaf. Hierjn staat onder meer: „Redenen, waarom de ondergeteekende met de volste ruim te de loffelijkste Getuigenis van het werk van de Heeren Van Oeckelen geeft, en de Gemeente te Uithuizen Geluk wenscht in het bezit van een orgel, hetwelk zoo wel ten aanzien CINDSDIEN is er niets meer aan het orgel gewijzigd. Het staat er nog zoals Trip het voor het eerst bespeel de. Gelukkig wel; het heeft overigens maar weinig gescheeld of het was vlak voor de laatste oorlog zodanig „gerestaureerd", dat wij één van on ze mooiste orgels hadden kunnen af- Het heeft zeker een restauratie no dig, maar dan een restauratie die een volkomen herstel van het oor spronkelijke garandeert. Want van dat oorspronkelijke is vrij veel b<r waard gebleven. Dat bewijst ook we. het bezoek van „orgelpelgrims" uit binnen- en buitenland, waarvan er ve len met ons zeggen, dat het instru ment het heerlijkste Schnitger-orgel in ons land is. Sommige registers die weinig aangetast zijn getuigen van een uiterst kunstzinnige ïntnna- Trouwens, de mensuren var. het pijpwerk, de dispositie, het materi aal, zij vormen alle het bewijs van een kunstenaarschap, dat zelden ge ëvenaard werd. Eén ding is jammer: dat men zich in Uithuizen de waarde van dit bezit niet ten volle bewust is. Dit is hoogst waarschijnlijk ook de oorzaak, dat het kerkbestuur een restauratie niet zo dringend acht Het orgel speelt im mers, tenminste als het de organist belieft om te spelen, en men kan er bij zingen. Zeker, een restauratie kost geld, maar wij zijn ervan overtuigd dat dat er voor dit orgel komen zal; er zijn mogelijkheden genoeg. Wij hopen, dat deze mogelijkheden door het kerkbestuur van Uithuizen spoedig onder ogen gezien zullen wor den. Voor het behoud van dit prach tige orgel is het hard nodig. A. BOLT. Christus voor u geleden 1 Petr. 2: 21 midden. HET zijn maar een paar woorden, die hier boven staan, midden uit een lange tekst. Maar ze zijn op zichzelf een tekst. Meer: ze zijn, in al hun kortheid, het Evangelie. Ze brengen, heel summier, de verkon diging van het Nieuwe Testament, de enige troost in leven en in sterven voor ieder, die deze boodschap aan- vaardt met een gelovig hart. „Christus voor u geleden". Hij. de Zoon Gods, de Liefdevolle, de Heilige. Onbegrijpelijk Wij raken hier aan een mysterie JVfet begrijpen zal 't met gaan, neem het onbegrepen aan". Hij heeft geleden naar lichaam en ziel, Zijn hele leven op aarde. Hij kende vermoeidheid, honger, dorst. Maar dan vooral op het laatst van zijn leven: geseling, slagen, het dragen van Zijn kruis en 't ergst: het kruis- lijden zelf. En dan Zijn lijden naar de ziel; de oorzaak van Zijn komen op aarde, de zonde van ons, mensen. Hij, da Heilige, die onderging in mis kenning, verkeerd begrijpen, laster, hoon. Onzeobaar leed, bovenal de laatste uren van Zijn leven op aarde. Zoals een ke-klied het zingt: Gij, Isrels Vorst, Gods eigen Zoon, gevangen en gebonden, G' ontvangt der overtreed'ren loon, en Gij, Gy kent geen zonden. Maar wij kennen, ze wel. „Er is niemand die goed doet". „Dood door de zonden en misdaden". Zo oordeelt de bijbel. Krasse uitdrukkingen. Sterke aanklachten. Zet ze om in de taal van het dagelijks leven, ook van uw leven en vraag: Kent gij geen struikelen en vallen7 Zijt gij altijd gehoorzaam aan GodVertrouwt ge op Hem? Hebt ge 'God lief met uw gehele hart en uw naaste als uzelf? Zoveel vragen zoveel aanklachten. Ga staan tegewver uw Heiland uw lijdende Heiland. Dan wordt ge ontdekt aar, uzelf als zondaar. En ge zult het met Paulus uitroepen„Ik ellendig mens Wie zal mij verlossen Vijf Franse componisten en de Impromptus van Cliopin De grote Franse dirigent-componist Jean Martinoii, die op de plaat moderne Franse muziek vastlegde en thans als gast-dirigent bij het Residentie Orkest optreedt. MEEN NIET dat Frankrijk alleen maar een Moulin Rouge, een Folies Bergère, een Maurice Chevalier of een Mistinguet heeft voortgebracht. Naast deze oppervlakkige en toch dikwijls char mante luchtigheid, naast geestelijke on verschilligheid en politiek anarchisme ook, heeft er in Frankrijk ook een gro te cultuur gebloeid. In de lichtstad Pa rijs, waar absinth gedronken werd, waar door jeugd met vette slordige haren „existentialistisch" gedaan werd en waar schilders in obscure cafeetjes kropen, leefden ook grote geesten die de wereld verrijkten met een schone en verheffende kunst. Zo leefden er in Frankrijk in de twee de- helft van de vorige eeuw en het be gin dezer eeuw componisten wier na men stuk voor stuk thuis horen in de erelijst der grootmeesters. En stuk voor stuk konden zij zich met Debussy een „musicien francais" noemen. ..Musicien francais"... dat is eigenlijk de beste typering voor vele Franse com ponisten, ook voor hen die ik thans in deze rubriek de revue laat passeren. In dat „musicien francais" ligt alles op gesloten wat niet te definiëren is; lig gen alle kenmerken van de Franse kunst en het Franse leven verbórgen. Die kenmerken worden vaak gevangen in het woord „esprit" of in het begrip „savoir vivre". Dat is niet onjuist, maar onvolledig. Er komt nog iets bij en dat is die merkwaardige Latijnse aristocra tie, die alles, ook het onaanzienlijke, ook het vulgaire, ook het doodgewone, een aparte en aantrekkelijke kleur weet te geven; een aristocratie die zich kan ver oorloven veel te zeggen en veel te tonen zonder ordinair te worden. Meer dan een ander volk weten de Fransen steeds de juiste proporties in de kunst te be waren, zelfs in het lichtzinnige. De Duit se wijsgeer Kant noemde eens als ka rakterfout van de Fransen „de dwaas heid, of beleefder uitgedrukt de licht zinnigheid om gewichtige dingen als ten grap op te nemen en kleinigheden als ernst te beschouwen". Of dit een ka rakterfout is wil ik nog betwijfelen, het kan ook een wijsheid zijn. DE HIER TE NOEMEN Franse compo nisten hebben die dwaasheid of die w'jsheid ook gekend en ze zijn er groot door geworden. Ze hebben ons een rijk dom aan heerlijke, speelse Franse schoonheid nagelaten, echte „musique francaise". PHILIPS heeft vijf compo nisten op één plaat samengebracht: nl. Albert Roussel, Claude Debussy, Paul Dukas, Arthur Honegger en Gabriel Faurc. De zesde Franse componist di rigeert in de uitvoering der werken het Orchestre des Concerts Lamoureux Hij is de even geniale dirigent als compo nist Jean Martinon. die juist thans als gastdirigent bij het Residentie-Orkest optreedt. Het is dus wel een veelzijdige grammofoonplaat die Philips uitbracht (langspeelplaat A 00175 L). Allereerst is er het speelse ballet ,,Le festin de l'araignée" (Het feestmaal van de spin) van de vroegere Franse zee- offlciei Albert Roussel (18691937), die pas op 30-jarige leeftijd ging compo neren. Als marine-officier heeft Roussel over de Indische Oceaan rondgezworven en ook de sprookjeswereld van Cochin- china op zich laten inwerken. Deze reisindrukken heeft hij willen vasthou den in noten, in muziek en met een impressionistisch palet schreef hij zijn opera „PadmAvati" en zijn ballet „Le uit het lichaam des doods?" Ja, wie? Wie ter wereld? De stilte der vertwijfeling wordt ver broken door de blijde boodschap van het Evangelie des kruises: „Christus voor u geleden". Dit is troost, rijke, heerlijke troost. Kan het eenvoudiger, duidelijker? En toch: mysterie, nooit te door gronden, met uit te putten. Alleen dankbaar te aanvaarden en te aan bidden. „Christus voor u geleden". Nu is de schuld verzoend. In uw plaats heeft Hij geleden. En zo ook ten be hoeve van u Door Zijn armoede maakt Hij u rijk. Hij brengt u 'en mij tot God terug. Nu is het in orde tussen God en ons. God wordt weer onze Vader, tot wie de toegang is ontsloten We kunnen en mogen weer leven als onder open hemel, leven in Gods gemeenschap, putten uit Zijn volheid genade voor genade, ontvangen cc gen op zegen. Troost, kracht, berioediging zijn ons deel. Veel en velerlei is te noemen en te roemen. Ja. te roemen. ,,'k Roem in vrije gunst alleen". Alles dooi dat: „Christus geleden voor ons". Want dat is en moet blijven de kern van het Evangelie. Zonder deze woorden geen gezegende lijdensweken, geen veilig leven en getroost steven. Hang die woorden op in uuj huis kamer. schrijf ze op uw bureau, neem ze mee in uu werkplaats, vergeet ze niet in uw verkeer met mensen, zondag en in de week. Grif ze in uw hart. Zo zuiien ze u in droefheid tot troost zijn en in blijde dagen uw blijdschap heiligen en verdiepen. Geloof dit Evangelie en dank God voor Zijn genade. Want het zal alleen genade zijn Ds. R. TEN KATE. festin de l'araignée", het laatste in 1912. Het is een heel teer, fijngcciseleerd spel van' noten geworden met als gegeven het toch eigenlijk wel wrede spel van spin, vlinder, sprinkhanen, libellen, vruchtwormen en kevers. Hoe geniaal heeft Roussel dit alles in ritmen en klanken weten te vangen, hoe teer maar hecht was zijn web waarmee hij al die indrukken kon vasthouden. Van Claude-Achille Debussy 1862- 1918) is opgenomen de verstilde impres sie uit 1892 „Prélude a l'après-midi d'un faune". De Franse dichter Stépha- ne MallaTmé zag eens in de National Gallery te Londen een schilderij van Boucher, voorstellende een jonge faun, die weggedoken in het riet aan de oever van een beek spelende nymfen gadeslaat. Dat schilderij was voor Mal- larmé in 1876 aanleiding tot het schrij ven van zijn gedicht ,,1'Après-midi d'un faune" en zestien jaar later in 1892 raakte Debussy zo enthousiast over het vers dat hij de sfeer ervan in mu ziek wilde vastleggen, iets wat hem eerst in 1894 gelukte, nadat hij tever geefs had getracht een drie-delige sym- phonie van dit gegeven te ma ken, nl. „Voorspel, Tussenspel en Parafrase voor de namiddag van een faun". Debussy zelf zei over zijn werk: „Het is een zeer vrije illustratie van het wondere gedicht van Mallarmé, het is er geen synthese van. Het zijn veeleer de onderscheidene décors, waar in zich de verlangens en de dromen van de faun afspelen, in dc zwoele at mosfeer van deze namiddag". Welk een doorzichtigheid, welk een gouden klank en welk een zinnelijke sfeer heeft De bussy hier weten te bereiken met 3 fluiten, 2 hobo's, Engelse hoorn, 2 fa gotten, 4 hoorns, 2 harpen, cymbalen en strijkorkest. Van de derde Franse meester Paul Dukas (18651935) werd opgenomen het populaire scherzo voor orkest „L'Appren- ti Sorcier" (De tovenaarsleerling), in 1897 ook gemaakt naar een gedicht en weL „Der Zauberlehrling" van Goethe. U kent het verhaal wel: de leerling van de tovenaar, die met een toverformule de bezem water laat aandragen. Helaas de leerling beheerste de wijsheid niet ten volle en de bezem kon hij niet meer tot stilstand brengen. Steeds meer en steeds meer water werd er uitgestort, tot eindelijk de tovenaar terugkeert en de zaak tot stilstand brengt. Een genia le tekening van Dukas, niet alleen rit misch maar ook harmonisch Interessant. Arthur honegger g892—1955) is vertegenwoordigd met zijn korte orkestwerk „Pastorale d'été", een soort herderszang in het zomerse Zwitserland. Dus geen Franse kunst? Honegger was oorspronkelijk Zwitser en zijn „Pasto rale d'été" ook geheel geaspireerd op de sfeer tussen de Zwitserse bergen, een 6feer die mede door Zwitserse volkslie deren wordt bepaald. Maar de uitwer king is zo door en door Frans en de het Franse muziekleven, dat hier inder daad van Franse muziek gesproken kan worden. De „Pastorale d'été" uit 1920 is een reine idylle, een juweeltje uit de schatkamer der muziek. Ten slotte dan Gabriel Fauré (1845 1924), de oudste van hen dus, met zijn in 1887 geschreven „Pavane" (oude langzame dans) Naar verkiezing had Fauré er ook nog een koorpartij bijge maakt, maar op deze plaat is het werk alleen als orkestcompositic uitgevoerd. Fauré is een der belangrijkste figuren geweest, als componist en als paedagoog. Van 19051920 was hij directeur van het Parijse conservatorium. In zijn eigen werken is hij toch niet progressief, eer der behoudend, maar dan in volkomen eigen stijl. Vooral de kleine vormen van lied en piano-nocturne heeft hij tot on gekende hoogten gebracht. De „Pava ne" heeft geen gegeven, geen bijtitel, ze is het meest Franse orkestwerkje dat ik ooit hoorde. De uitvoering van deze werken is bij Jean Martinon en het Orchestre des Concerts Lamoureux in ideale handen. Martinon, die in 1910 te Lyon werd ge boren, is een der grootste dirigenten van deze tijd. Een betere vertolking had men niet kunnen wensen. Ook in hem is die Latijnse aristocratie van de Franse kunstenaars. De instrumentalisten van dit Franse orkest zijn eveneens grote kunstenaars. Juist deze werkjes vra gen zoveel van individuele prestaties. MIJ WERD nog gevraagd naar een goede plaat met de vier Impromptu's van. Chopin voor piano. En dan aarzel ik niet te wijzen op de DECCA-opname met de Russische pianist NikitA Maga- loff (langspeelplaat LXT 5037). Wie ooit deze zeldzame improvisaties van Chopin niet alleen in een technisch perfecte maar ook in een muzikaal ontroerende vertolking wil horen, zal de opname met Magaloff moeten beluisteren. Magaloff werd in St. Petersburg geboren, doch vluchtte bij de revolutie uit zijn land. In Parijs studeerde hij bij Isidore Phi- lipp en op 17-jarige leeftijd kon hij met een eerste prijs het Parijse conservato rium verlaten. In 1947 maakte hij zijn eerste tournee door de Verenigde Staten. Thans woont hij in Zwitserland en is hij wijlen Dinu Lipatti opgevolgd als le raar voor de „Classe de virtuosilé" aan het Conservatorium van Genève. Magaloff speelt hier gelukkig Chopin terughoudingen en agogische accenten dat geschreven notenbeeld .tot leven te brengen, zonder echter te romantiseren. Op dezelfde plaat speelt hij ook die ver rukkelijke Berceuse van Chopin en diens laatste Pianosonate in b-moll, no. 3. Virtuoos en kunstenaar gaan hier samen in deze vertolking en de technici heb ben de plaat heeft een enkel spatje, dat naar ik hoop niet op de matrijs zit de pianoklank bijzonder goed gehou den. TOT SLOT een mededeling die een jeugdige lezer van deze rubriek mij deed en die ik graag wil doorgeven. Kort geleden besprak ik de Schumann- pianoplaat van dc pianist Karl Engel. De lezer vertelde me, dat Engel een jonge Zwitserse pianist is, die vooral veel in België en Frankrijk optreedt en in 1952 de 2c prijs behaalde op het „Concours Reine Elisabeth" te Brussel (le prijswinnaar was Leon Fleisher). Hartelijk dank voor de gegevens. CORN. BASOSKI. iftrti-üii-üirtrtrtrtrtrtctiirtrtrtvtiir-trCrtrti-i 'rtetvtvtetr Miebei bij de massajeugd Vroeger en nu Uit de VOLKSWIJK JAja denkt u misschien „die Miebei zit tegenwoordig maar in het oeroude verleden te graven, en ze vergeet helemaal dat we haar stukjes lezen om iets over het heden te horen! Dat zal ze toch niet vergeten zijn?" Ik kan u ge rust stellen: ik heb juist over dat grijze vroeger geschreven om des te beter de huidige toestanden recht te kunnen doen. Weet u: ómdat ik iets van 't voorbije weet. kan ik het vandaag volhouden. Want an- Kunt u zich voorstellen dat jeugd leidsters en jeugdleiders, mattt- schappelijke werksters en wijkver pleegsters, wika's en predikanten 1 vel eens dood en dood moe wor den? Van de week hadden nog twee onzer zo'n aanval. Mijn ene collega zei: „Ik geloof dat ik er mee vullen op houd! Ik kan niet verder!" Ze had zo'n beetje griep gehad en dan ben je nooit erg fit, maar als je dan nog ontdekt dat een paar clubkin deren opeens spoorloos verdwenen zijn omdat ze er „geen sin" meer in hebben kijk, dan ga je je af vragen waar het allemaal toe dient. Zelf ben je van dergelijke peu ters gaan houden. Je hebt van al lerlei geleerd. Versjes, spelletjes, wat orde en rust. Je ziet dat ze vooruit gaan. Maar plotseling gooi en die hummels alles onderstebo ven en ze gaan er vandoor. Geen mens weet waarheen. De moeder zegt op je vraag, of zij weet waar ze tegenwoordig uithangen, dat ze dat niet kan zeggen en voorts dat het haar koud laat ook. Mits de kinde ren maar niet in haar buurt ko men. want in het huis is er geen ruimte voor speelse jonge mensen. De moeder zegt er hoogstens bij dat ze nu misschien by een andere organisatie op club gaan; by de pater of zo. Maar preciese inlich tingen kan die niet verschaffen, ivant nog eens het heeft haar belangstelling niet. Wat dan toch maar neerkomt op een streep door alles wat er in vier of zes of acht maanden werd opge bouwd. En wat dus ook neerkomt op een uiteenrukken van een zorg vuldig samengestelde kindergroep, want zodra er daar een paar mis sen, raken ook de anderen in be weging. Het is zelfs mogelijk dat deze twee voortvluchtigen een hele club tot ondergang brengen. En daarom was die collega van me zo moedeloos: „Ik kan niet verder!" Met de andere collega was het trouwens nog erger. Hij is jeugdlei der en de eerste maanden heeft hij zijn werk met vreugde gedaan. Hij vond het zelfs allemaal nog al hij hield er hooggestem tijd t i het dat 1 beetje overdrijven als we het over allerlei verschrikkelijke ervaringen plegen te hebben. Totdat ze er op eens zelf mee in aanraking komen. We kunnen hen dat nooit be sparen. Het is een vaste stelregel dat we de allerergste dingen niet aan elkander doorgeven: die be spreken we onder vier ogen met de stafleiding. Maar dat brengt mee dat elke nieuweling op een dag volkomen van de kaart raakt omdat hjj of zij dan opeens gecon fronteerd wordt met de ergste beestachtigheid die ter wereld be staat: de beestachtigheid van de mens. En zo is het hem deze week vergaan. Ik kan niet zeggen wat hij alle maal meemaakte. Ik kan het al hierom niet omdat hij er tegenover trtrir-erttirfeü-tettteeróó-fi-üirtrtririetrii-tiiiicfeeeteü-C^ mij niet over reptealleen maar zei dat het niet tets was wat je aan een meisje kon vertellen. Maar 3; zelfs als ik het wel wist, dan nog 3. \e zou ik er hier in alle talen over zwijgen. Ik heb alleen later opge- vangen dat de misdaad, die begaan S- tras de bedrijver voor tenminste 5 vijf jaren uit de samenleving zal verwijderen. Eu dat is dus wel iets ergers dan een speels inbraakje. al -4- mag zoiets dan ook niet netjes heten! Maar in ieder geval: óók hij kon opeens niet verder. En zul- ke inzinkingen hebben hun invloed j* op heel de staf. Wanneer er derge- 3- lijke voorvallen gebeurd zyn merk je het aan iedereen. De wykpredi- kant. die toch al zorgen genoeg g heeft in deze koude maanden, wan- neer de giften opeens ijzig berrie- J zen tussen haakjes: wist u dat 3- februari de ergste maand is van j de winter; dat het werk nooit be- nauivder zit dan juist thans? die wijkpredikant doet geremd. De lei- der van het jeugdwerk ziet er ver- j* moeid uit. En ik ben ook niet be- paald fit. Maar die geschiedenissen uit het verleden helpen me dan weer een beetje. Kom, denk ik, we mogen toch niet klagen! We hebben het er als kerk toch naar gemaakt dat de mensen zo onverschillig, zo koud j* en zo misdadig zijn geworden. Daar lag die Arcadiastraat zeventig jaar g geleden en niemand uit de kerk keek er naar om! Het is toch geen g wonder dat men als kleinkinderen van die allereerste bewoners van- 3 daag niet zo bar om de kerk geeft? Het is toch niet verbazingwekkend dat men zonder God leeft? We zit- g ten hier toch om de zonden van jj. de kerk goed te maken, voorzover g dat althans ooit gaat! En daarom spreek ik toch over het heden. zelfs als ik de goede oude tijd 4. herleven laat! MIEBEL 2-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1956 | | pagina 10