Op Schouwen gaan paarden pootje
baden
Via NAALD en PLAAT
In de West
ben ik doodgeschoten!
Onder luid gejuich rijden de mannen hun paarden het zilte
^CHT WEKEN vóór Pasen vieren
de inwoners van het dorp Renesse
op Schouwen het „strafeest". De
scholen zijn dan een dag gesloten en
het werk in en rond het dorp ligt
stil, want het strafeest, dat zich ei
genlijk rond de Schouwense paarden
afspeelt, wordt ook gevierd door de
genen die geen paarden bezitten.
Het hoogtepunt van het feest is het
moment, waarop de landbouwers, te
paard gezeten, onder luid gejuich de
zee inrijden.
Het ,,stra" wordt elk jaar het eerst
in Renesse gereden. Met tussenruim
te van een week volgen Haamstede,
Burgh, Noordwelle, Serooskerke, El-
lemeet en Eikerzee. Dit folkloristisch
feest is alleen op het westelijk deel
van Schouwen in zwang gebleven.
Over de oorsprong van het stra-rij-
den is weinig bekend. De gegevens
uit archieven zijn zeer schaars en
gaan niet verder terug dan het jaar
1838. Toch staat vast, dat het stra
feest reeds lang vóór die tijd op
Schouwen werd gevierd en velen zijn
van mening, dat deze merkwaardige
folklore dateert van ver vóór onze
jaartelling.
(~)OK met de organisatie van dit feest
is het vreemd gesteld. Er bestaat
geen vereniging die dit regelt, het
ontstaat spontaan.
Als de dag van het stra-rijden is
aangebroken, versieren de landbou
wers in de vroege morgen hun paar
den door kleurige linten in manen en
staart te vlechten.
Omstreeks negen uur in de morgen
rijden zij naar het dorp, waar de
stilte dan wordt verstoord door het
luide gekletter der paardenhoeven
op de dorpskeien.
Eén ruiter is in het bezit van een
scheepstoeter, waarmee verzamelen
wordt geblazen. Hij is de zogenaam
de voorrijder en gedurende de och
tend kan men de sonore toon van die
hoorn regelmatig horen omdat de
voorrijder een ruim gebruik van dit
instrument maakt.
In het dorp wordt een stoet gefor
meerd en te paard wordt een bezoek
gebracht aan de omliggende gemeen
ten. Tegen het middaguur keren de
ruiters terug en worden bij de dorps-
grens opgewacht door het plaatselijk
harmoniekorps. Onder vrolijke mu
ziek gaat de stoet naar de woning van
de burgemeester, waar de voorrijder
zijn ruiters presenteert en de harmo
nie een serenade brengt.
De burgemeester aanvaardt de hul
de en zorgt zo wil dat de traditie
voor een versnapering in de vorm
van een glaasje verwarmend nat.
Daarna is het grote moment aange
broken.
£)E RUITERSTOET trekt door de
duinen naar het strand en een
maal aan de rand van de zee geko
men, rijden de mannen onder luid
gejuich, hun paarden tot snelheid
aansporend, het zilte nat in.
Hoog spat het zeewater op, maar
de bewoners van West-Schouwen zijn
niet bang voor een paar waterspat
ten en ook de paarden schijnen er
plezier in te hebben. Briesend plon
zen de dieren door de branding.
Erg ver gaan de ruiters niet, maar
soms toch nog ver genoeg om een
paar natte benen te halen, de lange
gummielaarzen ten spijt.
Na een kwartier bluast de voorrij
der verzamelen, want dan rijden de
deelnemers naar het dorp terug. Het
eerste deel van het strafeest wordt be
sloten door drie maal in galop rond
de kerk te rijden. De mannen nemen
daarbij hun vrouw of verloofde achter
zich op het paard.
De middaguren en de avond worden
doorgebracht met het afleggen van be
zoeken aan vrienden en kennissen.
Zo viert Schouwen elk jaar het stra
feest. De keten werd slechts twee
maal onderbroken, namelijk tijdens
de tweede wereldoorlog en in de don
kere dagen van februari 1953, toen
de wrede waterwolf dit schone land
bouwgebied in zijn klauwen omsloten
hield en er rouw heerste inplaats
van vreugde.
AVER DE OORSPRONG van het stra-
rijden is. zoals wij al schreven,
weinig bekend. Het onderzoek naar
het ontstaan begint eigenlijk al bij
het zoeken naar een verklaring voor
de naam van dit merkwaardige
volksgebruik.
Volgens sommigen is ,,stra-rijden"
afgeleid van „strand-rijden". Anderen
zijn het hier niet mee eens en me
nen dat ,,stra" eèn afkorting is van
het Latijnse woord „Lustratio", dat
„reinigen" of „verzoenen door een
offer" betekent.
Die tweede verklaring is aantrek
kelijk omdat zij enige houvast biedt
en de mogelijkheid geeft om tot een
aannemelijke verklaring te komen.
De paarden zo redeneren de lus-
tratio-verklaarders werden vroe
ger de zee in gedreven om de dieren,
na het winterverblijf op stal, te reini
gen van kwade staldampen. Zij zien
het stra-feest dan ook als een lente
feest.
Opmerkelijk is, dat vroeger niet
drie maal rond de kerk, maar rond
het kerkhof werd gereden. Dit blijkt
uit een verordening van burgemees
ter en assessoren te Haamstede in
1838, waarbij werd bepaald dat „de
gewoonte het „straa" rond het kerk
hof te paard te rijden of te galoppe
ren verboden werd op boete van an
derhalve gulden telkenreize".
Volgens sommigen zou dat rijden
rond het kerkhof wijzen op oude hei
dense geloofsgebruiken met betrek
king tot de gestorvenen. Vreemd is
ook, dat in vroeger tijden de ruiters
zich na het zeebad met hun dieren
bij de burgemeester presenteerden.
JJE ARCHIEVEN zwijgen verder
over het stra-feest, maar de histo
ricus neemt daar over het algemeen
geen genoegen mee. Hij gaat verder
terug en denkt aan het feit, dat het
water door de Kelten als de bron van
alle leven werd beschouwd. Paarden
werden vroeger als offerdieren ge
bruikt en „drie" was voor de Kelten
een heilig getal.
Langs deze lijnen bezien is het
voor de folklorist verleidelijk om te
denken dat het stra-feest reeds bij de
Kelten ontstond, vervormd voortleef
de bij Germanen en Romeinen en
tot op de huidige dag in zwang bleef,
zij het dan alleen op Schouwen.
Hoe dan ook, van Keltische oor
sprong of niet, wordt het stra-feest
weer gevierd door de bevolking van
de Schouwense dorpen en iedere dor
peling, van jong tot oud, viert het
feest blij en onbevangen mee.
J. P
TIJDKNS HET WINKELEN
TN EEN van de aardige straten van
1 Paramaribo is een oud maar aan
trekkelijk winkeltje. Zo'n echt manus
je-van-alles, met als vlag de naam
„home industry shop". De zaak is
verdeeld over twee ruimten, die in
elkaar over lopen. Ze zijn elk tot de
nok gevuld met verkoopwaar, zodat
men met moeite langs alle voorwer
pen heen laveren kan. Wat niet weg
neemt, dat men er met geduld en
aandacht geholpen wordt, zelfs al kom
je met z'n drieën mijn vriendin,
haar neefje en ik de ruimte (die
er nauwelijks is) geheel vullen.
Zelfs nadat de verkoopster nadruk
kelijk verteld wordt, dat we slechts
komen kijken en misschien niet eens
kopen, blijft ze beleefd en vriende
lijk. Dat wordt, vooral door wie juist
van de Antillen komt, hogelijk ge
waardeerd.
Wat er allemaal te koop was?
Alleraardigste voorwerpen door
Bosnegers en Indianen, speci
aal voor deze en meer zulke shops
gemaakt: houtsnijwerk, vlechtwerk,
poppen in landskledij, kalebasvoor-
werpen, antiek, kralen, te veel om
verder nog op te noemen.
Een bankje ja, daar hadden we
wel zin in. Zo een, dat door de Bos
negers uit één stuk hout gesneden
en daarna versierd is.
TE PARAMARIBO
Maar een bankje moet wel lekker
zitten!
„Dat dóét het ook, probeert u
maar," zegt de verkoopster. En ik
probeer. Het is lager dan ik ver
wachtte. Het laatste eindje wordt
daarom te schielijk afgelegd en
met een plof kom ik, uiterst onele
gant, op de goede plaats terecht.
70 LAAG zittend vallen er andere
voorwerpen in 't oog, die langs de
grond geplaatst zijn.
„Wat is dat daar voor een eigen
aardig houten geval?" vraag ik mijn
vriendin.
„Een klapstoel en uit één stuk
hout gemaakt," zegt de verkoopster
vlug.
't Is ongelooflijk.... Als een sluitap-
pel passen beide helften in elkaar,
't Is kunstig én ingenieus gevonden
om dit uit één blok hout te kunnen
krijgen.
Ik wordt uitgenodigd ook deze „ze
tel" te proberen.
Natuurlijk rijs ik wel van mijn laag
bankje op, maar om op het even la
ge stoeltje te gaan zitten en het mis
schien niet eens te kopen neen,
daarvoor voel ik toch niet.
„Doet u maar gerust," zegt de
vriendelijke vrouw.
Nou, toe dan maar. Ik ga weer
zitten. De vrees, dat ik er aan alle
kanten overheen zal puilen, blijkt on
gegrond, het zit werkelijk heerlijk.
Zou ik
Half al overgehaald om tot dit aar
dig gevalletje te besluiten, hoor ik
haar zieggen: „Gaat u nu eens ach
terover leunen."
Langzaam beweeg ik mijn boven
lijf achteruit. „Vooral niet voor een
tweede keer ploffen," denk ik. En
terwijl ik in het triomfantelijke ge
zicht met de blik van: „zie je wel
hoe heerlijk het zit?" kijk, gaat mijn
bovenlijf steeds langzaam door, naar
achter. Wat is die leuning laag en
ver weg! Moet ik nog verder achter-
fVPEENS daar ratelen ruziënd drie
stemmen door e'.kaar: mijn vrien
din, haar neefje, de winkeljuffrouw,
alle drie tieren ze in het negerengels.
Ik versta er geen woord van
maar van schrik ontspant zich mijn
rug en leg ik de Laatste etappe tóch
met een plof af en beland tegen iets
griezelig weeks. Omgekeerd aan het
tempo waarmee ik eerst statig ach
teruit week, vlièg ik omhoog en van
het stoeltje af en zie....!
Een arme, oude Hindoestaan, blijk
baar geïnteresseerd door dat „meu-
bels"-passen, was zachtjes het trapje
naar de winkel opgeklauterd. Toen
hij de aandacht van de drie bij het
proberen van het klapstoeltje zag,
wou hij er ook van profiteren. Vlug
klom hij op de leuning.
Het geschreeuw was bedoeld hem
weg te jagen en mij te behoeden om
rug tegen rug met die bedelaar te
gaan zitten.
En daar stond hij nou half schul
dig, half brutaal. Een gescheurd wit
kleed hing om zijn bovenlijf
Een punt ervan was van achter
naar voor tussen de benen door ge
haald, zoals veel Hindoestanen een
Baritons zingen liederen en een tenor opera
ALS ERNEST CHAUSSON op de m»d-
dag van de 10e juni 1899 niet aan de
voet van een steile heuvel in Ifimay
bij Nantes van zijn fiets was gevallen,
dan zou hij een van de beroemdste
componisten van Frankrijk zijn gewor
den. Dit fietsongeluk had de dood van
deze 44-jarige musicus ten gevolge, juist
toen Chausson als kunstenaar tot zijn
hoogste prestaties kwam. God beschikte
echter anders: de volle ontplooiing
mocht Chausson niet doormaken.
Ernest Amiédée Chausson werd op
21 januari 1855 in Parijs geboren en
heeft het in zijn korte leven financieel
beslist niet beroerd gehad. Hij behoor
de tot de gefortuneerden en kon dan
ook heel wat keertjes zjn grote vriend
Claude Debussy uit de nood helpen.
Toen Debussy nog in een zeer schamel
gemeubileerd kamertje aan de Rue de
Londres 42 in Parijs woonde, was
Chausson de man die nogal eens de huur
of het eten betaalde. En Chausson in
troduceerde zijn vriend ook in beter
gesitueerde families. Op het Conserva
toire de Paris kreeg Chausson les van
de componist Jules Massenet en later
nam hij privé-les bij César Franck.
Aanvankelijk studeerde Chausson
rechten en eerst op 25-jarige leeftijd
ging hij over naar de muziek. Slechts
vrij korte tijd heeft Chausson dus maar
kunnen componeren en het getal zijner
werken bedraagt dan ook maar 39. En
dan is het helemaal niet zo moeilijk
invloeden van Franck aan te wijzen;
het getuigt van meer muzikaal inzicht
de schoonheden in Chausson's oeuvre
te onderkennen, de subtiele poëzie van
dergelijk kleed dragen. De mouwen
waren overal stuk en vol rafels. De
chocolakleurige, magere en schilferi
ge benen met de scherpe knieën en
ongeschoeide voeten, staken tegen
het goorwitte kleed af. Het kleine, fa
natieke, ronde kopje met het grijzen
de haar en grijze borstelsnor stond op
een pezige oudemannenhals. In de
bruine grijpvingers hield hij een
knoestige stok.
zijn liederen te genieten, de zuivere
weemoed van zijn „Poème" voor viool
en orkest te ondergaan en zich open
te stellen voor de sonoriteit van zijn
pianokwartet. Chausson is werkelijk
geen „nieuwlichter" geweest, maar hij
was een dichter in klanken, een muzi
kale aristocraat, die te veel zelfkritiek
had^ om zich tot Banaliteiten te laten
DECCA heeft de waarde van Chausson
erkend en een plaat doen maken
met zeven liederen van deze Fransman,
die geen tijd meer had om tot de grote
meesters gerekend te worden, maar
wellicht grotere eigenschappen daartoe
in zich droeg dan zij. Bij deze liederen
zijn er twee op teksten van de Franse
romanticus Leconte de Lisle (1820
1894), wel de grootste Franse dich
ter naast Victor Hugo genoemd.
Dat Chausson zich tot de verzen van
bariton Gérard Souzay, die met zeer
veel begrip die kleine juweeltjes ver
tolkt. Deze weergave is volkomen door
leefd en Gérard Souzay weet met uit
zonderlijk fijnzinnige nuances het lied
tot leven te brengen. De kunst van
Chausson mag dan aristocratisch zijn,
die van Souzay en eVeneens van zijn
ideale begeleidster Jacueline Bonneau
dat op deze plaat ook. De
Gérard Souzay is van een
echter mist hij
grote noblesse. I
wel eens voldoende ademsteun
langzame passages zonder flakkering
uit
vertolking, die
De tenor Mario del Monaco is te
horen in aria's uit de opera „Rigo-
letto" van Verdi.
deze dichter voelde aangetrokken is niet
bevreemdend. Bij beiden immers was
er een zeker pessimisme, een sterke
melancholische inslag ook. Het lied
Nanny" en de tere liefdesvertelling
,,Le Colibri" zijn hiervan de prachtige
voorbeelden. Verder zijn op deze plaat
opgenomen de liederen „Le Charme"
(tekst van Armand Silvestre), „Séré-
nade italienne" (tekst van Paul Bour-
get). „Cantiue a l'épouse" tekst
van Albert Jonnet, die een echte hu
welijkszang wilde schrijveni, „Les Pa-
pillons" (tekst van Théophile Gauticr)
en „Le temps des lilas" (tekst van
Maurice Bouchor). Dit laatste lied is
het slotlied van de Poème de l'amour
et de la nier" voor zangstem en orkest.
Het zijn alle liederen met een wat
pessimistische levens- en liefdesverlan
gen, die van de vertolker een grote
bescheidenheid eisen.
In deze opname (25 cm. langspeel
plaat Decca LW 5201) is het de Franse
TAECCA heeft ook nog een plaat met
17 een geheel ander soort liederen ge
zongen door een bariton uitgebracht en
wel Schotse volksliederen in de vertol
king van Thomas L. Thomas met piano
begeleiding van Jacob Hanneman (25
cm langspeelplaat LW5202). Schot
land kent twee soorten volksliederen,
nl. die van de Schotse hooglanden en
die van de Schotse laaglanden. De
doorsnee-luisteraar zal echter niet zo
erg veel verschil horen tussen het
„Ae fond kiss" uit de hooglanden en
het „Loch Lomond" uit de laaglanden
Over het algemeen zijn het vrij rustige,
wat melancholische, mistige liederen,
die soms herinneren aan negro-spir-
tuals. Een der schoonste tekeningen
vind ik het lied „Loch Lomond" (een
herinnering aan Prins Charles Stuart,
die in de straten van Edinburgh werd
gearresteerd) met het prachtige wee
moedige refrein: „But me and my true
love, will never meet again on the
bonny, bonny banks of Loch Lomond".
De Schotse bariton Thomas L. Thomas
geeft aan deze liederen zulk een prach
tig reliëf, dat deze plaat zijn kunste
naarschap bijzonder goed demonstreert.
Dat is grote kiïnst in de volkskunst,
uitzonderlijk goed opgenomen door de
technici.
:en DECCA-plaat voor de
bers en wel speciaal
voor de vele Verdi-minnaars. <25 cm
langspeelplaat LW 5206). Het zijn ge
deelten uit Verdi's „Rigoletto" gezon
gen door de tenor Mario del Monaco
met medewerking .van het vocale kwar
tet Hilde Güden (sopraan). Giulict-
ta Simionato (mezzo-sopraan). Aldo
Protti (bariton) en Cesare Siepi
(bas) AJs ik heel eerlijk mag zijn
had ik liever een van deze vier zang
kunstenaars als hoofdfiguur gehad
met medewerking van Mario del Mo-
Aan zijn stemkwaliteit wil ik
niets afdoen; het is een fabelach
tige tenor met heel veel tech
nische mogelijkheden Maar boven
de techniek stel ik altijd nog cultuur
en daarvan heeft Mario del Monaco
net zomin als zijn naamgenoot Mario
Lanza me nog nimmer kunnen over
tuigen. Het is een ongebolsterd uitzin
gen, vol effectrijk volume maar zonder
diepte. Soms slaat Del Monaco gewoon
op „hol" en dan blijkt het mqar al te
duidelijk, dat het bij hem niet om
het werk gaat, doch alleen om de
stem. Zij die niet zo nauw kijken op
zanggebied en dat zijn er ongetwij
feld heel veel, gezien de populariteit
van mensen als Mario Lanza, Johnny
Jordaan of Max van Praag, die ik
heus op één lijn zet zullen er ove
rigens heel wat plezier aan beleven
en deze prachtig-opgenomen
(met heerlijke kwartetzang van ae
andere solisten en een uitnemend
spelend orkest van de Accademia di
Santa Cecilia te Rome o.l.v. Alberto
Erede) vaak c'raaicn.
CORN. BASOSKJ
■H- -H- -li-
Wat zijn karamels
leder kent wel de smakelijke lekker
nij: de karamel. Maar niet ieder zal
weten, uit welke ingrediënten hij be
staat en hoe hij wordt gefabriceerd
Het belangrijkste ingrediënt van de
karamel is wel van suiker. Deze wordt
op hoge temperatuur gebracht, zo on
geveer tot 190 200; terwijl er dan te
vens andere stoffen, o.a. melk aan toe
gevoegd worde.i. Door de verhitting enz.
krijgt de karamel de bekende bruin
achtige kleur en de gewaardeerde ei
genaardige smaak
Nu is de karamel geen produkt van de
laatste jaren in zekere zin. Gaan we
diep in de geschiedenis terug, dan moe
ten de Romeinen reeds het „karamel
mogen
gen ook i
den en verkregen zodoende ook een pro
dukt, dat op onze moderne karamels
lijkt.
In onze fabrieken spreidt men de he
te „karamelbrij" uit op metalen bla
den, om ze af te koelen voor verdere
bewerking. Dit is een snel proces,
want buizen met koelwater zorgen er
voor, dat de „bladen" steeds ijskoud
zijn. Daar hun oppervlakte met vet is
ingesmeerd zal de „karamelkock" ee niet
aan vastkleven.
Deze „koek" is evenwel nog veel te
dik en daarom passeert hij enkele wal
sen die hem steeds dunner maken tot
hij de vereiste dikte heeft bereikt.
Het tamelijk hard geworden karamel
deeg" moet nu „gelardeerd" en verder
verdeeld worden. Dit geschiedt door
snijmachines.
Zo verkrijgt men de bekende karamel
blokjes die van fijner kwaliteit zijn,
naarmate er meer boter en melk in is
verwerkt Juist door deze twee ingre
diënten alsmede de suiker, wordt de
lekkernij tevens een voedzaam genot
middel.
Miebei bij de massajeugd
Trots der geleerdheid
Uit de
VOLKSWIJK
TAE HELE SITUATIE was zó grotesk,
dat ik wel móést lachen. Onbe
daarlijk schaterde ik het uit, ik kon
niet ophouden! Intussen bleven de
vrouwen nét zo lang tegen hem rate
len tot hij afdroop.
Maar ineens, op straat al, draait hij
zich om. Wat staat die onnozele
bloed nóg te lachen. Woedend besluit
hij die zotte daar dood te schieten.
Hij legt zijn stok aan en
„poef," zegt hij. Gegrepen door de
hartstocht te doden nu hij eenmaal
tóch bezig is, legt hij ook aan op elk
der drie anderen en stuk voor stuk
schiet hij ze allemaal met zijn
„Poef" morsdood.
Zo hij heeft revanche gehaald.
Als een veldheer zo waardig keert
hij zich om en schrijdt, zonder nog
een keer om te kijken, van dat min
derwaardig stelletje weg, zichtbaar
voldaan de wereld van dergelijk ge
spuis afgeholpen te hebben.
L. DE VRIES—H.
2?OLANG de oude baas, die rond
tachtig jaar geleden in de Ar
cadiastraat geboren werd, vertelde
heeft zijn vrouw gezwegen. Ze
heeft hoogstens zo nu en dan eens
instemmend gelachen b[j een of an
der wonderlijk detail, maar verder
heeft ze hem met zijn verhalen
voorrang gegund. Dat betekent ge
lukkig niet dat ze zo'n vervelend
gezin zijn gaan vormen, waarvun
het ene lid op de duur alléén
doorkakelt, terwijl de ander vol
staat met zwijgend toehoren en on
derwijl loch de lakens uitdelen.
Neen, zó is deze vrouw niet. Ik
hoef haar maar één enkel vraagje
te stellen, en meteen komt zij met
haar mémoires los. En terwijl hij,
ergens op een of andere manier
toch nog wat bezeerd vooral over
de armoe van het verleden sprak,
spreekt zij over de rijkdom ervan.
Gek, nu ik dit verhaal opschrijf,
ontdek ik pas scherp dit onder
scheid tussen beider vertelsels. Het
is net alsof hij al maar de zwarte
kanten ontdekte en zij niet moe
werd om de lichtzijden op te spo
ren. En ik geloof dat ik ontdekt
heb hoe dat komt. Zij is op één
ding bijzonder trots. Zij voelt zich
boven hem bevoorrecht. En die ex
tra bijzonderheid is dat zij langer
naar school is gegaan dan hij en
dan al haar oudere broertjes en
zusjes en dan heel veel kinderen
in haar omgeving destijds.
De school!
Zeker, het was wel een heel eind
lopen in die dagen, want de school
stond aan het randje van de stad,
en we weten reeds dat de Arcadia
straat daar een paar kilometers van
verwijderd lag. Maar ze ging ten
minste niet met negen jaar van
school af! O zo!
En zeker, de weg naar de school
was geen pretje. Eigenlijk was het
vuak een ènge weg. Je kwam er
altijd begrafenissen tegen of vuil
niskarren. De eersten waren plech
tig, want alleen de gegoede begra
fenissen kozen deze gangarmen
werden elders zonder veel statie
ter aarde besteld. Het was een in
drukwekkend gezicht: de twaalf
o//iciële gemeentebidders rond en
voor en achter de koets. Met een
grote dwarssteek op waarvan een
lange lamfer afhing. In een zwart
rokcostuum gehuld met voor op de
borst een befje en achter op de rug
een strook. Met korte broeken met
Kntegespen aan en met zwarte kou
sen. Echt imponerende figuren,
waar een kind stil van wordt. Soms
trouwens zagen die doodbidders er
nóg mooier uit. Dan droegen ze een
blauwe rok, lange broek en hoge
hoed. Wdar dat precies in zal, weet
het vrouwtje niet meer. Het zal
wel in de klasse gezeten hebben,
oppert ze, en ze lacht een beetje
ondeugend erbij, want dood is
dood. en dan maken klassen voor
de betrokkene niet zo erg veel ver
schil meer. Maar je moest wel op
passen voor die begrafenissen, want
de weg was soms zo smal dat de
bidders nauwelijks meer naast de
koetsen konden gaan en dan was
er helemaal geen ruimte meer
over voor schoolkinderen, die dan
maar zolang op een dammetje
moesten blijven wachten tot de sta
tie voorby was. Dan waren de gore
wagens van de gemeentereiniging
nog béter, nog gemakkelijker. De
titrtrirtiirirertrCTtrtrtrb-frtrtrtrCrtrlrirtrftlrtrtrtrtrtiil
b
mannen daarop waren ook voor een
lolletje te vinden. Die sorteerden
zo gaandeweg alvast de af volwaren 2-
die hun toevertrouwd waren, en g
soms harkten ze aan vodden, lom-
pen, metalen en de rest een extra g
centje bij elkaar. Dan waren zc in u-
hun sas; lieten een kind een eindje g
meerijden en deden goedgeefs tegen s-
dc hummels. Al waren er ook nare g
kerels tussen waarvoor je moest o
oppassen.
Maar a/stand en weg ze zon- g
ken in het niet b(j het feil van de
school zelf. „Ik zou er ook met ne- g
gen jaar af', zegt ze, „maar toen r,-
kwam er net zo'n.... zo'nze g
zoekt naar het juiste woord
„Nou ja zo'n wet dat we er langer
op moesten blijven. En dat deden
ze bij ons in de wijk niet, maar g
toen verhuisden we net, en toen g
kwam ik ergens en daar moest je
kwam ik ergens en daar moest je g
blijven! En toen ben ik tot elf jaar
op school gebleven. En op die laat- b
ste school moesten we echt wat g
leren. Op die eerste niet: daar was
het een bende. Maar nou kan ik g
tenminste lezen en schrijven en re- g
kenen en zo!" Ze zegt het met een
glanzende trots. En je proeft er 2-
een heel dramaatje achter. Ik denk
zo dat ze hem zestig jaar lang bij
allerlei gelegenheden deze superio- g
riteit voorgehouden heeft. En ik ge-
loof dat hij er werkelijk om op-
ziet tegen haar. Want hij is nooit
verder gekomen dan de school
waarop het zo'n bende was! En hij
werd er wetten of geen wetten g
afgenomen toen hij negen was, g
terwijl zij dóórstudeèrdeü Al moet g
men achteraf toch wel zeggen dat
ook zij niet overmatig veel zal heb-
ben geleerd. Want dat was van
minder belang voor kinderen uit de g
Arcadiastraat!
MIEBEL. g