Ambtenaar Achterveld prikte m IM m <at m m m m m m m m m m m m m m "m m m U m m m m m m m m m éi M if m m m m b "IV/IET TEGENZIN zag Ruurd Achter- •1*1 veld neer op zijn bord, waarin een viertal stoofpeertjes dicht bijeen la gen aan de oever van een lichtbruin jusvijvertje. Drie peresteeltjes staken rechtstandig omhoog. Het vierde was geknakt. Goede peertjes waren het, kostelijk toebereid door de weduwe Borogers. Aan de buitenkant zagen ze er niet zo aantrekkelijk uit door hun wat grauwe jas, maar binnenin zich droegen zij een warmte en een roodheid, zoals het alleen aan een stoof peer van goeden huize gegeven is om warm en rood te worden. De aardap pels op het schaaltje lieten nog wat damp het keukentje indrijven, en werden van lieverlee kouder, zonder beroerd te zijn door Ruurd. Ruurd Achterveld? Hij was adjunct-commies aan een van onze ministeries, één van de ve len, die het grootste gedeelte van hun wakkere leven klem zitten tussen bu reau en stoel, zonder daar veel meer voor te ontvangen dan een handvol geld aan het eind van de maand, en het predieaat: ambtenaar. En is het niet zo, dat een goed deel van ons volk de ambtenarij ziet als een soort kudde, een verzameling grauwe mannetjes, met als hoogste ideaal: de medemens schier te bedel ven onder paparassen en hen het le ven zuur te maken door ze vragen te laten beantwoorden, die een goed fi guur zouden slaan in een puzzlekrant onder de rubriek: hersenbrekers? Dit alles overdacht Ruurd, terwijl hij eindelijk traag de tanden van zijn vork in een bevelander stak om ver volgens de aardappel in het vijvertje neer te laten. Dan rustte hij weer, luisterde naar het gesnor en gepiep in zijn hoofd, waarin sinds eergiste ren de griep vaste voet had gekregen. was ook nog steeds aanwezig. Hij zuchtte, Ruurd, steunde met de elle bogen op de tafelrand, liet zijn kin rus ten in de handen en staarde naar het venster, waar de natkoude januari dag grauwig de ruiten kleurde. Achter het raam, aan de overkant van de straat, glommen blauw en naakt de dakpannen van de tegenoverliggende huizen. ..Geen uitzicht." mompelde Ruurd. Hij vernauwde zijn ogen, en liet zware zorgrimpels in zijn voorhoofd komen. Geen uitzicht, geen perspectief, dacht hij bitter en Ruurd Achterveld maakte de balans op; een balans aan 't begin van het jaar! Hij over dacht de kerstdagen, oud en nieuw. Wat hadden ze hem gebracht? Ruurd haalde z'n schouders op en voelde daardoor z'n rug weer. En nu sta ik dan een paar weken in zesenvijftig.. De rimpels boven zijn neus groeven zioh dieper en zijn mond stond strak, alsof er nooit meer een lachje af zou kunnen. De naargeestige huizen aan de overkant stemden hem nog tries- ter. Ruurd kneep zijn ogen dicht en plot- eeling dook er een herinneringsbeeld op van jaren en jaren terug. Hij, als kleine jongen met klepperende klom pen over de rivierdijk. De boomgaar den met uitbottende takken. De kas tanjebomen met elk duizend kaarsen. De rivier, majestueus voortstromend met het blauw van de hemel in het nooit rustige water.... Ruurd opende zijn ogen. De zoete herinnering had zijn laaiende opstan digheid niet uitgedoofd, integendeel. Tussen het dol gebonk van de griep door, poogde Ruurd zich meer voor vallen te binnen te brengen. Het pan netje met pap op het gascomfoor kwam hem daarbij te hulp. Ineens zag hij 't weer voor zich: Als kleine jongen 's zaterdagsmiddag op weg naar Opoe om de pan van de zondags pudding uit te schrappen. Gretig pro beerde ambtenaar Achterveld dit beeld een poosje vast te houden; het was zo geladen van warmte en goed heid wanneer hij het vergeleek met het grijze venster. „Bah." zei hij ineens luid. „Een- zaam met weer een jaar van gelijk matigheid voor de boeg: fietsje, kan toortje, cijfertjes priegelen, tabellet jes.... bah!" TTEN MOMENT zwierf een brok van de kerkdienst door zijn hoofd en Ruurd wist dat van eenzaamheid geen sprake behoefde te zijn. Hij duwde die gedachte echter on middellijk weg, bewust. Hij wilde plat op de grond blijven staan en zocht naarstig naar voedsel voor zijn ver bittering. „Zelfmeelij?" dacht hij. Misschien welEenzaam? Een meisje? Ruurd haalde opnieuw zijn schouders op en zijn rug gaf ogenblikkelijk een knagend antwoord. Nee, met vrouw volk hield hij zioh niet op. Twee jaar geleden, toen had 't er even op ge leken. Drie weken had hij toen ach ter een brunette aangepeddeld, met als enig resultaat dat het schepsel na die dne weken verklaarde, toch lie ver de voorkeur te geven aan iemand met lichtblond haar. En daar kon Ruurd onmogelijk aan voldoen om dat hij ravenzwart was met een aar zelend wit reeds aan de slapen. Dieper, al dieper wroette Ruurd zich in de put van zelfbeklag. Met de sekonde werd het hem duidelijker dat hij een beklagenswaardig man was, zo niet de beklagenswaardigste in de residentie. Toch, een mens is een wonderlijk samenstelsel van driften, verlangens en aanverwante dingen, en daarom, juist toen ambtenaar Achterveld met een verbeten voldoe ning constateerde dat-ie èen zwaar bezocht mens was, viel zijn blik weer op de stoof peertj es, die geduldig la gen te wachten. Ruurd prikte er een open, proefde er van. De peertjes hadden nog wat warmte bewaard. Langzaam at Ruurd een weinig. TOEN WERD er gebeld. Hij als een oud man, een griepje laat niet met zich spotten, ging de over loop op, trok aan het koord. ,,De bakkerrr!" Ruurd daalde de trap af, legde de bakker uit dat zijn hospita net voor de middag was uitgegaan. De bakker knikte begrijpend, gaf wat brood mee, sloot de deur. Moeizaam beklom Ruurd de trap. Bij elke trede, die hij hoger kwam, daalde zijn humeur. Nauwelijks zat hij achter zijn bord of de bel ging wederom. Achterveld kwam overeind als een onweers wolk, rukte driftig aan het koord op de overloop. „Hallo Cooa, ben jij 't?" klonk het van beneden. „Nee dit niet," kreunde Ruurd, die in de stem een zuster van zijn kost- juffrouw herkende Een vrouw met een bewonderenswaardig volume en een recht evenredige dosis uithou dingsvermogen als het op praten aan kwam. Daarom vergat hij een ogen blik zijn gonzende hoofd, zijn rug er racete schielijk de trap af. „Neede juffrouweh Coba is weg, ze moest naar een vriendin, geloof ik." „Och. och en laat ze u hier al leen maar zitten? Hoe is 't met 't eten gegaan? Staat de kachel wel warm? U ziet ex belabberd uit, me neer Achterveld, als iik 't zo eens zeggen mag. Zal ik effe wat voor u klaar maken? Ik weet de weg hoor. U zegt 't maar. Griep zeker hè? O, m'n man heeft 't laatst ook zo gehad, sjonge wat had ie het aan z'n borst- Ruurd Achterveld liet de stroom over zich heen gaan. Hij luisterde niet, knikte of schudde een enkele keer met zijn grieperige hoofd als hij aacht dat het uitkwam en haalde ver licht adem toen de vrouw eindelijk naar het tochtige deurgat retireerde. ,,U mag wel oppassen meneer Ach terveld. 't wordt nog vinniger buiten. U ziet er belabberd uit als ik 't zo mag zeggen, belabberd! Dag!" Bons! Dicht de deur. Ruurd naar boven. Ze hadden hun best gedaan om warm te blijvetn, de peertjes, deson danks waren ze erg afgekoeld. Ruurd beëindigde snel de maaltijd. Eigen lijk moest hij nu een stukje lezen, zo was hij dat gewoon, maax met zo'n hoofd, en met zo'n bonk wrevel in zich, neen, hij liet het Boek geslo ten. Hij vouwde maar jachtig zijn handen; het was niet meer dan een gebaar. Toen kroop hij in een stoel vlak bij de kachel en beklaagde zich zon der woorden. Zijn herinnering kwam gedienstig met beelden uit zijn jeugd aandragen. Het was kinderachtig om daar aan terug te denken, Ruurd wist het. Toch dacht hij aan de zorg van moe der: dassen, hete citroen. Had hij hier of daar niet een fotootje waar hij op stond als een kleine Eskimo, zo had zijn moeder hem ingepakt! Ruurd's voorhoofd trok glad, de kachel deelde royaal hitte uit, en die trok behaag lijk op in zijn benen.En opoe, die droeg me als kleine jongen uit de bedstee, bedacht hij.... Ze was bang dat het zeil te koud was voor zijn voe ten. Ambtenaar Achterveld vertrok zijn mond; het prille begin van een glimlach. ï~l^N echter ringelde nadrukkelijk en lang de bel voor de derde Ruurd Achterveld hees zich over eind, nam zijn humeurigheid mee en de griep, drukte nog eens zwaar te gen zijn voorhoofdsbeen. „Wie is daar?" riep hij geplaagd. „Ikke" „Wie is daar?" riep Ruurd nog har der. i „Ikke, Keesje Blom!" Gramstorig bonkten Achtervelds voeten op de treden. „Zo," zei-ie on- Ook de straatviolist heeft 't koud der aan de trap, „En wat moet jij nu weer?" Het kleine jongetje rag wat ver schrikt naar hem op; zijn gezichtje paarsig van de kou. Voorzichtig haal de hij uit zijn linker jaszakje een kaart en uit het andere een stopnaald. Zyn verkleumde handje kon de dun ne naald nauwelijks vasthouden. „Of of u prikken wilde meneer", zei het ventje en keek nu hoopvol. „Waar is het voor?" „Voor... eh, voor het verdeelde kind meneer," zei Keesje Blom; in zijn betraande oogjes gloeide de ver wachting. „Hm voor het misdeelde kind zul je bedoelen," murmelde ambte naar Achterveld en bezag het kerel tje oplettender: Dik ingepakt was het joggie, de das driedubbel om zijn hals. Leek hij niet iets op zijn eigen jeugdfoto?"- „Geef op!" zei Ruurd ineens beslo ten. „Ik houd 'm ondersteboven meneer, dan kan u lekker niet zien in welk ballonnetje u prikt!" „Ja toe maar," grinnikte Achter veld en hij prikte, prikte nog eens., ♦n weer, tot vijfmaal toe Het jongetje juichte, draaide vlie gensvlug de kaart om, schreeuwde toen nog harder: „Drie van een kwar- je en twee van een dubbeltje. da's da's vijfennegentig cent meneer" Lachend, met de gxiepfluit in zijn oren, betaalde Ruurd en zei tegen Keesje dat-ie zijn das maar stevig om moest houden. "MAAST DE KACHEL zat Ruurd Achterveld, rood van schaamte en toch ook verheu-gd omdat hij door middel van een kléin jongetje weer zijn evenwicht hervond. Hij pieker de daar overNog een kwartiertje, dan moest hij nodig opstappen. Aar zelend ging zijn hand naar de schoor steenmantel, het vaste plaatsje van juffrouw Bongers' Bijbel En 's middags vertelde Keesje Bloem opgewonden tegen zijn kornui ten dat hij zijn kaart al bijna voQ had. „En jongens," zei Keesje, „er was één zo'n gekke kerel bij! Eerst dacht ik dat ie.dat ie me op wou ete en toen ineens prikte ie vijf keer achter elkaar. Een gekke kerel joh!" De rijke jongeling Jezus zeide tot hem: Zo gij wilt vol man t zun. ga hem. eerkoop wat^gij DE rijke jongeling had het aardig ver gebracht in het vervullen van de wet. De geboden had hij onderhouden van zijn jeugd af. Toch scheen hij het gevoel te hebben, dat er nog iets gedaan moest worden. Maar hij ging daarbij van de ge dachte uit. dat het in zijn macht stond te doen wat tot het eeuwige leven nodig is. Als die goede Meester nu maar zeggen unlde u>at hy doen moest, dan zou hij er wel voor zorgen dat het in orde kwam. Deze man noemde Jezus: ..Goede Meester". Dat lag geheel in zijn lijn. Hij zag in Jezus een rabbi, die door zijn voorbeeldig leven de hemel voor zich geopend zag. En nu wilde hij van Jezus het geheim leren om het ook zo ver te brengen. Verkoop al wat gij hebt en geef het de armen! Jezus dreef die man voort op de weg, die hij zelf was ingeslagen. Totdat hij misschien van vermoeidheid en uitputting zou neer vallen en erkennen, dat hem de kracht ontbrak om die weg ten einde toe te bewandelen. En dat hij bij al zijn rijkdom alleen maar als een ellendig zondaar zou kunnen leven bij de gratie van Hem, die de wet vervulde. Jezus wilde met deze eis nipt zeggen dat hij, als hij dit deed. door die daad op Zichzelf het eeuwige leven had. Neen, hij moest terugkeren en Jezus volgen. Het geloof en de overgave, het ge hoorzaam volgen van de Here Jezus, zou met deze daad gepaard moeten gaan Want Paulus zegt: Al gaf ik al mijn goederen tot onderhoud der armen en tk had de liefde niet, het zou mij geen nuttigheid geven. Maar wat deed nu de jongeling? Wilde hij ook dit laatste werk doen? Neen, hij ging bedroefd weg. Wat is de Bijbel toch een gevaar lijk boek. Alle konten ran het leven worden er in belicht. Wat is het gevaarlijk om met Jezus in aanraking te komen, gevaarlijk zelfs om naar de kerk te gaan of een radiopreek te beluisteren: je weet nooit wat je te horen krijgt. Of kunt u dit allemaal aanhoren zonder dat er iets in u verandert? Als u denkt dat u vrijblijvend naar het woord van Jezus kunt horen, dan hebt u het mis. Die man wist nu wat hem ontbrak. Zijn verantwoordelijk- No. 340 B. J. Pranger, Den Haag Correspondentie betreffende deze rubriek aan de heer W. Jurg, Jan Luykenlaan 12. Den Haag. Een onvindbare ALS gewoonlijk treft u in deze rubriek weer drie nieuwe opgaven voor de laddcrwedstrijd aan. De vorige proble men van de nu aan de gang zijnde se rie werden door de meeste oplossers goed ingezonden. Ze waren over het al gemeen ook niet zó lastig. Dat gaat nu even anders worden, want er moeten toch ook eens slachtoffers vallen, nietwaar? Nochtans menen wij de minder gerou- tinecrden niet te mogen teleurstellen, waarom wij voor no. 339 een stukje ko zen dat eigenlijk voor beginners is, zo dat iedereen daar wel raad mee zal we ten Het tweede moet echter beslist tot de zware kost gerekend worden, al heb ben we veel vertrouwen in de bekwaam heid van de dammende lezers, di^ we met no. 341 eens een echte vuurproef wilden laten ondergaan. Een beroep op ir Viergever om een schier onvi baar probleem te leveren bleek niet vergeefs Oordeelt u zelf maar Bii v< baat een bijzonder compliment die er toch in mochten slagen het ge heim van dit vraagstuk te ontraadselen 1ss& SS 6 w fg SÈ a m 9 e B e Q B Zwart: 8. 9, 13/15, 18. 20/23. 27/29. 33. 36. Wit 24. 25, 36. 31, 34 38/40, 42/44, 46. 49. 50 No 341. ir. J- Viergever, Papendrecht No. J. Sal i Ha; M A tal èk m Em a p r 1 «p IP if 9 m If "8 H t m 1/ 9 g m i m m 0 m ii a M m s 8 Éi m 0 a O m m (S3 ,<Ü5> S a s 99/- Zwart: 2, 7/9. 12/14. 19, 23, 25. 26, 29, 33, 34, 45, dam op 46. Wit: 17, 18. 21, 22, 27, 32, 35/38, 40, 42/44, 47. 49. 50. Voor alle drie geldt: w it begint en wint. Oplossingen binnen drie weken na plaat sing in te zenden. Oplossingen No. 333 (Dnbbeldeman en Scbeyen). Zwart: 4. 7, 9, 12. 13. 26. 35. 39. Wit: 15, 20. 22, 27, 34, 36. 37, 43. Opl 15—10. 3430, 30x17, 17—12., 22x4, «31x22. de scherpste verdediging» 4x27. (2631). 27—22, (31—37), 36—31. 22—18 gew. Alles maatwerk. 6aan wij Tekenen DOOR 80**1 PRAMVI9 No. 334 (v. Tol en v. Prooyen). Zwart: 4. 8. 9. 16. 19. 23. 24 34, 36. Wit: 21, 22. 32, 33, 38. 42. 45. 47/49. Opl 47—41, 32—28. 48x30, 45x23, 40x44 gevolgd door 23—19 met winst door dub'oel-oppositie. Een aardig stukje voor de middelmatige op lossers van twee auteurs die vaak ook de moeilijkste hersenkronkels in elkaar weten te draaien. In hun werk treft men ook zelden of nooit oij-oplossLngen aan. No. 335 (Hans Rotteveel). Zwart: 11/14, 19/21, 23. 24, 26, 35, 37. Wit: 25. 28, 33, 34. 36. 40, 43. 44. 46. 48 50 Opl.: 34—30, 33—29, 40—34.. nu weer 34—30. 48—42. 4943 4440, «de ontknoping nadert!) 50x37. 36x9. 25x3. en wint door eenzelfde soort slot als het vorige. Schijf 26 heeft dienst gedaan als ..stopper" van de Een drietal, waar de meeste oplossers wel raad mee weten, al is de ontleding van het laatste vrij diep. Het mooiste is echter no. 333, maar daar kwamen feitelijk drie auteurs aan te pas omdat het motief op naam staat van wijlen B. Kramer Fragmenten uit nationaal toernooi Bij het verschijnen van deze regels is de zevende ronde van het toernooi om het persoonlijk kampioenschap van Nederland aan de gang en zullen er van de achtste ronde reeds een aantal partijen vooruitgespeeld zijn. De kans is groot, dat de situatie zich weer be langrijk zal wijzigen, want de verras singen zijn dit jaar niet van de lucht. Zoals de zaken er nu echter voorstaan ziet het er naar uit. dat Keller, die titelhouder is en zich 13-voudig kampioen mag noemen, deze keer niet aan de strijd in de hoogste regionen gaat deel nemen. Zijn start vier remises was al niet erg overtuigend, maar in de vijfde ronde leed hij zelfs een dra matische nederlaag tegen ir Van Dijk, die zijn inzinking van de laatste jaren weer te boven schijnt te zijn en nu met de Zuidhollandse kampioen Ter louw. de bekende Leidenaar Huisman en de H.C.D.V.-er Gordijn tot de naas te belagers behoort van het Rotteraa ru se dam-idool Jan Bom, die i.a de derde ronde de kop nam, zonder overigens een overtuigende voorsprong te bezitten Genoemde ir. Van Dijk dankte zijn zege op Keiler aan het feit. dat hij de partij een verrassende en door zijn te genstander onvoorziene wending wist te geven Die stand bevatte toen nog juist een remisevariant, die iedere zich nog niet verslagen voelende speler van eni ge klasse wel gevonden zou hebben. Maar de grote Keiler voelde zich wel versla gen, reikte zijn tegenstander met een sportief gebaar de hand om onmiddel lijk daarna door bijna alle omstanders op de vingers getikt te worden! Hy had namelijk maar één bepaalde zet behoe ven te doen en ir. Van Dijk zou remi se gegeven hebben! Ziehier het beeldromannetje van dit damdrama. Keller—ir. Van Dijk Les 38 1. Het karakteristieke uiter- van het hoofd van een s hangt af van de vorm zijn schedel en wordt me de bepaald door de onderlinge verhouding tussen ogen, neus, mond en oren. Toch kan dit hoofd heel eenvoudig door een eivorm worden weergegeven, zoals op bijgaande schets 5 is te zien. U ziet hoe ogen, neus. mond en oren op de op pervlakte van het ei zijn ge plaatst. Let nu op hoe dit ver andert bij de houdingen 1, 2 en 3. 4 Toont het gezicht „en face" en 5 „en profil". 2. Deze schets toont U hoe een gezicht „en profil" te teke nen. De grondvorm is een ei (6), waaraan wij een kin toe voegen. Let op het feit, dat de bovenkant van het oor zich op dezelfde hoogte* bevindt als de wenkbrauwen Hoe men overigens „en profil" moet te kenen hangt helemaal van het type af, dat men wenst uit te beelden. In schets 7 is een nor male Europeaan zó getekend, dat het profiel duidelijk het schema als uitgangspunt heeft e e 0 0 I'-V O 3. De schetsen 8 en 9 tonen ons twee voorbeelden van één gezicht en wel „en face" en „half-profiel". Neus, ogen, mond en oren zijn in hoofd zaak nog schematisch gete kend, waarbij vooral de na druk werd gelegd op de juis te verhouding onderling en op juiste plaatsbepaling. De ver dere uitwerking volgt in de ko mende les. Nu moet U probe ren om deze tekeningen twee maal zo groot na te tekenen, waarbij U goed moet opletten en bijvoorbeeld Uw eigen ge zicht voor de spiegel op details moet bestuderen. j9lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllg| I 4- PUZZLE 1 VAN DE WEEK ^illilliiliilllillllllllllllllllllllllllllMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiif Doorlopend kruiswoordraadsel r j> -> 5 b L K M O iL> E il il 13 1-4 De laatste zet van zwart was 1318 om iets tegen de witte centrum indringer te ondernemen. Er volgde 16lil'! met de bedoeling om op 7x16, 3227 te spe len, op 17x6, 3228 en op 18x29 natuur lijk 11x2 Keiler verkoos na zijn be raad 17x6. Verder ging het: 3228. 18x29, 28x8, 7—12; 8x17, 29—34, 17—12, 34x32, 12—8, 24—29, 33x24. 30x19, 36—30, (dc scherpste zet, maar niet winnend*). 25x34, 8—2, 19—23 (of 2—16 en zwart gaf op in de stand: 6. 15. 23. 32. 34 Wit: 31, 50. dam op 16. De voor het grijpen liggen de remise was in deze stelling 6—11. de witte dam moet er drie slaan en kan damlopen door 3238 enz. niet verhinde ren. Ook voor minder gevorderde dam mer* een leerzaam fragment om eens rustig na te spelen! We besluiten nu met de fraaie winst van Bom op Kinnegen, eveneens uit de vijfde ronde. Horizontaal: 1 Ter zijoe stellen, 2 huisdier, vruchtbare plek; zangnoot, 3 vreemde munt; worm, 4 vloeistof; godin; bladgroente, 5 titel; reeds, 6 ver lichting; vertegenwoordiger, groei, 7 ge meente in Noordholland; dieren v«r- büjf; zangnoot, 8 gezinslid; welriekende olie; afk afstandsmaat, 9 ernstig; tooi, opgooi, 10 klinknageltje; O Ind. gepel de rijst; afk titel. 11 inhoudsmaat; veer kracht; avondkleding, 12 niet deelbaar door twee; verhoogde toon; kuisheid; reeds, 13 oude heer; eerder, Ind. ge woonterecht. 14 bevelhebber. Vertikaal: 1 Kamer; bovendien, 1 slechte jenever; insekt; elektrisch ge laden deeltje; rivier in Italië, 3 tel woord; tevroren water; prettig. 4 dier; raadsel; vurige streep, 5 rekening; scheepsvloeiheester; afk. en andere, 6 insekt; voegwoord; rivier in Duits land; pit. 7 boom; aankleding; afk in het jaar onzes Heren, 8 vreemde munt; verschil van mening; plaaggeest; kin- dergroet, 9 adellijk: bloeiwijze; dier; wandelweg met bomen, 10 gevangenis; bitter aftreksel; niet breed; afk. geheel de uwe. Inzendingen per briefkaart voor aj. donderdag aan bureau van dil blad In de linkerbovenhoek aan de adreszijde vermelden: „PuzzJe-oplossing". Oplossing kruiswoord raadsel 28 januari Horizontaal: 1 Panorama. 6 dol, 7 pa. 8 ar, 9 Mei. 11 iep. 13 leb, 15 snek. 17 tule. 19 is. 20 mi. 21 natie. 23 bus. 25 kea. 26 halm, 27 amen. 29 loo, 30 ren, 31 gambe. 33 is, 34 re. 35 para, 37 keur, 39 bik. 40 gom. 42 rat. 44 k.o., 45 mi, 46 opa. 48 beweging. prisma 14 blaken. 16 es, 13 eten. 20 mul. 22 ia, 23 baubab, 24 haring. 26 homp, 28 mes. 29 la. 31 geurig, 32 erika, 34 re. 36 Ako. 37 K M 38 ra. 41 ode. 43 ton. 45 me, 47 P.G. BomKinnegci Een geschenk voor Frederik Hendrik Zoals bekend dreef de Oostindische Compagnie een drukke handel met de „landen om de evenaar" en de retour schepen uit Indië hebben uit dit gebied voor onnoemelijke sommen gelds aan koopwaren naar ons land gevoerd. In 1629 brachten deze schepen een aardig presentje mee, bestemd voor Frederik Hendrik. In een begeleidend schrijven stond vermeld, dat men Zijne Hoogheid het volgende gaarne wilde aanbieden: Een schoon gespickelt hert (sijnde dc hinde voor eynighe daagen gesthorven; een steenbockic; twee schoone witte voogels Kackatoea ghenaemt; een jong Olyphantyn en twee Suytlantse Catten (kangoeroes?). Wits laatste zet (31—271 was fout het geen Bom op deze wijze afstrafte: 24— 30 25x34, 23—29. 34x23. 16—21. 27x16. 7—11. 16x18. 13x42. 47x38, 19x37, 38-32. 37x28 43—38 het materiële evenwicht is hersteld maar eerst nu blijkt hoe goed Bom de gevolgen heeft berekend van de door wit toegelaten combinatie 14 19! 39—34, 19—24, 44—39. 9—13. wit staat nu verloren (de stand: zwart 13, 17, 24, 28, wit 26. 34, 38. 39). Na zijn enige zet 3833 liep zwart met 2832 en won zon der moeite. Minder sensationeel wellicht, maar ze ker wel zo interessant als het voorgaan de!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1956 | | pagina 12