Honderdvijftig kinderen
óprookjeó van elC.&.c&ncleróen
met één vader en tien moeders
2. Toen de avond was gevallen en de
winkel gesloten, en iedereen in bed lag,
op de student na, trad het kaboutertje bin-
nen en nam de tongriem van de juffrouw,
die had zij niet nodig, wanneer ze sliep.
Het kaboutertje legde de tongriem op de
emmer, waarin de oude kranten lagen:
„Is het werkelijk waar," vroeg hij, „dat
u niet weet, wat poëzie is?
het bestelde in een blad papier, uit een oud
boek gescheurd. „Er liggen er nog meer!"
7.ei de slager, „ik gaf er een oude vrouw
een paar koffiebonen voor; wilt u er mij
acht stuivers voor geven, dan kunt u de
rest krijgen!"
„Heel graag." zei de student. „Het zou
jammer zijn, wanneer het hele boek in
stukken werd gescheurd. U bent een prak-
„Toch wel, ik weet het," zei de emmer.
Ik zou zo denken, dat ik meer daarvan
in mij heb, dan de student en ik ben maar
een geringe emmer, vergeleken bij de spek
slager!"
Toen ging het kaboutertje heel zachtjes
de keukentrap op naar de zolderverdieping.
Hij keek door het sleutelgat en zag. dat
de 9tudent zat te lezen in dat kapotte boek
het paard, dat geruild was voor een koe,
helemaal tot de appels toe.
„Nu, gij zult een flink pak slaag krijgen
van moeder de vrouw als je thuis komt!"
zeiden de Engelsen.
„Ik krijg een zoen en geen slaag!" zei
onze boer, „moeder zal /.eggen: ,Wat va
der doet, is altijd goed!'
„Zullen wij wedden!" zeiden de Engel
sen, „noem maar een bedrag. Wij hebben
geld genoeg!"
„Een volle schepel is genoeg!" zei onze
boer, „want ik kan alleen maar een volle
schepel appelen daar tegenover zetten."
„Top! Top!" zeiden zij en toen was de
weddenschap gesloten.
Een moeilijke keus
Er was een student, hij woonde op de
bovenste verdieping en hij bezat niets; ook
was er een spekslager, hij woonde bene
den, en het hele huis was zijn eigendom.
Op een avond kwam de student om kaar
sen en kaas te kopen. De slager wikkelde
tisch man, maar van poëzie heeft u niet
meer verstand dan die emmer!" Dat was
helemaal niet aardig, vooral niet tegen
over de emmer, maar de spekslager lach
te en de student lachte, het was immers
maar een grapje. Maar het kaboutertje,
dat dit gesprek had gehoord, ergerde zich,
dat men zoiets zei van de rijke spekslager,
van wie hij elke dag een schotel eten kreeg.
van beneden. Wat was het licht daarbin
nen! Een heldere straal schoot uit het boek,
hij werd tot een stam, tot een machtige
boom. Ieder blad was zo fris en iedere
bloem was een mooi meisjeskopje. Iedere
vrucht was een schitterende ster, en toen
zong de boom en het klonk verrukkelijk
mooi! Nee. zo iets moois had het kabou
tertje nooit eerder gezien.
Tekeningen BOERCE PRAMVIG
HET KINDERDORP VAN HERMANN GMEINER
Reeds 160.000 donateurs steunen dit mooie werk
Hu HAD een pistool in zijn
handen. Maar dat was het
ergste niet. De Rus was boven
dien dronken.
Hermann Gmeiner had gedu
rende zijn krijgsgevangenschap in
Siberië de Russen leren kennen
als goedaardige kerels, die veel
„Moeder" geeft baby de fles.
van muziek houden en uren kon
den spelen met kinderen, maar
ook had hij te vaak gezien hoe
de wodka van deze wat sentimen
tele mensen beesten maakte.
Daarom was hij bang.
Hermann Gmeiner maakte een
praatje met een kameraad. Aan
hun voeten speelde een kind met
een houten pop; het was een kind
van een der Russische bewakers.
De Rus, al die tijd met zijn roes
en pistool alleen, kreeg plotseling
weer aandacht voor de buiten
wereld en kwam een stapje nader
bij, loom, maar dreigend voor wie
hem zo goed kende als Hermann
Gmeiner dat deed.
Germanski.barbaren, zei
de Rus, richtte zijn pistool en
schoot in een kalme woede, die
niets menselijks meer had, de
kameraad van Hermann Gmeiner
neer.
Germanski.barbaren, zei
de Rus weer en richtte zijn pistool
toen op Gmeiner.
Maar met een schreeuw sprong
het verbijsterde kind tussen die
twee in, trok aan de arm van de
Rus en klemde zich wanhopig en
hulpeloos aan hem vast.
De soldaat wreef zijn ogen uit,
alsof hij juist ontwaakte, liet zijn
pistool vallen en liep huilend weg.
Het kind stortte zich schreiend in
de armen van Hermann Gmeiner.
Wat er toen allemaal in het
hoofd van Gmeiner is omgegaan,
kan hij niet meer vertellen. Maar
terwijl hij het kind van de grond
lichtte om het in zijn armen te
sluiten, wist hij, dat hij, indien
hij de hel van Siberië mocht over
leven, de rest van zijn leven in
dienst zou stellen van het
t&m kind.
T* Dat was in 1949.
Hermann gmeiner
overleefde Siberië. En
in 1950 kyam hij terug
in Oostenrijk. Oud vóór
zijn tijd en moe als een
afgeleefde grijsaard. Hij
was toen 31 jaar, had vijf
jaar oorlog en vijf jaar
krijgsgevangenschap ach
ter de rug. Zijn omgeving
probeerde hem te bewe
gen zijn studie in de
medicijnen te hervatten,
maar hij was het studeren
ontwend en hij was er
bovendien te moe voor.
Hij had een Russisch
kind een belofte gedaan
en die belofte zou hij
nakomen.
Hij zag hoe de oorlog
had huisgehouden in Oos
tenrijk, hoeveel kinderen
niet alleen hun vader
aan het front, maar ook
hun moeder in een bom
bardement hadden verloren. Hij
hoorde hoeveel ongehuwde moe
ders hun zuigelingen en kleuters
doodeenvoudig in de steek lieten
als de een of andere soldaat van
het een of andere bezettingsleger
weigerde voor het vaderschap op
te komen.
Toen begon Hermann Gmeiner
aan zijn taak.
Hij reisde door Duits
land en Oostenrijk, zette
zijn plannen uiteen, over
won spot en ongeloof,
kreeg geld, bewerkte in
vloedrijke mensen, maar
het was nooit genoeg en
daarom bleef hij vragen,
bedelen, smeken, via pers
en radio. In 1952 was het
zo ver. De
pjET MOEST niet zo maar een
gebouw worden, waarin de
kinderen slechts onderdak zouden
vinden en brood op de tafel zon
der meer; niet zo maar eerj bonte
verzameling van kinderen, die,
verloren in de grote groep, een
nummer zouden worden voor
mensen, die louter als beroep de
rol van „vader" en „moeder"
zouden spelen
Na lang beraad viel zijn keus
kinderen met „moeder" aan tafel.
3p Imst, een stadje in Tirol, veilig
weggedoken in een dal, waarom
heen de bergen, fors en toch lie
felijk, hoog oprijzen, met hier en
daar de poedersuiker der eeuwige
sneeuw royaal over de toppen
uitgestrooid. In Imst is de lucht
goed en gezond en daar, tegen de
berghelling, hoog boven het stadje,
bouwde hij zijn S.O.S. Kinderdorf,
van het geld dat hij bij elkaar had
gebedeld. Voor de verbaasde ogen
van wie hem voor een wereld
vreemde idealist hadden gehouden,
bouwde hij daar vijftien schitte
rende huizen, een ziekenhuisje en
een gemeentehuis.
Hermann Gmeiner ging van de
idee uit, dat het verweesde kind
een „thuis" nodig had en een
„moeder" om een normaal natuur
lijk leven te kunnen leiden. Daar
om is zijn hele streven gebaseerd
op het vormen van gezinnen. Elk
gezin telt negen a tien kinderen-
van alle leeftijden en van beider
lei kunne, met als gezinshoofd
een moeder.
JN DIT VERBAND is het onno
dig op te merken, dat Gmeiners
systeem staat of valt met de keuze
van zijn moeders. Het zijn meest
jonge weduwen, die deze taak op
zich nemen.
Men kan kritisch staan tegen
over Gmeiners ideaal, dat zo'n
gezin een natuurlijk gezin moet
vormen, waarin de kinderen hun
leven geborgen weten in de liefde
van „moeder" en omgekeerd,
maar het is ontroerend te zien
hoe ongedwongen en vanzelfspre
kend deze kinderen het woord
„moeder" in de mond nemen, hoe
natuurlijk een veertienjarige jon
gen de nieuwtjes van school met
haar bespreekt en hoe een dreu
mes van vier snikkend de veilige
schoot van moeder zoekt als haar
„broertje" haar pop heeft ge
lyncht.
Als in een echt gezin is de moe
der ook hier als de spreekwoor
delijke kloek met de beschermende
vleugels. Zij weet intussen wat ze
te doen heeft in zo'n groot gezin.
Het gehele huishouden ligt in
haar handen en als ze te kort
komt van het salaris, dat ze maan
delijks van Hermann Gmeiner
ontvangt, moet ze zelf bijpassen
(Vervolg op pag. 7.)