Kerstsfeer in Oliestad Ji Het Licht in Bethlehem opgegaan ja-1J: DE GEBOORTE VAN JEZUS 27. In een droom zeide de Here tot de Wijzen, dat zij niet terug naar Herodes mochten gaan. Want die boze koning wilde het Kind doden. En ook Jozef werd door een engel gewaarschuwd om met het Kind en Maria naar Egypte te vluchten ea daar voorlopig te blij- 26 Daar gaan ze: Maria en het Kind en Jozef, 't Is een verre, moeilijke tocht, en ze zullen moe ten wonen in een vreemd land. Maar de Here zal voor hen zorgen. Ze moeten maar stil en rustig af wachten. Op Gods tijd zullen zij naar het land van Israël terugkc- 29. In Egypte groeide Jezus voorspoedig op. En eindelijk, ein delijk verschijnt weer een engel aan Jozef. De boze koning Hcrodcs is gestorven. Jozef moet met het Kind en Maria terugkeren naar het land van Israël. En zij moe ten gaan wonen in Nazareth. 30. Wat zullen Jozef en Maria blij geweest zijn toen zij weer te rug waren in Nazareth. En Jozef werd weer timmerman. En Jezus hielp hem in de werkplaats. En Hij was Jozef en Maria gehoor zaam. En Hij wachtte op de tijd van Zijn Hemelse Vader... STALER GEWELD VAN OLIERAFFINADERIJ RICHT GEDACHTEN OPWAARTS In een wereld van techniek en wiskunde is het wonder niet uitgebannen DR HANGT beslist geen dennen- Lj geur, er groeien geen sinaas appelen aan naaldbomen en wie er een vlammetje zag, zou bevend van schrik de brandweer waarschuwen. Maar toch is ook hier de kerst sfeer. Eerlijker en forser dan op de met goud bespikkelde kerstkaarten en in de restaurants, waar een dans- orkest speelt en goed geklede mensen met zilveren bestek hun wildbraad naar de mond brenger. Kerstavond in een oliestad wordt straks gevierd, zonder opzettelijke verfraaiing, zonder pretentie of valse sfeer, die voor één avond het Kerst kind gedoogt, tezamen met de bele gen wijn en het vetgemeste kalkoen. Er is een vlam, die zich vijftig meter hoog verheft boven het donke re water van een rivier, alsof een gestrekte arm van staal dankoffers brengen wil. Maar de walm van het eeuwige vuur stinkt als een smeltende fietsband op een keukenfornuis en trekt in een zware walm over de uit gestrekte terreinen. De kerstbomen zijn er van staal en inplaats van wijn stroomt er onaf gebroken de vette aardolie door een wirwar van buizen. Het proces in een olieraffinaderij gedoogt geen on derbreking en slechts een dwaas zou de moderne wachters kunnen verge lijken met de herders, die zingend hun schaapjes in de steek lieten en op weg gingen naar de stal. TV/ÏAAR tochals een bizarre stad, verlicht door duizenden lampjes, ligt daar die ijzeren wildernis aan de Maasoever, onder de flakkerende vlam van het eeuwige vuur, dat de overtollige gassen verslindt. Niemand, die in het nachtelijk uur deze sprookjesachtige nederzetting ziet opdoemen, kan zich onttrekken ■aan de bekoring die er van uit gaat. De aardolie-industrie is een nuch ter en Amerikaans georganiseerd be drijf, waarin geen plaats is voor ro mantiek. Maar geen andere industrie pronkt in de Kerstnacht met zulk een gewemel van licht. Het schijnt tus sen de glanzende kolommen van de bubble towers", waarin de delf stof door een verdampingsproces wordt gesplitst. Het licht, fel of ge- dempt, zich spreidend als een zilve ren douchebad of schitterend als een hardgeel oog, schijnt de trappen te beklimmen, als water over de terrei nen te spoelen en soms weg te vluch ten over de onbebouwde vlakten als een geest van de nacht. En omdat Kerstmis sinds mensen heugenis het feest is van een groot licht in een duistere wereld, richt de olieraffinaderij, hoe vreemd het ook klinken moge, in al haar stalen ge weld de gedachten op zo iets boven zinnelijks als de geschiedenis van het Kind in de kribbe. In deze wereld van techniek en wiskunde is het wonder trouwens niet zo grondig uitgebannen als men wel zou verwachten. De flambouw, die zich zo hoog in de lucht verheft, wordt brandende gehouden met gas sen van aardolie, die duizenden kilo meters van ons mistige vaderland verwijderd, ergens in Arabië, wordt opgepompt. In het ingewand der aarde ligt de zonnewarmte opgeslagen, die in een grys verleden micro-organismen krioelend tot leven bracht in oude wereldzeeën. Die onzichtbare diertjes stierven, maar hun energie bleef be waard. Samengeperst door de geheim- zinnige krachten in de aarde ont bonden zij tot een vloeistof, die het wereldbeeld zou veranderen en de ronkende dieren van de twintigste eeuw voeden met benzine en petro leum, stookolie en smeerstoffen. Door hoorbuizen en pijpleidingen, stroomt dit wonderlijke geschenk der aarde naar de kusten; tankers ver voeren het klotsend in hun holle bui ken naar de raffinaderijen en daar begint de aardolie dan die wonderlij ke, laatste reis door tanks en buizen, destillatiekolommen en reservoirs, tot zij uiteenvalt in „fracties" waar van de verschillende aardolieproduc ten worden gevormd. DIJ HET aanschouwen van een olie- stad bij avond vergeet men alras, dat deze bewerking het resultaat is van vernuftige vindingen en chemi sche proeven. Men staart slechts zo als een kind de kerstboom aanziet, naar het geflonker van de duizenden lichtjes. De ruwolietanks rijzen dreigend op uit de begrenzing van hun aarden wallen, als fortificaties van de stad der toekomst. Aan een verre steiger ligt een tankboot onder de booglam pen en aan de rand van het terrein klinkt het onheilspellende knarsen en bonzen van een rangerende olietrein. Het werk gaat door. Per etmaal vloeit de inhoud van dertigduizend va ten olie door de wirwar van pijpleidin gen. die een totale lengte hebben van honderdveertig kilometer. Aan de voet van de aluminiumkleurige des tillatiekolommen spuwen tientallen branders in de ovens hun vuur op de zwarte buizen, waarin de olie wordt blootgesteld aan een hitte van drie- tot vierhonderd graden. Van daar wordt de hete massa opgestuwd in de torens waar, zodra de verschil lende bestanddelen hun kookpunt be reiken en gaan verdampen, zijri vieren van deze grote oliestroom wor den geboren, die hun eigen weg gaan. Tenslotte worden tientallen verschillende brandstoffen naar de meer dan honderd opslagtanks ge leid, die cylindervormig als een hoge hoed bijeen staan en in het nachte lijk duister een spookachtig kampe- De zuiveringsinstallatie van de raffinaderij van Caller-Pemw. IN DE VERTE luidt een klok, die de kerkgangers oproept tot een advent- dlenst. De robots onder het eeuwige vuur werken feilloos voort, onder het toe ziend oog van hoogstens vijftig men sen, die zijn achtergebleven om het bijna volautomatische bedrijf te con troleren. Er drukt een grote verant woordelijkheid op hun schouders. Eén verkeerde handgreep kan een kostbaar mechanisme vernietigen en wie hier met een kerstkaarsje liep, zou een vulkaan tot ontploffing kunnen brengen. Overal steken brandkranen hun rode koppen boven stenen en gras uit en brandweer auto's staan gereed om uit te rukken. De straten zijn donkere ravijnen. Door het kanalenstclscl diepe sleu ven met trossen buizen stroomt geruisloos de olie. Vreemdgevormde apparaten verheffen zich in de lucht tussen de vaste steunpunten der ho gere torens. Schuingeplaatste, sigaar- vormige buizen staan als startklare raketten gericht naar de sterren hemel. Kerstmiseen stalen woud vol dennen en sparren, onregelmatig ge plant en elkaar voorbijstrevend in een onnatuurlijke groei. En overal het licht, met de omgrenzing van een wisselende schemering en daarach ter het duister van de nacht. Mannen met witte helmen op drommen samen om een „plant", die snel gerepa reerd moet worden. Zij verrichten snelle handgrepen, onder het licht van een felle .schijnwerper, als ac teurs in een studio. Een jongen op een knalrode bakfiets rijdt over de verlaten straat om monsters te gaan trekken voor het laboratorium. In een rechthoekige vallei, die de naam „many fold" draagt, komen alle buizen samen. Dit is het centra le punt. vanwaar de eindproducten naar de voor hen bestemde opslag en verschepingstanks worden geleid. In een pompkamer wordt het ver keer door de leidingen geregeld. De pompmeester 3taat in de chaos van kranen en afsluiters als een nach telijke verkeersagent. 70 WERKEN verspreid door deze oliestad de mensen, die een inten sieve technische en mentale trai- (Voor vervolg pag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 7