4 onze jeuqó-p&qin& f Jonge belhamels Aantal ooievaars mindert snel in Nederland L 6 SS6I H3HW3AON 61 aV3HSOV(IMOZ ZONDAGSBLAD 19 NOVEMBER 1955 „Kom eens, Kees. Kijk eens!" Jan duwt de takken van de heg nog meer opzij. „Kom dan, jóh! Hier, kijk!" Jan wenkt met één hand vlug naar zijn vriendje. Hij zelf ziet met grote ogen naar dat ronde, dat verborgen hangt tus sen de takken. Iets ronds met een donker gat. Iets héél moois „Kom dan Kees, kijk nou eens!" En dan loeren twee gezichtjes door de takken heen. Het lange bleke gezichtje van Kees en het ronde, rode gezichtje van Jan. „Wat is dat?" vraagt Jan. „'k Weet niet," zegt Kees. Het is iets vreemds. Een rond ding met een gat. Iets griezeligs! „Durf jij het?" vraagt Jan. „Durf jij het?" vraagt Kees. Ze vinden het een beetje eng. Ze duwen de takken iets meer opzij. Er kraken een paar. Net of ze zeggen willen: „Ga weg. jullie! Jullie horen hier niet!" Maar een mens verstaat geen tak- kentaal. En dan steekt Jan zomaar zijn handje naar het ronde ding. Hij grijpt er in. Hij zoekt naar het ronde gat. En Kees? Die kijkt maar. Hij denkt „Die Jan durft, hoor! Brr!" Jan wringt zijn vingers door het zwarte gat. Eerst voorzichtig. Dan nog een paar vingers. Jan duwt iets meer. Het gaat stroef. Nog een duwtje... nog eens en dan schiet Jan zijn hele hand naar binnen. Hij voelt iets warms, iets zachts. Hij knijpt zijn ogen dicht. Wat eng, wat griezelig! Dan grijpt hij iets hards, klein en rond. Wat zou dat zijn? Jan trekt zijn hand terug. Veel te ruw. Zijn hand knijpt dich ter en dichter als hij door dat ake lige gat moet. En danO, Kees, wat vies!" roept Jan ineens. Er glijdt iets warms, iets glibberigs uit zijn hand. Hij trekt zijn hand wild terug. Zo wild dat het gat niet rond meer is, dat het ronde ding scheef hangt tussen de takken. De hand van Jan is helemaal geel en tussen dat geel liggen kleine schaalschilvertjes. Het ronde ding in de heg was een nest! En in dat nest lagen eitjes. Klein en teet. Eigeel drupt op een takje vlakbij het nest. De twee jon gens trekken hun hoofd terug. De tak ken zwiepen terug. Maar niet alle maal. Er zijn er gebroken. Nu is er een lelijk gat in de heg. En de takken kraken zachtjes: „Ga weg, lelijkerds! Jullie hebben een mooi, kunstig nestje kapot gemaakt. Ga weg!" Het bleke gezichtje van Kees is nóg bleker geworden. Dat komt van bangheid en van schrik. Het rode gezichtje van Jan is nog roder geworden. Dat komt ook van bangheid en van 9chrik. „Kom Kees! Kom jóh, ga mee, vlug!" Nee hoor, het is hier niet pluis. Het is hier zo vreemd stil! „Kom Kees! We lopen hard weg, hé. En aan niemand vertellen, hoor." „Wat doen jullie daar?" O. Wat een boze stem! Jan en Kees schrikken. Ze blijven staan en Kijken naar de grond. Ze durven niet op te kijken. „Nu, wat hebben jullie daar ge daan?" De stem klinkt diep en nors. „Kijk me eens aan!" Nu durven de twee jongetjes niet langer met gebogen hoofd te staan. Heel langzaam gaan hun hoofden om hoog en ze zienO, twee lange, donkere benen, een leren glimmende riem, een jasje vol glanzende knopen, twee grote mannenhanden, o! een boos gezicht met een krul-snor en twee donkere ogen en een grote zwar te, platte pet. Daar loopt een leren riempje langs. Ze weten het. Eenagent! Vlug kijken ze weer naar de grond. Die man aankijken? Niets hoor! „Wat deden jullie daar bij die heg?" Maar de jongens zeggen niets. Even kijken ze langs de grond naar het zwarte gat Kijk, het gras is plat getrapt en er zijn takken gebroken. En in dat zwarte gat van de heg Daar hangt het vreemde ronde ding. Helemaal scheef Jan ziet naar zijn hand. Die is nog iets geel. Dan pakt de diender ze allebei bij de kraag en dan gaan ze met z'n drieën naar de heg. „Jullie hebben een nestje leegge haald, hè! Ja, ik zag het wel zoeven. En toen wilden jullie vlug weglopen, hè! Dat zou je wel willen. Jullie, zul ke grote sterke jongens tegen zulke zwakke, kleine vogeltjes Belhamels zijn jullie!" De politieman bromt kwaad. Zijn handen trillen Dat voelen de jongens „Jullie hebben dit nestje kapot ge maakt. Dan moeten jullie het ook maar weer heel maken!" Dan zegt Jan: „Dat kan ik niet!" Hij begint te huilen. „O zo! Kan jij dat niet! Nee, na tuurlijk, kan jij dat niet. Nogal wie des! Maar.... och nee. vooruit kwa jongens hang dat nestje recht tus sen de takken! Ja, ja veeg dat ei geel maar met je zakdoek af. Dan kan je moeder ook eens zien wat voor kerels jullie zijn!" En Jan en Kees hangen het nestje van het kleine winterkoninkje weer recht. Ze vegen de takjes en het nest je met hun zakdoeken schoon. In hun ogen parelen dikke tranen. O, wat een spijt hebben ze! En als dat ge beurd is, dan schrikken ze geweldig. Want dan.... o dan pakt de diender een boekje en een potloodje voor de dag. En dan vraagt hij nors: „Hoe heten jullie?" „Jan Smit, meneer", zegt Jan zachtjes. „Kees Smit, meneer", snikt Kees nog zachter. De diender zet die namen in zijn boekje en hij bromt: „Zo, zo. Goed dat ik jullie namen heb. Als ik er een kruisje achter moet zetten, dan kom ik eens met je vader en moeder praten! Onthoudt het goed. Als ik jul lie hier nog eens zie. hier bij de heg! En nu mars naar huis!" Er lopen twee jongetjes met gebo gen hoofd langs de heg naar huis. De één zegt tegen de ander: „Ik doe het nooit meer!" De ander knikt: „Ik doe het nooit meer!" betekent dat. En verderop kijkt een diender nog eens om en dan fluistert hij: „Die Dit is nu echt een plaat voor de vogelliefhebbers onder jullie. Mis schien zul je in werkelijkheid nooit zoveel verschillende vogels zo vlak bij elkaar zien! Het enige wat je te doen hebt. is opschrijven hoe de vogels heten, dus: A is eenenzo voort. Doe je best. Schrijven jullie je naam. voornaam en adres onder aan je brief? Niet vergeten, hoor! En stuur de oplossing vóór Dinsdag doen het nooit weer!" Dan loopt hij met grote stappen weg langs de heg. De heg met een zwart gat.... M. W H DE WEERD onze BRievenBUS H Beste allemaal, Jammer, hè jon- gens. dat in de puzzle van de vorige week een fout gekomen en 15 verti caal moesten verwis seld worden. Dan kwam er uit: spons, en: apart. Ik zal niet de hele oplossing schrijven, alleen eren vertellen wat 15 ho rizontaal (bijl) was. Dat was nl. aks. De hoofdprijs gaat deze week naar Gusta Plaisier, de troost prijzen naar Willie van der Valk. Dineke Drop en André Hollenstein. Hartelijk gefeliciteerd! Tini ran Noord in Voorburg, ik heb nog steeds jouw adres nic* gekregen Je wilt je hoofdprijs toch wel hebben? Greet Snowy schrijft dat ze met haar klas een hele week naar buiten saai. maar ze mot wel werken! I.U Hoekama heeft veel plezier gehad bij haar vriendinnetje. Tooia en Arie van llouwoilmen hebben twee dagen vrij ge had wegens de markt ui Gorinchcm. Loesje Best is jarig geweest, was het een fijne dag? Vond jij het ook leuk. tlennie? Jij hebt heel wal broertjes. Ada Sap. plagen ze je nooit? Tocti niet aardig van je. Henk Binnendijk, om je broertje te plagen. Vaa het een mooie trouwpartij. Hans vaa Bcmmel? De drieling WD. Greet en Hanncke Faber hebben de verjaardag van R'e je gevierd en het was o zo gezel'ig. feter den Oudea ichrijft me dat ze thus allemaal ziek geweest zijn, dat is me ook wat, zeg. —Ben je al naar het zie kenhuis geweest, Hanneke Bruins, of moet het nog gebeuren? >at denk fk ook niet, Beppic Los. dat dat manre'je alles wat op de koffer staat er ook in heeft zitten! Ik vond het juist erg leuk. dat Je de puzzle gekleurd had. BeUy 't llart. Hier ,s een brief van iemand die naar een bruiloft van een oom en tante ging en daar lekkere broodjes kreeg. Is de weer beter. Ineke Brienen? Dat is leuk, Lena Langstraat, dat je schooltje gaat «pelen met je prijs. 'larrle van Klaveren is ook al zo in zijn schik met zijn prijs. Hoe is het r.u met je broer, Corrie Meijers? We hebben al een paar maal eéb kleurplaat gehad. Anneke Oudshoorn, over een (>oosje krij gen we er misschien weer een. Was opa's verjaardag prettig, Bert van Se- ters? Je gaat zeker wel vaak naar Arie toe, hè Wim Koole? Doe hem mijn hartelijke groeten maar. Rieneke Huv- zer ls acht jaar en ze is al vijf keer tante geweest, is dat niet leuk? Hier is een brief van Joke en Marijke zender achternaam. Ja. da«t was een erg mooi verhaal, hè Marric Hakkeslecgt? Heb je al veel bedeltjes. Thea Snul- leaburg? Dat was een keurige mijn heer. Rob van Wetten! Dus jij bent fijn verwend met jc verjaardag, Anita Roest. De winter komt in het land, schrijft Greetje Maan. Ik htb de laatste tijd geen brieven van -c gekregen. Nel ly, dus ik kan jc ook niet antwoorden! Ben je al bij de tandarts geweest, Arie Stam? Tcunis en Neeltje den Otter gaan naar tante Aatje om naar het nieuwe kindje te kijken. Schrijft de nieuwe pen prettig. Henk Ie van der Heiden? Doe dt groeten aan Japie, hoor. Wat een mooie tekennig. Aartine Moe- rik! Wa* akelig voor dat jongetje, Nico van de Wetering, was het een vriendje van je? Ik denk dat jij later de sokkenbreister zult worden voor de hele familie. Marry v.d. Kaaden. Is je broertje al weer beter, Cock van der Schoor? Ilenny Clancy vindt het ook al zo jammer dat het vervolgverhaal uit is. Heb jij ook de mazelen. Mar jan VoorbU, net als Bep? Je tante uit Zeeland is zeker al weer vertrokken. Nelly v.d. Heide. Henneke Schouten heeft een zusje gekregen ct heet Elsje, wat een mooie naam! Kees van Alphen schrijft dat gebraden vlees zo lekker ruikt. ja. dat vind ik ook. Vind jij schrijven niet zo leuk. Paula? O. dat is lekker. Magda Houwcllng, rauwe an ïjv.- met j irdappeipuree. ik hoop dat het je goed gelukt is. Paula en Nellie Donkers hebben ook een zusje gekregen en dat. heet Jolanda, en ze heeft donker haar. Nu draag je zeker een gele band om de mouw van je usiform. hè Netty Meyer? Leuk zijn die surpri ses. hè AUy Treffers? Emmie van 't Riet geeft me een hele naaicursus. Marijke Salomons verheugt zich al op de dag dat opa en oma komen logeren. Misschien vinden jullie deze nieuwe puz- zzle wel leuk, Dikkie en Ria van der Heij den. Het was zeker wel gezellig, toen Truus er was. Beppie Roos. Ik denk dat je je vergist. Theo Geleynse, je had juist niet geschreven wat dat eiland van Walcheren was! Jannie Boing schrijft me dat haar nichtjes naar een kolonie zijn. c!oe ze de groeten van mü als je Tenslotte zijn hier nog brieven van Piet Visser. Margriet en Hiskientje Muys, Dick Schotman, Feike Reitsma, Frank van Wotstejm, Lukie Doorduyn, Henriëttc Struijk. Peter van Duyvcnbode. Jan Heijstek. Tilly Tuurenhout. Marius Coomans. Nelly v.d. Eyk en Fernanda Wiersma. Deze brieven gingen uitslui tend over de fout in de puzzle. En hier zijn de nieuwelingen: Jannie v.d Dool. Ineke van Klaveren. Maartje van Woerden en Tonnie Olieman. Har telijk welkom! Dag allemaal, tot de volgende keer! SS6I H38W3AON 61 UV IilSOVUVOZ ZONDAGSBLAD 19 NOVEMBER 1955 Z 3 Somber resultaat van laatste „volkstellingen" Q oievaars waren in ons land altijd graag geziene gasten. Niet alleen om de vele bakerpraatjes en fa beltjes, die het volksbijgeloof in de loop der eeuwen om de ooievaar heeft gedicht. Denkt U maar eens aan deze vogel als „schtfttenbrenger" op geboortekaartjes, of aan het feit t dat ze geluk en voorspoed brachten aan het huis, waarbij ze hun nest bouwden Ze zouden zelfs beveiligen tegen blikseminslag en brand en wanneer er toch brand mocht uitbre ken (zelfs een ooievaar schijnt niet feilloos te zijn) helpen met blussen. Hoe zo'n vogel dit presteerde, is mij een raadsel, maar „men" vertelt 't voor heus waar.. Doch meer nog is de ooievaar waard als fraaie stoffering voor het landschap: klepperend op zijn nest. vliegend of zwevend hoog in de blau we zomerlucht, of met langzame be dachtzame passen wandelend langs de slootkant op jacht naar kikkers of ander gedierte. De dag, waarop ik voor het laatst een ooievaar in onze omgeving zag, ligt al in een tientallen jaren ver ver leden. Allerwegen in ons land neemt het aantal van deze vogels af. Waar om? Men kan slechts gissen, maar met zekerheid is de reden niet op te geven. Door de afdeling Natuurbescher ming en Landschap van het Staats bosbeheer wordt regelmatig de „bur gerlijke stand" van de ooievaars in Nederland opgemaakt. Het beeld, dat deze „volkstellingen" geven, is vrij wel nauwkeurig. De ooievaar is im mers een vogel, die zijn bestaan heus niet onder stoelen of banken steekt. Integendeel, hij leidt een opvallend leven. Zijn verenpak is contraste rend zwart en wit; snavel en poten zijn rood. Hij is groter dan een rei ger en het feit dat hij steeds zijn nest bouwt in de onmiddellijke na bijheid van de menselijke woningen, is ook één van de redenen dat bij na ieder weet hoe hij eruit ziet. De uitslag van de tellingen is ech ter alles behalve rooskleurig. De zeer algemene broedvogel van de vorige eeuw gaat de laatste jaren onrust barend snel in aantal achteruit. In 1929 waren er in ons land 209 bewoonde nesten. Daarna nam het aantal broedende vogelparen toe. In 1934 waren er 273 en in 1939 zelfs 312 nesten, waarin ongeveer 850 jonge vogels uit de eieren kropen. Toen kwam de eerste na-oorlogse telling, in 1950. Van de meer dan 300 nesten waren er nog slechts 85 bewoond, waarin ongeveer 200 jonge ooievaars werden grootgebracht. Het is opmerkelijk, dat de versprei ding per provincie zo sterk uiteen loopt. In Noordholland zult U geen enkel bewoond ooievaarsnest meer vinden. Ook Zuid-Hollard is weinig in trek, want daar zijn er slechts acht. De meeste komen voor in de ooste lijke provincies: in Groningen wa- ER is een tijd geweest, dot de ooievaar in ons land broedvogels was, zo in de loop van de vorige eeuw.. Op vele plaatsen zag men t<M-n de takkennesten, die deze vogel bouwde: in bomen, op daken van kerken, hooibergen en amlere hoge gebouwen; t gebeurde ook vaak, dat een ooievaarspaar een dankbaar ge bruik maakte van een wagen wiel op een hoge paal, die juist ten gerieve van deze vogels werd opgezet. Die tijd is geweest, 't Ziet er naar uit, dat de ooievaars in Nederland weldra niet meer of sporadisch gezien zullen worden. In 1929 waren hier nog 209 bewoonde nesten, in 1950 was dit aantal ingekrompen tot 85. Laten wc hopen, dat in deze snelle daling spoedig een gun stige keer zal komen. ren er in 1950 vijftien, in Friesland elf, evenals in Overijssel, Drenthe spant de kroon met negentien broe dende ooievaarsparen. I)e teruggang van het aantal ooie- vaars blijft niet alleen beperkt tot ons land. Ook elders is het zo. In België en Engeland zijn ze óf bijna óf geheel verdwenen. In Zwit serland broedden er zo omstreeks de eeuwwisseling honderdvijftig paren. Sedertdien liep dit aantal gestadig terug en in de herfst van 19a0 verlie ten de laatste ooievaars Zwitserland om er niet meer terug te keren. Zwitserse vogelliefhebbers bleven echter niet bij de pakken neerzitten om, over dit verlies te treuren. Inte gendeel! Zij wilden, koste wat het kost. weer ooievaars in hun land hebben. Als de vogels niet uit eigen beweging kwamen, welnu, dan zouden zij ze gaan halen. Dit geschiedde dan In Juni van dit jr.ar - de maand waarin de ooievaars bijna volwas sen jongen hebben - vertrok een ex peditie naar Algiers. Daar in Noord- afrika is het namelijk een ooievaars- land bij uitnemendheid. In Algiers. Tunis en Marokko nestelen er tien duizenden. Alleen in Algiers wordt het aantal al op zo ongeveer vijftigduizend ge in en om een klein dorpje vond men wat men zocht, of eigenlijk véél meer dan dat. De leden van de ex peditie stonden sprakeloos, want daar, op een kleine oppervlakte, zagen zij niet minder dan vierduizend ooie vaarsnesten. De vogels hadden letterlijk overal hun tenten opgeslagen: op daken en schoorstenen, op de zuilen van ge bouwen en in bomen, zelfs op de te lefoonpalen langs de wegen. Nu hebben ooievaars de gewoonte om bij ieder broedseizoen hun takken- nest weer wat op te kalefateren. Er worden nieuwe twijgen aangesleept en in het bouwsel verwerkt. Op de ze wijze worden de nesten steeds ho ger en openen - evenals grote huizen »n de mensenwereld - mogelijkheden voor „inwoning". Dit was ook hier het geval. De „onderhuurders" wa ren ontelbare mussen, die hun slor dige stronesten hadden gebouwd tus sen de takken van de ooievaarsburch- tcn en met hun veelvoudig gesjilp bijdroegen tot een machtig lawaai- concert in dit ooievaarsparadijs. Dank zij een speciale toestemming van de regering, mocht de expeditie zes en dertig jonge ooievaars - ze waren zo tussen de zes en acht we ken - uit de nesten halen. Natuur lijk haalde men de nesten niet hele maal leeg. Ze werden alleen genomen uit die gezinnen met een flink aan tal kinderen, zodat er steeds minstens twee jonge vogels achterbleven. De oude ooievaars waren op de wieken gegaan en bleven hoog in de lucht boven de broedkolonie zweven om te it die vreemde wezens daar beneden in hun domein uitspookten. Nu moet U niet denken, dat deze kinderroof de ooievaars tranen heeft gekost. Zodra de mensen met hun buit waren vertrokken, keerden ze terug en hervatten het aanbrengen van voedsel alsof er niets was ge- YT et een auto werden de jonge ooie- vaars naar de dierentuin in Al giers gebracht, die bereid was de vogels enige tijd onderdak te geven. Ze kregen een grote kooi. Het was een door elkaar wriemelende menig te vogels, die schreeuwden en be delden om voedsel. Wat dit laatste betreft: de drie dozijn jonge vogels hadden niet te klagen over gebrek aan eetlust; ze consumeerden zo'n gewond. Zorgimldige verpleging zal het mankement echter wel spoedig genezen. slordige dertig kilo vlees en vis per dag! Toen kwam het moment, waarop ze voor het eerst zouden gaan vliegen. Weliswaar niet op eigen wieken, maar in een vliegtuig van de Air France, dat ze naar Zwitserland zou brengen. Ze werden keurig gereinigd, kregen een extra portie eten en ver dwenen in het bagageruim van het vliegtuig, met uitzondering van één - de kleinste van het gezelschap - die in de cockpit werd gezet en alle rei zigers vermaakte toen hij ontsnapte naar de passagierscabine en daar eigenwijs rondwandelde. In Zwitserland werden ze naar de plaats van bestemming gebracht. Prachtige, schone ooievaarsnesten wa ren voor hen gereed gemaakt. On middellijk namen ze de woningen in gebruik. Nog gedurende korte tijfl werden ze gevoerd, totdat ze oud en wijs genoeg waren om zelf voedsel te zoeken Alvorens ze tot „mondige" ooievaars werden verklaard, kregen ze eerst een aluminium ring om een poot, als merk voor verder onderzoek. Zo kon het gebeuren, dat de Zwit sers de afgelopen zomer een beeld zagen, dat ze vijf jaren achtereen niet hadden gezien: een ooievaar, die op een Alpenweide liep, op jacht naar kikkers losgelaten nabg Ls»en Y/| aar na iedere zomer komt de iYl herfst, en op een zonnige na jaarsdag stegen de ooievaars op. Ze vlogen al hoger en hoger, in grote kringen, tot boven de hoogste, be sneeuwde bergtoppen. Toen verdwenen ze naar het Zui den, naar de warme streken. De trek- tijd was begonnen. Zoals U weet hebben de Europese ooievaars twee routes, waarlangs ze naar hun overwinteringsverblijf in Afrika trekken. De vogels vliegen na melijk tijdens de trek bij voorkeur niet over grote zeeën. De trekweg van de ooievaars uit Oosfc-Europa gaat over de Balkan naar Klein Azië, langs de kust van de Middel landse Zee, waar ze het Suczkanaal oversteken en zo in Afrika belanden. De Weateuropese vogels gaan over Frankrijk en Spanje en steken dan de Straat van Gibraltar over. De dieren leggen op hun trek zo ongeveer tienduizend kilometer af. Gemiddeld vliegen ze per dag hon derd kilometer, waarvoor ze een uur of twee, drie nodig hebben. De ver dere tijd gebruiken ze voor het zoe ken van voedsel en om wat te rus ten. De heenreis naar Afrika duurt dus ongeveer honderd dagen, even als de terugreis. De rest van het jaar zijn ze in hun broedgebied In ons land arriveren ze vanaf eind Februari en vertrekken in Augustus en September weer naar Afrika. De Zwitserse „import-ooievaars" ko zen de westelijke trekroute via Frank rijk en Spanje. Vol spanning wacht men nu op het komende voorjaar, want dan zal blijken of deze proef is geslaagd als de ooievaars naar hun tweede vaderland terugkeren. En zelfs wanneer dit het geval is, blijven er nog vragen. Want als ze te rugkomen, hoe zullen ze zich dan verder gedragen? Zullen ook zij na verloop van tijd langzamerhand ver dwijnen? Of zullen ze zich blijvend vestigen en verbreiden? Het antwoord kan alleen de toekomst geven. FREEK VAN DER MEER.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 9