4 onze jeuqó-p&qin& f
Jonge belhamels
Aantal ooievaars mindert snel in Nederland
L
6
SS6I H3HW3AON 61 aV3HSOV(IMOZ
ZONDAGSBLAD 19 NOVEMBER 1955
„Kom eens, Kees. Kijk eens!"
Jan duwt de takken van de heg
nog meer opzij.
„Kom dan, jóh! Hier, kijk!"
Jan wenkt met één hand vlug naar
zijn vriendje.
Hij zelf ziet met grote ogen naar
dat ronde, dat verborgen hangt tus
sen de takken. Iets ronds met een
donker gat. Iets héél moois
„Kom dan Kees, kijk nou eens!"
En dan loeren twee gezichtjes door
de takken heen.
Het lange bleke gezichtje van Kees
en het ronde, rode gezichtje van Jan.
„Wat is dat?" vraagt Jan.
„'k Weet niet," zegt Kees.
Het is iets vreemds.
Een rond ding met een gat. Iets
griezeligs!
„Durf jij het?" vraagt Jan.
„Durf jij het?" vraagt Kees.
Ze vinden het een beetje eng. Ze
duwen de takken iets meer opzij. Er
kraken een paar. Net of ze zeggen
willen: „Ga weg. jullie! Jullie horen
hier niet!"
Maar een mens verstaat geen tak-
kentaal.
En dan steekt Jan zomaar zijn
handje naar het ronde ding.
Hij grijpt er in. Hij zoekt naar het
ronde gat.
En Kees? Die kijkt maar. Hij denkt
„Die Jan durft, hoor! Brr!"
Jan wringt zijn vingers door het
zwarte gat. Eerst voorzichtig. Dan nog
een paar vingers. Jan duwt iets meer.
Het gaat stroef. Nog een duwtje...
nog eens en dan schiet Jan zijn hele
hand naar binnen. Hij voelt iets
warms, iets zachts.
Hij knijpt zijn ogen dicht. Wat eng,
wat griezelig! Dan grijpt hij iets
hards, klein en rond. Wat zou dat
zijn? Jan trekt zijn hand terug.
Veel te ruw. Zijn hand knijpt dich
ter en dichter als hij door dat ake
lige gat moet. En danO, Kees,
wat vies!" roept Jan ineens. Er
glijdt iets warms, iets glibberigs uit
zijn hand. Hij trekt zijn hand wild
terug. Zo wild dat het gat niet rond
meer is, dat het ronde ding scheef
hangt tussen de takken. De hand van
Jan is helemaal geel en tussen dat
geel liggen kleine schaalschilvertjes.
Het ronde ding in de heg was een
nest! En in dat nest lagen eitjes.
Klein en teet. Eigeel drupt op een
takje vlakbij het nest. De twee jon
gens trekken hun hoofd terug. De tak
ken zwiepen terug. Maar niet alle
maal. Er zijn er gebroken. Nu is er
een lelijk gat in de heg. En de takken
kraken zachtjes: „Ga weg, lelijkerds!
Jullie hebben een mooi, kunstig nestje
kapot gemaakt. Ga weg!"
Het bleke gezichtje van Kees is
nóg bleker geworden. Dat komt van
bangheid en van schrik.
Het rode gezichtje van Jan is nog
roder geworden. Dat komt ook van
bangheid en van 9chrik.
„Kom Kees! Kom jóh, ga mee,
vlug!"
Nee hoor, het is hier niet pluis. Het
is hier zo vreemd stil!
„Kom Kees! We lopen hard weg,
hé. En aan niemand vertellen, hoor."
„Wat doen jullie daar?"
O. Wat een boze stem!
Jan en Kees schrikken. Ze blijven
staan en Kijken naar de grond. Ze
durven niet op te kijken.
„Nu, wat hebben jullie daar ge
daan?"
De stem klinkt diep en nors.
„Kijk me eens aan!"
Nu durven de twee jongetjes niet
langer met gebogen hoofd te staan.
Heel langzaam gaan hun hoofden om
hoog en ze zienO, twee lange,
donkere benen, een leren glimmende
riem, een jasje vol glanzende knopen,
twee grote mannenhanden, o! een
boos gezicht met een krul-snor en
twee donkere ogen en een grote zwar
te, platte pet. Daar loopt een leren
riempje langs.
Ze weten het.
Eenagent!
Vlug kijken ze weer naar de grond.
Die man aankijken? Niets hoor!
„Wat deden jullie daar bij die heg?"
Maar de jongens zeggen niets. Even
kijken ze langs de grond naar het
zwarte gat Kijk, het gras is plat
getrapt en er zijn takken gebroken.
En in dat zwarte gat van de heg
Daar hangt het vreemde ronde ding.
Helemaal scheef
Jan ziet naar zijn hand. Die is nog
iets geel.
Dan pakt de diender ze allebei
bij de kraag en dan gaan ze met
z'n drieën naar de heg.
„Jullie hebben een nestje leegge
haald, hè! Ja, ik zag het wel zoeven.
En toen wilden jullie vlug weglopen,
hè! Dat zou je wel willen. Jullie, zul
ke grote sterke jongens tegen zulke
zwakke, kleine vogeltjes Belhamels
zijn jullie!"
De politieman bromt kwaad. Zijn
handen trillen Dat voelen de jongens
„Jullie hebben dit nestje kapot ge
maakt. Dan moeten jullie het ook
maar weer heel maken!"
Dan zegt Jan: „Dat kan ik niet!"
Hij begint te huilen.
„O zo! Kan jij dat niet! Nee, na
tuurlijk, kan jij dat niet. Nogal wie
des! Maar.... och nee. vooruit kwa
jongens hang dat nestje recht tus
sen de takken! Ja, ja veeg dat ei
geel maar met je zakdoek af. Dan
kan je moeder ook eens zien wat
voor kerels jullie zijn!"
En Jan en Kees hangen het nestje
van het kleine winterkoninkje weer
recht. Ze vegen de takjes en het nest
je met hun zakdoeken schoon. In hun
ogen parelen dikke tranen. O, wat
een spijt hebben ze! En als dat ge
beurd is, dan schrikken ze geweldig.
Want dan.... o dan pakt de diender
een boekje en een potloodje voor de
dag. En dan vraagt hij nors: „Hoe
heten jullie?"
„Jan Smit, meneer", zegt Jan
zachtjes.
„Kees Smit, meneer", snikt Kees
nog zachter.
De diender zet die namen in zijn
boekje en hij bromt: „Zo, zo. Goed
dat ik jullie namen heb. Als ik er
een kruisje achter moet zetten, dan
kom ik eens met je vader en moeder
praten! Onthoudt het goed. Als ik jul
lie hier nog eens zie. hier bij de heg!
En nu mars naar huis!"
Er lopen twee jongetjes met gebo
gen hoofd langs de heg naar huis.
De één zegt tegen de ander: „Ik doe
het nooit meer!"
De ander knikt: „Ik doe het nooit
meer!" betekent dat.
En verderop kijkt een diender nog
eens om en dan fluistert hij: „Die
Dit is nu echt een plaat voor de
vogelliefhebbers onder jullie. Mis
schien zul je in werkelijkheid nooit
zoveel verschillende vogels zo vlak
bij elkaar zien! Het enige wat je te
doen hebt. is opschrijven hoe de
vogels heten, dus: A is eenenzo
voort. Doe je best. Schrijven jullie
je naam. voornaam en adres onder
aan je brief? Niet vergeten, hoor!
En stuur de oplossing vóór Dinsdag
doen het nooit weer!" Dan loopt hij
met grote stappen weg langs de heg.
De heg met een zwart gat....
M. W H DE WEERD
onze BRievenBUS
H Beste allemaal,
Jammer, hè jon-
gens. dat in de puzzle
van de vorige week
een fout gekomen
en 15 verti
caal moesten verwis
seld worden. Dan
kwam er uit: spons,
en: apart. Ik zal niet
de hele oplossing
schrijven, alleen eren
vertellen wat 15 ho
rizontaal (bijl) was.
Dat was nl. aks.
De hoofdprijs gaat
deze week naar Gusta
Plaisier, de troost
prijzen naar Willie van der Valk.
Dineke Drop en André Hollenstein.
Hartelijk gefeliciteerd!
Tini ran Noord in Voorburg, ik heb
nog steeds jouw adres nic* gekregen
Je wilt je hoofdprijs toch wel hebben?
Greet Snowy schrijft dat ze met haar
klas een hele week naar buiten saai.
maar ze mot wel werken! I.U
Hoekama heeft veel plezier gehad bij
haar vriendinnetje. Tooia en Arie van
llouwoilmen hebben twee dagen vrij ge
had wegens de markt ui Gorinchcm.
Loesje Best is jarig geweest, was het
een fijne dag? Vond jij het ook leuk.
tlennie? Jij hebt heel wal broertjes.
Ada Sap. plagen ze je nooit? Tocti
niet aardig van je. Henk Binnendijk,
om je broertje te plagen. Vaa het een
mooie trouwpartij. Hans vaa Bcmmel?
De drieling WD. Greet en Hanncke
Faber hebben de verjaardag van R'e je
gevierd en het was o zo gezel'ig.
feter den Oudea ichrijft me dat ze thus
allemaal ziek geweest zijn, dat is me
ook wat, zeg. —Ben je al naar het zie
kenhuis geweest, Hanneke Bruins, of
moet het nog gebeuren? >at denk fk
ook niet, Beppic Los. dat dat manre'je
alles wat op de koffer staat er ook in
heeft zitten! Ik vond het juist erg
leuk. dat Je de puzzle gekleurd had.
BeUy 't llart. Hier ,s een brief van
iemand die naar een bruiloft van een
oom en tante ging en daar lekkere
broodjes kreeg. Is de
weer beter. Ineke Brienen? Dat is
leuk, Lena Langstraat, dat je schooltje
gaat «pelen met je prijs. 'larrle van
Klaveren is ook al zo in zijn schik met
zijn prijs. Hoe is het r.u met je
broer, Corrie Meijers? We hebben al
een paar maal eéb kleurplaat gehad.
Anneke Oudshoorn, over een (>oosje krij
gen we er misschien weer een. Was
opa's verjaardag prettig, Bert van Se-
ters? Je gaat zeker wel vaak naar
Arie toe, hè Wim Koole? Doe hem mijn
hartelijke groeten maar. Rieneke Huv-
zer ls acht jaar en ze is al vijf keer
tante geweest, is dat niet leuk? Hier
is een brief van Joke en Marijke zender
achternaam. Ja. da«t was een erg
mooi verhaal, hè Marric Hakkeslecgt?
Heb je al veel bedeltjes. Thea Snul-
leaburg? Dat was een keurige mijn
heer. Rob van Wetten! Dus jij bent
fijn verwend met jc verjaardag, Anita
Roest. De winter komt in het land,
schrijft Greetje Maan. Ik htb de laatste
tijd geen brieven van -c gekregen. Nel
ly, dus ik kan jc ook niet antwoorden!
Ben je al bij de tandarts geweest,
Arie Stam? Tcunis en Neeltje den
Otter gaan naar tante Aatje om naar
het nieuwe kindje te kijken. Schrijft
de nieuwe pen prettig. Henk Ie van der
Heiden? Doe dt groeten aan Japie, hoor.
Wat een mooie tekennig. Aartine Moe-
rik! Wa* akelig voor dat jongetje,
Nico van de Wetering, was het een
vriendje van je? Ik denk dat jij later
de sokkenbreister zult worden voor de
hele familie. Marry v.d. Kaaden. Is
je broertje al weer beter, Cock van der
Schoor? Ilenny Clancy vindt het ook
al zo jammer dat het vervolgverhaal
uit is. Heb jij ook de mazelen. Mar
jan VoorbU, net als Bep? Je tante uit
Zeeland is zeker al weer vertrokken.
Nelly v.d. Heide. Henneke Schouten
heeft een zusje gekregen ct heet
Elsje, wat een mooie naam! Kees
van Alphen schrijft dat gebraden vlees
zo lekker ruikt. ja. dat vind ik ook. Vind
jij schrijven niet zo leuk. Paula? O.
dat is lekker. Magda Houwcllng, rauwe
an ïjv.- met j irdappeipuree. ik hoop dat
het je goed gelukt is. Paula en Nellie
Donkers hebben ook een zusje gekregen
en dat. heet Jolanda, en ze heeft donker
haar. Nu draag je zeker een gele
band om de mouw van je usiform. hè
Netty Meyer? Leuk zijn die surpri
ses. hè AUy Treffers? Emmie van
't Riet geeft me een hele naaicursus.
Marijke Salomons verheugt zich al op de
dag dat opa en oma komen logeren.
Misschien vinden jullie deze nieuwe puz-
zzle wel leuk, Dikkie en Ria van der Heij
den. Het was zeker wel gezellig, toen
Truus er was. Beppie Roos. Ik denk
dat je je vergist. Theo Geleynse, je had
juist niet geschreven wat dat eiland van
Walcheren was! Jannie Boing schrijft
me dat haar nichtjes naar een kolonie
zijn. c!oe ze de groeten van mü als je
Tenslotte zijn hier nog brieven van
Piet Visser. Margriet en Hiskientje
Muys, Dick Schotman, Feike Reitsma,
Frank van Wotstejm, Lukie Doorduyn,
Henriëttc Struijk. Peter van Duyvcnbode.
Jan Heijstek. Tilly Tuurenhout. Marius
Coomans. Nelly v.d. Eyk en Fernanda
Wiersma. Deze brieven gingen uitslui
tend over de fout in de puzzle.
En hier zijn de nieuwelingen: Jannie
v.d Dool. Ineke van Klaveren. Maartje
van Woerden en Tonnie Olieman. Har
telijk welkom!
Dag allemaal, tot de volgende keer!
SS6I H38W3AON 61 UV IilSOVUVOZ
ZONDAGSBLAD 19 NOVEMBER 1955
Z
3
Somber resultaat van laatste „volkstellingen"
Q oievaars waren in ons land altijd
graag geziene gasten. Niet alleen
om de vele bakerpraatjes en fa
beltjes, die het volksbijgeloof in de
loop der eeuwen om de ooievaar
heeft gedicht. Denkt U maar eens
aan deze vogel als „schtfttenbrenger"
op geboortekaartjes, of aan het feit
t dat ze geluk en voorspoed brachten
aan het huis, waarbij ze hun nest
bouwden Ze zouden zelfs beveiligen
tegen blikseminslag en brand en
wanneer er toch brand mocht uitbre
ken (zelfs een ooievaar schijnt niet
feilloos te zijn) helpen met blussen.
Hoe zo'n vogel dit presteerde, is mij
een raadsel, maar „men" vertelt 't
voor heus waar..
Doch meer nog is de ooievaar
waard als fraaie stoffering voor het
landschap: klepperend op zijn nest.
vliegend of zwevend hoog in de blau
we zomerlucht, of met langzame be
dachtzame passen wandelend langs
de slootkant op jacht naar kikkers of
ander gedierte.
De dag, waarop ik voor het laatst
een ooievaar in onze omgeving zag,
ligt al in een tientallen jaren ver ver
leden. Allerwegen in ons land neemt
het aantal van deze vogels af. Waar
om? Men kan slechts gissen, maar
met zekerheid is de reden niet op te
geven.
Door de afdeling Natuurbescher
ming en Landschap van het Staats
bosbeheer wordt regelmatig de „bur
gerlijke stand" van de ooievaars in
Nederland opgemaakt. Het beeld, dat
deze „volkstellingen" geven, is vrij
wel nauwkeurig. De ooievaar is im
mers een vogel, die zijn bestaan heus
niet onder stoelen of banken steekt.
Integendeel, hij leidt een opvallend
leven. Zijn verenpak is contraste
rend zwart en wit; snavel en poten
zijn rood. Hij is groter dan een rei
ger en het feit dat hij steeds zijn
nest bouwt in de onmiddellijke na
bijheid van de menselijke woningen,
is ook één van de redenen dat bij
na ieder weet hoe hij eruit ziet.
De uitslag van de tellingen is ech
ter alles behalve rooskleurig. De zeer
algemene broedvogel van de vorige
eeuw gaat de laatste jaren onrust
barend snel in aantal achteruit.
In 1929 waren er in ons land 209
bewoonde nesten. Daarna nam het
aantal broedende vogelparen toe. In
1934 waren er 273 en in 1939 zelfs
312 nesten, waarin ongeveer 850 jonge
vogels uit de eieren kropen.
Toen kwam de eerste na-oorlogse
telling, in 1950. Van de meer dan
300 nesten waren er nog slechts 85
bewoond, waarin ongeveer 200 jonge
ooievaars werden grootgebracht.
Het is opmerkelijk, dat de versprei
ding per provincie zo sterk uiteen
loopt. In Noordholland zult U geen
enkel bewoond ooievaarsnest meer
vinden. Ook Zuid-Hollard is weinig in
trek, want daar zijn er slechts acht.
De meeste komen voor in de ooste
lijke provincies: in Groningen wa-
ER is een tijd geweest, dot
de ooievaar in ons land
broedvogels was, zo in de loop
van de vorige eeuw..
Op vele plaatsen zag men
t<M-n de takkennesten, die deze
vogel bouwde: in bomen, op
daken van kerken, hooibergen
en amlere hoge gebouwen; t
gebeurde ook vaak, dat een
ooievaarspaar een dankbaar ge
bruik maakte van een wagen
wiel op een hoge paal, die juist
ten gerieve van deze vogels
werd opgezet.
Die tijd is geweest, 't Ziet er
naar uit, dat de ooievaars in
Nederland weldra niet meer
of sporadisch gezien zullen
worden. In 1929 waren hier nog
209 bewoonde nesten, in 1950
was dit aantal ingekrompen
tot 85.
Laten wc hopen, dat in deze
snelle daling spoedig een gun
stige keer zal komen.
ren er in 1950 vijftien, in Friesland
elf, evenals in Overijssel, Drenthe
spant de kroon met negentien broe
dende ooievaarsparen.
I)e teruggang van het aantal ooie-
vaars blijft niet alleen beperkt
tot ons land. Ook elders is het zo.
In België en Engeland zijn ze óf
bijna óf geheel verdwenen. In Zwit
serland broedden er zo omstreeks de
eeuwwisseling honderdvijftig paren.
Sedertdien liep dit aantal gestadig
terug en in de herfst van 19a0 verlie
ten de laatste ooievaars Zwitserland
om er niet meer terug te keren.
Zwitserse vogelliefhebbers bleven
echter niet bij de pakken neerzitten
om, over dit verlies te treuren. Inte
gendeel! Zij wilden, koste wat het
kost. weer ooievaars in hun land
hebben. Als de vogels niet uit eigen
beweging kwamen, welnu, dan zouden
zij ze gaan halen. Dit geschiedde dan
In Juni van dit jr.ar - de maand
waarin de ooievaars bijna volwas
sen jongen hebben - vertrok een ex
peditie naar Algiers. Daar in Noord-
afrika is het namelijk een ooievaars-
land bij uitnemendheid. In Algiers.
Tunis en Marokko nestelen er tien
duizenden.
Alleen in Algiers wordt het aantal
al op zo ongeveer vijftigduizend ge
in en om een klein dorpje vond
men wat men zocht, of eigenlijk véél
meer dan dat. De leden van de ex
peditie stonden sprakeloos, want daar,
op een kleine oppervlakte, zagen zij
niet minder dan vierduizend ooie
vaarsnesten.
De vogels hadden letterlijk overal
hun tenten opgeslagen: op daken en
schoorstenen, op de zuilen van ge
bouwen en in bomen, zelfs op de te
lefoonpalen langs de wegen.
Nu hebben ooievaars de gewoonte
om bij ieder broedseizoen hun takken-
nest weer wat op te kalefateren. Er
worden nieuwe twijgen aangesleept
en in het bouwsel verwerkt. Op de
ze wijze worden de nesten steeds ho
ger en openen - evenals grote huizen
»n de mensenwereld - mogelijkheden
voor „inwoning". Dit was ook hier
het geval. De „onderhuurders" wa
ren ontelbare mussen, die hun slor
dige stronesten hadden gebouwd tus
sen de takken van de ooievaarsburch-
tcn en met hun veelvoudig gesjilp
bijdroegen tot een machtig lawaai-
concert in dit ooievaarsparadijs.
Dank zij een speciale toestemming
van de regering, mocht de expeditie
zes en dertig jonge ooievaars - ze
waren zo tussen de zes en acht we
ken - uit de nesten halen. Natuur
lijk haalde men de nesten niet hele
maal leeg. Ze werden alleen genomen
uit die gezinnen met een flink aan
tal kinderen, zodat er steeds minstens
twee jonge vogels achterbleven. De
oude ooievaars waren op de wieken
gegaan en bleven hoog in de lucht
boven de broedkolonie zweven om te
it die vreemde wezens daar
beneden in hun domein uitspookten.
Nu moet U niet denken, dat deze
kinderroof de ooievaars tranen heeft
gekost. Zodra de mensen met hun
buit waren vertrokken, keerden ze
terug en hervatten het aanbrengen
van voedsel alsof er niets was ge-
YT et een auto werden de jonge ooie-
vaars naar de dierentuin in Al
giers gebracht, die bereid was de
vogels enige tijd onderdak te geven.
Ze kregen een grote kooi. Het was
een door elkaar wriemelende menig
te vogels, die schreeuwden en be
delden om voedsel. Wat dit laatste
betreft: de drie dozijn jonge vogels
hadden niet te klagen over gebrek
aan eetlust; ze consumeerden zo'n
gewond. Zorgimldige verpleging zal
het mankement echter wel spoedig
genezen.
slordige dertig kilo vlees en vis per
dag!
Toen kwam het moment, waarop
ze voor het eerst zouden gaan vliegen.
Weliswaar niet op eigen wieken,
maar in een vliegtuig van de Air
France, dat ze naar Zwitserland zou
brengen. Ze werden keurig gereinigd,
kregen een extra portie eten en ver
dwenen in het bagageruim van het
vliegtuig, met uitzondering van één -
de kleinste van het gezelschap - die
in de cockpit werd gezet en alle rei
zigers vermaakte toen hij ontsnapte
naar de passagierscabine en daar
eigenwijs rondwandelde.
In Zwitserland werden ze naar de
plaats van bestemming gebracht.
Prachtige, schone ooievaarsnesten wa
ren voor hen gereed gemaakt. On
middellijk namen ze de woningen in
gebruik. Nog gedurende korte tijfl
werden ze gevoerd, totdat ze oud en
wijs genoeg waren om zelf voedsel
te zoeken Alvorens ze tot „mondige"
ooievaars werden verklaard, kregen
ze eerst een aluminium ring om een
poot, als merk voor verder onderzoek.
Zo kon het gebeuren, dat de Zwit
sers de afgelopen zomer een beeld
zagen, dat ze vijf jaren achtereen
niet hadden gezien: een ooievaar, die
op een Alpenweide liep, op jacht
naar kikkers
losgelaten nabg Ls»en
Y/| aar na iedere zomer komt de
iYl herfst, en op een zonnige na
jaarsdag stegen de ooievaars op. Ze
vlogen al hoger en hoger, in grote
kringen, tot boven de hoogste, be
sneeuwde bergtoppen.
Toen verdwenen ze naar het Zui
den, naar de warme streken. De trek-
tijd was begonnen.
Zoals U weet hebben de Europese
ooievaars twee routes, waarlangs ze
naar hun overwinteringsverblijf in
Afrika trekken. De vogels vliegen na
melijk tijdens de trek bij voorkeur
niet over grote zeeën. De trekweg
van de ooievaars uit Oosfc-Europa
gaat over de Balkan naar Klein
Azië, langs de kust van de Middel
landse Zee, waar ze het Suczkanaal
oversteken en zo in Afrika belanden.
De Weateuropese vogels gaan over
Frankrijk en Spanje en steken dan de
Straat van Gibraltar over.
De dieren leggen op hun trek zo
ongeveer tienduizend kilometer af.
Gemiddeld vliegen ze per dag hon
derd kilometer, waarvoor ze een uur
of twee, drie nodig hebben. De ver
dere tijd gebruiken ze voor het zoe
ken van voedsel en om wat te rus
ten. De heenreis naar Afrika duurt
dus ongeveer honderd dagen, even
als de terugreis. De rest van het
jaar zijn ze in hun broedgebied In
ons land arriveren ze vanaf eind
Februari en vertrekken in Augustus
en September weer naar Afrika.
De Zwitserse „import-ooievaars" ko
zen de westelijke trekroute via Frank
rijk en Spanje. Vol spanning wacht
men nu op het komende voorjaar,
want dan zal blijken of deze proef
is geslaagd als de ooievaars naar
hun tweede vaderland terugkeren.
En zelfs wanneer dit het geval is,
blijven er nog vragen. Want als ze te
rugkomen, hoe zullen ze zich dan
verder gedragen? Zullen ook zij na
verloop van tijd langzamerhand ver
dwijnen? Of zullen ze zich blijvend
vestigen en verbreiden? Het antwoord
kan alleen de toekomst geven.
FREEK VAN DER MEER.