Secretaris-generaal moest twee heren dienen RADIO-ORANJE Londen reageerde weinig Ernstige critiek op aanmaning geen sabotage te plegen Vaderlands Comité wilde tot '44 geen contact met het verzet ZATERDAG 5 NOVEMBER 1955 (Van onze parlementsredactie) TAE ROL DIE DE SECRETARISSEN-GENERAAL van de verschillende departementen gedurende de eerste bezettingsjaren hebben gespeeld, is wel zeer merkwaardig en in ieder geval uiterst moeiljjk geweest. Ze hadden in 1940 wetgevende en bestuurlijke bevoegdheden (tfnder controle van het Duitse bestuur) aanvaard, waardoor ze in zekere zin organen waren geworden van de bezetter. Paladijnen van de Duitsers waren ze echter niet. Zelfs konden ze bogen op een zekere zelfstandigheid, een eigen verantwoordelijkheid. Hun positie was daarom zo moeilijk, omdat ze in feite' twee heren hadden te dienen: de regering te Londen, het wettige gezag, én het Duitse bestuur, dat krach tens het Landoorlogreglement van 1907 bepaalde rechten (nl. die van de bezetten de macht) had. Een groep personen met een hoogst verdienstelijke ambtelijke staat van dienst werd onverwacht geplaatst in een situatie, waarin zij van dag tot dag beleidsbeslissingen moesten nemen en zich voortdurend moesten afvragen, of zij door het blijven vervullen van hun functies niet mécr het vijandelijke dan het Nederlandse belang dienden. In haar Zevende Verslag over het Re geringsbeleid 1940—1945 gaat de Parlemen taire Enquête Commissie diep op het be leid van de secretarissen-gen. in. Belang rijk is haar conclusie dat'de ogenschijn lijke royaliteit, waarmee de bezetter ver ordenende bevoegdheid verleende aan deze functionarissen, mede tot doel had de bevolking te doen geloven, dat het bestuur grotendeels in Nederlandse handen zou blijven. Bij de overdracht van het regerlngsge- zag op 14 Mei 1940 aan generaal Winkel man is hem meegedeeld, dat de secreta rissen-generaal rechtstreeks onder hem ressorteerden. Ze hadden uitsluitend met hem te maken en niet met de bezettende macht. Dat is anders geworden op 29 Mei, toen Seyss-Inquart hier kwam. Tijdens de periode-Winkelman traden zij op als waarnemend hoofd van het departement, •daarna min of meer als administratief hoofd. Dit kon worden beschouwd als de uitdrukkelijke wens van de Nederlandse règering, dat het bestuursapparaat zoveel mogelijk intact zou blijven. Tot op zekere hoogte voelden ze zich dan ook als de laatste instantie van het Nederlands ge zag hier te lande. Naar buiten probeerden de Duitsers zo veel mogelijk vast te houden aan het Landoorlogreglement van 1907, waarin be palingen zijn opgenomen omtrent de rech ten en plichten van de bezetter en de overwonnenen. Vooral in die eerste tijd hadden ze er belang bij niet al te zeer het odium van te handelen in strijd met het volkenrecht op zich te Iaden. Zo kwam het, dat de secretarissen-generaal in de beginperiode nogal wat in de melk te brokkelen hadden. Het verhoor De Parlementaire Enquête Commissie heeft de meeste van deze functionarissen een verhoor afgenomen en geconcludeerd, dat de „goede" onder hen. ondanks ver schillende misstappen, belangrijk en ver dienstelijk werk hebben geleverd in het voordeel van de onderdrukte bevolking. Zij wijst er op, dat ze een „hogere taak" te verrichten hadden, nl. het voorlichten van de bevolking in zake de houding, wel ke zij tegenover de vijand en zijn orga- als zijn eigen verantwoordelijkheid, die voortvloeide uit zijn positie van Neder lands ambtenaar, want hij had toenter tijd niet in het minst het gevoel, dat zijn handelen werd bepaald door de regering te Londen. Hij had de indruk, dat de Duit sers de secretarissen-generaal wel in het overleg betrokken, voordat er verordenin gen werden uitgevaardigd, die door de Duitsers waren ondertekend, maar heeft hier nooit mee te maken gehad, dat hij niet de neiging had naar de heren toe te gaan. Mr D. G. W. Spitzen, die secretaris-ge neraal van verkeer- en waterstaat meent dat de bezetter inderdaad de be stuursmacht had overgenomen en hiertoe bediende van de organen va regering. Hem werd niet gevraagd of hij Bij de installatie van Seyss- Inquart als Rijkscommissaris waren ook enige secretarissen- generaal als de hoogste Neder landse ambtenaren tegen woordig. Midden-rechts op de foto van links naar rechts o.a. de heren Frederiks, Snouck Hurgronje, Hirschfeld en Trip. Hun positie was uitermate moeilijktemidden van al deze „Heil"-groetende Duitsers en „Nederlanders"... bevolking steeds van Duitse zijde on der ogen kreeg. Psychologisch was dit een enorme blunder, maai* bovendien bleek de Inhoud ondeugdelijk. De com missie acht het verbijsterend, dat bel de Nederlandse autoriteiten het nodig oordeelden te waarschuwen tegen het verborgen houden van neergeschoten vliegers. Zij suggereerden daarmee een uitlevering van deze bondgenoten aan de vijand voor krijgsgevangen schap. De proclamatie heeft stellig de tegenstellingen tussen de secretaris sen-generaal en het opkomend verzet in aanzienlijke mate verscherpt. De heer Frederiks verklaart in dit ver slag de proclamatie nog steeds juist te vinden in verband met de tijd. Tegen de discriminatie van Joden door de Duitsers hebben de secretarissen-gem raai aanvankelijk ook de Duitsgezinde zich steeds verzet Het heeft echter mogen baten. Prof. Hooykaas, opgetreden als secretaris-generaal na het aftreden' van de heer Tenkink, sluit zich aan bi; prof. Francois, die oordeelt, dat het vol kenrechtelijk niet ongeoorloofd is Joden ui', de openbare dienst te verwijderen, althans voor zover het leidende functies betreft. De Duitsers, die zich tegenover de Joden in hun eigen land zo misdadig hadden ge dragen, konden moeilijk verwachten, dat de Joden hier in Nederland betrouwbare ambtenaren zouden zijn op wier medewer king te allen tijde viel te rekenen. Deportatie t had c Het spreekt vanzelf, dat het conseq\ voldoen aan deze opdracht, die gegeven was door het oorspronkelijke gezag, op den duur door de bezetter niet zou tooi geduld. De niet-Duits georiënteerde cretarissen-generaal zijn dan ook vóór het einde van de oorlog van het toneel dwenen. Mr J. C.' Tenkink, indertijd secretaris generaal van justitie, heeft zichzelf nooit beschouwd als een soort minister, maai als waarnemend hoofd van het departe ment (hij tekende ook als zodanig). Hij fungeerde voor de regering te Londen meermalen is het voorgekomen, dat hij tegen Generalkommissare als Wimmer en Schmidt zich er op beriep, dat de minis ters te Londen zaten en dat hij stond on der hun gezag. Dit werd dan geaccepteerd, omdat volgens het (ook voor de Duitsers toen nog heilige) Landoorlogreglement de souvereiniteit volkomen bij de uitgeweken regering blijft Prof. dr G. A. van Poelje, die zijn cretaris-generaalschap tot Augustus 1940 heeft uitgeoefend, is echter van mening, dat hij indertijd wel een soort minister was, zonder verkeer met de Kroon parlement, maar onder uiterst moeilijke omstandigheden. Hij stelt zich op het standpunt van de commissie, waar hij be weert, dat de secretarissen-generaal eigen lijk twee heren hadden te dienen, én de bezetter, én Nederland. Zelf voelde Dr H. M. Hirschfeld, op wiens beleid in een overigens uiterst moeilijke situatie scherpe critiek geleverd wordt. bereid was mee te werken om het land te regeren, maar of hij aan het landsbestuur medewerking wilde verlenen. Hij heeft ltijd slechts één hoofd boven zich gezien: de uitgeweken regering. H. M. Hirschfeld. de oud-secretaris generaal van handei, nijverheid en scheepvaart, acht het niet de aanvanke lijke bedoeling van Seyss-Inquart, ontslag, aanvragen van de secretarissen-generaal uit te lokken om Dults-gezlnden in hun plaats aan te stellen. De Rijkscommissaris heeft in den beginne dan ook niet direct m contact gezocht met de N.S.B., om dat hij meende beter eerst met de Neder landse functionarissen te kunnen samen werken. Pas later heeft hij figuren als Rost van Tonningen, Van Dam en Schrie- aar voren geschoven. De situatie was voornamelijk zo. dat wanneer de secre- sen-generaal bereid waren een Kon. besluit of een wet uit te voeren, Seyss- Inquart het aan hen over liet; toonden ze geen bereidheid, dan deed hij het zelf. Voor protesten en ontslagaanvragen heeft eigenlijk alleen prof. Van Poelje enige in het gevang gezeten. Het wegvoeren van Joden naar Duits land was niettemin volkomen in strijd met het volkenrecht. Het begon in de periode, dat prof. Hooykaas in functie was. De laatste heeft toen direct maatregelen ge troffen, die inderdaad een tijdelijk succes hebben gehad. Rauter reisde persoonlijk naar Mauthausen, waar Jodenjongens uit gemoord werden, en maakte een (voorlo pig) einde aan de misdrijven. Een bewijs, dat de secretarissen-generaal, in ieder ge val één van hen, met succes tegen de Jo denvervolging heeft geageerd in een pe riode, dat protesten nog min of meer mo gelijk waren. Trouwens de heer Frederiks werd als secretaris-generaal van binnenlandse za ken van de zijde van de Joodse Raad voortdurend verzocht op zijn post te blij ven, daar anders de zaak voor de Joden verloren zou zijn. Dr Hirschfeld verzeker de de commissie, dat het Nederlandse be stuursapparaat geen enkele medewerking heeft verleend aan de deportatie van Ne derlandse Joden naar Duitsland. Deze functionaris deelde omtrent de In voering van de tweede distributiestam kaart mee, dat er om zuiver distributie- technische redenen een nieuwe stamkaart nodig was. Men heeft van ambtelijke zijde zoveel mogelijk getracht de uitgifte tegen te houden, omdat men bang was, dat de Duitsers van de stamkaart gebruik zou den maken om het bevolkingsregister te corrigeren. Dr Hirschfeld is persoonlijk naar Rauter gegaan en heeft hem verzocht geen verkeerde plannen met de stamkaart door te zetten. Rauter heeft dit beloofd en. volgens de heer Hirschfeld, heeft hU Ruim 2000 kolom... T~\E PARLEMENTAIRE Enquête Commissie heeft een taak. die men niet gering moet achten. Wie de zeven dikke verslagen ter hand neemt, die ze in de afgelopen jaren als volrijpe vruchten van een wel haast verbeten onderzoek heeft ge publiceerd, beseft misschien iets. maar lang nog niet alles van de in spanning, die de commissie zich heeft moeten getroosten om achter de historische waarheid te komen Het zevende deel. dat thans ver schenen is, bevat 1622 grote kolom men „verhoren" en 424 kolommen „verslag", plus 44 pagina's „bijla- Tientallen personen moesten wor den verhoord en men had maar af te wachten of het geheugen nog voldoende scherp was om de ver eiste inlichtingen te geven. Vooral de laatste jaren heeft de commissie moeten ervaren, dat bij verschillen de ondervraagden de feiten niet meer helder voor de geest stonden. Zelfs het beste herinneringsvermo gen slijt en daarom zal de com missie niet zonder voldoening eens het laatste verhoor sluiten. Een lange, moeizame weg zal dan zijn afgelegd. En komende geslachten zullen dan lenen in de wetenschap van „hoe het wel en hoe het niet moet". Vooral zij zullen de voordelen pluk ken van deze jarenlange arbeid, die pas volkomen tot haar recht zal komen tijdens een nieuwe bezet tingsperiode, waarvan men niet vu rig genoeg kan hopen dat ze verre zal blijven. zich inderdaad aan deze belofte gehouden. Kort na de bezetting in Mei "40 werd •n contact-orgaan van de zes grote po litieke partijen gevormd, het zgn. Politie ke Convent. Daarmee hebben de secreta rissen-generaal over het algemeen weinig Het Convent zond hun een brief met mwijzingen en op- en aanmerkingen, die gezamenlijk min of meer de beschuldiging inhielden dat de secretarissen-generaal het Landoorlogreglement niet voldoende strin gent toepasten. Dr W. Drees heeft de com missie meegedeeld, dat ir Verwey, de toen malige secretaris-generaal van sociale zaken, niet veel van de bemoeiingen het Convent moest hebben, omdat hij op het standpunt stond: nu heb ik gelegenheid om allerlei wenser zichte van verbetering van de sociale wet geving te vervullen, zonder dat ik ken heb met een minister, die het mis schien niet goed vindt, of een Kamer, die misschien anders over denkt. De heren Van Poelje, Tenkink, Spitzen, Frederiks en Hirschfeld zijn niet direct in aanraking gekomen met het Politiek Convent, hoewel verschillenden van het bestaan er van op de hoogte Ook waren ze in het algemeen onkundig van de wensen van het Con- -ent (zeker niet voor zover ze de be wuste brief gelezen hadden), terwijl nigeen ook vaak persoonlijk In aanraking kwam met de bekende politieke persoon lijkheden. Dr J. Schouten, lid van het Convent, ge looft niet, dat de secretarissen-generaal veel prijs stelden op regelmatig contact Hij vermoedt, dat zij meenden te weten, dat het Convent zo zoetjes aan de tijd an zijn heengaan aangebroken achtte Contact met de verzetsbeweging Ook het contact tussen de secretarissen- generaal en de verzetslieden is vrijwel ni hil geweest. In leder geval waren ze het mikpunt van de ondergrondse pers, die hen en hun beleid in de meest krasse be woordingen laakte. De heer Spitzen, die na zijn ambtspe riode met vele verzetsmensen in aanra king kwam. werd nog het meest gespaard. De heer Frederiks meende dat door de aanvallen van de illegale blaadjes de se cretarissen-generaal hun gezag bij de Duitsers verloren. Het is namelijk voor gekomen, dat toen de heer Frederiks bi) Oberbürgermeister Althaus protesteerde tegen een bepaalde maatregel, daar deze zou indruisen tegen de geest van het Ne derlandse volk, Althaus hem zei: U kunt niet uit naam van het hele Nederlandse volk spreken, want wij weten uit ai die blaadjes op mijn tafel, hoe men te Londen over u denkt." En Londen De Enquête-commissie vindt dat de regering te Londen wel eens wat meer had mogen trachten clande stien contact op te nemen met de ambtenaren in het algemeen en de secretarissen-generaal in het bijzon der. Te zeer heeft ze de „goede" se cretarissen-generaal reeds in de eer ste periode van de bezetting be schouwd als instrumenten in de handen van de bezetter. Later, toen er voor sommigen van hen misschien grond voor deze opvatting be stond was de tijd voor een vruchtbaar contact voorbij. De commissie wijst er echter op, dat het ook de secretarissen- generaal heeft ontbroken aan initiatief op dit punt. Maar de regering koesterde ten onrechte de vrees, dat al zou ze duide lijke richtlijnen geven voor het te voeren beleid, de betrokkenen hier te lande zich er toch niet aan zouden storen. Tijdens de verhoren door de commissie verklaarde prof. Gerbrandy inderdaad geen instructies te hebben gegeven aan de secretarissen-generaal. Het eerste con tact met Nederland lag op militair ge bied. Het zenden van boodschappen is in het begin heel mbeilijk geweest. Wel heeft men zich natuurlijk via de radio meer dan eens gericht speciaal tot de hogere ambte naren. Daarom achtte hij de beschuldi ging van de ex-secretaris-generaal mr Frederiks. dat aan Jan, Piet en Klaas be halve aan de heer Frederiks mededelingen werden verstrekt vanuit Londen, zeer zwak. Wel kon hij zich indenken, dat men zich niet tevreden stelde met radio-me dedelingen. De algemene reactie In regeringskringen te Londen op de rapporten die uit bezet gebied kwamen over de heren Frederiks, Hirschfeld en Verwey was, dat deze men sen niet deugden en moesten worden af gezet. De vraag was echter of het ver standig mocht worden geacht die maat regel af te kondigen. De regering zou een misslag doen, wanneer men die maatregel naast zich neer zou leggen. De algemene opvatting te Londen was echter: weg er Conclusies Het ontbreekt de Enquête-commissie dus niet aan critiek op zowel de regering als de secretarissen-generaal. De laat- sten hebben niet steeds, hoezeer ze het ook verafschuwden onder de vijand te werken, het ontbreken van een Neder landse politiek-verantwoordelijke auto riteit boven zich als een groot gemis ge voeld. De regering heeft niet altijd haar best gedaan om een beter inzicht te ver krijgen in de verhoudingen in het be zette gebied. Dat de uiterst gecompliceerde toe stand overigens alle aanleiding gaf tot wederzijds misverstand, en dat een groot deel van de gemaakte fouten op reke ning van de verwarde tijdsomstandig heden moet worden geschoven, ziet de commissie dan ook niet over het hoofd. Ze laat niet na haar waardering uit te spreken voor de belangrijke prestaties, die door beide partijen z(jn verricht In het belang van het Nederlandse volk. Ondanks g<ote moeilijkheden belangrijke resultaten onderstreept te worden dat Radio-Oranje voor talloze land genoten gedurende de bezettings jaren een enorme morele steun is geweest. Wel mag nog eens gewe zen worden op de grote moeilijk heden, die zich in Londen bij de verzorging van de uitzendingen hebben voorgedaan, en die voort vloeiden uit het zeer bijzondere karakter van Radio-Oranje, waar van de leiding uiterst tactisch en voorzichtig diende te handelen, wilde ze haar voorlichtende en stimulerende taak zo goed moge lijk vervullen. dagen nog van een „vrede van Amiëns" tussen Duiteland en Enge land. Deze keerde zich tegen het denk beeld van een vrije Nederlandse zen der, die de verhoudingen toch maar zou vertroebelen. De heer De Geer heeft dan ook belemmerend gewerkt op Radio-Oranje. Hij wist te bewer ken, dat de tekst van elke uitzending vooral aan de critiek van een viertal ministers werd onderworpen. Dit heef', een half Jaar geduurd. Toen prof. Gerbrandy minister-president werd kreeg de leiding van de zender steeds meer de vrije hand, wat ten goede kwam aan de actualiteit en de levendigheid van de uitzendingen. De Parlementaire Enquête Commis sie spaart de regering (met uitzonde- Ving wellicht van de heer Gerbrsndy) Ook mag wel een6 worden vermeld, dat Radio-Oranje niet de eers'.e vrije Nederlandse Omroep was. Vijf dagen na de capitulatie begon de heer H. J. van den Broek reeds uitzendingen te verzorgen vanuit Parijs, waar hij bij het uitbreken van de oorlog toevallig vertoefde. Zijn omroep (Vrij Neder land) verdween op li Juni 1940, toen Frankrijk zich overgaf, uit de aether. Zevenenveertig dagen later begon Radio-Oranje uit te zenden via de zenders van de B.B.C. en onder ver antwoordelijkheid van de Nederlandse regering. JHR DE GEER T)e Parlementaire Enquête Commis sie prijst het initiatief van prof Gerbrandy, die in een tijd, dat het re geringsbeleid zich kenmerkte door aarzeling en onzekerheid, de kwestie van de vrije omroep energiek heeft aangepakt. Hij had zelfs in het kabi net een oppositie te overwinnen, want met name jhr De Geer droomde in die men van Radio-Oranje om de microfoon in de BBC-studio: van links naar rechts: H. XV. Sandberg, Jan van Os. J. Paerl. H J. v. d. Broek, dr L. de Jong, C. Tas, Hans Rcyneke van Stuwe. A den Doolaard en G. Sluyser. Vijf dagen na de capitulatie begon een toevallig in Parijs verblijvende Nederlander reeds met uitzendingen voor zijn be zette vaderland. Zevenenveertig dagen nadat Frankrijk zich had overgegeven (en de zender uit de lucht verdween) begon Radio-Oranje, de stem van strijdend Nederland geweest. Ook de commissie is van oor deel. dat de partijleiders gezamenlijk goed werk hebben geleverd (o.a. met de brief aan de secretarissen-generaal), maar ze vraagt zich toch af. of het Po litiek Convent niet een grotere rol had kunnen spelen. Het had wat meer aan dacht moeten besteden aan het uitstlp- VAN EEN normaal politiek leven gedurende de bezettingsjaren was natuurlijk geen sprake, maar wel is gebleken, dat het Nederland se volk in al zijn geledingen zich reeds spoedig na Mei '40 trachtte te bezinnen op de nieuw ontstane situatie. Het eerste symptoom daarvan was de oprichting van de Neder landse Gemeenschap in Mei-Juni 1940. Uit deze groepering is de Ne derlandse Unie ontstaan, waarvan de leiding vooral in handen was van personen, die tevoren nog nooit een rol in de actieve politiek hadden ge speeld. leiders van een aantal politieke partijen vormden een soort contact orgaan. het Politiek Convent, waarin o.m. de heren Colijn, Schouten, Van Walsum. Vorrink en J. Rutgers zitting hadden. Andere groepen waren het Nationaal Co mité. overgegaan in het Vaderlands Co mité. en de groep-SchoIten. die een meer geestelijk-religieuze dan een zuiver po litieke doelstelling had. TWEE STROMINGEN T)E ENQUêTE COMMISSIE schetst uit- voerig de achtergronden van deze po- Reacties op Duitse maatregelen Ernstige critiek levert de Enquête commissie op het beleid van de se cretarissen-generaal van binnen landse zaken (mr K. J. Frederiks) en handel en nijverheid (dr Hirschfeldl ten aanzien van het plegen van sabo tagedaden door de bevolking. In de beruchte proclamatie van 28 October 1941 werd de Nederlandse bevolking namelijk aangemaand, zich van sa- j botagedaden te onthouden, daar - hierdoor het volksbelang zou worden ,Jf,i geschaad. Tegen de muur van het Tip Top-theater in de Jodenbreestraat te Am- De proclamatie, door beide boven- sterdam staan de Joden bijeengedreven, om gedeporteerd te worden. genoemd» functionarissen mede onder- tekend. was gesteld In de stijl van de °ok hierover wordt geschreven in hei verslag ..BEKANNTMACHUNGEN". die de Enquêtecommissie. de Parlementaire litieke activiteit, die uiteraard niet kon worden vergeleken met de toestand van vóór 1940, maar daar toch in zekere mate verband mee hield. In dit Zevende Ver slag wordt toegegeven, dat de machte loosheid van wetgever en regering om door forse maatregelen de vooroorlogse werkloosheid de kop in te drukken, velen niet ten onrechte aanleiding had gegeven tot critiek op het parlementaire bestel en de functionering daarvan. Deze stemming was ongetwijfeld sterker dan de betrek kelijk geringe aanhang van totalitaire politieke bewegingen als de N.S.B. zou doen vermoeden. NEDERLANDSE UNIE EZIEN DIT ALLES mag het ook niet verwonderlijk heten, dat velen aan vankelijk de Duitse bezetting zonder meer accepteerden, in ieder geval niet dachten aan verzet. Ook kan het geen verbazing meer wekken, dat een politieke groepe ring opkwam, de Nederlandse Unie, die in haar manifest nu niet direct pleitte voor de democrat ie en de aloude staats instellingen. Het onderlinge contact van de politieke partijen tijdens de bezetting, zo verklaar de de heer H. W. Tilanus voor de com missie, werd door de Nederlandse Unie doorkruist Deze groepering, welker ge- schiedenis reeds vóór de oorlog begon vond de politieke partijen verouderd en uit de tijd. De mensen die er zich bij aangesloten hadden, dachten dat ze in de bezettingstijd het Nederlandse maat schappelijke en staatkundige leven kon den ombuigen naar hun inzichten. De heer Tilanus vond het maar kinderspel De geschiedenis leert, dat een door een vijand bezet gebied geen politieke zelf standigheid bezit. De heren van de N.U hadden echter het idee van wel. maar stootten al gauw het hoofd na een be zoek aan Schmidt. De mogelijkheid tot samenwerking met de andere politieke partijen hadden ze, door concessies te doen aan de bezetter, voorgoed om zeep gebracht. POLITIEK CONVENT jHE PARTIJLEIDERS, die in Juni 1940 het Politiek Convent vormden, heb ben zich aanvankelijk nog geen juiste voorstelling kunnen maken van wat hun op dat moment te doen stond. De com missie gelooft, dat ze ook niet de nodige ..good-will" genoten in den lande. De be doeling was om elkaar op de hoogte te houden van de situatie en zich gemeen schappelijk te beraden over de houding, die moest worden aangenomen, en over de adviezen, die eventueel aan derden zouden moeten en kunnen worden ge geven. Waar de Nederlandse Unie haar lectuur verkocht, zette de NSB uitdagend een mannetje met Volk en Vaderland pelen van politieke beleidslijden. Overi gens ziet ze niet voorbij, dat de arresta ties in deze kring reeds in de zomer en de herfst van 1940 plaats hadden NATIONAAL COMITÉ EN VADERLANDS COMITÉ UET OPTREDEN van het Nationaal AA Comité dateert van 1942. Het comité zelf was het uitvoerend orgaan van het Groot Burgercomité. Z|jn doelstelling was: op te treden, indien er bij de bevrijding staan. Het wilde zich verre houden van Illegale activiteit, wat niet inhoudt, dat de leden In ander verband niet actief aan het verzetswerk hebben deelgenomen De Enquête-commissie meent, dat het comité al te zeer uitging van de optimis- gedachte. dat de bevrijding van op zich zou op dit punt haar critiek niet. Er had al veel eerder een eind moeten wor den gemaakt aan de rivaliteit tussen de Brandarls en Radio-Oranje. Het benadeelde beslist het peil van de Ne derlandse uitzendingen naar het be zette gebied. Het bewijst ook min of meer, dat er in ministeriële kringen niet de gewenste belangstelling be stond voor de Nederlandse omroep. Anders had men van regeringswege wel veel eerder ingegrepen. DE BRANDARIS /"\P 1 Juli 1941 begonnen de uitzen- dingen van de Brandarls, die. hoewel in de eerste plaats bestemd voor Nederlandse zeelieden, ook ln het bezette gebied druk beluisterd werd. De grote figuren van deze om roep waren de heren Van den Broek („De Rotterdammer") en Spoelstra (A. den Doolaard). Door allerlei persoon lijke tegenstellingen is het niet eer der tot een fusie van Radio-Oranje i de Brandaris gekomen. LOF VOOR RADIOBELEJD /"Overigens heeft de Commissie aa zienlijk meer lof dan critiek vo het Londense radio-beleid. Ze is er zich terdege van bewust, dat het ont breken van goede verbindingen met het moederland het de redacteuren uiteret moeilijk maakte hun teksten af te stemmen op de gebeurtenissen er toestanden in Nederland. Wat on- danks de belemmerende factoren ge presteerd werd dient ieders bewon dering af te dwingen. Ook wil de commissie zich niet graag aansluiten bij een groep ont wikkelde luisteraars, die critiek heb ben geleverd op het peil van de uit zendingen. Met de heer dr L .de Jong, destijds een voornaam medewerker aan Radio-Oranje, is ze van mening, dat de zender zich in de eerste plaats te richten had tot de grote massa van het Nederlandse volk en niet tot de Intellectuele élite. Ze meent dat Ra dio-Oranje in zoverre aan zijn doel heeft beantwoord, dat de uitzendingen zich gedurende de bezettingsjare een zeer grote belangstelling hebben mogen verheugen. Het is voor een niet gering deel aan deze zender t^ danken, dat de uitge weken regering en het onderdrukte volk ndet van elkaar vervreemd raak. ten en dat in deze oorlog de band tussen Nederland en het Koninklijk Huis hechter ls geworden dan ooit. Vooral de toespraken van H M. Ko ningin Wilhelmina voor Radio-Oranje hebben dit bewerkt. Enkele van die toespraken zijn in dit zevende deel in hun geheel over genomen. Voor velen zullen het 0een onbekende klanken z{jn en niet zel den zullen ze, bt> lezing, zich het ge sprokene woordelijk herinneren. Ook z(fn redevoeringen opgenomen van d< oud-ministers Gerbrandy. Bolken stein, Vam Heuven Goedhart e.a. tlsche ons land niet lang laten wachten. In Londen, situatie beter kon overzien, heeft men de kwestie van het gezagsvacuüm niet erg actueel gevonden en aarzelde men dan ook een autorisatie aan het comité i geven. Op 1 April 1942 werd het N.C. opge rold en spoedig daarna vervangen door het Vaderlands Comité. Deze groep bestaande uit enige ervaren politici en enkele niet-uitgesproken politieke perso- koesterde geen andere ambitie dan advies-college te zijn voor de rege- De commissie betreurt het. dat het Vaderlands Comité tot 1944 geen bemoeie nis heeft willen hebben met de langza merhand tot een hechtere organisatie ge groeide verzetsbeweging. WEINIG REACTIE VAN DE REGERING REGERING te Londen heeft te wei nig gereageerd op de adviezen, die haar door bevoegde personen („vooroor logse" politici) uit het bezette gebied werden verstrekt. Met name geldt dit voor de rapporten, die door het Vader lands Comité werden uitgebracht. Prof. Gerbrandy wees de commissie op de moeilijkheden, verbonden aan de omwer king van een wetgeving, welke reeds voor het grootste gedeelte gereed was. Volgens hem werden de adviezen met de grootst mogelijke zorg behandeld, wat niet wil zeggen, dat ze altijd konden wor den opgevolgd. D- commissie acht zijn ar0ument*n echter niet altijd even degelijk De zwijgzaamheid van de regering werkte deprimerend op hen. dIe zich hier veel moeite en opoffering getroostten in het belang van de herstelwetoevtvo. Uitwisseling van gedachten was toch vooral in de laatste jaren niet alleen wenselijk, maar ook mogelijk. De slotconclusie ls dan ook. dat men te Londen de hoogst belangrijke activiteit van het Vaderlands Comité niet op de Jul tie waarde heeft geschat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 5