Secretaris-generaal moest twee
heren dienen
RADIO-ORANJE
Londen reageerde weinig
Ernstige critiek op aanmaning
geen sabotage te plegen
Vaderlands Comité wilde tot '44
geen contact met het verzet
ZATERDAG 5 NOVEMBER 1955
(Van onze parlementsredactie)
TAE ROL DIE DE SECRETARISSEN-GENERAAL van de verschillende
departementen gedurende de eerste bezettingsjaren hebben gespeeld,
is wel zeer merkwaardig en in ieder geval uiterst moeiljjk geweest. Ze
hadden in 1940 wetgevende en bestuurlijke bevoegdheden (tfnder controle
van het Duitse bestuur) aanvaard, waardoor ze in zekere zin organen
waren geworden van de bezetter. Paladijnen van de Duitsers waren ze
echter niet. Zelfs konden ze bogen op een zekere zelfstandigheid, een eigen
verantwoordelijkheid.
Hun positie was daarom zo moeilijk,
omdat ze in feite' twee heren hadden te
dienen: de regering te Londen, het wettige
gezag, én het Duitse bestuur, dat krach
tens het Landoorlogreglement van 1907
bepaalde rechten (nl. die van de bezetten
de macht) had. Een groep personen met
een hoogst verdienstelijke ambtelijke staat
van dienst werd onverwacht geplaatst
in een situatie, waarin zij van dag tot dag
beleidsbeslissingen moesten nemen en zich
voortdurend moesten afvragen, of zij door
het blijven vervullen van hun functies niet
mécr het vijandelijke dan het Nederlandse
belang dienden.
In haar Zevende Verslag over het Re
geringsbeleid 1940—1945 gaat de Parlemen
taire Enquête Commissie diep op het be
leid van de secretarissen-gen. in. Belang
rijk is haar conclusie dat'de ogenschijn
lijke royaliteit, waarmee de bezetter ver
ordenende bevoegdheid verleende aan
deze functionarissen, mede tot doel had de
bevolking te doen geloven, dat het bestuur
grotendeels in Nederlandse handen zou
blijven.
Bij de overdracht van het regerlngsge-
zag op 14 Mei 1940 aan generaal Winkel
man is hem meegedeeld, dat de secreta
rissen-generaal rechtstreeks onder hem
ressorteerden. Ze hadden uitsluitend met
hem te maken en niet met de bezettende
macht. Dat is anders geworden op 29 Mei,
toen Seyss-Inquart hier kwam. Tijdens
de periode-Winkelman traden zij op als
waarnemend hoofd van het departement,
•daarna min of meer als administratief
hoofd. Dit kon worden beschouwd als de
uitdrukkelijke wens van de Nederlandse
règering, dat het bestuursapparaat zoveel
mogelijk intact zou blijven. Tot op zekere
hoogte voelden ze zich dan ook als de
laatste instantie van het Nederlands ge
zag hier te lande.
Naar buiten probeerden de Duitsers zo
veel mogelijk vast te houden aan het
Landoorlogreglement van 1907, waarin be
palingen zijn opgenomen omtrent de rech
ten en plichten van de bezetter en de
overwonnenen. Vooral in die eerste tijd
hadden ze er belang bij niet al te zeer het
odium van te handelen in strijd met het
volkenrecht op zich te Iaden. Zo kwam
het, dat de secretarissen-generaal in de
beginperiode nogal wat in de melk te
brokkelen hadden.
Het verhoor
De Parlementaire Enquête Commissie
heeft de meeste van deze functionarissen
een verhoor afgenomen en geconcludeerd,
dat de „goede" onder hen. ondanks ver
schillende misstappen, belangrijk en ver
dienstelijk werk hebben geleverd in het
voordeel van de onderdrukte bevolking.
Zij wijst er op, dat ze een „hogere taak"
te verrichten hadden, nl. het voorlichten
van de bevolking in zake de houding, wel
ke zij tegenover de vijand en zijn orga-
als zijn eigen verantwoordelijkheid, die
voortvloeide uit zijn positie van Neder
lands ambtenaar, want hij had toenter
tijd niet in het minst het gevoel, dat zijn
handelen werd bepaald door de regering
te Londen. Hij had de indruk, dat de Duit
sers de secretarissen-generaal wel in het
overleg betrokken, voordat er verordenin
gen werden uitgevaardigd, die door de
Duitsers waren ondertekend, maar
heeft hier nooit mee te maken gehad,
dat hij niet de neiging had naar de heren
toe te gaan.
Mr D. G. W. Spitzen, die secretaris-ge
neraal van verkeer- en waterstaat
meent dat de bezetter inderdaad de be
stuursmacht had overgenomen en
hiertoe bediende van de organen va
regering. Hem werd niet gevraagd of hij
Bij de installatie van Seyss-
Inquart als Rijkscommissaris
waren ook enige secretarissen-
generaal als de hoogste Neder
landse ambtenaren tegen
woordig. Midden-rechts op de
foto van links naar rechts o.a.
de heren Frederiks, Snouck
Hurgronje, Hirschfeld en Trip.
Hun positie was uitermate
moeilijktemidden van al deze
„Heil"-groetende Duitsers en
„Nederlanders"...
bevolking steeds van Duitse zijde on
der ogen kreeg. Psychologisch was dit
een enorme blunder, maai* bovendien
bleek de Inhoud ondeugdelijk. De com
missie acht het verbijsterend, dat bel
de Nederlandse autoriteiten het nodig
oordeelden te waarschuwen tegen het
verborgen houden van neergeschoten
vliegers. Zij suggereerden daarmee
een uitlevering van deze bondgenoten
aan de vijand voor krijgsgevangen
schap. De proclamatie heeft stellig de
tegenstellingen tussen de secretaris
sen-generaal en het opkomend verzet
in aanzienlijke mate verscherpt. De
heer Frederiks verklaart in dit ver
slag de proclamatie nog steeds juist te
vinden in verband met de tijd.
Tegen de discriminatie van Joden door
de Duitsers hebben de secretarissen-gem
raai aanvankelijk ook de Duitsgezinde
zich steeds verzet Het heeft echter
mogen baten. Prof. Hooykaas, opgetreden
als secretaris-generaal na het aftreden'
van de heer Tenkink, sluit zich aan bi;
prof. Francois, die oordeelt, dat het vol
kenrechtelijk niet ongeoorloofd is Joden ui',
de openbare dienst te verwijderen, althans
voor zover het leidende functies betreft.
De Duitsers, die zich tegenover de Joden
in hun eigen land zo misdadig hadden ge
dragen, konden moeilijk verwachten, dat
de Joden hier in Nederland betrouwbare
ambtenaren zouden zijn op wier medewer
king te allen tijde viel te rekenen.
Deportatie
t had c
Het spreekt vanzelf, dat het conseq\
voldoen aan deze opdracht, die gegeven
was door het oorspronkelijke gezag, op
den duur door de bezetter niet zou tooi
geduld. De niet-Duits georiënteerde
cretarissen-generaal zijn dan ook vóór het
einde van de oorlog van het toneel
dwenen.
Mr J. C.' Tenkink, indertijd secretaris
generaal van justitie, heeft zichzelf nooit
beschouwd als een soort minister, maai
als waarnemend hoofd van het departe
ment (hij tekende ook als zodanig). Hij
fungeerde voor de regering te Londen
meermalen is het voorgekomen, dat hij
tegen Generalkommissare als Wimmer en
Schmidt zich er op beriep, dat de minis
ters te Londen zaten en dat hij stond on
der hun gezag. Dit werd dan geaccepteerd,
omdat volgens het (ook voor de Duitsers
toen nog heilige) Landoorlogreglement de
souvereiniteit volkomen bij de uitgeweken
regering blijft
Prof. dr G. A. van Poelje, die zijn
cretaris-generaalschap tot Augustus 1940
heeft uitgeoefend, is echter van mening,
dat hij indertijd wel een soort minister
was, zonder verkeer met de Kroon
parlement, maar onder uiterst moeilijke
omstandigheden. Hij stelt zich op het
standpunt van de commissie, waar hij be
weert, dat de secretarissen-generaal eigen
lijk twee heren hadden te dienen, én de
bezetter, én Nederland. Zelf voelde
Dr H. M. Hirschfeld, op wiens
beleid in een overigens uiterst
moeilijke situatie scherpe critiek
geleverd wordt.
bereid was mee te werken om het land te
regeren, maar of hij aan het landsbestuur
medewerking wilde verlenen. Hij heeft
ltijd slechts één hoofd boven zich gezien:
de uitgeweken regering.
H. M. Hirschfeld. de oud-secretaris
generaal van handei, nijverheid en
scheepvaart, acht het niet de aanvanke
lijke bedoeling van Seyss-Inquart, ontslag,
aanvragen van de secretarissen-generaal
uit te lokken om Dults-gezlnden in hun
plaats aan te stellen. De Rijkscommissaris
heeft in den beginne dan ook niet direct
m contact gezocht met de N.S.B., om
dat hij meende beter eerst met de Neder
landse functionarissen te kunnen samen
werken. Pas later heeft hij figuren als
Rost van Tonningen, Van Dam en Schrie-
aar voren geschoven. De situatie was
voornamelijk zo. dat wanneer de secre-
sen-generaal bereid waren een Kon.
besluit of een wet uit te voeren, Seyss-
Inquart het aan hen over liet; toonden ze
geen bereidheid, dan deed hij het zelf.
Voor protesten en ontslagaanvragen heeft
eigenlijk alleen prof. Van Poelje enige
in het gevang gezeten.
Het wegvoeren van Joden naar Duits
land was niettemin volkomen in strijd met
het volkenrecht. Het begon in de periode,
dat prof. Hooykaas in functie was. De
laatste heeft toen direct maatregelen ge
troffen, die inderdaad een tijdelijk succes
hebben gehad. Rauter reisde persoonlijk
naar Mauthausen, waar Jodenjongens uit
gemoord werden, en maakte een (voorlo
pig) einde aan de misdrijven. Een bewijs,
dat de secretarissen-generaal, in ieder ge
val één van hen, met succes tegen de Jo
denvervolging heeft geageerd in een pe
riode, dat protesten nog min of meer mo
gelijk waren.
Trouwens de heer Frederiks werd als
secretaris-generaal van binnenlandse za
ken van de zijde van de Joodse Raad
voortdurend verzocht op zijn post te blij
ven, daar anders de zaak voor de Joden
verloren zou zijn. Dr Hirschfeld verzeker
de de commissie, dat het Nederlandse be
stuursapparaat geen enkele medewerking
heeft verleend aan de deportatie van Ne
derlandse Joden naar Duitsland.
Deze functionaris deelde omtrent de In
voering van de tweede distributiestam
kaart mee, dat er om zuiver distributie-
technische redenen een nieuwe stamkaart
nodig was. Men heeft van ambtelijke zijde
zoveel mogelijk getracht de uitgifte tegen
te houden, omdat men bang was, dat de
Duitsers van de stamkaart gebruik zou
den maken om het bevolkingsregister te
corrigeren. Dr Hirschfeld is persoonlijk
naar Rauter gegaan en heeft hem verzocht
geen verkeerde plannen met de stamkaart
door te zetten. Rauter heeft dit beloofd
en. volgens de heer Hirschfeld, heeft hU
Ruim 2000 kolom...
T~\E PARLEMENTAIRE Enquête
Commissie heeft een taak. die
men niet gering moet achten. Wie
de zeven dikke verslagen ter hand
neemt, die ze in de afgelopen jaren
als volrijpe vruchten van een wel
haast verbeten onderzoek heeft ge
publiceerd, beseft misschien iets.
maar lang nog niet alles van de in
spanning, die de commissie zich
heeft moeten getroosten om achter
de historische waarheid te komen
Het zevende deel. dat thans ver
schenen is, bevat 1622 grote kolom
men „verhoren" en 424 kolommen
„verslag", plus 44 pagina's „bijla-
Tientallen personen moesten wor
den verhoord en men had maar af
te wachten of het geheugen nog
voldoende scherp was om de ver
eiste inlichtingen te geven. Vooral
de laatste jaren heeft de commissie
moeten ervaren, dat bij verschillen
de ondervraagden de feiten niet
meer helder voor de geest stonden.
Zelfs het beste herinneringsvermo
gen slijt en daarom zal de com
missie niet zonder voldoening eens
het laatste verhoor sluiten. Een
lange, moeizame weg zal dan zijn
afgelegd.
En komende geslachten zullen dan
lenen in de wetenschap van „hoe
het wel en hoe het niet moet".
Vooral zij zullen de voordelen pluk
ken van deze jarenlange arbeid,
die pas volkomen tot haar recht zal
komen tijdens een nieuwe bezet
tingsperiode, waarvan men niet vu
rig genoeg kan hopen dat ze verre
zal blijven.
zich inderdaad aan deze belofte gehouden.
Kort na de bezetting in Mei "40 werd
•n contact-orgaan van de zes grote po
litieke partijen gevormd, het zgn. Politie
ke Convent. Daarmee hebben de secreta
rissen-generaal over het algemeen weinig
Het Convent zond hun een brief met
mwijzingen en op- en aanmerkingen, die
gezamenlijk min of meer de beschuldiging
inhielden dat de secretarissen-generaal het
Landoorlogreglement niet voldoende strin
gent toepasten. Dr W. Drees heeft de com
missie meegedeeld, dat ir Verwey, de toen
malige secretaris-generaal van sociale
zaken, niet veel van de bemoeiingen
het Convent moest hebben, omdat hij op
het standpunt stond: nu heb ik
gelegenheid om allerlei wenser
zichte van verbetering van de sociale wet
geving te vervullen, zonder dat ik
ken heb met een minister, die het mis
schien niet goed vindt, of een Kamer, die
misschien anders over denkt.
De heren Van Poelje, Tenkink, Spitzen,
Frederiks en Hirschfeld zijn niet direct
in aanraking gekomen met het Politiek
Convent, hoewel verschillenden van
het bestaan er van op de hoogte
Ook waren ze in het algemeen
onkundig van de wensen van het Con-
-ent (zeker niet voor zover ze de be
wuste brief gelezen hadden), terwijl
nigeen ook vaak persoonlijk In aanraking
kwam met de bekende politieke persoon
lijkheden.
Dr J. Schouten, lid van het Convent, ge
looft niet, dat de secretarissen-generaal
veel prijs stelden op regelmatig contact
Hij vermoedt, dat zij meenden te weten,
dat het Convent zo zoetjes aan de tijd
an zijn heengaan aangebroken achtte
Contact met de
verzetsbeweging
Ook het contact tussen de secretarissen-
generaal en de verzetslieden is vrijwel ni
hil geweest. In leder geval waren ze het
mikpunt van de ondergrondse pers, die
hen en hun beleid in de meest krasse be
woordingen laakte.
De heer Spitzen, die na zijn ambtspe
riode met vele verzetsmensen in aanra
king kwam. werd nog het meest gespaard.
De heer Frederiks meende dat door de
aanvallen van de illegale blaadjes de se
cretarissen-generaal hun gezag bij de
Duitsers verloren. Het is namelijk voor
gekomen, dat toen de heer Frederiks bi)
Oberbürgermeister Althaus protesteerde
tegen een bepaalde maatregel, daar deze
zou indruisen tegen de geest van het Ne
derlandse volk, Althaus hem zei: U kunt
niet uit naam van het hele Nederlandse
volk spreken, want wij weten uit ai die
blaadjes op mijn tafel, hoe men te Londen
over u denkt."
En Londen
De Enquête-commissie vindt dat
de regering te Londen wel eens wat
meer had mogen trachten clande
stien contact op te nemen met de
ambtenaren in het algemeen en de
secretarissen-generaal in het bijzon
der. Te zeer heeft ze de „goede" se
cretarissen-generaal reeds in de eer
ste periode van de bezetting be
schouwd als instrumenten in de
handen van de bezetter.
Later, toen er voor sommigen van hen
misschien grond voor deze opvatting be
stond was de tijd voor een vruchtbaar
contact voorbij. De commissie wijst er
echter op, dat het ook de secretarissen-
generaal heeft ontbroken aan initiatief op
dit punt. Maar de regering koesterde ten
onrechte de vrees, dat al zou ze duide
lijke richtlijnen geven voor het te voeren
beleid, de betrokkenen hier te lande zich
er toch niet aan zouden storen.
Tijdens de verhoren door de commissie
verklaarde prof. Gerbrandy inderdaad
geen instructies te hebben gegeven aan
de secretarissen-generaal. Het eerste con
tact met Nederland lag op militair ge
bied. Het zenden van boodschappen is in
het begin heel mbeilijk geweest. Wel heeft
men zich natuurlijk via de radio meer dan
eens gericht speciaal tot de hogere ambte
naren. Daarom achtte hij de beschuldi
ging van de ex-secretaris-generaal mr
Frederiks. dat aan Jan, Piet en Klaas be
halve aan de heer Frederiks mededelingen
werden verstrekt vanuit Londen, zeer
zwak. Wel kon hij zich indenken, dat men
zich niet tevreden stelde met radio-me
dedelingen.
De algemene reactie In regeringskringen
te Londen op de rapporten die uit bezet
gebied kwamen over de heren Frederiks,
Hirschfeld en Verwey was, dat deze men
sen niet deugden en moesten worden af
gezet. De vraag was echter of het ver
standig mocht worden geacht die maat
regel af te kondigen. De regering zou een
misslag doen, wanneer men die maatregel
naast zich neer zou leggen. De algemene
opvatting te Londen was echter: weg er
Conclusies
Het ontbreekt de Enquête-commissie
dus niet aan critiek op zowel de regering
als de secretarissen-generaal. De laat-
sten hebben niet steeds, hoezeer ze het
ook verafschuwden onder de vijand te
werken, het ontbreken van een Neder
landse politiek-verantwoordelijke auto
riteit boven zich als een groot gemis ge
voeld. De regering heeft niet altijd haar
best gedaan om een beter inzicht te ver
krijgen in de verhoudingen in het be
zette gebied.
Dat de uiterst gecompliceerde toe
stand overigens alle aanleiding gaf tot
wederzijds misverstand, en dat een groot
deel van de gemaakte fouten op reke
ning van de verwarde tijdsomstandig
heden moet worden geschoven, ziet de
commissie dan ook niet over het hoofd.
Ze laat niet na haar waardering uit te
spreken voor de belangrijke prestaties,
die door beide partijen z(jn verricht In
het belang van het Nederlandse volk.
Ondanks g<ote moeilijkheden
belangrijke resultaten
onderstreept te worden dat
Radio-Oranje voor talloze land
genoten gedurende de bezettings
jaren een enorme morele steun is
geweest. Wel mag nog eens gewe
zen worden op de grote moeilijk
heden, die zich in Londen bij de
verzorging van de uitzendingen
hebben voorgedaan, en die voort
vloeiden uit het zeer bijzondere
karakter van Radio-Oranje, waar
van de leiding uiterst tactisch en
voorzichtig diende te handelen,
wilde ze haar voorlichtende en
stimulerende taak zo goed moge
lijk vervullen.
dagen nog van een „vrede van
Amiëns" tussen Duiteland en Enge
land.
Deze keerde zich tegen het denk
beeld van een vrije Nederlandse zen
der, die de verhoudingen toch maar
zou vertroebelen. De heer De Geer
heeft dan ook belemmerend gewerkt
op Radio-Oranje. Hij wist te bewer
ken, dat de tekst van elke uitzending
vooral aan de critiek van een viertal
ministers werd onderworpen. Dit
heef', een half Jaar geduurd. Toen
prof. Gerbrandy minister-president
werd kreeg de leiding van de zender
steeds meer de vrije hand, wat ten
goede kwam aan de actualiteit en de
levendigheid van de uitzendingen.
De Parlementaire Enquête Commis
sie spaart de regering (met uitzonde-
Ving wellicht van de heer Gerbrsndy)
Ook mag wel een6 worden vermeld,
dat Radio-Oranje niet de eers'.e vrije
Nederlandse Omroep was. Vijf dagen
na de capitulatie begon de heer H. J.
van den Broek reeds uitzendingen te
verzorgen vanuit Parijs, waar hij bij
het uitbreken van de oorlog toevallig
vertoefde. Zijn omroep (Vrij Neder
land) verdween op li Juni 1940, toen
Frankrijk zich overgaf, uit de aether.
Zevenenveertig dagen later begon
Radio-Oranje uit te zenden via de
zenders van de B.B.C. en onder ver
antwoordelijkheid van de Nederlandse
regering.
JHR DE GEER
T)e Parlementaire Enquête Commis
sie prijst het initiatief van prof
Gerbrandy, die in een tijd, dat het re
geringsbeleid zich kenmerkte door
aarzeling en onzekerheid, de kwestie
van de vrije omroep energiek heeft
aangepakt. Hij had zelfs in het kabi
net een oppositie te overwinnen, want
met name jhr De Geer droomde in die
men van Radio-Oranje om de
microfoon in de BBC-studio: van
links naar rechts: H. XV. Sandberg,
Jan van Os. J. Paerl. H J. v. d. Broek,
dr L. de Jong, C. Tas, Hans Rcyneke
van Stuwe. A den Doolaard en
G. Sluyser.
Vijf dagen na de capitulatie
begon een toevallig in Parijs
verblijvende Nederlander reeds
met uitzendingen voor zijn be
zette vaderland. Zevenenveertig
dagen nadat Frankrijk zich had
overgegeven (en de zender uit
de lucht verdween) begon
Radio-Oranje, de stem van
strijdend Nederland
geweest. Ook de commissie is van oor
deel. dat de partijleiders gezamenlijk
goed werk hebben geleverd (o.a. met de
brief aan de secretarissen-generaal),
maar ze vraagt zich toch af. of het Po
litiek Convent niet een grotere rol had
kunnen spelen. Het had wat meer aan
dacht moeten besteden aan het uitstlp-
VAN EEN normaal politiek leven
gedurende de bezettingsjaren
was natuurlijk geen sprake, maar
wel is gebleken, dat het Nederland
se volk in al zijn geledingen zich
reeds spoedig na Mei '40 trachtte te
bezinnen op de nieuw ontstane
situatie.
Het eerste symptoom daarvan
was de oprichting van de Neder
landse Gemeenschap in Mei-Juni
1940. Uit deze groepering is de Ne
derlandse Unie ontstaan, waarvan
de leiding vooral in handen was van
personen, die tevoren nog nooit een
rol in de actieve politiek hadden ge
speeld.
leiders van een aantal politieke
partijen vormden een soort contact
orgaan. het Politiek Convent, waarin o.m.
de heren Colijn, Schouten, Van Walsum.
Vorrink en J. Rutgers zitting hadden.
Andere groepen waren het Nationaal Co
mité. overgegaan in het Vaderlands Co
mité. en de groep-SchoIten. die een meer
geestelijk-religieuze dan een zuiver po
litieke doelstelling had.
TWEE STROMINGEN
T)E ENQUêTE COMMISSIE schetst uit-
voerig de achtergronden van deze po-
Reacties op Duitse
maatregelen
Ernstige critiek levert de Enquête
commissie op het beleid van de se
cretarissen-generaal van binnen
landse zaken (mr K. J. Frederiks) en
handel en nijverheid (dr Hirschfeldl
ten aanzien van het plegen van sabo
tagedaden door de bevolking. In de
beruchte proclamatie van 28 October
1941 werd de Nederlandse bevolking
namelijk aangemaand, zich van sa- j
botagedaden te onthouden, daar -
hierdoor het volksbelang zou worden ,Jf,i
geschaad. Tegen de muur van het Tip Top-theater in de Jodenbreestraat te Am-
De proclamatie, door beide boven- sterdam staan de Joden bijeengedreven, om gedeporteerd te worden.
genoemd» functionarissen mede onder-
tekend. was gesteld In de stijl van de °ok hierover wordt geschreven in hei verslag
..BEKANNTMACHUNGEN". die de Enquêtecommissie.
de Parlementaire
litieke activiteit, die uiteraard niet kon
worden vergeleken met de toestand van
vóór 1940, maar daar toch in zekere mate
verband mee hield. In dit Zevende Ver
slag wordt toegegeven, dat de machte
loosheid van wetgever en regering om
door forse maatregelen de vooroorlogse
werkloosheid de kop in te drukken, velen
niet ten onrechte aanleiding had gegeven
tot critiek op het parlementaire bestel en
de functionering daarvan. Deze stemming
was ongetwijfeld sterker dan de betrek
kelijk geringe aanhang van totalitaire
politieke bewegingen als de N.S.B. zou
doen vermoeden.
NEDERLANDSE UNIE
EZIEN DIT ALLES mag het ook niet
verwonderlijk heten, dat velen aan
vankelijk de Duitse bezetting zonder meer
accepteerden, in ieder geval niet dachten
aan verzet. Ook kan het geen verbazing
meer wekken, dat een politieke groepe
ring opkwam, de Nederlandse Unie, die
in haar manifest nu niet direct pleitte
voor de democrat ie en de aloude staats
instellingen.
Het onderlinge contact van de politieke
partijen tijdens de bezetting, zo verklaar
de de heer H. W. Tilanus voor de com
missie, werd door de Nederlandse Unie
doorkruist Deze groepering, welker ge-
schiedenis reeds vóór de oorlog begon
vond de politieke partijen verouderd en
uit de tijd. De mensen die er zich bij
aangesloten hadden, dachten dat ze in de
bezettingstijd het Nederlandse maat
schappelijke en staatkundige leven kon
den ombuigen naar hun inzichten. De
heer Tilanus vond het maar kinderspel
De geschiedenis leert, dat een door een
vijand bezet gebied geen politieke zelf
standigheid bezit. De heren van de N.U
hadden echter het idee van wel. maar
stootten al gauw het hoofd na een be
zoek aan Schmidt. De mogelijkheid tot
samenwerking met de andere politieke
partijen hadden ze, door concessies te
doen aan de bezetter, voorgoed om zeep
gebracht.
POLITIEK CONVENT
jHE PARTIJLEIDERS, die in Juni 1940
het Politiek Convent vormden, heb
ben zich aanvankelijk nog geen juiste
voorstelling kunnen maken van wat hun
op dat moment te doen stond. De com
missie gelooft, dat ze ook niet de nodige
..good-will" genoten in den lande. De be
doeling was om elkaar op de hoogte te
houden van de situatie en zich gemeen
schappelijk te beraden over de houding,
die moest worden aangenomen, en over
de adviezen, die eventueel aan derden
zouden moeten en kunnen worden ge
geven.
Waar de Nederlandse Unie haar
lectuur verkocht, zette de NSB
uitdagend een mannetje met
Volk en Vaderland
pelen van politieke beleidslijden. Overi
gens ziet ze niet voorbij, dat de arresta
ties in deze kring reeds in de zomer en
de herfst van 1940 plaats hadden
NATIONAAL COMITÉ EN
VADERLANDS COMITÉ
UET OPTREDEN van het Nationaal
AA Comité dateert van 1942. Het comité
zelf was het uitvoerend orgaan van het
Groot Burgercomité. Z|jn doelstelling was:
op te treden, indien er bij de bevrijding
staan. Het wilde zich verre houden van
Illegale activiteit, wat niet inhoudt, dat
de leden In ander verband niet actief
aan het verzetswerk hebben deelgenomen
De Enquête-commissie meent, dat het
comité al te zeer uitging van de optimis-
gedachte. dat de bevrijding van
op zich zou
op dit punt haar critiek niet. Er had
al veel eerder een eind moeten wor
den gemaakt aan de rivaliteit tussen
de Brandarls en Radio-Oranje. Het
benadeelde beslist het peil van de Ne
derlandse uitzendingen naar het be
zette gebied. Het bewijst ook min of
meer, dat er in ministeriële kringen
niet de gewenste belangstelling be
stond voor de Nederlandse omroep.
Anders had men van regeringswege
wel veel eerder ingegrepen.
DE BRANDARIS
/"\P 1 Juli 1941 begonnen de uitzen-
dingen van de Brandarls, die.
hoewel in de eerste plaats bestemd
voor Nederlandse zeelieden, ook ln
het bezette gebied druk beluisterd
werd. De grote figuren van deze om
roep waren de heren Van den Broek
(„De Rotterdammer") en Spoelstra (A.
den Doolaard). Door allerlei persoon
lijke tegenstellingen is het niet eer
der tot een fusie van Radio-Oranje i
de Brandaris gekomen.
LOF VOOR RADIOBELEJD
/"Overigens heeft de Commissie aa
zienlijk meer lof dan critiek vo
het Londense radio-beleid. Ze is er
zich terdege van bewust, dat het ont
breken van goede verbindingen met
het moederland het de redacteuren
uiteret moeilijk maakte hun teksten af
te stemmen op de gebeurtenissen er
toestanden in Nederland. Wat on-
danks de belemmerende factoren ge
presteerd werd dient ieders bewon
dering af te dwingen.
Ook wil de commissie zich niet
graag aansluiten bij een groep ont
wikkelde luisteraars, die critiek heb
ben geleverd op het peil van de uit
zendingen. Met de heer dr L .de Jong,
destijds een voornaam medewerker
aan Radio-Oranje, is ze van mening,
dat de zender zich in de eerste plaats
te richten had tot de grote massa van
het Nederlandse volk en niet tot de
Intellectuele élite. Ze meent dat Ra
dio-Oranje in zoverre aan zijn doel
heeft beantwoord, dat de uitzendingen
zich gedurende de bezettingsjare
een zeer grote belangstelling hebben
mogen verheugen.
Het is voor een niet gering deel aan
deze zender t^ danken, dat de uitge
weken regering en het onderdrukte
volk ndet van elkaar vervreemd raak.
ten en dat in deze oorlog de band
tussen Nederland en het Koninklijk
Huis hechter ls geworden dan ooit.
Vooral de toespraken van H M. Ko
ningin Wilhelmina voor Radio-Oranje
hebben dit bewerkt.
Enkele van die toespraken zijn in
dit zevende deel in hun geheel over
genomen. Voor velen zullen het 0een
onbekende klanken z{jn en niet zel
den zullen ze, bt> lezing, zich het ge
sprokene woordelijk herinneren. Ook
z(fn redevoeringen opgenomen van d<
oud-ministers Gerbrandy. Bolken
stein, Vam Heuven Goedhart e.a.
tlsche
ons land niet lang
laten wachten. In Londen,
situatie beter kon overzien, heeft men
de kwestie van het gezagsvacuüm niet
erg actueel gevonden en aarzelde men
dan ook een autorisatie aan het comité
i geven.
Op 1 April 1942 werd het N.C. opge
rold en spoedig daarna vervangen door
het Vaderlands Comité. Deze groep
bestaande uit enige ervaren politici en
enkele niet-uitgesproken politieke perso-
koesterde geen andere ambitie dan
advies-college te zijn voor de rege-
De commissie betreurt het. dat het
Vaderlands Comité tot 1944 geen bemoeie
nis heeft willen hebben met de langza
merhand tot een hechtere organisatie ge
groeide verzetsbeweging.
WEINIG REACTIE VAN DE
REGERING
REGERING te Londen heeft te wei
nig gereageerd op de adviezen, die
haar door bevoegde personen („vooroor
logse" politici) uit het bezette gebied
werden verstrekt. Met name geldt dit
voor de rapporten, die door het Vader
lands Comité werden uitgebracht. Prof.
Gerbrandy wees de commissie op de
moeilijkheden, verbonden aan de omwer
king van een wetgeving, welke reeds
voor het grootste gedeelte gereed was.
Volgens hem werden de adviezen met de
grootst mogelijke zorg behandeld, wat
niet wil zeggen, dat ze altijd konden wor
den opgevolgd.
D- commissie acht zijn ar0ument*n
echter niet altijd even degelijk De
zwijgzaamheid van de regering werkte
deprimerend op hen. dIe zich hier
veel moeite en opoffering getroostten
in het belang van de herstelwetoevtvo.
Uitwisseling van gedachten was toch
vooral in de laatste jaren niet alleen
wenselijk, maar ook mogelijk. De
slotconclusie ls dan ook. dat men te
Londen de hoogst belangrijke activiteit
van het Vaderlands Comité niet op de
Jul tie waarde heeft geschat.