e óprookjeó van cï-t.^.cMncleróen
Tekeningen: BOERGE PRAMVIG
17. In Montreux logeerde Ba bette's peet
tante met haar dochters en een jonge bloed
verwant. De molenaar had hun verteld van
Ba bette's verloving. Zij moesten toch heus
alle drie eens komen, zei tante, en daarom
kwamen zij dian ook.
De ontvangst was erg hartelijk. Tante was
een lange, vriendelijke dame met een rond,
glimlachend gezicht. De jonge neef had
goudblonde bakkebaarden en hij wijdde da
delijk zeer grote aandacht aan de kleine
Ba-bette.
Rudy, die anders zo overmoedig, fris en
opgewekt was, was hier niet op zijn ge
mak. Wat duurde de tijd lang! Zij wandel
den naar Chillon, het oude slot op het
rotseiland om te kijken naar gevangenisho-
len, na-a? verroeste boeien in de rotswand.
Rudy leunde tegen het grote stenen ko
zijn van het venster, en keek over het
waiter naar dat eenzame eilandje met de
drie acacia's. Hij wenste, dat hij daar was,
weg van da-t babbelend gezelschap.
De neef had Babette een boekje geschon
ken. „Het boek kan best goed zijn," zei
Rudy, „maar die mooi gekamde meneer,
die het je gegeven heeft, daar heb ik niet
veel mee op."
18. Toen Rudy een paar dagen later de
molen bezocht, vond hij daar de jonge
neef. Wat wilde hij hier? Rudy was jaloers
en daar had Babette plezier in.
De neef kwam op een avond aangeklau-
terd. door het licht geleid, dat in Babette's
kamertje scheen; klauteren had hij echter
niet geleerd, en Bijna was hij hals over
kop in de stroom gevallen, maar hij haal
de alleen maar een nat pak. Vol modder en
drijfnat kwam hij onder Babette's vens-ter,
waar hij een uil nadeed, want een andere
vogel nazingen kon hij niet.
Babette hoorde het en gluurde naar bui
ten door de dunne gordijntjes, maar blies
haastig het licht uit. Verschrikkelijk zou
hot zijn. als Rudy nu in de buurt was.
Maar het was veel eirger; Rudy was ook
beneden. Zij hooide boze woorden.
Babette deed verschrikt het raam open,
riep Rudy en vroeg hem weg te gaan.
„Jij vindt het nfiet goed, dat ik blijf!"
riep Rudy boos. „Ik ga al hoor!"
Snikkend wierp het meisje zich op bed.
In de deur stond een jong meisje. Hij dacht,
dat het Anette van de schoolmeester was,
maar het was Anette niiet, en toch had hij
haar vroeger wel eens gezien. Misschien
in Grind-elwald, op die avond, toen hij
huiswaarts keerde van het schuttersfeest
in Interlaken.
19 Rudy verliet Bex, liep de bergen op,
waar de sneeuw lag, waar de ijsjonkvrouw
regeerde.
Hoger op waren twee gemzen te zien.
Rudy's ogen kregen glans, maar hdj was
niet dioht genoeg bij om zeker te weien.
dat hij treffen zou; de dikke nevels omslo
ten hem, en de regen begon te stromen.
Nu voelde hij zich moe. hij had lust om
op de grond te gaan liggen en te slapen,
maar alles was doornat.
Toen zag hij plotseling een pas gebouwd
laag huis, dat tegen de rotswand leunde.
20. „Waar kom jij vandaan?" vroeg hij
het meisje.
„Ik hoor hier thuis!" zei zij, „ik hoed
mijn kudde!"
„Als je melk hebt, geef mij ze dan!" zei
Rudy, „ik heb een onduldbare dorst!"
„Ik heb wat beters dan melk!" zei zij,
„wijn, van een soort, dat jij zeker nooit
geproefd hebt." En zij haalde de wijn voor
de dag, goot die in een houten nap en gaf
Rudy te drinken.
„Geef mij die mooie ring, die je aan
je vinger draagt," zei het meisje toen. Het
was de ijsjonkvrouw. Zij gaf Rudy een
kus en een koude rilling trok over zijn li
chaam. Hij struikelde en viel, het werd
nacht voor zijn ogen. Weg was het Alpen
meisje, weg de hut, de sneeuw lag overal
in de randite.
Rudy beefde van de koude, en zij-n ring
was weg. de verlovingsring, die Babette
hem gegeven had. Oh, wat was er nu toch
allemaal gebeurd.....