Ons Koninklijk Paar naar deWest <2>e óprookjeó van cinder óen Tekeningen BOERGE PRAMVIG 8. Wie is de beste schutter in het kanton Wallis? Ja. dat wisten de gemzen: „Pas op voor Rudy!" zouden zij zeggen. ..Wie Is de knapste schutter?" vroegen ook de meisjes. En 't antwoord was; „Ja, dat ia Rodyl" Een knappe jongen was hij nu en pas twintig jaar. Het ijskoude water had geen vat op hem, wanneer hij zwom; hij was zo vhig als een via. hij kon klimmen als de beste, zich aan de rotswand vastklemmen als een slak. „Houd hem in de gaten", zei een oude jager. „Die Rudy zal 't nog eens ver bren gen in de wereld! 't Is geen wonder, dat alle meisjes hem aardig vinden Ik heb zel den zo'n flinke knaap ontmoet. En hoe jong hij ook is. hij ia een sieraad voor ons schut tersgilde." gers van de streek, en bovendien de meest ervaren, de beste gids. „Het is hier nog zo slecht niet in het kanton Wallis", zei oom. „Wij hebben gemzen; zij sterven niet Over enkele jaren zou Rudy zeker een flink gemzenjager worden, zei oom. en hij leerde hem een geweer vast te houden, te 7. Het bergpad was smal, 't was slechts een smalle rand, vlak langs de duizeling wekkende afgrond. Honderd passen achter oom stond Rudy. Oom had alleen maar oog voor de gems. die aan de andere kant van de kloof zicht baar was. Hij schoot en trof het dier met zijn moordende kogel. Terwijl zij in de beste stemming huis waarts gingen, klonk er opeens een eigen aardig geluld, als het gedempte dreunen van de donder; het was een lawine, die neer stortte. wel niet over Rudy en zijn oom, maar dicht, heel dicht bij hen. „Houd je vast. Rudy!" riep oom. En Rudy greep de boomstam vlak bij zich stevig vast; zijn oom klom boven hem in de takken van de boom en hield zich daar vast. terwijl de la wine op tamelijk grote afstand van hen voorbij stoof. Door de zuiging van de wind knakten ech ter overal in de rondte bomen en struiken. Rudy lag tegen de grond gedrukt; de boomstam, die hij omklemd had, was als doorgezaagd, en de kroon was een heel eind verder weggeworpen. Daar, tussen de geknakte takken lag zijn oom dood. Rudy stond daar. bleek en sidderend. Dat was de eerste schrik in zijn leven, het eerste bange ogenblik, dat hij leerde kennen, 's Avonds heel laat kwam hij thuis; daar was het nu een huis der smart. De vrouw kon geen woord uitbrengen, geen traan storten. „Nu ben jij de steun van het huis." zei zij eindelijk, en Rudy werd dat ook. JlicaiHf CciïlSfljc Cfoiirnnl Wat er op weg naar en in Brokopondo te zien is In het Logeerhuis zal Je Koningin haar bivak opslaan FOLGENDE week Zaterdag hopen koningin Juliana en prins Bern- hard hun reis naar de West aan te vangen. Op het uitgebreide programma staat ook een tocht naar Brokopondo. Er zijn zeker maar weinig lezers, die met. de bijzonderheden van deze tocht op de hoogte zijn. Daarom achten wij ons gelukkig hen hierin tegemoet te kunnen komen. Mevrouw L. de VriesHamburger uit Wassenaar maakte half Augustus onder deskundige leiding deze zelfde tocht en ze vertelt hierover op prettige wijze. Wij nemen haar boeiend verhaal op in ons Zondagsblad van deze en de volgende week. VEERTIEN dagen vóór de vertrek datum begon men ons om de an dere dag een paludrine-tabletje te la ten slikken. Malaria kan beter wor den voorkomen dan genezen, dus veertien dagen vooraf, tijdens de reis en veertien dagen daarna dapper innemen. Het risico deze gevreesde ziekte te krijgen is dan tot een mi nimum beperkt. Men gaat nu een maal niet de binnenlanden in zonder voorzorgsmaatregelen. Op 15 Augustus 's morgens om 6.15 uur was het verzamelen op het sta- -lekkernijen te kopen. De cassave- broden lijken op grote ronde matzes, zoals wij die kennen. Op Zanderij, het tegenwoordige vliegveld, zijn nog duidelijk de spo ren te zien van het verblijf der Ame rikanen in de laatste wereldoorlog. Als de trein weer stopt, steekt er een Indianenjoggie z'n leuke snuit om de hoek. „Marmotje kope? ko nijn kope?" vraagt hij. Voorzichtig opent hij een doek, waarin beide diertjes angstig liggen te kijken. Maar we moeten verder dus het ventje TJET eerste doel ■^van onze tocht; het Prinses Julia na Zendingshuis, is bereikt. Hier worden "wij rond geleid. Het valt op, dat alles er zo eenvoudig en zin delijk uitziet', en het blijkt uit alles wat ons wordt verteld, hoe dit zieken huis en de polikliniek in een grote behoefte voorzien. Als we nog even met dokter staan na te praten worden we door een fikse slag op de zuurstofcylinder, die hier als gong dienst doet, opgeschrikt. De dienst gaat door er meet gegeten worden en rap nemen we afscheid en vervolgen de tocht naar de Suriname- De korjalen liggen al klaar. Hier is de plaats, waar straks ons Koninklijk Paar in een korjaal zal plaats ne men. Maar dat zal dan zijn in de Prinses Juliana Zendingshospitaal, dat in een grote behoefte voorziet. tion van de draisine. Dat-is het die seltreintje. Bepakt en gezakt arri veerden de reisgenoten, stuk voor stuk in de vreemdsoortigste reiskledij, sommigen met grote strohoeden op. Beladen met mandjes, tassen en pakken eetwaar en vruchten, natuur lijk de heerlijke Surinaamse sinaas appels (die niet gegeten maar uitge zogen worden), grote mandarijnen en verder veel „drinks". Om 7 uur gaat het startsein en schommelt het treintje fluitend de Saramoccastraat door. Al spoedig vindt het zijn weg langs de zanderige baan naar Lelydorp. De koopvrouwtjes staan al klaar met grote manden op het hoofd met heerlijke vruchten. Men heeft hier de tijd. Een grap penmaker zegt: „C.P. time", wat ..coloured people time" betekent en zoveel wil zeggen als; „langsaam-an". Er kan zonder haast gemarchandeerd worden, alsof er geen reisprogramma bestaat. Eindelijk is iedereen klaar en fluit de draisine „af". Langs indianenbe- huizingen van Bernarddorp, waar de oude indianenvlechtkunst en potten bakkerij nog wordt beoefend, en langs Javanenwoningen vindt de trein de weg naar Kwakoegron en Zanderij. Onderweg is er nog ruim gelegen heid om de grote cassavebrodcn en eruit, de deur dicht en daar gaat het langzaam omhoog. Zouden we straks boven een mooi panorama te zien krijgen? Dat blijkt een onvervulde wens te worden, want hóe hoog de trein klimt, de bebossing aan beide kanten gaat mee omhoog. Wel kunnen we hier prachtig bloeien de bomen, mooie bloemen en koste lijke vlinders bewonderen. Er vliegen grote en ook heel kleine kleurige vo gels van tak op tak. Het is begrij pelijk, dat Maria Sybilla Mergan hier haar inspiratiebron vond voor haar fraaie aquarellen en tekeningen. A> ._7- Korjalen worden voor de lange tocht gereed gemaakt. mooie „granmankorjaal", die met be geleidend magisch klinkend tromge roffel zijn weg langs de rivier zal afleggen. Over dikke balken, die vanaf het droge over het moerassige gedeelte gelegd zijn, lopen we dit ongemakke lijke pad tot in de rivier, waar onze korjalen al liggen te wachten. Alles, ook een teil met ijs, wordt ingeladen. Wat flesjes limonade en een grote hoeveelheid geschilde si naasappels gaan bij het ijs in de teil. Weldra volgen de passagiers in de korjalen en als allen gemakkelijk of ongemakkelijk ge zeten zijn, begint het spannendste deel der tocht De bootjes worden de rivier op gestuurd door de gespierde negerbootslieden. Plat op het wa ter, langs beide zijden omboord door dichte altijd groene oerwouden gaat het verder. Wat een stilte en rust hier! Maar lang kun nen wp van deze rust niet genieten. Onder luid mis baar gaat de bui de draisine, het dieseltreintje. ER komt een negerdorp, „Kadjoe", in zicht. We verlaten de bootjes. Op primitieve wijze loopt de w« g langs de balken dit dorp binnen. Alle negerdorpen blijken slechts op deze wijze bereikbaar te zijn. Er zijn luchtballonnen meegenomen voor de negerkinderen, maar ze zijn er eerst echt bang voor. Pas na een poosje, als ze ons er mee bezig heb ben gezien op het stille pleintje tus sen hun hutten, komen enkelen schuch ter dichterbij en nu duurt het niet lang of ze hebben een pret van be lang en wordt de stilte van het dorp verbroken door hun blijde kir-lachen. We moeten verder: de korjalen glij den de rivier weer op. Als we langs de grote boomstamvlotten gaan, waar op de negers kleine hutjes hebben gebouwd en die ze naar het Bruynzeel- bedrijf bij de stad zullen voeren, wor den onze motoren afgezet om de sterke golfslag voor de voorbijgangers te verminderen. Evenzo doen onze bootslui als er een tegenliggende kor jaal in de nabijheid komt. Zo komen we langzamerhand bij de beroemde en beruchte stroomver snelling. Hier is het dus, dat de ne gers bidden om veilig langs te ko men? We merken er niets van, maar het zou best zo kunnen zijn....! Ook nu gaan de motoren weer af en met hun peddels sturen de boots lui de korjalen veilig langs de rots blokken. Hóe fascinerend zijn hun ge spannen bewegingen! Hoe prachtig rijzen de hoge bloemtrossen tussen de grijze steenblokken omhoog! Nu de motoren het zwijgen is opgelegd, zijn de geluiden van het bruisende water en de omringende bossen duidelijk te horen. Het duurt niet lang of we zijn er voorbij en op volle toeren gaat het op Brokopondo af. EEN uitroep van bewondering ont snapt ons als we het gebouwtje, dat op een jeugdherberg gelijkt, op eens hoog op een heuvel zien liggen. „Bellevue", zegt een van de reisgeno ten, en werkelijk, als we de steiger en daarna de heuvel beklommen heb ben, staan we voor een fantastisch schoon uitzicht. Heel diep beneden stroomt de ri vier met de donkere boszoom en heel hoog verheft zich aan onze kant het bos op de heuvels. Het gebouwtje is niet groot, maar het beantwoordt aan het doel: eert logeergelegenheid voor expedities en excursies. Er is een rij zeer primitief inge richte kamers elk met twee veldbed den voor de dames en aparte slaap hutten voor de heren, die van hang matten gebruik maken. Allen natuur lijk onder de klamboe. Het pleit voor de sportiviteit van onze Koningin, dat zij ook voor een nacht haar bivak daar zal opslaan. Zij zal dan ook genieten van het kos telijk uitzicht van zo hoog op de ri- van de (Vervolg op pag. 7.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 7