Hr Ms fregat „Wolf vaart ter visserij-inspectie (H DisiK Een Christensabbatvierder geeft zijn visie „Alle schepen houden zich aan de voorschriften, vervat in De Sabbat is nog een erfstuk uit het Paradijs ZATERDAG 1 OCTOBER 1953 ..ALLES WEL AAN BOORD SCHIPPER (Van een onzer redacteuren) „Wij Willem III enzovoort.alzo wij in overweging genomen hebben". Zo begint steeds de tekst van onze visserijwetten. schippers van Kat- wijkse, Scheveningse, Vlaardingse of IJmuidense vissersschepen zijn in de wijde ruimte van de Noordzee niet vrij om te denken „Heb lief en doe wat ge wilt". Ej- zijn regelen gesteld voor de visserij. „Alle schepen en vaartuigen, in Nederland thuis horende en die tijdelijk of voortdurend de zeevisserij van welke aard ook in de Noordzee buiten de territoriale wa teren uitoefenen, houden zich aan de voorschriften, vervat in de overeen komst den 6den Mei 1882 te 's Gravenhage tussen Nederland, Duitsland, België, Denemarken, Frankrijk en Groot-Brittannië gesloten tot regeling van de politie op de Noordzee buiten de territoriale wateren". Even adem halen Hr Ms fregat „Wolf", her Ne derlandse visserij-inspectie vaartuig, gemeerd in de nieu we marinehaven in Nieuwediep Daar zijn voorschriften als: opvarenden an vreemde vaartuigen mogen niet :n in de territoriale wateren van rijk; de visser van het ene schip mag geen erke drank verkopen aan de visser van het andere, niet binnen en niet buiten de territoriale wateren; enz. enz. Van de Nederlandse marine werd dit jaar het fregat Hr Ms „Wolf" aangewe- or het uitoefenen van de visserij- Inspectie. maar veel is aan dit inspectie- werk niet gedaan. Wel heeft de „Wolf" het buitengewoon druk gehad met het op- en van zieke vissers en het repareren zenders en visopsporingsappar; de tijd. dat het nieuwe hospitaalkerkschip „De Hoop" nog niet in de vaart was. Toen lagen er op sommige dagen wel 20 loggers als schapen rondom de „Wolf". Ds Swen. Geref. predikant uit Den Helder, in die drukke dagen met het schip soms niet de gelegenheid krijgend ïaar wèèr een nieuwe preek te ma ken. De gastvrije commandant, luitenant I E. H. van Rees. de officieren en de bemanning, zorgden voor een prettige feer. Maandagsmiddags had het fregat Wolf" willen uitvaren van Den Hel der. Door het Marsdiep en het Molen gat in de richting Engeland. Maar in de machinekamer „de vetput" viel er nog iets aan de machines te doen. En het werd Dinsdagmorgen vroeg, voor commandant Van Rees op de open brug van het schip de eerste bevelen naar de machineka mer gaf. „Langzaam achteruit". Niet lang daarna lag dc „Wolf" in het Marsdiep hoofse révérences '.e maken voor Neptunus. Op het voordek was het kanon kaliber 7.6 van de hoes ontdaan. Aan bak. en stuurboordskant van de brug glommen «de lopen van de Oerlikon mi trailleurs en op het achterdek was het in de dubbelloops Bofors snelvuur kanonnen .te zien. Op zee zou er met de bewapening worden geoefend en nu moest "de zaak worden ingeschoten onder leiding n bewapeningsofficier van de wal. die naderhand met een sloep van boord worden gehaald. Een paar maal baste het kanon en de lichtere wapens spoten hun kleine granaatjes ver weg in de scbuimkoppige zee. Toen was het „af-1 trap". De bewapeningsofficier meldde i de brug af en even later voer hij naar de wal. „Vol vooruit", was het nu voor de machinekamer. We gingen varen. Overbrugging Maandagsmid'dags hadden we voet aan boord gezet. We maakten er kennis met de commandant en met de officieren. Dokter Visser liet zijn tangenverzameling tien. „En deze is om er de wortels mee uit te peuteren." Later bleek de „arts" graag te knutselen Wel voorzien van geneesmiddelen voer de „Wolf" ter visserij-inspectie. Nadat het hospitaal-kerkschip „De Hoop" in de vaart was gekomen, had dokter Visser wel veel minder te doer, gehad op de vis sersvloot vertelde hij. Maar voordien, in de „overbruggingeperiode", toen de oude ..De Hoop" al uit de vaart en de nieuwe er nog niet in was. was er werk bij de vleet In die maanden. Juni en Juli. had Schakel- en verdeelkasten, antom. schakelmateriaal 0« Km, Ht nsta. 102 - t.Meoe 334366 AJs groothandel levering aan erkende installateurs. het praaiboekje op de brug et meld uiterlijk gekregen. Die eerste middag en avond a hadden we meer opvarènden „Wolf" gesproken. Matroos Huig Ouwe hand uit de Jan Tooropstraat in Katwijk aan Zee en Martlnus Voois, ook een ma troos. uit Monster. Ze zaten beiden al 14 maanden op de „Wolf". Daarvoor hadden ze op de vissersvloot gezeten. Huig op een Katwijkse en Martinus op een Scheve ningse logger. De „Wolf' bleek op de vis serij-inspectiereizen altijd vissers aan altijd de vis bewaard, die sommige log- gerschippers uit dankbaarheid voor de bewezen diensten meegaven met rubber boot of sloep. Soms was dat mèèr ge weest dan een „braedje". Kwartiermees ter Blonk, in Katwijk geboren, maar al lang daar vandaan, zorgde voor de voor- Dinsdagmorgen. Achter ons vervaagt de pastel-lijn van Texel. De eerste zeezieken proberen verstolen hun offerandes aan Nep:unus te brengen, schuw, als gold het een verboden ritus. Schipper Marinus. op een weekje na 25 jaar bij de Koninklijke Marine, blijft wat in de buurt. Zeekolder is gevaarlijk. Wie goed ziek is. is in staat overboord te springen. De schipper heeft dat trouwens meegemaakt. Maar zeeziek of niet. als de zoemers het aanhoudend alarmsein geven voor de „Verlaatrol" bedui-(oefening in het zo snel mogelijk verlatén van het schip) moet iedereen het war tige zwemvest aandoen en zich naar plaats begeven, bij sloep, vlot of rubber boot. Het valt niet mee in de houding te blijven staan. Het schip rolt en stampt. Na het avondeten „Er staat wee; niks op tafel" is er film. Electro- monteur Van Willigen brengt met de 16 mm projector in de longroom voor officieren en onderofficieren Lastige Fransoos Schipper De Niet ran de SCH 339. de Martina Bernardina, riep op 13 Juli van dit jaar het visserij-in spectievaartuig Hr Ms „Wolf" op. Er zat een lastige Franse visser in zijn buurt. Vlak nadat De Niet en zijn mannen de vleet van 80 netten hadden geschoten kwam de Frans man bovenwinds zijn zinkvleet overboord zetten. Een zinkvleet van twee mijl lang. Heel langzaam zag De Niet de zinkvleet op zijn drijfvleet afkomen. Hij riep de „Wolf" op. Commandant Van Rees liet eerst nog een zieke Duitse vis ser van zijn fregat overzetten op de Fischereischützboot „Frithjof" en koerste vervolgens over een zee als een spiegel naar de Scheveninger. Ltz vlieger II H.B. Bertram ging met de sloep Dc Niet opzoeken, hoorde diens verhaal aan cn zette toen weer af, naar de „Wolf". Com mandant Van Rees praatte eens met de Fransman, Renc Neven van dc F 1085, Emmanvel. Neven had er. zoals van hem. als Fransman te ver wachten was, niet zo'n zwaar hoofd in. De „Wolf" bleef evenwel in de buurt en 's avonds om 10 uur waren de netten zo dicht bij elkaar geko men, dat de commandant van de „Wolf" Renè Neven de netten liet j megafoon op. Schipper Huibert Baak j I staat aan boord van de logger al te wach ten tot de commandant het gesprek zal I opènen. „Goeie morgen schipper, goeie i morgen allemaal. Alles wel aan boord?" Baak schreeuwt terug; „Alles wel aan boord, mijnheer." „Hoeveel kantjes hebt U gevangen?" vraagt de commandan: van het viseerij-inspectieschip. „Veertig kant jes, mijnheer." Kniertje We gaan aan boord en klampen matroos Arie Verbaan aan. die met twee andere net als Arie ook niet meer zo jonge vis sers netten staan te boeten. Waarom de jongere bemanningsleden toch niet mee doen? „Mijnheer," zegt Arie, „ze willen niet meer. Als ze zin hebben, lopen ze weg. De tijd van Kniertje is voor bij. Toen kwam de politie ze wel halen. Nou zeggen ze bij het minste of geringste „Stik met je schuit met zeven scholletjes". Arie moppert, j r Mijnheer Bertram kijkt hoe het er met de reddingboot van de logger voorstaat. Het is allemaal goed. Geen aanmerkingen. In de rubberboot dansen we weer naar de „Wolf" te rug. Iets dieper liggend dan daar straks. Schipper Baak heeft een „braadje" meegegeven. Kort daarn-a praaien we de KW 3. de „Pieter Leendert Huibert" waar schipper T.iomss de Niet de commandant te woord s'.aa „Morgen is er een „braedje" voor U mijnheer. „Aha. dan komen we morgen terug". De afgelopen nacht hebben De Niet en zijn mannen 70 kantjes gevangen. Aan stuurboord ligt de KW 161 (Katwijk III). Door de kijker is het visnummer dui delijk te lezen, al valt het toch niet mee om het direct te zien. De logger stampt nogal. Op de „Wolf zelf klettert tegen de middag in de kombuis een deel van het kommaliewant omlaag. Korporaal-hof meester Bemelmans uit Limburg beves tigt de stormlatten op tafel. Het gaat har der waaien. De soep gaat in de borden Leedvermaak In de namiddag inspecteert mijnheer Bertram nog een Katwijkse logger, de Zeezwaluw. KW 86. Schipper Jacob den Hollander ontvangt hem na de overtocht met het rubberbootje aan dek. De Spa kenburger Jan Heinen staat bij de kreb- bes. De rest van de bemanning doe; een „tukkie". De vangst van de afgelopen nacht blijkt 74 kantjes te zijn. Maar al een paar maal heeft de 86 over de 100 kantjes gevangen. Die nacht hadden ze trouwens moeite genoeg gehad de gedach- Twee matrozen roeien dokter Visser naar een logger, die medische hulp heeft gevraagd. De sloep kon niet worden gebruiktomdat de zee te woelig is en de „arts" heeft moeite genoeg om zich op de rand van de gele rubberboot in evenwicht te houden. ten bij het werk te houden, want er had om hen heen een vloot van wel 200 Engel se kottertjese gelegen-. Die hadden ge hoord. dat er haring zat en bij tientallen tegelijk kwamen ze toen overstomen. schoten snel 30, 40 netten, haalden en smeerden 'em weer. Het was een fantas tisch gezicht geweest de honderden licht jes. die verloren in de zwarte ruimte van de nacht schenen te hangen, te zien door een wriemelen. De laatste nacht op zee gaan we voor anker ter hoogte van Middlesebrough, buLten dc Engelse territoriale wateren. Het regent een beetje. Als het duister valt. gloeien op de kust de reusachtige vuren van staalovens steeds duidelijker op. De nacht verloopt rustig. Voorbij Het wapen van Hr Ms fregat „Wolf", met de spreuk: Ferociter Persequor onbarmhartig achter volg ik hen). Die dag varen we volle kracht huis waarts. naar het punt van rendèz-vous met vliegtuigen van het marinevliegkamp Valkenburg. Door buiig weer vinden de vliegers ons evenwel niet die middag en geschutskonstabel Haffer; en de zijnen krijgen geen kans hun schietvaardigheid met Bofors en Oerlikons te bewijzen. Maar 's Vrijdagsmorgens gaat het beter Een Firefly met rode manche aan lange lijn achter zich maak; verscheide ne „runs" over het fregat. Op het laatste stuk van de reis wijst de clinometer (hoekmeter) soms nog slinge ringen van 20 :ot 30 graden. Luitenant zee II A. J. Algra krijgt op de brug het rapport over het verwachte weer: wind kracht 4 tot 6 verwacht. De zeezieken ze hadden overigens een maand niet ge varen knijpen 'em alweer. Voor hun par; blijft de wind voorspoedig, ook al maakt die dan geen goed matroos. Maar er valt hun niet meer leed ten deel, We komen op tijd in zicht van de vaderlandse kust en lopen niet lang daarna voorzichtig de nieuwe marinehaven binnen, com; dant Van Rees zelf op de brug. in snelle opeenvolging de commando's gevend. „Stuurboord 10Machines één der deHouen zo." Vlot wordt het schip gemeerd. Aftrap. Voorbij is de reis. NOC EENS: ZONDAG OF SABBAT Het visserij-inspectievaartuig heeft drukke dagen gehad, toen het nieuwe hospitaal-kerkschip „De Hoop" nog niet in de vaart was. Katwijkse en Scheveningse loggers liggen hier te wachten op hun beurt. „Vader, moeder, het dienstmeisje en ik" en in de cafétaria voor de rest van de bemanning „Ik ben er kapot van". boord te hebben gehad. Later zouden we er nog meer zien. ook weer een Ouwe hand. Leendert Ouwehand uit de Catten- straat in Katwijk aan Zee. matroos, net Jan* Roeleveld uit Scheveningen. Leendert had al zeven teelten gevaren en liet niets horen over ophouden, maar Jan wist nog niet of hij wel naar de visserij terug gaan. "t Leek hem niet zoveel r. „Bij de marine zie je nog eens Haringhoek Dit is een fragment uit het praaiboekje van het visserij inspectievaartuig „Wolf', dat het in Juni-Juli van dit jaar druk heeft gehad met de vis sers. En er worden nog oefe ningen gehouden ook.... De andere morgen Donderdag zingt de wind weer in het wan:. Achter de hoge brugombouw heeft niemand evenwel last van kou. Met de kijker valt de rotsachtige Engelse kust aan bakboord duidelijk te zien. De atmosfeer is helder. We moeten ter hoogte van Whitby zijn. Langzaam varen we Noordwaarts. Er zijn al loggers te zien. En helemaal aan de horizon hangen vuile vegen laag boven het water. Daar zijn de stoomtrawlers bezig. Het hospitaal-kerkschip „De Hoop" is er ook. Ver over stuurboord. Het water is blauw en groen en onrustig. Maar toch praaien we ons eerste schip, de logger SCH 412 van Johs den Duik Jac.zn. Op de brug worden bevelen naar de roerganger en naar de machinekamer gegeven. „Op komen midscheeps!", „Beide machines stoppen", roept luitenant ter zee II Van der Hoop uit Oosterbeek in de spreek buis. Commandant Van Rees pakt de (Door ds F. J. Voorthuis, predikant van de Advent-kerk in Den Haag) GEDURENDE DE LAATSTE WEKEN zijn er een viertal artikelen ge publiceerd over de oude strijdvraag: Sabbat of Zondag. En nu zou men zich kunnen afvragen; Heeft die kleine minderheid van Christensabbat- vierders naast dc veel grotere Protestantse Kerken eigenlijk wel recht van bestaan? Gelukkig hebben wij het allergrootste bezit gemeen nl. Jezus Christus als onze persoonlijke Verlosser en Zaligmaker. Maar waarom nu die afwijking van de algemeen erkende rustdag op Zondag? Dit is een hoogst belangrijke vraag, waarop ik gaarne een antwoord wil geven. De rustdag op de zevende dag der week van de zevende is nog een erfstuk uit het verloren para dijs. De weekindeling is van Goddelijke oorsprong en de zevende dag werd door de Schepper nadrukkelijk aangewezen als rustdag en als zodanig gezegend en ge heiligd. (Gen. 2 2 en 3). De Sabbat be hoort dus ontegenzeggelijk tot het Schep- pingsbestel. Soms wordt wel beweerd dat dc Sabbat enkel bestemd was voor het Oudtesta mentische Joodse volk en bovendien een ceremoniële strekking had. Maar is dit wel juist? Toen God de Sabbat aan het eerste mensenpaar in het paradijs schonk, er nog geen sprake van Joden en min kon de Sabbat een ceremoniële strekking hebben, aangezien God de Sab bat vóór de zondeval heeft ingesteld en alle ceremoniële inzettingen uiteraard eerst na de zondeval gegeven werden. Aangezien de Sabbat reeds vanaf de schepping dateert, werd bij de wetgeving op de Sinaï in het vierde gebod van de decaloog de Sabbat als een bestaande Goddelijke inzetting gememoreerd met de woorden: „Gedenk de Sabbatdag, dat gij die heiligtenz. Jezus en de Sabbat Tijdens zijn omwahdeling op aarde heeft Christus de Sabbat geheiligd, on gezuiverd van onjuiste en bezwarende 'oorschriften der Jopdse geestelijkheid Hij noemde Zichzelf de Here van de Sab bat. (Mark. 2 28; Luk. 4 16). Toen Chris- stierf, was door Hem geen enkele aanwijzing nagelaten met betrekking tot wijziging van de wekelijkse rustdag Tijd national. Kenmerk vissersv. Positie 8 Juni 55 11.15 Ned. Sch 210 Alie 57.15 N 00.13 0 Neen Nemen patiënt op t. 15.30 KW 97 Ella Christina 56.57 N 00.35 E Maagpatiënt ff 20.00 KW 23 Volharding 57.05 N 00.20 E Gepraaid,positie gevraagd 21.25 KW 97 Ella Christina 56.51 N 00.07 E Nemen patiënt op 9 Juni 09.13 ,t VL 71 Ma rie 56.47 N 00.22 E Vangst 19 kantjes 09.16 KV.' 16 Willem Corn. zelfde Geen bijzonderh. Vangst 5 kantjes de eerste dag der week. Zo lezen we dan ook, dat de v wen op de Sabbat na de kruisiging „rust ten naar het gebod". Wel had Christus met betrekking tot de Sabbat iets gezegd. Toen Hij nJ. sprak over de a.s. verwoes ting van Jeruzalem, zeide Hij: „Bidt dat uw vlucht niet geschiede des winters noch op een Sabbat." (Matth. 24 20). Aangezien Jeruzalem eerst in 70 na Chr. werd woest, moest de eerste Christengemeente gedurende 40 jaar na Christus' opstan ding de bede opzenden dat hun vlucht niet mocht geschieden op een Sabbat. Het is vanzelfsprekend, dat door Chris tus' plaatsvervangend lijden en sterven alle ceremoniële (schaduwachtige) zettingen hun vervulling vonden en daar door ophielden van kracht te zijn, (Col. 2 14-17), maar de decaloog (tien geboden) bleef bindend voor de Nieuwtestamenti sche bedeling. En er zal wel geen gelovige twijfelen aan de geldigheid en onveran derlijkheid van de eerste drie en de laat- :e zes geboden, maar waarom dan wel an die van het vierde gebod? De Sabbat in het N.T. In het Nieuwe Testament is geen enkele aanwijzing te vinden, dat de eerste dag der weók door de apostelen als rustdag werd geheiligd. Er zijn enige teksten waarin over „de eerste dag der week" wordt gesproken, maar deze blijken bij nader onderzoek geen enkel bewijs te be vatten voor de Zondagviering. De vier Evangelisten hebben slechts over één eer ste dag der week gesproken n.l. over de dag der opstanding. Markus en Johannes vermelden deze dag elk tweemaal, Mat- theüs en Lukas elk eenmaal. Uit deze zes teksten blijkt het volgende: Nadat de Heiland was opgestaan, kwamen de vrou wen zeer vroeg in de morgen tot het graf. (Matth. 28:1; Mark. 16:2, 9; Luk. 24:1; Joh. 201). Daarna gingen zij heen en verkondigden Zijn discipelen dat Hij was opgestaan. maar dezen geloofden haar niet. (Luk. 24:1-11; Mark. 16:9-11). Die zelfde dag gingen twee mannen naar Em- maüs. met wie Jezus wandelde en aap wie Hij Zich openbaarde toen het reeds avond en de dag gedaald was. (Luk. 24 13-35; Mark. 16 12). Daarop keerden deze man nen naar Jeruzalem terug, waar zij de trad de Heiland Zelf in hun midden verweet de elven hun ongelovigheid er hardigheid des harten, omdat zij niet ge loofd hadden degenen die Hem gezien hadden, nadat Hij was opgestaan. (Luk. 24 36; Mark. 16 14). Conclusie: De elven geloofden tot aan het einde van de eerste dag der week in het geheel niet aan de opstanding van Christus, kondén dus ook niet vergaderd zijn geweest die te vieren. Zij hadden veeleer volgens Hand. 1 13 een gemeenschappelijk tref punt, waren aanzittende om te eten hadden „om de vreze der Joden" de deu ren gesloten. Sommigen zien in 1 Cor. 16 2 een zondere godsdienstige onderscheiding de eerste dag der week, omdat in deze tekst wordt bevolen: „Elke eerste dag der week, legge een ieder uwer naar vc gen thuis iets weg". Dit is echter geen! bewijs dat op de eerste dag der week kerkdiensten werden gehouden; integen deel, een ieder moest bij zich thuis ieti wegleggen. Lange zegt te recht: „Uit deze tekst blijkt niet dat de gemeente op deze dag samenkwam". (Bibelwerk, Dl. V, p. 275) Neander, Olshausen, Hoffmann, Hollensteiner e.a. Zondagvierende theo logen stemmen in deze volkomen Lange overeen. Ook is er geen enkel spoor te ontdekken, dat Paulus de eerste dag der week als rustdag heeft geheiligd. In Hand. 18 lezen we dat de apostel ander half jaar lang bij een Jood woonde, met hem samenwerkte als tentenmaker en te zamen met hem op de Sabbat rustte. Paulus en de Sabbat Treffend is ook het bericht in Hand. 1342-44. Paulus had op Sabbat tot de Joden gesproken. En nu kwamen de Hei- JVMAR aanleiding van de ortike- ien van ds H. J. Spier over de vraag hoe de Zondag Christelijk moet worden doorgebracht publi ceren wij thans een bijdrage van de hand van ds F. J. Voorthuis, waar in deze predikant van de Advent kerk in Den Haag het standpunt van de Christensabbatvierders na der uiteenzet. Wij menen mede uit overwegingen van onpartijdigheid dit doorwrochte en waardig weder woord onze lezers niet te mogen onthouden. Ten einde echter een eindeloos debat over deze zaken te voorkomen sluiten wij hiermede de discussie over dit onderwerp. denen aan Paulus vragen om ook tot hen Gods Woord te spreken. Wanneer Paulus de eerste dag der week had geheiligd, zou hij stellig hebben geantwoord: Vandaag op Sabbat was ik hier voor de Joden. morgen is onze Christelijke rustdag, dan predik ik voor u. We kunnen toch niet aannemen dat Paulus zo inconsequent om de Heidenen eerst in te lelden de Joodse Sabbat en daarna te ver tellen, dat ze Zondag moesten vieren. Maar de apostel heeft de Heidenen niet uitgenodigd op de eerste dag der week n te komen; de volgende Sabbat ech ter kwam (volgens vs. 14) bijna de gehele stad samen (Joden en Heidenen) om Gods Woord te horen. Paulus' gewoonte was op de Sabbat in de synagoge te gaan en de opgestane Heiland te verkondigen. Hij predikte drie Sabbatten te Thessalonica en o.m. werd een aantal godsdienstige Grieken (Heidenen) gelovig (vs. 4). Hand. 20 7 is evenmin een bewijs voor Zondagsheiliging. Paulus houdt een af- scheidsvergadering te Troas. Op zijn reis heeft hij ook wel een vergadering gehou den op een andere dag en de discipelen braken dagelijks het brood. (Hand. 2 46). Deze avond echter viel een jongeling uit het raam en werd dood opgenomen. Pau lus wekte hem op. Vanwege dit grote won der maakt Lukas hiervan melding. Bo vendien zijn vele Bijbelverklaarders van mening, dat deze avondvergadering dade- de Sabbat plaats vond (zie hier voor Dachsel, Hönicke. Coneybeare en Howson, Stokes e.a.). De dag begint vol- gehs de Bijbel n.l. bij de avond (Gen. 1 en Lev. 23:32). niet mogelijk dat Johannes in Openb. 1 10 met ..dag des Heren" de eerste dag der week heeft bedoeld, aan gezien nergens in de Heilige Schrift ook maar een vage aanduiding te vinden is. dat de eerste dag der week ooit dag des Heren werd genoemd. Integendeel, vol gens de Bijbel is enkel de zevende dag der week de dag die de Here toebehoort (Exod. 20 8-11; Jes. 58 13; Mark. 2 28). En wanneer men bedenkt, dat Johannes zijn Evangelie zeer waarschijnlijk né het boek der Openbaring (in 97 n. Chr.) heeft geschreven dan is het al heel vreemd dat hij in zijn Evangelie voor de eerste dag der week niet ook zet „dag des Heren". Welling schrijft dan ook: „Onder ,dag des Heren" wordt in het algemeen >nze Zondag verstaan, maar dit is een grote vergissing". Hiermede stemmen Zahn, Neander, Döllinger, Seisz, Franke. e.a. Historische bewijzen Nu wordt wel beweerd, dat uit oude handschriften van de eerste en tweede blijkt, dat toen reeds de eerste dag der week als rustdag werd geheiligd en „de dag des Heren" werd genoemd. Zo wordt verwezen naar een brief van Pli- nius.-naar de brieven van Ignatius, de Didachè, de brief yan Barnabas, e.a Maar deze zogenaamd historische bewij- zijn zó onbetrouwbaar en zó vol van interpolaties en verminkingen, dat het raadzaam is om deze niet als bewljsvoe- gebrulken in zo'n belangrijke vraag betreffende de Goddelijke rustdag. Ik wil hier zeer in het kort enkele feiten Plinius bericht in zijn (97e) brief aan keizer Trajanus (geschr. 112 n. Chr.) dat de Christenen op de morgen van eeh „be paalde" of „vastgestelde" dag (stato die) bijeenkwamen. Er is geen enkele verdere aanwijzing te vinden welke deze „be paalde" dag was en mijns inziens dus erg gewaagd om uit deze vage mededeling te concluderen, dat hier sprake is van de Zondag. Ignatius wordt dikwijls aangehaald om te bewijzen, dat de Christenen ca 115 n. Chr. reeds de Zondag erkenden als „de dag des Heren". De echtheid van Igna tius' brieven ls eeuwen lang fel bestreden, slotte zijn van de 17 brieven er 7 in korte recensie door de geleerden aan vaard. Onder deze 7 bevindt zich een brief aan de Magnesiërs, waarin Ignatius volgens sommige vertalers (Kirsopp, Lake, Lelong, Franses O.F.M., H. U. Meyboom in hoofdst. 9 spreekt over „dag" des Heren, terwijl in het origineel „leven" des Heren (kuriakén z o o n) staat. De lange recensie van de brief aan de Mag nesiërs kan zeker niet als bewijsvoering dienen, aangezien deze in de 4de eeuw bewerkt en sterk geïnterpoleerd is. Uit Didachè (een apocrief geschrift, dat handelt over de leer der twaalf apostelen) ik kortheidshalve maar één voor beeld nl. Didachè 14 1. Men vindt ln vertalingen hier veelal de uitdrukking -dag des Heren" terwijl in de Griekse tekst het woord „dag" niet voorkomt. De vertalers meenden voor een beter be grip hier het woord „dag" te moeten in lassen, maar evengoed kan hier een an der vrouwelijk woord bedoeld zijn. In het voorwoord van een uitgave der di dachè in de oorspronkelijke tekst lezen ,Het gehele geschrift (de Didachè) ls opgenomen in het Vile deel der Apost. Constituties en daarbij veelvuldig e w ij z i g d". (H. Lietzmann, 1912, Bonn). Van een keten van „betrouwbare" his torische bewijzen, dat de eerste dag der week tijdens de beide eerste eeuwen door de Christenen als rustdag werd gevierd en dag des Heren werd genoemd, is geen sprake. Omstreeks het midden der 2de in de 3de en 4de eeuw zijn ge gevens te vinden (Origenes, Eusebius, Augustlnus, e.a.) die bewijzen, dat men naast de Sabbat ook dc Zondag heiligde. Wederzijds respect Maar al zou er een overvloed van his torische bewijzen uit de 1ste en 2de eeuw ten opzichte van de Zondagviering te vin den zijn, dan zou hiermede nog slechts zijn bewezen dat men in die tijd „haaste- lijk is afgeweken" van Gods Woord, om dat de Bijbel ten opzichte van een ver wisseling van de rustdag van het vierde gebod geen gezag verleent of aantoont. Voor ons Zcvende-Dags Adventisten la enkel Gods Woord doorslaggevend, om dat wij de H. Schrift beschouwen als het enige richtsnoer in geloofszaken, indach- het Woord des Heren, dat we niet zullen toedoen of afdoen van hetgeen in Bijbel beschreven staat. (Openb. 22 :18, 19). Moge deze beknopte uiteenzetting er toe bijdragen, dat wij allen, als gelovigen onderscheidene Kerken, elkander wederzijds meer respecteren (in de geest Fll. 2:3) en elkander trachten te be grijpen in ons gemeenschappelijk streven God te dienen en Zijn Naam ln ons Voorts blijkt uit Hand. 17:2 dat het|leven te verheerlijken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 13