Hr Ms fregat „Wolf vaart ter
visserij-inspectie
(H
DisiK
Een Christensabbatvierder
geeft zijn visie
„Alle schepen houden zich aan
de voorschriften, vervat in
De Sabbat is nog een erfstuk
uit het Paradijs
ZATERDAG 1 OCTOBER 1953
..ALLES WEL AAN BOORD SCHIPPER
(Van een onzer redacteuren)
„Wij Willem III enzovoort.alzo wij in overweging genomen hebben".
Zo begint steeds de tekst van onze visserijwetten. schippers van Kat-
wijkse, Scheveningse, Vlaardingse of IJmuidense vissersschepen zijn in de
wijde ruimte van de Noordzee niet vrij om te denken „Heb lief en doe
wat ge wilt". Ej- zijn regelen gesteld voor de visserij. „Alle schepen en
vaartuigen, in Nederland thuis horende en die tijdelijk of voortdurend de
zeevisserij van welke aard ook in de Noordzee buiten de territoriale wa
teren uitoefenen, houden zich aan de voorschriften, vervat in de overeen
komst den 6den Mei 1882 te 's Gravenhage tussen Nederland, Duitsland,
België, Denemarken, Frankrijk en Groot-Brittannië gesloten tot regeling
van de politie op de Noordzee buiten de territoriale wateren". Even adem
halen
Hr Ms fregat „Wolf", her Ne
derlandse visserij-inspectie
vaartuig, gemeerd in de nieu
we marinehaven in Nieuwediep
Daar zijn voorschriften als: opvarenden
an vreemde vaartuigen mogen niet
:n in de territoriale wateren van
rijk; de visser van het ene schip mag geen
erke drank verkopen aan de visser van
het andere, niet binnen en niet buiten de
territoriale wateren; enz. enz.
Van de Nederlandse marine werd dit
jaar het fregat Hr Ms „Wolf" aangewe-
or het uitoefenen van de visserij-
Inspectie. maar veel is aan dit inspectie-
werk niet gedaan. Wel heeft de „Wolf"
het buitengewoon druk gehad met het op-
en van zieke vissers en het repareren
zenders en visopsporingsappar;
de tijd. dat het nieuwe hospitaalkerkschip
„De Hoop" nog niet in de vaart was.
Toen lagen er op sommige dagen wel 20
loggers als schapen rondom de „Wolf". Ds
Swen. Geref. predikant uit Den Helder,
in die drukke dagen met het schip
soms niet de gelegenheid krijgend
ïaar wèèr een nieuwe preek te ma
ken. De gastvrije commandant, luitenant
I E. H. van Rees. de officieren en
de bemanning, zorgden voor een prettige
feer.
Maandagsmiddags had het fregat
Wolf" willen uitvaren van Den Hel
der. Door het Marsdiep en het Molen
gat in de richting Engeland. Maar in
de machinekamer „de vetput"
viel er nog iets aan de machines te
doen. En het werd Dinsdagmorgen
vroeg, voor commandant Van Rees
op de open brug van het schip de
eerste bevelen naar de machineka
mer gaf. „Langzaam achteruit".
Niet lang daarna lag dc „Wolf" in het
Marsdiep hoofse révérences '.e maken
voor Neptunus. Op het voordek was het
kanon kaliber 7.6 van de hoes ontdaan.
Aan bak. en stuurboordskant van de brug
glommen «de lopen van de Oerlikon mi
trailleurs en op het achterdek was het
in de dubbelloops Bofors snelvuur
kanonnen .te zien. Op zee zou er met de
bewapening worden geoefend en nu moest
"de zaak worden ingeschoten onder leiding
n bewapeningsofficier van de wal.
die naderhand met een sloep van boord
worden gehaald. Een paar maal baste
het kanon en de lichtere wapens spoten
hun kleine granaatjes ver weg in de
scbuimkoppige zee. Toen was het „af-1
trap". De bewapeningsofficier meldde
i de brug af en even later voer hij
naar de wal. „Vol vooruit", was het nu
voor de machinekamer. We gingen varen.
Overbrugging
Maandagsmid'dags hadden we voet
aan boord gezet. We maakten er kennis
met de commandant en met de officieren.
Dokter Visser liet zijn tangenverzameling
tien. „En deze is om er de wortels mee
uit te peuteren." Later bleek de „arts"
graag te knutselen
Wel voorzien van geneesmiddelen voer
de „Wolf" ter visserij-inspectie. Nadat het
hospitaal-kerkschip „De Hoop" in de
vaart was gekomen, had dokter Visser
wel veel minder te doer, gehad op de vis
sersvloot vertelde hij. Maar voordien, in
de „overbruggingeperiode", toen de oude
..De Hoop" al uit de vaart en de nieuwe
er nog niet in was. was er werk bij de
vleet In die maanden. Juni en Juli. had
Schakel- en verdeelkasten,
antom. schakelmateriaal
0« Km, Ht nsta. 102 - t.Meoe 334366
AJs groothandel levering aan
erkende installateurs.
het praaiboekje op de brug et
meld uiterlijk gekregen.
Die eerste middag en avond a
hadden we meer opvarènden
„Wolf" gesproken. Matroos Huig Ouwe
hand uit de Jan Tooropstraat in Katwijk
aan Zee en Martlnus Voois, ook een ma
troos. uit Monster. Ze zaten beiden al 14
maanden op de „Wolf". Daarvoor hadden
ze op de vissersvloot gezeten. Huig op een
Katwijkse en Martinus op een Scheve
ningse logger. De „Wolf' bleek op de vis
serij-inspectiereizen altijd vissers aan
altijd de vis bewaard, die sommige log-
gerschippers uit dankbaarheid voor de
bewezen diensten meegaven met rubber
boot of sloep. Soms was dat mèèr ge
weest dan een „braedje". Kwartiermees
ter Blonk, in Katwijk geboren, maar al
lang daar vandaan, zorgde voor de voor-
Dinsdagmorgen. Achter ons vervaagt de
pastel-lijn van Texel. De eerste zeezieken
proberen verstolen hun offerandes aan
Nep:unus te brengen, schuw, als gold het
een verboden ritus. Schipper Marinus. op
een weekje na 25 jaar bij de Koninklijke
Marine, blijft wat in de buurt. Zeekolder
is gevaarlijk. Wie goed ziek is. is in staat
overboord te springen. De schipper heeft
dat trouwens meegemaakt. Maar zeeziek
of niet. als de zoemers het aanhoudend
alarmsein geven voor de „Verlaatrol"
bedui-(oefening in het zo snel mogelijk verlatén
van het schip) moet iedereen het war
tige zwemvest aandoen en zich naar
plaats begeven, bij sloep, vlot of rubber
boot. Het valt niet mee in de houding te
blijven staan. Het schip rolt en stampt.
Na het avondeten „Er staat wee;
niks op tafel" is er film. Electro-
monteur Van Willigen brengt met de
16 mm projector in de longroom
voor officieren en onderofficieren
Lastige Fransoos
Schipper De Niet ran de SCH 339.
de Martina Bernardina, riep op 13
Juli van dit jaar het visserij-in
spectievaartuig Hr Ms „Wolf" op.
Er zat een lastige Franse visser in
zijn buurt. Vlak nadat De Niet en
zijn mannen de vleet van 80 netten
hadden geschoten kwam de Frans
man bovenwinds zijn zinkvleet
overboord zetten. Een zinkvleet
van twee mijl lang. Heel langzaam
zag De Niet de zinkvleet op zijn
drijfvleet afkomen. Hij riep de
„Wolf" op. Commandant Van Rees
liet eerst nog een zieke Duitse vis
ser van zijn fregat overzetten op de
Fischereischützboot „Frithjof" en
koerste vervolgens over een zee als
een spiegel naar de Scheveninger.
Ltz vlieger II H.B. Bertram ging
met de sloep Dc Niet opzoeken,
hoorde diens verhaal aan cn zette
toen weer af, naar de „Wolf". Com
mandant Van Rees praatte eens met
de Fransman, Renc Neven van dc
F 1085, Emmanvel. Neven had er.
zoals van hem. als Fransman te ver
wachten was, niet zo'n zwaar hoofd
in. De „Wolf" bleef evenwel in de
buurt en 's avonds om 10 uur waren
de netten zo dicht bij elkaar geko
men, dat de commandant van de
„Wolf" Renè Neven de netten liet
j megafoon op. Schipper Huibert Baak j
I staat aan boord van de logger al te wach
ten tot de commandant het gesprek zal
I opènen. „Goeie morgen schipper, goeie
i morgen allemaal. Alles wel aan boord?"
Baak schreeuwt terug; „Alles wel aan
boord, mijnheer." „Hoeveel kantjes hebt
U gevangen?" vraagt de commandan: van
het viseerij-inspectieschip. „Veertig kant
jes, mijnheer."
Kniertje
We gaan aan boord en klampen matroos
Arie Verbaan aan. die met twee andere
net als Arie ook niet meer zo jonge vis
sers netten staan te boeten. Waarom de
jongere bemanningsleden toch niet mee
doen?
„Mijnheer," zegt Arie, „ze willen
niet meer. Als ze zin hebben, lopen
ze weg. De tijd van Kniertje is voor
bij. Toen kwam de politie ze wel
halen. Nou zeggen ze bij het minste
of geringste „Stik met je schuit met
zeven scholletjes". Arie moppert, j r
Mijnheer Bertram kijkt hoe het er
met de reddingboot van de logger
voorstaat. Het is allemaal goed. Geen
aanmerkingen. In de rubberboot
dansen we weer naar de „Wolf" te
rug. Iets dieper liggend dan daar
straks. Schipper Baak heeft een
„braadje" meegegeven.
Kort daarn-a praaien we de KW 3. de
„Pieter Leendert Huibert" waar schipper
T.iomss de Niet de commandant te woord
s'.aa „Morgen is er een „braedje" voor
U mijnheer. „Aha. dan komen we morgen
terug". De afgelopen nacht hebben De
Niet en zijn mannen 70 kantjes gevangen.
Aan stuurboord ligt de KW 161 (Katwijk
III). Door de kijker is het visnummer dui
delijk te lezen, al valt het toch niet mee
om het direct te zien. De logger stampt
nogal. Op de „Wolf zelf klettert tegen
de middag in de kombuis een deel van het
kommaliewant omlaag. Korporaal-hof
meester Bemelmans uit Limburg beves
tigt de stormlatten op tafel. Het gaat har
der waaien. De soep gaat in de borden
Leedvermaak
In de namiddag inspecteert mijnheer
Bertram nog een Katwijkse logger, de
Zeezwaluw. KW 86. Schipper Jacob den
Hollander ontvangt hem na de overtocht
met het rubberbootje aan dek. De Spa
kenburger Jan Heinen staat bij de kreb-
bes. De rest van de bemanning doe; een
„tukkie". De vangst van de afgelopen
nacht blijkt 74 kantjes te zijn. Maar al
een paar maal heeft de 86 over de 100
kantjes gevangen. Die nacht hadden ze
trouwens moeite genoeg gehad de gedach-
Twee matrozen roeien dokter Visser naar een logger, die medische
hulp heeft gevraagd. De sloep kon niet worden gebruiktomdat de zee
te woelig is en de „arts" heeft moeite genoeg om zich op de rand van
de gele rubberboot in evenwicht te houden.
ten bij het werk te houden, want er had
om hen heen een vloot van wel 200 Engel
se kottertjese gelegen-. Die hadden ge
hoord. dat er haring zat en bij tientallen
tegelijk kwamen ze toen overstomen.
schoten snel 30, 40 netten, haalden en
smeerden 'em weer. Het was een fantas
tisch gezicht geweest de honderden licht
jes. die verloren in de zwarte ruimte van
de nacht schenen te hangen, te zien door
een wriemelen.
De laatste nacht op zee gaan we voor
anker ter hoogte van Middlesebrough,
buLten dc Engelse territoriale wateren.
Het regent een beetje. Als het duister
valt. gloeien op de kust de reusachtige
vuren van staalovens steeds duidelijker
op. De nacht verloopt rustig.
Voorbij
Het wapen van Hr Ms fregat
„Wolf", met de spreuk: Ferociter
Persequor onbarmhartig achter
volg ik hen).
Die dag varen we volle kracht huis
waarts. naar het punt van rendèz-vous
met vliegtuigen van het marinevliegkamp
Valkenburg. Door buiig weer vinden de
vliegers ons evenwel niet die middag en
geschutskonstabel Haffer; en de zijnen
krijgen geen kans hun schietvaardigheid
met Bofors en Oerlikons te bewijzen.
Maar 's Vrijdagsmorgens gaat het beter
Een Firefly met rode manche aan
lange lijn achter zich maak; verscheide
ne „runs" over het fregat.
Op het laatste stuk van de reis wijst de
clinometer (hoekmeter) soms nog slinge
ringen van 20 :ot 30 graden. Luitenant
zee II A. J. Algra krijgt op de brug het
rapport over het verwachte weer: wind
kracht 4 tot 6 verwacht. De zeezieken
ze hadden overigens een maand niet ge
varen knijpen 'em alweer. Voor hun
par; blijft de wind voorspoedig, ook al
maakt die dan geen goed matroos. Maar
er valt hun niet meer leed ten deel, We
komen op tijd in zicht van de vaderlandse
kust en lopen niet lang daarna voorzichtig
de nieuwe marinehaven binnen, com;
dant Van Rees zelf op de brug. in snelle
opeenvolging de commando's gevend.
„Stuurboord 10Machines één der
deHouen zo." Vlot wordt het schip
gemeerd. Aftrap. Voorbij is de reis.
NOC EENS: ZONDAG OF SABBAT
Het visserij-inspectievaartuig heeft drukke dagen gehad, toen het
nieuwe hospitaal-kerkschip „De Hoop" nog niet in de vaart was.
Katwijkse en Scheveningse loggers liggen hier te wachten op hun beurt.
„Vader, moeder, het dienstmeisje en
ik" en in de cafétaria voor de rest
van de bemanning „Ik ben er kapot
van".
boord te hebben gehad. Later zouden we
er nog meer zien. ook weer een Ouwe
hand. Leendert Ouwehand uit de Catten-
straat in Katwijk aan Zee. matroos, net
Jan* Roeleveld uit Scheveningen.
Leendert had al zeven teelten gevaren en
liet niets horen over ophouden, maar Jan
wist nog niet of hij wel naar de visserij
terug gaan. "t Leek hem niet zoveel
r. „Bij de marine zie je nog eens
Haringhoek
Dit is een fragment uit het
praaiboekje van het visserij
inspectievaartuig „Wolf', dat
het in Juni-Juli van dit jaar
druk heeft gehad met de vis
sers. En er worden nog oefe
ningen gehouden ook....
De andere morgen Donderdag
zingt de wind weer in het wan:. Achter
de hoge brugombouw heeft niemand
evenwel last van kou. Met de kijker valt
de rotsachtige Engelse kust aan bakboord
duidelijk te zien. De atmosfeer is helder.
We moeten ter hoogte van Whitby zijn.
Langzaam varen we Noordwaarts. Er zijn
al loggers te zien. En helemaal aan de
horizon hangen vuile vegen laag boven
het water. Daar zijn de stoomtrawlers
bezig. Het hospitaal-kerkschip „De Hoop"
is er ook. Ver over stuurboord. Het water
is blauw en groen en onrustig. Maar toch
praaien we ons eerste schip, de logger
SCH 412 van Johs den Duik Jac.zn. Op de
brug worden bevelen naar de roerganger
en naar de machinekamer gegeven. „Op
komen midscheeps!", „Beide machines
stoppen", roept luitenant ter zee II Van
der Hoop uit Oosterbeek in de spreek
buis. Commandant Van Rees pakt de
(Door ds F. J. Voorthuis, predikant van de Advent-kerk in Den Haag)
GEDURENDE DE LAATSTE WEKEN zijn er een viertal artikelen ge
publiceerd over de oude strijdvraag: Sabbat of Zondag. En nu zou men
zich kunnen afvragen; Heeft die kleine minderheid van Christensabbat-
vierders naast dc veel grotere Protestantse Kerken eigenlijk wel recht van
bestaan? Gelukkig hebben wij het allergrootste bezit gemeen nl. Jezus
Christus als onze persoonlijke Verlosser en Zaligmaker. Maar waarom
nu die afwijking van de algemeen erkende rustdag op Zondag? Dit is een
hoogst belangrijke vraag, waarop ik gaarne een antwoord wil geven.
De rustdag op de zevende dag der week van de zevende
is nog een erfstuk uit het verloren para
dijs. De weekindeling is van Goddelijke
oorsprong en de zevende dag werd door
de Schepper nadrukkelijk aangewezen als
rustdag en als zodanig gezegend en ge
heiligd. (Gen. 2 2 en 3). De Sabbat be
hoort dus ontegenzeggelijk tot het Schep-
pingsbestel.
Soms wordt wel beweerd dat dc Sabbat
enkel bestemd was voor het Oudtesta
mentische Joodse volk en bovendien een
ceremoniële strekking had. Maar is dit
wel juist? Toen God de Sabbat aan het
eerste mensenpaar in het paradijs schonk,
er nog geen sprake van Joden en
min kon de Sabbat een ceremoniële
strekking hebben, aangezien God de Sab
bat vóór de zondeval heeft ingesteld en
alle ceremoniële inzettingen uiteraard
eerst na de zondeval gegeven werden.
Aangezien de Sabbat reeds vanaf de
schepping dateert, werd bij de wetgeving
op de Sinaï in het vierde gebod van de
decaloog de Sabbat als een bestaande
Goddelijke inzetting gememoreerd met de
woorden: „Gedenk de Sabbatdag, dat gij
die heiligtenz.
Jezus en de Sabbat
Tijdens zijn omwahdeling op aarde
heeft Christus de Sabbat geheiligd, on
gezuiverd van onjuiste en bezwarende
'oorschriften der Jopdse geestelijkheid
Hij noemde Zichzelf de Here van de Sab
bat. (Mark. 2 28; Luk. 4 16). Toen Chris-
stierf, was door Hem geen enkele
aanwijzing nagelaten met betrekking tot
wijziging van de wekelijkse rustdag
Tijd national. Kenmerk vissersv. Positie
8 Juni 55 11.15 Ned.
Sch 210
Alie
57.15 N
00.13 0
Neen
Nemen patiënt op
t. 15.30
KW 97
Ella Christina
56.57 N
00.35 E
Maagpatiënt
ff 20.00
KW 23
Volharding
57.05 N
00.20 E
Gepraaid,positie
gevraagd
21.25
KW 97
Ella Christina
56.51 N
00.07 E
Nemen patiënt op
9 Juni 09.13 ,t
VL 71
Ma rie
56.47 N
00.22 E
Vangst 19 kantjes
09.16
KV.' 16
Willem Corn.
zelfde
Geen bijzonderh.
Vangst 5 kantjes
de eerste dag der
week. Zo lezen we dan ook, dat de v
wen op de Sabbat na de kruisiging „rust
ten naar het gebod". Wel had Christus
met betrekking tot de Sabbat iets gezegd.
Toen Hij nJ. sprak over de a.s. verwoes
ting van Jeruzalem, zeide Hij: „Bidt dat
uw vlucht niet geschiede des winters noch
op een Sabbat." (Matth. 24 20). Aangezien
Jeruzalem eerst in 70 na Chr. werd
woest, moest de eerste Christengemeente
gedurende 40 jaar na Christus' opstan
ding de bede opzenden dat hun vlucht niet
mocht geschieden op een Sabbat.
Het is vanzelfsprekend, dat door Chris
tus' plaatsvervangend lijden en sterven
alle ceremoniële (schaduwachtige)
zettingen hun vervulling vonden en daar
door ophielden van kracht te zijn, (Col.
2 14-17), maar de decaloog (tien geboden)
bleef bindend voor de Nieuwtestamenti
sche bedeling. En er zal wel geen gelovige
twijfelen aan de geldigheid en onveran
derlijkheid van de eerste drie en de laat-
:e zes geboden, maar waarom dan wel
an die van het vierde gebod?
De Sabbat in het N.T.
In het Nieuwe Testament is geen enkele
aanwijzing te vinden, dat de eerste dag
der weók door de apostelen als rustdag
werd geheiligd. Er zijn enige teksten
waarin over „de eerste dag der week"
wordt gesproken, maar deze blijken bij
nader onderzoek geen enkel bewijs te be
vatten voor de Zondagviering. De vier
Evangelisten hebben slechts over één eer
ste dag der week gesproken n.l. over de
dag der opstanding. Markus en Johannes
vermelden deze dag elk tweemaal, Mat-
theüs en Lukas elk eenmaal. Uit deze zes
teksten blijkt het volgende: Nadat de
Heiland was opgestaan, kwamen de vrou
wen zeer vroeg in de morgen tot het graf.
(Matth. 28:1; Mark. 16:2, 9; Luk. 24:1;
Joh. 201). Daarna gingen zij heen en
verkondigden Zijn discipelen dat Hij was
opgestaan. maar dezen geloofden haar
niet. (Luk. 24:1-11; Mark. 16:9-11). Die
zelfde dag gingen twee mannen naar Em-
maüs. met wie Jezus wandelde en aap wie
Hij Zich openbaarde toen het reeds avond
en de dag gedaald was. (Luk. 24 13-35;
Mark. 16 12). Daarop keerden deze man
nen naar Jeruzalem terug, waar zij de
trad de Heiland Zelf in hun midden
verweet de elven hun ongelovigheid er
hardigheid des harten, omdat zij niet ge
loofd hadden degenen die Hem gezien
hadden, nadat Hij was opgestaan. (Luk.
24 36; Mark. 16 14). Conclusie: De
elven geloofden tot aan het einde van de
eerste dag der week in het geheel niet
aan de opstanding van Christus, kondén
dus ook niet vergaderd zijn geweest
die te vieren. Zij hadden veeleer volgens
Hand. 1 13 een gemeenschappelijk tref
punt, waren aanzittende om te eten
hadden „om de vreze der Joden" de deu
ren gesloten.
Sommigen zien in 1 Cor. 16 2 een
zondere godsdienstige onderscheiding
de eerste dag der week, omdat in deze
tekst wordt bevolen: „Elke eerste dag der
week, legge een ieder uwer naar vc
gen thuis iets weg". Dit is echter geen!
bewijs dat op de eerste dag der week
kerkdiensten werden gehouden; integen
deel, een ieder moest bij zich thuis ieti
wegleggen. Lange zegt te recht: „Uit deze
tekst blijkt niet dat de gemeente op deze
dag samenkwam". (Bibelwerk, Dl. V,
p. 275) Neander, Olshausen, Hoffmann,
Hollensteiner e.a. Zondagvierende theo
logen stemmen in deze volkomen
Lange overeen. Ook is er geen enkel spoor
te ontdekken, dat Paulus de eerste dag
der week als rustdag heeft geheiligd. In
Hand. 18 lezen we dat de apostel ander
half jaar lang bij een Jood woonde, met
hem samenwerkte als tentenmaker en te
zamen met hem op de Sabbat rustte.
Paulus en de Sabbat
Treffend is ook het bericht in Hand.
1342-44. Paulus had op Sabbat tot de
Joden gesproken. En nu kwamen de Hei-
JVMAR aanleiding van de ortike-
ien van ds H. J. Spier over de
vraag hoe de Zondag Christelijk
moet worden doorgebracht publi
ceren wij thans een bijdrage van de
hand van ds F. J. Voorthuis, waar
in deze predikant van de Advent
kerk in Den Haag het standpunt
van de Christensabbatvierders na
der uiteenzet. Wij menen mede uit
overwegingen van onpartijdigheid
dit doorwrochte en waardig weder
woord onze lezers niet te mogen
onthouden. Ten einde echter een
eindeloos debat over deze zaken te
voorkomen sluiten wij hiermede de
discussie over dit onderwerp.
denen aan Paulus vragen om ook tot hen
Gods Woord te spreken. Wanneer Paulus
de eerste dag der week had geheiligd, zou
hij stellig hebben geantwoord: Vandaag
op Sabbat was ik hier voor de Joden.
morgen is onze Christelijke rustdag,
dan predik ik voor u. We kunnen toch
niet aannemen dat Paulus zo inconsequent
om de Heidenen eerst in te lelden
de Joodse Sabbat en daarna te ver
tellen, dat ze Zondag moesten vieren.
Maar de apostel heeft de Heidenen niet
uitgenodigd op de eerste dag der week
n te komen; de volgende Sabbat ech
ter kwam (volgens vs. 14) bijna de gehele
stad samen (Joden en Heidenen) om Gods
Woord te horen.
Paulus' gewoonte was op de Sabbat in
de synagoge te gaan en de opgestane
Heiland te verkondigen. Hij predikte
drie Sabbatten te Thessalonica en o.m.
werd een aantal godsdienstige Grieken
(Heidenen) gelovig (vs. 4).
Hand. 20 7 is evenmin een bewijs voor
Zondagsheiliging. Paulus houdt een af-
scheidsvergadering te Troas. Op zijn reis
heeft hij ook wel een vergadering gehou
den op een andere dag en de discipelen
braken dagelijks het brood. (Hand. 2 46).
Deze avond echter viel een jongeling uit
het raam en werd dood opgenomen. Pau
lus wekte hem op. Vanwege dit grote won
der maakt Lukas hiervan melding. Bo
vendien zijn vele Bijbelverklaarders van
mening, dat deze avondvergadering dade-
de Sabbat plaats vond (zie hier
voor Dachsel, Hönicke. Coneybeare en
Howson, Stokes e.a.). De dag begint vol-
gehs de Bijbel n.l. bij de avond (Gen. 1 en
Lev. 23:32).
niet mogelijk dat Johannes in
Openb. 1 10 met ..dag des Heren" de
eerste dag der week heeft bedoeld, aan
gezien nergens in de Heilige Schrift ook
maar een vage aanduiding te vinden is.
dat de eerste dag der week ooit dag des
Heren werd genoemd. Integendeel, vol
gens de Bijbel is enkel de zevende dag
der week de dag die de Here toebehoort
(Exod. 20 8-11; Jes. 58 13; Mark. 2 28).
En wanneer men bedenkt, dat Johannes
zijn Evangelie zeer waarschijnlijk né het
boek der Openbaring (in 97 n. Chr.) heeft
geschreven dan is het al heel vreemd
dat hij in zijn Evangelie voor de eerste
dag der week niet ook zet „dag des
Heren". Welling schrijft dan ook: „Onder
,dag des Heren" wordt in het algemeen
>nze Zondag verstaan, maar dit is een
grote vergissing". Hiermede stemmen
Zahn, Neander, Döllinger, Seisz,
Franke. e.a.
Historische bewijzen
Nu wordt wel beweerd, dat uit oude
handschriften van de eerste en tweede
blijkt, dat toen reeds de eerste dag
der week als rustdag werd geheiligd en
„de dag des Heren" werd genoemd. Zo
wordt verwezen naar een brief van Pli-
nius.-naar de brieven van Ignatius, de
Didachè, de brief yan Barnabas, e.a
Maar deze zogenaamd historische bewij-
zijn zó onbetrouwbaar en zó vol van
interpolaties en verminkingen, dat het
raadzaam is om deze niet als bewljsvoe-
gebrulken in zo'n belangrijke
vraag betreffende de Goddelijke rustdag.
Ik wil hier zeer in het kort enkele feiten
Plinius bericht in zijn (97e) brief aan
keizer Trajanus (geschr. 112 n. Chr.) dat
de Christenen op de morgen van eeh „be
paalde" of „vastgestelde" dag (stato die)
bijeenkwamen. Er is geen enkele verdere
aanwijzing te vinden welke deze „be
paalde" dag was en mijns inziens dus erg
gewaagd om uit deze vage mededeling te
concluderen, dat hier sprake is van de
Zondag.
Ignatius wordt dikwijls aangehaald om
te bewijzen, dat de Christenen ca 115 n.
Chr. reeds de Zondag erkenden als „de
dag des Heren". De echtheid van Igna
tius' brieven ls eeuwen lang fel bestreden,
slotte zijn van de 17 brieven er 7 in
korte recensie door de geleerden aan
vaard. Onder deze 7 bevindt zich een
brief aan de Magnesiërs, waarin Ignatius
volgens sommige vertalers (Kirsopp, Lake,
Lelong, Franses O.F.M., H. U. Meyboom
in hoofdst. 9 spreekt over „dag" des
Heren, terwijl in het origineel „leven"
des Heren (kuriakén z o o n) staat. De
lange recensie van de brief aan de Mag
nesiërs kan zeker niet als bewijsvoering
dienen, aangezien deze in de 4de eeuw
bewerkt en sterk geïnterpoleerd is.
Uit Didachè (een apocrief geschrift, dat
handelt over de leer der twaalf apostelen)
ik kortheidshalve maar één voor
beeld nl. Didachè 14 1. Men vindt ln
vertalingen hier veelal de uitdrukking
-dag des Heren" terwijl in de Griekse
tekst het woord „dag" niet voorkomt.
De vertalers meenden voor een beter be
grip hier het woord „dag" te moeten in
lassen, maar evengoed kan hier een an
der vrouwelijk woord bedoeld zijn. In
het voorwoord van een uitgave der di
dachè in de oorspronkelijke tekst lezen
,Het gehele geschrift (de Didachè) ls
opgenomen in het Vile deel der Apost.
Constituties en daarbij veelvuldig
e w ij z i g d". (H. Lietzmann, 1912, Bonn).
Van een keten van „betrouwbare" his
torische bewijzen, dat de eerste dag der
week tijdens de beide eerste eeuwen door
de Christenen als rustdag werd gevierd en
dag des Heren werd genoemd, is geen
sprake. Omstreeks het midden der 2de
in de 3de en 4de eeuw zijn ge
gevens te vinden (Origenes, Eusebius,
Augustlnus, e.a.) die bewijzen, dat men
naast de Sabbat ook dc Zondag heiligde.
Wederzijds respect
Maar al zou er een overvloed van his
torische bewijzen uit de 1ste en 2de eeuw
ten opzichte van de Zondagviering te vin
den zijn, dan zou hiermede nog slechts
zijn bewezen dat men in die tijd „haaste-
lijk is afgeweken" van Gods Woord, om
dat de Bijbel ten opzichte van een ver
wisseling van de rustdag van het vierde
gebod geen gezag verleent of aantoont.
Voor ons Zcvende-Dags Adventisten la
enkel Gods Woord doorslaggevend, om
dat wij de H. Schrift beschouwen als het
enige richtsnoer in geloofszaken, indach-
het Woord des Heren, dat we niet
zullen toedoen of afdoen van hetgeen in
Bijbel beschreven staat. (Openb. 22 :18,
19).
Moge deze beknopte uiteenzetting er
toe bijdragen, dat wij allen, als gelovigen
onderscheidene Kerken, elkander
wederzijds meer respecteren (in de geest
Fll. 2:3) en elkander trachten te be
grijpen in ons gemeenschappelijk streven
God te dienen en Zijn Naam ln ons
Voorts blijkt uit Hand. 17:2 dat het|leven te verheerlijken.