FLOP was ongehoorzaam
Bernardus Smijtegelt
De toclit
1
onzej€uqó-p&qin&f
RUDOLF zat in de 3e klas HBS.
Hi) was een heel aardige jongen
en iedereen was dol op hem., behal
ve zijn vader aan het eind van ieder
schooljaar. Zo was 't ook nu w.eer.
Rudolf deed namelijk helemaal niet
zijn best en inplaats van direct uit
school zijn huiswerk te gaan maken,
speelde hij met zijn hondje.
Het was geen wonder, dat hij dat
liever deed. want Flop was werkelijk
een pracht-hond. Zijn vel was wit met
bruine vlekken; hij had trouwe brui
ne ogen en een kort staartje, waar
mede hij vriendelijk kwispelde. En
op spelen met zijn baasje was hij
dol!
Als Rudolf thuiskwam uit school,
sprong de hond haast over zijn hoofd
heen van vreugde, ging aan z'n
broekspijpen hangen en hield niet.op
te trekken, of Rudolf moest hem
even aanhalen. Van het een kwam
het ander en de rest begrijpen jullie
wel. Het werd wéér spelen.
Zo kwam het, dat Rudolf weer niet
overging. Zijn vader was zó boos, dat
hij hem van school afnam. Hij moest
nu maar zien, hoe hij terecht kwam.
Rudolf solliciteerde naar een betrek
king. Hij werd jongste bediende <>p
een kantoor in een andere stad. Nu
móest hij wel werken, 's Morgens
vroeg vertrok zijn trein en 's avonds
laat kwam hij pas thuis.
De hond begreep de eerste tijd niet
waar het baasje toch bleef de hele
dag. Hij zocht hem overal, blafte en
jankte en wilde zelfs niet eten.
Zijn vreugde kende geen grenzen
toen Rudolf dan toch eindelijk weer
thuis kwam Flop hing aan z'n hielen
en scheen zyn baasje duidelijk te
willen maken, dat hij hem nu beslist
niet meer zou laten ontsnappen.
's Nachts sliep de hond onder Ru
dolfs bed. dicht bij zijn baasje, dat
was zijn rechtmatige plaats, vonden
beiden. Als hij dan naar buiten moest,
sprong hij op bed en raakte met
zijn poot Rudplfs wang aan. Die
schrok daarvan natuurlijk geweldig,
maar nog erger was, dat hij uit bed
moest. Doch voor Flop had hij dat
allemaal over. Het was nu eenmaal
een dier. dat zich zelf niet kon hel
pen, maar voor het baasje ging hij
door het vuur.
In iedere hond. die aanstalten maak
te. te dictit bij het tuinhekje te ko
men, zag Flop een gevaar en sprong
erop af, ook al was de hond die hij
aanviel, veel groter dan hij. Een kei
van een hond vond Rudolf.
Elke avond, al was hij ook moe,
ging de jongen met zijn viervoeter
wandelen Er was dichtbij een bos,
waar de hond kon ravotten naar har
telust Doch het meeste plezier had
den zij wanneer Rudolf een stokje
nam en dat ver weg gooide om het
de hond te laten zoeken. Flop maakte
dan zulke grappige sprengen als hij
de stok gevonden had en bij de baas
terugbracht, zijn staart kwispelde zo
uitbundig, dat Rudolf schaterlachte.
Dat maakte Flop blijkbaar nóg vro-
hjker, want hij begon zich aan te
stellen, draaide blaffende om het
stokje heen en wist niet, hoe hij zijn
baas duidelijk moest maken, dat hij
verder wilde spelen.
Als het warm weer was, gooide Ru-
dolf het stokje soms in het water.
Flop aarzelde dan geen ogenblik en
sprong het achterna. Het was grap
pig om te zien, hoe hij het wegdrij
vende stokje met driftige, korte be
weginkjes achterna zwom, het daar
na als iets kostbaars tussen zijn tan
den voorzichtig boven water hield,
om het tenslotte triomfantelijk voor
de voeten van zijn baasje neer te
leggen. Die sprong dan meestal snel
achteruit voor de regen van druppels,
die Flop uit z'n pels schudde.
Na zo'n spelletje kwamen ze sa
men voldaan en opgeruimd thuis en
Flop kroop in z'rt mandje om van
zijn welverdiende rust te genieten
Op een koude winterdag had Rudolf
niet veel zin om nog uit te gaan. Hij
vroeg daarom zachtjes aan zijn moe-
der, of de hond al uit geweest was.
Bij dat gefluister hadden zich
flops oren al gespitst; het woordje
..uit had hem beslist zenuwachtig
gemaakt. Hij sprong en blafte, draai
de rond, liep naar de deur en jankte
zachtjes.
Dat kon Rudolf niet aanhoren.
..Vooruit dan maar", zei hij en deed
de deur open.
Flop blafte schel, sprong als een
wervelwind tegen de buitendeur op
en toen die op een kier open was,
vloog hij naar buiten, over het hek.
en rende de straat in. Via een paar
tuintjes zag Rudolf hem in de verte
in vliegende vaart verdwijnen. Het
fluiten van zijn baasje hoorde hij niet
Ongerust haastte de jongen zich
de straat uit en de hoek om naar de
grote verkeersweg, waar auto's af en
aan denderden.
Zoekend keek hij rond en ontdekte
aan de overkant een bewegende wit
te vlek. Hij floot Ja, het was Flop;
de vlek hief tenminste zijn kopje op
om te luisteren....
Daarna gebeurde alles met zó'n
vaart, dat Rudolf het verschrikkelij
ke niet kon tegenhouden.
Hij zag, dat de hond een sprong
nam en van de overkant aan kwam
rennen. Tot z'n grote ontzetting drong
het pas te laat tot hem door, dat
Flop de aanzoevendé auto niet vroeg
genoeg gezien had, terwijl hij als een
dolle de straat overstak.... Rudolf kon
alleen nog maar gillen, terwijl een
harde klap weerklonk en daarna ake
lig gejank uit een hondekeeltje.
Rudolf dacht, dat het nu met zijn
lieve vriendje gedaan was. Hij had
zijn handen voor zijn ogen geslagen,
terwijl de tranen tussen zijn vingers
door druppelden. Liefst was hij nu
naar moeder gelopen om bij haar
zijn verdriet uit te huilen. Maar hoor
de hij daar niet zachtjes janken? Zou
Flop nog.... léven?
Dapper drong de jongen zijn tranen
terug, terwijl zijn handen voorzichtig
van zijn ogen gleden. Zou hij durven
kijken?....
Er was niemand in de verlaten
straat, die hem kon heljvn en in de
verte kwam er wéér een auto aan.
Als de hond nog leefde, móest
hij naar hem toe.
Met kloppend hart liep hij naar de
kermende hond, nam hem heel voor
zichtig op en droeg hem, zo weinig
mogelijk schuddend, naar huis.
Daar schrok iedereen ook geweldig
en was alles direct in rep en roer.
Flop werd op een zacht kussen ge
legd en het bloed werd heel voorzich
tig van zijn arme snuitje geveegd,
terwijl men op de dokter wachtte.
Toen de hond onderzocht was,
ademde Rudolf zichtbaar op bij het
horen van wat de dokter zei. Er was
kans, dat Flop weer beter zou wor
den. Hij kreeg medicijnen en we
begrijpen allen, dat Rudolf zijn best
heeft gedaan. Flop werd beter!
Alleen aan zijn ene oog werd hij
blind. Er zat een vlek op zijn linker
pupil, zei de dokter en zodoende kon
Deze keer moeten jullie maar
eens proberen, hoeveel woorden
die met de letter Bm beginnen, op
dit plaatje voorkomen. Het zijn
er minstens vijftien, heeft de te
kenaar me verteld. Nou, doe je
best dan maar Krijg ik de oplos
singen vóór Dinsdag? En vergeten
jullie vooral niet, om je volledige
naam en adres IN de brief te
schrijven?
de hond voortaan maar gebrekkig
zien.
Rudolf moest dus in het vervolg
ook voor zijn hond uitkijken. Hij deed
dat met heel veel zorg om verdere
ongelukken te voorkomen.
Die twee hechtten zich nog meer
aan elkaar en waren, vooral na het
ongeluk, onafscheidelijke vrienden!
onze BRievenBus
Beste neven eh_nfchten,
H'Tjonge, tjonge,
wat zijn jullie toch
een kunstenaars Ik
had echt niet ge
dacht, dat ik nog
zoveel leuke oplos
singen zou binnen
krijgen Jammer dat
jullie ze niet alle
maal kunt zien
Maar ik zal vertellen
wat er zo al by was.
De meeste kinderen
hebben er een stads-
of dorpsgezicht ran
gemaakt, met een
kerktoren en huisjes.
j Maar er waren ook
stillevens bij, zelfs
een vuurtoren met een schip, en
kabouters die in een speeltuin zyn,
een bloemenvaas. de E 55, een lamp,
een boertje en nog veel meer.
De hoofdprijs heb ik toegekend aan
Thea Smallenburg. Zij had een kachel
getekend, een raam, een tafel en een
raas met bloemen. Keurig hoorDe
troostprijzen gaan naar Bas Kranen
donk, die een zeilschip tekende, Nellie
Reijm, die twee boerderijtjes maakte
met een boertje, en Hans van Bem-
mel, die een clowntje tekende die
met zyn broertje aan het vliegeren
is. En als ik ook voor grote mensen
een prijs zou kunnen uitlopen, zou
ik er een geven aan de vader van
Corrie en Greetje Bokhorst, die zó'n
grappige tekening maakte van een
spillebeen-meester die met een stok
een kind een tik geeft
Wat heeft de juffrouw voorgelezen,
les van den Hoek, was het mooi?
Paula en Nellie Donkers hebben een
schooltuintje, waarin ze behalve groen
ten ook prachtige bloemen kweken.
Waar heb jij die tribune van gemaakt,
I.odewijk Krijger? De drieling Faber
is met moeder naar Rotterdam ge
weest, en ze vonden het zó fijn! Leuk,
dat je weer meedoet. Cobi Vavler. heb
je een prettige vacantie gehad? Jouw
tekening was ook erg aardig. Evelijntje
Munllng. Adriaan Verspuy is nog
maar steeds ziek. Zijn zusje ook, dus
ze hebben nog een beetje gezelschap
aan elkaar. Beterschap hoor! Ik vond
vooral dat haantje op de toren van jou
zo mooi, Riet Verhoeff. Ja, wat is
prinses Marijke al groot geworden, hè
Cobi Kicntz? Als jij groot bent ga
A' zeker ook bij de BB. hè Sljtko Zon
neveld? Regina v.d. Berg gaat bin
nenkort een rok inaken voor zichzelf,
succes hoor Verheug je je al op je
verjaardag Adrle Namink? Dag Loes
Vermeer, vind je het fijn in de tweede
klas? Wat heb jij een mooie kaart
van je broer uit Canada gekregen, Jan
Ifrijstrk. Die oudleerlingen hadden
het maar goed met de school voor,
Lenle Visser, dat ze een radio cadeau
gaven! Dat kan ik merken, Cobi
Smit, dat jij veel van tekenen en schil
deren houdt. Carla Nicborg heeft
zelfs een luchtballon getekend. Laat
je vriendinnetje ook maar schrijven,
hoor Jannie van der Griend. Nee, de
auto was wel een beetje te klein voor
mij. Teunle van Rrengel. Je hebt
heel goed ie best gedaan. Hansje van
3SS4SH
t-1
Es. Groeten aan de zusjes en het klei
ne broertje! Gerda Ollj heeft ook al
zo haar best gedaan. Datzelfde geldt
voor Jan van Rrtterdam en zijn broer!
Wat heerlijk was dat. Marry van
der Kaaden, zo'n tocht in de auto valt
de dokter! Adrie Kroon en Corrie
van Itekkum hebben landschappen ge
maakt met een Prins Bernhardlaan en
een Beatrixlaan. Het broertje van
Louise Kroon is jarig geweest, was het
een fijne dag, Louise? Ik stel voor
dat we allemaal eens een kaart sturen
naar Jannie v. d. Hil, Amsterdams Kin
der Sanatorium, Hoog Blaricum, post
Bussum. Gaat het goed met je. Jan
nie? En laten we dan ook Hcnny
Clancy niet vergeten! Haar adres is:
Zeehospitium. Katwijk aan Zee. Groe
ten aan de meisjes op zaal. Henny!
De kinderen Grootcndorst hebben de
verjaardag van Hans gevierd. Wel ge
feliciteerd. hf.r! Wilma van Scher-
penseel verheugt zich al op Sinterklaas
en Kerstmis. Thea Geleynsc schrijft:
die puzzles moet u maar niet meer ge
ven. want ik kan niet ;,oed tekenen.
Jammer, Thea, maar dan doe jij een
andere keer weer eens goed je best!
Jij hebt dan zeker een beetje van de
schilderkunst van je broer overgeno
men. Sebelia van Oosten! Ilc zal
doen. wat je gevraagd hebt. Nienke
Krijger. Leg je een verzameling aan
van je kunstwerken? Dat was erg
aardig van de juffrouw van school, Le
nle Vernée J. v. d. Schans verlangt
naar een prijs, schrijft hij of zij, want
de voornaam ontbrak. Je hebt de
prijs intussen al wel gekregen. Henk
Binnendijk. Wat -ngen jullie alle
maal. JacomUne de Koning? En doet
Simon ook mee? rijg ik de volgen
de keer een langere brief, Greetje v.d.
Kaaden? Hè, wat zou ik graag van
jouw kookkunst willen genieten. Tineke
Terlaak! W-een mooie plaat, Ttniè
van Noort! Iemand zonder naam
schrijft dat hij of zij in Elspcet en Apel-
pat was leuk. Dik.
biggr'.jes, of zijn die al weer groot?
Greetje Bokhorst heeft drie boeken ge
lezen. maar ze waren niet allemaal
even mooi hè Greet? Hoe is het met
het huiswerk. Corrie, moet je hard
blokken? Panlina van Drunen en
haar zusje zijn ook al ziek. Gauw weer
beter worden hoor. dan kuflnen jullie
fijn met broertje wandelen.
En hier zijn de nieuwelingen: Ca-
trientje Nieuwenhuijsen. Frits Vlas
blom. Henkie van der Heiden, Hans Jan
sen Adelmund, Nico de Graff, Arie Hou-
wcling, Agatha Koers. Johan van Zan
ten. Fransje Weinberg. Roeland Nie-
wenhuis. Rina Oudijn. Janncke Godt-
help en Gerda van Roon. Hartelijk wel
kom!
Tot de volgende week!
Jk urtl er uitf
bbbi ttjauuu i
Kunstschilder met palet en penseel van 't Woord
Zo lang de Kerk er is, zal men met hem rekening dienen te houden
Bernardus smijtegelt; een
figuur uit de geschiedenis der va
derlandse kerk, die zich niet laat pas
seren. Deze prediker heeft gesproken
en hij spreekt nog. Voornamelijk in
een kleine kring van mensen, die zich
gaarne de kwalificatie van „bevinde-
lijken" laat welgevallen, is hij „va
der Smijtegelt", die door zijn preken
gezag uitoefent.
Dat de-ze mensen, die aan Smijte-
gelt's geestelijke voeten zitten, zich
gaarne ,,de bevindelijken" noemen,
staat hun vrij en deze bijvoeging is
hun volkomen gegund. Mits zij zich
als werkelijke proselieten openbaren.
Het gehort hieraan nog wel eens wat.
Veeleer past de notie: zijn boeken
worden gelezem en geprezen, maar
dat begrepen wordt, wat men leest
en aanprijst, is van een andere or
de.
Hoe hoog vereerd ook door zijn
„liefhebbers", zo diep veracht is hij
door mensen, die reeds bij het horen
noemen of lezen van zijn naam ge-
ergerd worden. Volgens hen behoort
Smijtegelt thuis bij de geestelijke pot
senmakers en glimlachend trekt men
met de schouders.
s
5 Hij leverde 145 preken
over dezelfde tekst
We moeten deze twee zeer uiteen
lopende oordeelvellingen laten voor
wat ze zijn. Toch heeft dit alles ons
voor de vraag gesteld: „Wie mag deze
miraculeuze geestelijke krachtpatser
zijn, die het bestaan heeft over cén
tekst 145 maal het Woord Gods te
bedienen?"
Immers, het valt niet te ontkennen,
dat het in beide kampen te doen is
om die 145 preken.
OM tot beantwoording van bovenge
stelde vraag te komen, lijkt het
ons niet ondienstig van te voren reeds
te zeggen, dat wij noch de partij van
de „glimlachers" kiezen, noch ons
scharen onder de „vereerders", of
het moest zijn, dat deze laatsten zich
werkelijk houden aan datgene, wat
Smijtegelt voorgestaan heeft.
Het gaat ons niet aan uitvoerig te
schrijven over zijn leven. In een ar
tikeltje als dit is zulks onmogelijk.
Het zij genoeg enkele data te noe
men, die kenmerkend zijn voor deze
man, die met recht groot geweest is.
Op 20 Augustus van het jaar 1665
zag hij het levenslicht als tweede
zoon van het tweede huwelijk van
Marinus Smijtegelt met de zeer vro
me Anna Lambregtse. Goes is de
plaats waar hij opgroeide.
Belangrijk is het te zeggen, dat hij
kerkelijk onder de gezegende hoede
stond van Goese predikanten als ds.
Johannes Thilemus, ds. Hermarvnus
Witsius en ds. Nicolaas Barenzonius.
Een edel drietal, dat de voetsporen
drukte van de niet otivermaarde Gijs-
bertus Voetius.
Met deze impressies van zijn ker
kelijke opvoeding, waarbij die van
zijn ouderlijk huis gevoegd moeten
worden, „geladen", verwisselt hij in
1683 Goes voor Utrecht, om daar
theologie te gaan studeren.
Daar vindt Bernardus Smijtegelt
een corps eminente hoogleraren, zo
als P. a Mastrigt, Hermannus Wit
sius, zijn vroegere Goese predikant,
en ó.a. ook M. Leydekker, zijn gees
telijke vader.
Na een vruchtbare studententijd
zien we hem in 1689 verhuizen naar
Borssele om deze gemeente na enke
le jaren te veriaten en gevolg te ge
ven aan de roeping van Goes. Weer
een aantal jaren later neejnt hij het
beroep naar Middelburg aan. „Den
6cn Mei 1739, des morgens omtrent
half 10, ontsliep hij zagtelijk, oud 73
jaaren 8 maanden en 16 dagen".
DEZE regels oVer zijn leven, die ons
slechts enkele minuten van lezen
kosten, bedoelden niets anders dan
summier te zijn, dus onvolledig.
Smijtegelt's leven is verweven in
zijn werken. Deze twee zaken vorm
den een eenheid. Daarom is er eigen
lijk niet veel te weten. Hij werd ge
boren, leed en stierf. Maar tussen de
ze twee tijdelijke dingen: geboorte
en dood, is er intens geleefd en van
deze intensiteit, neergeschreven en
uitgesproken In zijn geschriften en
preken, zal kerkelijk Nederland veel
kunnen leren. Vita brevis, opera lon-
ga.
Bernardus Smijtegelt zullen we
moeten rangschikken onder de pië
tisten. Het zijn deze mensen met hem
geweest, die weer kleur en verf
brachten op het duffe en kale leven
der kerkelijke orthodoxie van die da
gen.
Als een kunstschilder hanteerde hij
palet en penseel van het Woord,
mengde meesterlijk de kleuren van
het Evangelie en streek met de vaar
dige hand van de kenner de Chris
tus op het doek der prediking. Dat is
het werk geweest van de piëtist Ber
nardus Smijtegelt.
De klank van het woord „piëtist"
verwekt nogal veel hilariteit. De as
sociatie wordt geboren, dat zo iemand
over alles een negatief oordeel uit
spreekt en met een boekske in een
hoekske zit te „mediteren" en zo
bezig zijnde, steeds dieper graaft in
zijn ziel. Dat deze associatie er is,
daarvoor moet helaas een verwijt ge
slingerd worden in de richting van
de onwerkelijke vereerders en prose
lieten van Smijtegelt. Hijzelf was
gelukkig geheel anders. We haasten
ons er bij te zeggen: hij was een
Christen, die met beide benen op de
grond stond cn beide ogen open had
voor de werkelijkheid van het leven.
Het is niet gemakkelijk Smijtegelt
enige epitheta ornantia toe te dich
ten. Zijn werk is, evenal3 dat van alle
predikanten nu, „stukwerk" geweest.
Zelf zou hij alle eerbetuigingen ach
terwege hebben willen laten.
Toch moet het van ons hart, dat
hij nu nog spreekt en naar wij hopen
nog meer zal gaan spreken. De theo
logie is in Nederland zeer nationaal
bepaald geworden en in de huidige
theologische crisis zal de bestudering
van onze nationale theologie, voorna
melijk die van de „Nadere Reforma
tie", een hoge vlucht nemen, omdat
men de grote betekenis ervan inziet
en men terug zal moeten naar bepaal
de zekerheden, die vanwege de im
port uit Duitsland en Zwitserland uit
handen geslagen zijn.
Smijtegelt zal een stem in het ka
pittel krijgen. Hij is immers de
vriend der „bevindelijken", die mo
menteel nog niet ter ziele zijn. Zo
lang de kerk er is, zal men terdege
rekening met hem dienen te houden.
IN deze tijd van wetenschappelijke
specialisatie, mede op het gebied
der theologie, waardoor het proble-
nienterrein uitgebreid wordt, zal men
als stads- cn plattelandspastor zeker
in de geschriften van Smijtegelt dat
gene vinden, waarvoor men een op
lossing zoekt. Dat is niet minder dan
een grote dosering apostolaat en pas
toraat.
Zoals reeds gezegd is: Smijtegelt
Ls van top tot teen herder en leraar
geweest. Waar het publieke leven dit
uitlokte, en dit publieke leven was
Inderdaad godsdienstig en moreel niet
hoogstaand, trok Bernardus in gedu
rige boeteprcdicaties te velde. De rot
te plek in deze maatschappij wilde hij
met het scherpsnijdend mes van het
Woord- wegsnijden. Zijn Zender moest
hij gehoorzaam zijn. Als een „Boa
nerges" bulderde hij dan vanaf de
preekstoel en de Regenten konden het
ermee doen.
Deze „leeuw" kon ook een „lam"
zijn. Bovenal is Smijtegelt „pastor"
geweest. Zijn pastoraat is tentoonge
steld in zijn geschriften, waarvan als
de voornaamste zeker te noemen
zijn: „Des chr. heil en cieraat, voor
gesteld in vijf-en-veertlg predicatiën
over Phil. IV:7 en Col. 1:22" en het
beroemde ,,Het Gekrookte Riet, of
hondert-vijf-en-veertig predicatiën
over Matth. XII 20. 21."
In deze werken leren we hem ken
nen als een man met een hart.
Smijtegelt heeft er weet van, dat
het hart, in de worstelingen met God
en zichzelf, duisternissen en trooste
loosheid in zich bergt, die iemand
kunnen verlammen. Als de meest
zorgvolle zielcherder gaat hij mee in
de diepte van het hem toevertrouwd
schaap en klautert er mee naar de
hoogte. Waarmee hij vastbindt is al
leen het snoer van het Woord Gods.
Als er ergens sprake moet zijn van
verdiensten, dan is het wel in zijn
pastoraat. Waar in onze dagen de
practische zielszorg sterk naar voren
komt, medebeïnvloed door de snelle
ontwikkeling der nieuwe psychologi
sche wetenschap, is het van belang
eens te wijzen op Bernardus Smijte
gelt en velen van zijn tijdgenoten. Dit
is geen „gecoquetteer" met de „Na
dere Reformatie" als was deze perio
de in de theologie de enige goede.
Het gaa^er om door deze enkele
regels te laten zien, beter gezegd: te
laten doorschemeren, dat een figuur
als Bernardus Smijtegelt niet voor
bijgezien mag worden, waar men in
deze 20-ste eeuw zo nauw verwant
gaat raken aan de grondtoon van het
existentialisme. De 18de eeuw en de
20ste eeuw zullen natuurlijk veel in
vorm verschillen, maar. naar vrij
menen, zijn de vragen, ook die waar
over het pastoraat gaat, dezelfde ge
bleven. Daarom zal ook Smijtegelt
blijven spreken. Van zijn werk geldt
voor u: tolle et lege (neem en lees!).
De moeite zal rijk beloond worden.
Melissant.
DS. W. VAN HERPEN
Ned. Herv. predikant.
Voorbij de zee van dit bestaan
weet ik de lijnen van Uw kust.
Heer, laat mijn schip toch niet vergaan,
maar breng het veilig in Uw rust.
De zee, zij werd mijn vaderland,
daf met zijn water mij'omsloot
en mij deed wijken van Uw strand
en dreigde met een wrede dood.
Heer, laat mijn schip toch niet vergaan,
maar breng het veilig in Uw rust.
Voorbij de zee van dit bestaan
weet ik de lijnen van Uw kust.
ANTHONIE STOLK.
CESBH®
De weg lot elkaar
naar Saulus van Tarsen, de woeste v
volger van allen, die Jezus Christus
als hun Zaligmaker erkennen en als
hun Heer gehoorzamen.
Uit zichzelf zou Ananias nooit op be
zoek zijn gegaan bij Saulus. Integen
deel Hij had gehoord hoe deze man
..dreiging en moord blies tegen de
discipelen des Heren" en hoe hij vol
macht gekregen had om ook in Damas-
kus gevangen te nemen allen, die de
Naam des Heren aanriepen. Zeer ze
ker heeft hij God ernstig gebeden om
deze man toch tegen te houden en zijn
gemeente te uiillen sparen. Dat is im-
m.rn bijna altijd het eerste wat wij
doen als er gei 'aar dreigt: Bidden dat
God ons daarvoor sparen wil? Ananias
zql wel gezegd hebben „God, mij zijn
weerloos, maar Gij ktrnt hem tegen
houden".
Nu krijgt hij van God te horen: „Hij
is al in de stad en ga jij maar naar
hem toe, want zie, hij is in gebed".
..En Ananias ging heen....! (17) want
hij weet: Een biddend mens is onge
vaarlijk voor hem. Nu Saulus ook bidt
horen zij by elkaar.
Het gebed van Saulus is het gebed
van een schudbewust mens. Hij heeft
op weg naar Damaskus gezien, dat hij
zich verzet tegen Hem. die door God
geplaatst is aan Zijn rechterhand. Hij
heeft gestreden tegen „Gods heilig
Kind Jezrus". Nu is hij een verloren
man. die zich op genade of ongenade
over geeft en vraagt: „Wat wilt Gij
dat ik doen zal?", maar die ook er
vaart: ..Een ieder, die bidt. ontvangt".
De boodschap van vergeving wordt
hem gebracht door de door God ge
zonden Ananias.
Er is tegenwoordig in vele kerken
heel wat activiteit en toch tde „werf
kracht" zo onstellend klein. Ik meen
dat dit komt doordat er niet genoeg
gebeden wordt. Zonder gebed werken
wij „in het wilde weg". In het gebed
geeft God ons de namen van hen, die
wij Zijn boodschap moeten brengen. In
het gebed geeft God ons ook antwoord
op de vraag hóe wij Zijn boodschap
moeten brengen.
Toch is dit geen verontschuldiging
voor hen, die nog niet voor Jezus
Christus bogen. Het Woord van God
is immers dagelijks, door middel tan
de radio, te beluisteren? En misschien
heeft de een of ander reeds meerdere
malen een evangelisatieblad in Uw
brievenbus gestopt? Toch hebt ge d.'
weg naar God npg niet gevonden? Toch
ontbreekt het U nog aan schuldbewust
zijn?
Zou dat niet komen doordat ge meer
naar de mensen luistert dan naar God
en mébr naar de mensen ziet dan nt.ar
Hem' Gods Geest zegt ons allen, dat
wij niet zuiver staan voor Zijn heilig
Aangezicht. Gods geest zegt ons. dat
wij ons niet met andere mensen moe-
ten vergelijken maar met Hem, die ons
door Hem gezonden is.
Als wij dat doen voelen wij ons
schuldig en als wij ons werkelijk schul
dig voelen capituleren wij voor Hem
en vragen: „Wat wilt Gij dat ik doen
zal?" Dat is bidden.
En dan komt Gods boodschap tot
ons, door middel van een mens of van
een geschreven blad: De boodschap
van vergeving door middel vaft het
offer dat Jezus Chrtstus voor ons
bracht.