FLOP was ongehoorzaam Bernardus Smijtegelt De toclit 1 onzej€uqó-p&qin&f RUDOLF zat in de 3e klas HBS. Hi) was een heel aardige jongen en iedereen was dol op hem., behal ve zijn vader aan het eind van ieder schooljaar. Zo was 't ook nu w.eer. Rudolf deed namelijk helemaal niet zijn best en inplaats van direct uit school zijn huiswerk te gaan maken, speelde hij met zijn hondje. Het was geen wonder, dat hij dat liever deed. want Flop was werkelijk een pracht-hond. Zijn vel was wit met bruine vlekken; hij had trouwe brui ne ogen en een kort staartje, waar mede hij vriendelijk kwispelde. En op spelen met zijn baasje was hij dol! Als Rudolf thuiskwam uit school, sprong de hond haast over zijn hoofd heen van vreugde, ging aan z'n broekspijpen hangen en hield niet.op te trekken, of Rudolf moest hem even aanhalen. Van het een kwam het ander en de rest begrijpen jullie wel. Het werd wéér spelen. Zo kwam het, dat Rudolf weer niet overging. Zijn vader was zó boos, dat hij hem van school afnam. Hij moest nu maar zien, hoe hij terecht kwam. Rudolf solliciteerde naar een betrek king. Hij werd jongste bediende <>p een kantoor in een andere stad. Nu móest hij wel werken, 's Morgens vroeg vertrok zijn trein en 's avonds laat kwam hij pas thuis. De hond begreep de eerste tijd niet waar het baasje toch bleef de hele dag. Hij zocht hem overal, blafte en jankte en wilde zelfs niet eten. Zijn vreugde kende geen grenzen toen Rudolf dan toch eindelijk weer thuis kwam Flop hing aan z'n hielen en scheen zyn baasje duidelijk te willen maken, dat hij hem nu beslist niet meer zou laten ontsnappen. 's Nachts sliep de hond onder Ru dolfs bed. dicht bij zijn baasje, dat was zijn rechtmatige plaats, vonden beiden. Als hij dan naar buiten moest, sprong hij op bed en raakte met zijn poot Rudplfs wang aan. Die schrok daarvan natuurlijk geweldig, maar nog erger was, dat hij uit bed moest. Doch voor Flop had hij dat allemaal over. Het was nu eenmaal een dier. dat zich zelf niet kon hel pen, maar voor het baasje ging hij door het vuur. In iedere hond. die aanstalten maak te. te dictit bij het tuinhekje te ko men, zag Flop een gevaar en sprong erop af, ook al was de hond die hij aanviel, veel groter dan hij. Een kei van een hond vond Rudolf. Elke avond, al was hij ook moe, ging de jongen met zijn viervoeter wandelen Er was dichtbij een bos, waar de hond kon ravotten naar har telust Doch het meeste plezier had den zij wanneer Rudolf een stokje nam en dat ver weg gooide om het de hond te laten zoeken. Flop maakte dan zulke grappige sprengen als hij de stok gevonden had en bij de baas terugbracht, zijn staart kwispelde zo uitbundig, dat Rudolf schaterlachte. Dat maakte Flop blijkbaar nóg vro- hjker, want hij begon zich aan te stellen, draaide blaffende om het stokje heen en wist niet, hoe hij zijn baas duidelijk moest maken, dat hij verder wilde spelen. Als het warm weer was, gooide Ru- dolf het stokje soms in het water. Flop aarzelde dan geen ogenblik en sprong het achterna. Het was grap pig om te zien, hoe hij het wegdrij vende stokje met driftige, korte be weginkjes achterna zwom, het daar na als iets kostbaars tussen zijn tan den voorzichtig boven water hield, om het tenslotte triomfantelijk voor de voeten van zijn baasje neer te leggen. Die sprong dan meestal snel achteruit voor de regen van druppels, die Flop uit z'n pels schudde. Na zo'n spelletje kwamen ze sa men voldaan en opgeruimd thuis en Flop kroop in z'rt mandje om van zijn welverdiende rust te genieten Op een koude winterdag had Rudolf niet veel zin om nog uit te gaan. Hij vroeg daarom zachtjes aan zijn moe- der, of de hond al uit geweest was. Bij dat gefluister hadden zich flops oren al gespitst; het woordje ..uit had hem beslist zenuwachtig gemaakt. Hij sprong en blafte, draai de rond, liep naar de deur en jankte zachtjes. Dat kon Rudolf niet aanhoren. ..Vooruit dan maar", zei hij en deed de deur open. Flop blafte schel, sprong als een wervelwind tegen de buitendeur op en toen die op een kier open was, vloog hij naar buiten, over het hek. en rende de straat in. Via een paar tuintjes zag Rudolf hem in de verte in vliegende vaart verdwijnen. Het fluiten van zijn baasje hoorde hij niet Ongerust haastte de jongen zich de straat uit en de hoek om naar de grote verkeersweg, waar auto's af en aan denderden. Zoekend keek hij rond en ontdekte aan de overkant een bewegende wit te vlek. Hij floot Ja, het was Flop; de vlek hief tenminste zijn kopje op om te luisteren.... Daarna gebeurde alles met zó'n vaart, dat Rudolf het verschrikkelij ke niet kon tegenhouden. Hij zag, dat de hond een sprong nam en van de overkant aan kwam rennen. Tot z'n grote ontzetting drong het pas te laat tot hem door, dat Flop de aanzoevendé auto niet vroeg genoeg gezien had, terwijl hij als een dolle de straat overstak.... Rudolf kon alleen nog maar gillen, terwijl een harde klap weerklonk en daarna ake lig gejank uit een hondekeeltje. Rudolf dacht, dat het nu met zijn lieve vriendje gedaan was. Hij had zijn handen voor zijn ogen geslagen, terwijl de tranen tussen zijn vingers door druppelden. Liefst was hij nu naar moeder gelopen om bij haar zijn verdriet uit te huilen. Maar hoor de hij daar niet zachtjes janken? Zou Flop nog.... léven? Dapper drong de jongen zijn tranen terug, terwijl zijn handen voorzichtig van zijn ogen gleden. Zou hij durven kijken?.... Er was niemand in de verlaten straat, die hem kon heljvn en in de verte kwam er wéér een auto aan. Als de hond nog leefde, móest hij naar hem toe. Met kloppend hart liep hij naar de kermende hond, nam hem heel voor zichtig op en droeg hem, zo weinig mogelijk schuddend, naar huis. Daar schrok iedereen ook geweldig en was alles direct in rep en roer. Flop werd op een zacht kussen ge legd en het bloed werd heel voorzich tig van zijn arme snuitje geveegd, terwijl men op de dokter wachtte. Toen de hond onderzocht was, ademde Rudolf zichtbaar op bij het horen van wat de dokter zei. Er was kans, dat Flop weer beter zou wor den. Hij kreeg medicijnen en we begrijpen allen, dat Rudolf zijn best heeft gedaan. Flop werd beter! Alleen aan zijn ene oog werd hij blind. Er zat een vlek op zijn linker pupil, zei de dokter en zodoende kon Deze keer moeten jullie maar eens proberen, hoeveel woorden die met de letter Bm beginnen, op dit plaatje voorkomen. Het zijn er minstens vijftien, heeft de te kenaar me verteld. Nou, doe je best dan maar Krijg ik de oplos singen vóór Dinsdag? En vergeten jullie vooral niet, om je volledige naam en adres IN de brief te schrijven? de hond voortaan maar gebrekkig zien. Rudolf moest dus in het vervolg ook voor zijn hond uitkijken. Hij deed dat met heel veel zorg om verdere ongelukken te voorkomen. Die twee hechtten zich nog meer aan elkaar en waren, vooral na het ongeluk, onafscheidelijke vrienden! onze BRievenBus Beste neven eh_nfchten, H'Tjonge, tjonge, wat zijn jullie toch een kunstenaars Ik had echt niet ge dacht, dat ik nog zoveel leuke oplos singen zou binnen krijgen Jammer dat jullie ze niet alle maal kunt zien Maar ik zal vertellen wat er zo al by was. De meeste kinderen hebben er een stads- of dorpsgezicht ran gemaakt, met een kerktoren en huisjes. j Maar er waren ook stillevens bij, zelfs een vuurtoren met een schip, en kabouters die in een speeltuin zyn, een bloemenvaas. de E 55, een lamp, een boertje en nog veel meer. De hoofdprijs heb ik toegekend aan Thea Smallenburg. Zij had een kachel getekend, een raam, een tafel en een raas met bloemen. Keurig hoorDe troostprijzen gaan naar Bas Kranen donk, die een zeilschip tekende, Nellie Reijm, die twee boerderijtjes maakte met een boertje, en Hans van Bem- mel, die een clowntje tekende die met zyn broertje aan het vliegeren is. En als ik ook voor grote mensen een prijs zou kunnen uitlopen, zou ik er een geven aan de vader van Corrie en Greetje Bokhorst, die zó'n grappige tekening maakte van een spillebeen-meester die met een stok een kind een tik geeft Wat heeft de juffrouw voorgelezen, les van den Hoek, was het mooi? Paula en Nellie Donkers hebben een schooltuintje, waarin ze behalve groen ten ook prachtige bloemen kweken. Waar heb jij die tribune van gemaakt, I.odewijk Krijger? De drieling Faber is met moeder naar Rotterdam ge weest, en ze vonden het zó fijn! Leuk, dat je weer meedoet. Cobi Vavler. heb je een prettige vacantie gehad? Jouw tekening was ook erg aardig. Evelijntje Munllng. Adriaan Verspuy is nog maar steeds ziek. Zijn zusje ook, dus ze hebben nog een beetje gezelschap aan elkaar. Beterschap hoor! Ik vond vooral dat haantje op de toren van jou zo mooi, Riet Verhoeff. Ja, wat is prinses Marijke al groot geworden, hè Cobi Kicntz? Als jij groot bent ga A' zeker ook bij de BB. hè Sljtko Zon neveld? Regina v.d. Berg gaat bin nenkort een rok inaken voor zichzelf, succes hoor Verheug je je al op je verjaardag Adrle Namink? Dag Loes Vermeer, vind je het fijn in de tweede klas? Wat heb jij een mooie kaart van je broer uit Canada gekregen, Jan Ifrijstrk. Die oudleerlingen hadden het maar goed met de school voor, Lenle Visser, dat ze een radio cadeau gaven! Dat kan ik merken, Cobi Smit, dat jij veel van tekenen en schil deren houdt. Carla Nicborg heeft zelfs een luchtballon getekend. Laat je vriendinnetje ook maar schrijven, hoor Jannie van der Griend. Nee, de auto was wel een beetje te klein voor mij. Teunle van Rrengel. Je hebt heel goed ie best gedaan. Hansje van 3SS4SH t-1 Es. Groeten aan de zusjes en het klei ne broertje! Gerda Ollj heeft ook al zo haar best gedaan. Datzelfde geldt voor Jan van Rrtterdam en zijn broer! Wat heerlijk was dat. Marry van der Kaaden, zo'n tocht in de auto valt de dokter! Adrie Kroon en Corrie van Itekkum hebben landschappen ge maakt met een Prins Bernhardlaan en een Beatrixlaan. Het broertje van Louise Kroon is jarig geweest, was het een fijne dag, Louise? Ik stel voor dat we allemaal eens een kaart sturen naar Jannie v. d. Hil, Amsterdams Kin der Sanatorium, Hoog Blaricum, post Bussum. Gaat het goed met je. Jan nie? En laten we dan ook Hcnny Clancy niet vergeten! Haar adres is: Zeehospitium. Katwijk aan Zee. Groe ten aan de meisjes op zaal. Henny! De kinderen Grootcndorst hebben de verjaardag van Hans gevierd. Wel ge feliciteerd. hf.r! Wilma van Scher- penseel verheugt zich al op Sinterklaas en Kerstmis. Thea Geleynsc schrijft: die puzzles moet u maar niet meer ge ven. want ik kan niet ;,oed tekenen. Jammer, Thea, maar dan doe jij een andere keer weer eens goed je best! Jij hebt dan zeker een beetje van de schilderkunst van je broer overgeno men. Sebelia van Oosten! Ilc zal doen. wat je gevraagd hebt. Nienke Krijger. Leg je een verzameling aan van je kunstwerken? Dat was erg aardig van de juffrouw van school, Le nle Vernée J. v. d. Schans verlangt naar een prijs, schrijft hij of zij, want de voornaam ontbrak. Je hebt de prijs intussen al wel gekregen. Henk Binnendijk. Wat -ngen jullie alle maal. JacomUne de Koning? En doet Simon ook mee? rijg ik de volgen de keer een langere brief, Greetje v.d. Kaaden? Hè, wat zou ik graag van jouw kookkunst willen genieten. Tineke Terlaak! W-een mooie plaat, Ttniè van Noort! Iemand zonder naam schrijft dat hij of zij in Elspcet en Apel- pat was leuk. Dik. biggr'.jes, of zijn die al weer groot? Greetje Bokhorst heeft drie boeken ge lezen. maar ze waren niet allemaal even mooi hè Greet? Hoe is het met het huiswerk. Corrie, moet je hard blokken? Panlina van Drunen en haar zusje zijn ook al ziek. Gauw weer beter worden hoor. dan kuflnen jullie fijn met broertje wandelen. En hier zijn de nieuwelingen: Ca- trientje Nieuwenhuijsen. Frits Vlas blom. Henkie van der Heiden, Hans Jan sen Adelmund, Nico de Graff, Arie Hou- wcling, Agatha Koers. Johan van Zan ten. Fransje Weinberg. Roeland Nie- wenhuis. Rina Oudijn. Janncke Godt- help en Gerda van Roon. Hartelijk wel kom! Tot de volgende week! Jk urtl er uitf bbbi ttjauuu i Kunstschilder met palet en penseel van 't Woord Zo lang de Kerk er is, zal men met hem rekening dienen te houden Bernardus smijtegelt; een figuur uit de geschiedenis der va derlandse kerk, die zich niet laat pas seren. Deze prediker heeft gesproken en hij spreekt nog. Voornamelijk in een kleine kring van mensen, die zich gaarne de kwalificatie van „bevinde- lijken" laat welgevallen, is hij „va der Smijtegelt", die door zijn preken gezag uitoefent. Dat de-ze mensen, die aan Smijte- gelt's geestelijke voeten zitten, zich gaarne ,,de bevindelijken" noemen, staat hun vrij en deze bijvoeging is hun volkomen gegund. Mits zij zich als werkelijke proselieten openbaren. Het gehort hieraan nog wel eens wat. Veeleer past de notie: zijn boeken worden gelezem en geprezen, maar dat begrepen wordt, wat men leest en aanprijst, is van een andere or de. Hoe hoog vereerd ook door zijn „liefhebbers", zo diep veracht is hij door mensen, die reeds bij het horen noemen of lezen van zijn naam ge- ergerd worden. Volgens hen behoort Smijtegelt thuis bij de geestelijke pot senmakers en glimlachend trekt men met de schouders. s 5 Hij leverde 145 preken over dezelfde tekst We moeten deze twee zeer uiteen lopende oordeelvellingen laten voor wat ze zijn. Toch heeft dit alles ons voor de vraag gesteld: „Wie mag deze miraculeuze geestelijke krachtpatser zijn, die het bestaan heeft over cén tekst 145 maal het Woord Gods te bedienen?" Immers, het valt niet te ontkennen, dat het in beide kampen te doen is om die 145 preken. OM tot beantwoording van bovenge stelde vraag te komen, lijkt het ons niet ondienstig van te voren reeds te zeggen, dat wij noch de partij van de „glimlachers" kiezen, noch ons scharen onder de „vereerders", of het moest zijn, dat deze laatsten zich werkelijk houden aan datgene, wat Smijtegelt voorgestaan heeft. Het gaat ons niet aan uitvoerig te schrijven over zijn leven. In een ar tikeltje als dit is zulks onmogelijk. Het zij genoeg enkele data te noe men, die kenmerkend zijn voor deze man, die met recht groot geweest is. Op 20 Augustus van het jaar 1665 zag hij het levenslicht als tweede zoon van het tweede huwelijk van Marinus Smijtegelt met de zeer vro me Anna Lambregtse. Goes is de plaats waar hij opgroeide. Belangrijk is het te zeggen, dat hij kerkelijk onder de gezegende hoede stond van Goese predikanten als ds. Johannes Thilemus, ds. Hermarvnus Witsius en ds. Nicolaas Barenzonius. Een edel drietal, dat de voetsporen drukte van de niet otivermaarde Gijs- bertus Voetius. Met deze impressies van zijn ker kelijke opvoeding, waarbij die van zijn ouderlijk huis gevoegd moeten worden, „geladen", verwisselt hij in 1683 Goes voor Utrecht, om daar theologie te gaan studeren. Daar vindt Bernardus Smijtegelt een corps eminente hoogleraren, zo als P. a Mastrigt, Hermannus Wit sius, zijn vroegere Goese predikant, en ó.a. ook M. Leydekker, zijn gees telijke vader. Na een vruchtbare studententijd zien we hem in 1689 verhuizen naar Borssele om deze gemeente na enke le jaren te veriaten en gevolg te ge ven aan de roeping van Goes. Weer een aantal jaren later neejnt hij het beroep naar Middelburg aan. „Den 6cn Mei 1739, des morgens omtrent half 10, ontsliep hij zagtelijk, oud 73 jaaren 8 maanden en 16 dagen". DEZE regels oVer zijn leven, die ons slechts enkele minuten van lezen kosten, bedoelden niets anders dan summier te zijn, dus onvolledig. Smijtegelt's leven is verweven in zijn werken. Deze twee zaken vorm den een eenheid. Daarom is er eigen lijk niet veel te weten. Hij werd ge boren, leed en stierf. Maar tussen de ze twee tijdelijke dingen: geboorte en dood, is er intens geleefd en van deze intensiteit, neergeschreven en uitgesproken In zijn geschriften en preken, zal kerkelijk Nederland veel kunnen leren. Vita brevis, opera lon- ga. Bernardus Smijtegelt zullen we moeten rangschikken onder de pië tisten. Het zijn deze mensen met hem geweest, die weer kleur en verf brachten op het duffe en kale leven der kerkelijke orthodoxie van die da gen. Als een kunstschilder hanteerde hij palet en penseel van het Woord, mengde meesterlijk de kleuren van het Evangelie en streek met de vaar dige hand van de kenner de Chris tus op het doek der prediking. Dat is het werk geweest van de piëtist Ber nardus Smijtegelt. De klank van het woord „piëtist" verwekt nogal veel hilariteit. De as sociatie wordt geboren, dat zo iemand over alles een negatief oordeel uit spreekt en met een boekske in een hoekske zit te „mediteren" en zo bezig zijnde, steeds dieper graaft in zijn ziel. Dat deze associatie er is, daarvoor moet helaas een verwijt ge slingerd worden in de richting van de onwerkelijke vereerders en prose lieten van Smijtegelt. Hijzelf was gelukkig geheel anders. We haasten ons er bij te zeggen: hij was een Christen, die met beide benen op de grond stond cn beide ogen open had voor de werkelijkheid van het leven. Het is niet gemakkelijk Smijtegelt enige epitheta ornantia toe te dich ten. Zijn werk is, evenal3 dat van alle predikanten nu, „stukwerk" geweest. Zelf zou hij alle eerbetuigingen ach terwege hebben willen laten. Toch moet het van ons hart, dat hij nu nog spreekt en naar wij hopen nog meer zal gaan spreken. De theo logie is in Nederland zeer nationaal bepaald geworden en in de huidige theologische crisis zal de bestudering van onze nationale theologie, voorna melijk die van de „Nadere Reforma tie", een hoge vlucht nemen, omdat men de grote betekenis ervan inziet en men terug zal moeten naar bepaal de zekerheden, die vanwege de im port uit Duitsland en Zwitserland uit handen geslagen zijn. Smijtegelt zal een stem in het ka pittel krijgen. Hij is immers de vriend der „bevindelijken", die mo menteel nog niet ter ziele zijn. Zo lang de kerk er is, zal men terdege rekening met hem dienen te houden. IN deze tijd van wetenschappelijke specialisatie, mede op het gebied der theologie, waardoor het proble- nienterrein uitgebreid wordt, zal men als stads- cn plattelandspastor zeker in de geschriften van Smijtegelt dat gene vinden, waarvoor men een op lossing zoekt. Dat is niet minder dan een grote dosering apostolaat en pas toraat. Zoals reeds gezegd is: Smijtegelt Ls van top tot teen herder en leraar geweest. Waar het publieke leven dit uitlokte, en dit publieke leven was Inderdaad godsdienstig en moreel niet hoogstaand, trok Bernardus in gedu rige boeteprcdicaties te velde. De rot te plek in deze maatschappij wilde hij met het scherpsnijdend mes van het Woord- wegsnijden. Zijn Zender moest hij gehoorzaam zijn. Als een „Boa nerges" bulderde hij dan vanaf de preekstoel en de Regenten konden het ermee doen. Deze „leeuw" kon ook een „lam" zijn. Bovenal is Smijtegelt „pastor" geweest. Zijn pastoraat is tentoonge steld in zijn geschriften, waarvan als de voornaamste zeker te noemen zijn: „Des chr. heil en cieraat, voor gesteld in vijf-en-veertlg predicatiën over Phil. IV:7 en Col. 1:22" en het beroemde ,,Het Gekrookte Riet, of hondert-vijf-en-veertig predicatiën over Matth. XII 20. 21." In deze werken leren we hem ken nen als een man met een hart. Smijtegelt heeft er weet van, dat het hart, in de worstelingen met God en zichzelf, duisternissen en trooste loosheid in zich bergt, die iemand kunnen verlammen. Als de meest zorgvolle zielcherder gaat hij mee in de diepte van het hem toevertrouwd schaap en klautert er mee naar de hoogte. Waarmee hij vastbindt is al leen het snoer van het Woord Gods. Als er ergens sprake moet zijn van verdiensten, dan is het wel in zijn pastoraat. Waar in onze dagen de practische zielszorg sterk naar voren komt, medebeïnvloed door de snelle ontwikkeling der nieuwe psychologi sche wetenschap, is het van belang eens te wijzen op Bernardus Smijte gelt en velen van zijn tijdgenoten. Dit is geen „gecoquetteer" met de „Na dere Reformatie" als was deze perio de in de theologie de enige goede. Het gaa^er om door deze enkele regels te laten zien, beter gezegd: te laten doorschemeren, dat een figuur als Bernardus Smijtegelt niet voor bijgezien mag worden, waar men in deze 20-ste eeuw zo nauw verwant gaat raken aan de grondtoon van het existentialisme. De 18de eeuw en de 20ste eeuw zullen natuurlijk veel in vorm verschillen, maar. naar vrij menen, zijn de vragen, ook die waar over het pastoraat gaat, dezelfde ge bleven. Daarom zal ook Smijtegelt blijven spreken. Van zijn werk geldt voor u: tolle et lege (neem en lees!). De moeite zal rijk beloond worden. Melissant. DS. W. VAN HERPEN Ned. Herv. predikant. Voorbij de zee van dit bestaan weet ik de lijnen van Uw kust. Heer, laat mijn schip toch niet vergaan, maar breng het veilig in Uw rust. De zee, zij werd mijn vaderland, daf met zijn water mij'omsloot en mij deed wijken van Uw strand en dreigde met een wrede dood. Heer, laat mijn schip toch niet vergaan, maar breng het veilig in Uw rust. Voorbij de zee van dit bestaan weet ik de lijnen van Uw kust. ANTHONIE STOLK. CESBH® De weg lot elkaar naar Saulus van Tarsen, de woeste v volger van allen, die Jezus Christus als hun Zaligmaker erkennen en als hun Heer gehoorzamen. Uit zichzelf zou Ananias nooit op be zoek zijn gegaan bij Saulus. Integen deel Hij had gehoord hoe deze man ..dreiging en moord blies tegen de discipelen des Heren" en hoe hij vol macht gekregen had om ook in Damas- kus gevangen te nemen allen, die de Naam des Heren aanriepen. Zeer ze ker heeft hij God ernstig gebeden om deze man toch tegen te houden en zijn gemeente te uiillen sparen. Dat is im- m.rn bijna altijd het eerste wat wij doen als er gei 'aar dreigt: Bidden dat God ons daarvoor sparen wil? Ananias zql wel gezegd hebben „God, mij zijn weerloos, maar Gij ktrnt hem tegen houden". Nu krijgt hij van God te horen: „Hij is al in de stad en ga jij maar naar hem toe, want zie, hij is in gebed". ..En Ananias ging heen....! (17) want hij weet: Een biddend mens is onge vaarlijk voor hem. Nu Saulus ook bidt horen zij by elkaar. Het gebed van Saulus is het gebed van een schudbewust mens. Hij heeft op weg naar Damaskus gezien, dat hij zich verzet tegen Hem. die door God geplaatst is aan Zijn rechterhand. Hij heeft gestreden tegen „Gods heilig Kind Jezrus". Nu is hij een verloren man. die zich op genade of ongenade over geeft en vraagt: „Wat wilt Gij dat ik doen zal?", maar die ook er vaart: ..Een ieder, die bidt. ontvangt". De boodschap van vergeving wordt hem gebracht door de door God ge zonden Ananias. Er is tegenwoordig in vele kerken heel wat activiteit en toch tde „werf kracht" zo onstellend klein. Ik meen dat dit komt doordat er niet genoeg gebeden wordt. Zonder gebed werken wij „in het wilde weg". In het gebed geeft God ons de namen van hen, die wij Zijn boodschap moeten brengen. In het gebed geeft God ons ook antwoord op de vraag hóe wij Zijn boodschap moeten brengen. Toch is dit geen verontschuldiging voor hen, die nog niet voor Jezus Christus bogen. Het Woord van God is immers dagelijks, door middel tan de radio, te beluisteren? En misschien heeft de een of ander reeds meerdere malen een evangelisatieblad in Uw brievenbus gestopt? Toch hebt ge d.' weg naar God npg niet gevonden? Toch ontbreekt het U nog aan schuldbewust zijn? Zou dat niet komen doordat ge meer naar de mensen luistert dan naar God en mébr naar de mensen ziet dan nt.ar Hem' Gods Geest zegt ons allen, dat wij niet zuiver staan voor Zijn heilig Aangezicht. Gods geest zegt ons. dat wij ons niet met andere mensen moe- ten vergelijken maar met Hem, die ons door Hem gezonden is. Als wij dat doen voelen wij ons schuldig en als wij ons werkelijk schul dig voelen capituleren wij voor Hem en vragen: „Wat wilt Gij dat ik doen zal?" Dat is bidden. En dan komt Gods boodschap tot ons, door middel van een mens of van een geschreven blad: De boodschap van vergeving door middel vaft het offer dat Jezus Chrtstus voor ons bracht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 11