Reusachtige steenkoolvoorraden in ijskast bij de Noordpool <2>e óprookjeó van ^i*(^*c^nclerósn Tekeningen: BOERGE PRAMVIG apaarvarhen^jy Boven op een kast in de kinderkamer stond een spaarvarken, dat zó vol was met geld, dat het niet meer rammelen kon. De la van de kast stond op een kier. Een grote pop. die in de la had liggen slapen, kwam overeind, keek de kamer eens rond en zei: ..Willen wij met elkaar een spelletje gaan doen? Weet je wat: we doen net of we mensen zijn. Dat kan best leuk worden." Toen werd in de kamer een poppenkast opgesteld en daarin kon je verschillende mensen horen praten. Dat was ten echt leuk spelletje en de pop en het spaar varken en al het speelgoed dat in de ka mer was. hadden de grootste pret. Maar ten slotte, draaide 't in de poppenkast op ruzie uit. „Dat gebeurt n»u altijd als je naar de mensen luistert", zei de pop. aandacht. En hij vond 't zo mooi, dat hij eindelijk begon te dansen van plezier. Maar daar kan een spaarvarken niet te gen. Het viel in scherven op de grond, zodat de geldstukken naar alle kanten wegrolden. De volgende dag stond er op de kast een nieuw spaarvarken. Er was nog geen enkel geldstuk in, zodat het niet kon ram melen. Dit verhaaltje eindigt dus precies eender als 't is begonnen: met een spaar varken, dat niet rammelen kon. 3. De ene Jongen nam een klomp leem in zijn hand. draaide de klomp met zijn vingers en het werd een ridderfiguur uit de tijd van het Gulden Vlies. De andere jongen liep dadelijk naar buiten de weide op. waar de bloemen in alle denkbare kleuren stonden. Hij plukte een handvol, klemde ze zo stevig vast, dat het sap hem in de ogen spoot en de ring bevochtigde. Nu na jaar en dag praat te heel de stad over hem als over de grote schilder. De derde jongen hield de ring zo stevig vast in zijn mond, dat hij geluid gaf, een weerklank uit de bodem van zijn eigen hart. Hij werd musicus, een meester in het rijk der klanken. Overal waar hij kwam werd hij toegejuicht. De vierde kleine was een stumperd, een ziekelijk kereltje. Maar hij juist kreeg een kus van de zonneschijn. Hij had eon dich terlijke aard. Zijn geest vloog omhoog als een gouden vlinder. En zijn gedichten brach ten over heel de wereld geluk en blijd- ,,Dat was een lang verhaal", zei de „En helemaal niet leuk", vond de regen „Blaas eens op me, dat ik weer tot me zelf kom." ^XOat de diótel beiee\de^ 1. Vlak bij een rijk landgoed lag een prachtig onderhouden tuin met zeldzame oom en co bloemen. Buiten de tuin. tegen het hek langs de zandweg, stond een grote distel. Niemand keek ernaar, behalve die oude ezel, die de melkwagen van de melkmeisjes trok. Die rekte zijn hals naar de distel uit en zei: „Je bent mooi! Ik zou je kunnen op eten!" Maar het touw was niet zo lang. dat de ezel erbij kon komen om haar op Er waren veel gasten op 't kasteel, hoog adellijke familie uit de hoofdstad, aardige jonge meisjes en onder deze een Jonge dame uit Schotland van hoge geboorte, rijk aan goed en goud, een begerenswaar dige bruid, dacht meer dan één jongeman. X. Het Jonge, Schotse meisje keek over het hek naar de grote distel met haar rood-blauwe, krachtige bloemen en ver zocht de zoon des huizes er een voor haar te plukken. „Dit Is Schotlands bloem", zei zij. „die prijkt in het wapen van mijn land, geef mij diet" En bij plukte de De distelbloem stak zij in het knoopsgat van de jonge man en hy voelde zich zeer vereerd. Ieder van de andere Jonge man nen had gaarne zijn prachtbloem gegeven om die te dragen, die geschonken was door het Schotse meisje. Maar ook de distelplant buiten de tuin voelde zich zeer vereerd. Het was alsof Wekelijkse bijlage Zaterdag 3 September 195S NEDERLANDERS WAREN EERSTE „BLIJVERS" IN SVAL BARD Vaak vergeten episode uit Tweede Wereldoorlog ONHERBERGZAAM, laten, bedekt met sneeuw en ijs, liggen in de dodelijk-koude water massa's van de Poolzee de „Eilanden van de Koude Kusten", die tesamen Svalbard heten. Deze eilanden zijn bergachtig en.rauw. Als een eeuwige bedreiging ligt ten Noorden en ten Oosten van de eilandengroep het pool- Als de zon zich schaart aan de zijde van het Zuiden, ontluiken in Sval bard de bloemen in stralende Telken ja re in het voorjaar woedt er de strijd tussen het warme water van de Golfstroom en zoele zuiden winden enerzijds en ijs en koude anderzijds. In het voorjaar kiest de zon partij voor het Zuiden. Dan trek ken de duisternis en de koude zich terug in de richting van de Noord pool. Doch in het najaar onttrekt de zon haar steun aan het Zuiden. Dan is het de beurt van het Noorden om op te marcheren. Het is een steeds weer terugkerende, heen en weer golvende oorlog. De Noormannen kwamen in 1194 te Svalbard terecht, maar zij verlieten het spoedig. Pas in 1533 zetten enige Engelsen onder aanvoering van kapi tein Willoughby er voet aan land, doch het gebied maakte een zo woeste en ongastvrije indruk, dat de Engel sen er niet bleven. De eerste „blijvers" waren de Ne derlanders, die op 17 Juni 1596 het was de beroemde expeditie om de Noord onder leiding van Barentsz en Heemskerck Spitsbergen (dat tot Svalbard behoort) ontdekten. Zij ga ven het onbekende eiland die naam, omdat de bergen er spits waren. Deze Nederlandse ontdekking van Svalbard was tevens het begin van de internationale belangstelling voor en exploitatie van het gebied. De Nederlanders er kwamen na de expeditie van 1596 al spoedig meer schepen ontdekten niet slechts de eilanden, zij ontdekten ook de rijkdom van de dierenwereld in het hoge Noor den. Svalbard bleek een geliefkoosd oord te zijn van ijsberen en walrussen, van poolvossen en robben, van wal vissen ook en vooral. Reeds in het eerste kwart der ze ventiende eeuw werden Spitsbergen's kusten en kustwateren begeerde jachtgebieden. Nederlanders, Engel sen. Basken, Fransen en Denen bega ven zich erheen om te jagen. Op de walvissen werd meedogenloos jacht gemaakt. Volgens Noorse bronnen bezochten in een eeuw tijds 15.000 Ne derlandse walvisvaarders de wateren van Svalbard en vingen zij er min stens 60,000 walvissen. De internationale belangstelling voor Svalbard leidde vrij spoedig tot conflicten en conflictjes over de ver deling der „belangenspheren". Meni ge vechtpartij te land of ter zee was het uitvloeisel van die conflicten. De Britten en Nederlanders slaagden er evenwel in, tot een regeling te komen, die beider belangen ten goede kwam. Dat het onze landgenoten goed ging in Svalbard, blijkt wél uit het feit, dat zij tegenover een nabij Spitsber gen gelegen eilandje (Amsterdam ge naamd) de nederzetting Smeerenburg bouwden met een fort, een kerk en een traankokerij. Ondanks de mense lijke bedrijvigheid bleef Svalbard on gastvrij. Er zijn wel eens een paar Nederlanders geweest, die in Smee renburg overwinterden, doch als re gel gingen onze landgenoten na het walvisseizoen terug naar het vader land. En van hen, die er bleven, stierven er velen. Hoe weinig aantrekkelijk Svalbard voor de mens was, blijkt wel zeer duidelijk uit een Engels voorbeeld. Op een goed moment overwogen de Britten om Svalbard te koloniseren, doch er waren geen gegadigden. De autoriteiten zonden er toen enige mis dadigers heen, die ter dood waren veroordeeld. Men beloofde de mannen gratie, als zij er in toestemden, op Spitsbergen te overwinteren. Zij gingen inderdaad naar Spitsbergen, doch toen het schip, dat hen gebracht had, zou wegvaren, verzochten zij, mee terug te mogen. Zij verkozen een wisse dood door de strop boven het vooruitzicht van de verschrikkingen van de poolnacht op Spitsbergen! Toen de walvisstand meer en meer de gevolgen van de meedogenloze en onbeheerste jachten ging vertonen, anders gezegd, toen het aantal wal vissen geleidelijk achteruitging, ver flauwde de belangstelling voor Sval bard. Omstreeks het midden der achttiende eeuw was er nauwelijks nog sprake van walvisvaart naar de wateren van Svalbard. Smeerenburg en andere „stations" zijn thans ver dwenen. Alleen de graven van hen, die in Svalbard het leven lieten, her inneren nog aan de menselijke be drijvigheid uit de vroegere eeuwen. In het begin der achttiende eeuw kwamen ook de Russen naar Sval bard. Zij zijn er sedertdien gebleven. Zij waren, beter dan de West-Euro peanen, bestand tegen de grimmige koude. Zij beoefenden er de jacht op pelsdie- ren en overwinterden er in „mannenhuizen". De Noren, die ook weten wat koude is, kwamen eveneens als pelsjagers, tegen het einde der achttiende eeuw naar Svalbard Ook zij overwinterden er, doch, anders dan de Russen, in kleine groep jes van twee tot drie man. Nog oefenen de Noorse pelsjagers in die barre oorden hun bedrijf uit. En dc hui dige Svalbard-jagers leven nog precies zo als hun voorgangers ander halve eeuw geleden. Hun leven is vol spanning en gevaren. Menig kruis ge tuigt er van 's mensen harde strijd tegen de ijskoude verschrikkingen van Svalbard. Doeh jaar in jaar uit keren de pelsjagers terug. Zij zijn slim en voorzichtig als de poolvos en even dapper als de gevaarlijke ijsbeer, de onbestreden heerser van de Poolzee. SVALBARD SVALBARD heeft voor geologen en palaeontologen een bijzondere be koring, omdat het gebied een zo be wogen geologische, zoölogische en bo tanische geschiedenis achter de rug heeft. In de loop van vele eeuwen wij zigde zich het klimaat van Svalbaréi enige malen. Reden om te klagen over die veranderingen heeft de mens niet. want heden ten dage profiteert hij van de steenkool-voorraden, die zich in warme perioden in Svalbard vormden. De Britten waren de eersten, die de aanwezigheid van steenkool op Spits bergen vaststelden. Dat was in de zeventiende eeuw. Niemand dacht toen aan exploitatie. In de vorige eeuw gebruikten de Noorse pelsja gers de steenkool als brandstof. Ook brachten zij enige monsters naar Noorwegen Niettemin duurde het tot omstreeks 1900 alvorens men begon te begrijpen hoe rijk de steenkool voorraden in Svalbard zijn. Een Noorse schipper uit Tromsö, Zakariassen geheten, was de eerste, die steenkoolconcessies in Svalbard verwierf. Al sDoedig volgden anderen zijn voorbeeld. Onder hen verdient vooral de Ame rikaan John Longyear vermelding, wijl hij de exploitatie het energiekst ter hand nam. Omstreeks 1910 leverde zijn mijn jaarlijks een kleine 50,000 ton steenkool op. In 1916 verkocht Longyear zijn mijn aan een Noorse maatschappij, de „Store Norske Spitsbergen Kulkom- gani" (Grote Noorse Spitsbergen teenkoolmaatschappij), die hem nog exploiteert. Geleidelijk aan breidde de „Store Norske" haar belangen op Spitsbergen uit. Thans is zij de be langrijkste steenkool-exploitantc van Svalbard. Een der moeilijke punten i« natuur lijk gezien de gesteldheid van de zee in de poolstreken het transport van de steenkool. Tegenwoordig zijn de havens van Svalbard „open" van Mei tot eind October. SVALBARD behoort geogra- phisch gezien meer tot Noor wegen dan tot enig ander land. Niet temin stond van 1194 tot 1920 niet vast, wie nu eigenlijk heer en meesier was in dat barre deel der aarde. Krachtens het Verdrag van Parijs (1920) verwierf Noorwegen de souve- reiniteit over Svalbard en verkregen alle andere landen gelijke rechten wat betreft de economische exploita tie van het gebied. Op grond van dit verdrag beoefenen de Noren en de Russen thans vreedzaam naast elkaar de steenkoolwinning, zij het, dat de Noorse concessies vele malen groter zijn dan die der Russen. Toon de Noren (in 1950) het vijfen twintigjarig jubileum vierden van hun aouvereiniteit over Svalbard, gaf de noordelijkste krant ter wereld „Svalbardposten" een extra-editie uit van 48 bladzijden, die zeer veel bijzonderheden nopens Svalbard be vat. zó veel, dat een Noors politicus die extra-editie lachend bestempelde als de „Svalbard Encyclopaedie". (Vervolg op pag. 2J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 7