V
m
wsmom
2
ZONDAGSBLAD 30 JULI 1955
en echte
1
Er ZIJN MENSEN, die bij elke aan
koop, die ze doen er van over
tuigd zijn, dat ze „genomen" worden.
En tot deze categorie behoort ook
mijn vriend Olsen.
Maar ik vind het niet mooi van
hem om zo te denken, want heus, 't
komt toch dikwijls genoeg voor, dat
je op bijzonder coulante wijze kunt
krijgen, wat je hebben wilt. Zo ging
het bijvoorbeeld met die overjas.
Olsei
ik
op
zo'n lichte kleur." Hij schudde zijn
hoofd. „Was 't nu nog maar een don
kere geweestals u eens wist, hoe
moeilijk 't iseven beroerde hij
de stof, „dat lichte goed..."
Hij hield de jas in de hoogte, voel
de het gewicht, bekneep de stof en
aaide over de kraag, de zoom, de
op uit getrokken om te gaan vissen
op snoek. Ik had geen overjas aan.
„Man, je zult bevriezen", zei Olsen,
toen we vijf minuten van huis waren,
„je hebt geen idee, hoe koud 't is,
als je in de boot zit te wachten op
vis. Heb je geen ouwe jas, die tegen
een stootje of beter gezegd tegen een
paar spatten kan?"
„Nee", zei ik, maar al te duidelijk
voor me ziend, hoe de kapstok „vol"
hing met mijn spiksplinternieuwe,
donkerblauwe, maar enige overjas.
Voor geen geld nam ik die mee in een
boot! Maar, ja, warm zou ik 't zeker
niet hebben op 't water.
„Maar wacht eens even", zei ik op
hetzelfde ogenblik, terwijl ik stil bleef
staan voor een „in- en verkoop van
gedragen kleding": „hier is precies,
wat ik hebben moet: oude jassen bij
de vleet".
„Ben je wijs, man", schrok Olsen:
„je gaat toch niet lopen met iets, dat
een ander heeft..."
„Waarom niet? Geknipt voor in de
boot en dat blijft dan m'n visjas, of
dacht je soms, dat ik daar ooit m'n
nieuwe van zestig gulden aan zou wa
gen...? En een kapitaal zal zo'n uit-
dragersjas toch wel niet kosten. Ik
heb zelf eens een oud J'.ng verkocht;
Jk geloof, dat ik er een riks voor ge
kregen heb. Hier vind ik zeker wel
iets voor vijf pop."
„Ja, als 't een filantropische instel
ling was, dan misschien wel", merkte
Olsen droogjes op, „maar voor min
der dan een tientje neem je van hier
niets mee. Wedden?"
Ik nam 't aan en we kwamen over
een, dat degene die verloor, op de
terugweg op zou moeten draaien voor
het deposito bij de vishandelaar, dat
onze visserseer zou moeten redden,
als het noodlot wilde, dat we niets uit
't water zouden halen.
IK KOOS uit de rij gedragen jassen,
die buiten vóór de winkel hingen,
een jas, die mij direct aanstond: een
aardige grijze visgraat, waar de cou
pe des kleermakers weliswaar afge
dragen was, maar die een heerlijke
en warme beschutting moest zijn op
't koude water. En dat 't een „goeie
jas" geweest was, een jas van goe
den huize, dat kon men er, ondanks
de tand des tijds, nog aan zien.
Ik nam de jas over mijn arm en
stapte het kleine donkere winkeltje
binnen. Een roestige tingelingbel bo
ven de deur kondigde mijn binnentre
den aan en een muffe lucht van oude
(kleren sloeg me tegen.
Er was niemand in de winkel, maar
uit een heftige woordenvloed achter
een gesloten deur oegreep Ik, dat de
baas aan 't telefoneren was.
Hij hing de haak op en kwam de
winkel in. Op 't eerste gezicht zag
ik in hem de man, die zich geeft met
huid en haar, die alles opoffert voor
zijn „business"; misschien zelfs wel
zijn nachtrust. Want zijn uiterlijk ver
ried in hoge mate de sporen van on
gewassen, ongekamd en ongeschoren
zijn en zijn kleding was er blijkbaar
op ingesteld, zijn klant altijd nog de
eer te laten, de beter geklede man
Met één oogopslag schatte hij mij,
zoals ik voor hem stond. Blijkbaar
was de waardebepaling nfet ongunstig
want met tegemoetkoming in zijn
stem boog hij zich naar me toe:
„Mijnheer wenst?"
„Tja, deze jas," zei ik zo onver
schillig mogelijk, terwijl ik het kle
dingstuk, waar hij geen acht op
scheen geslagen te hebben, op de
toonbank legde. Want op hetzelfde
ogenblik trok er een schaduw over
zijn gezicht en terwijl hij zijn stem op
huiltoon overschakelde, klaagde hij:"
„Ach, mijnheertje, een óverjas; was
't nog maar een pak geweest of een
smoking... daar is meer interesse
„Ja. maar," brak ik zakelijk af,
„dat is nu niet het geval, 't gaat om
een jas."
..Ik zie 't, ik zie 't," zuchtte hij ge
laten. „Een winterjas en dat nog wel
voering. En meewarig schudde hij
zijn hoofd over zulke armsgaten
En hoe meer de jas zijn duidelijk
blijkbare afkeuring onderging, hoe
meer ik me met mijn figuur verle
gen voelde worden, dat ik zoiets had
kunnen kiezen.
IK TRACHTTE ME te verdedigen.
„Nou maar zó erg is 't toch ook
niet en de jas is goed genoeg voor
't doel, waar ik 'm voor nodig heb."
Hij hoorde me aan met een afwe
zige blik, waarin zoveel lag als: Och
kom, wat weet een keuterboer nou
van hors d'oeuvres?
„En kijk eens hier," zei hij, alsof
dat de deur dicht deed, terwijl hij
zijn vingers in de gerafelde knoops
gaten stak, „daar is ook niet veel
Maar nu vond ik, dat er genoeg op
't arme kledingstuk was afgegeven en
bovendien zag ik Olsen ongeduldig
voor de winkel heen en weer ijsbe
ren. Ik wilde kort metten maken en
begon daarom zakelijk tot het gelde
lijke van de transactie over te gaan.
„Wat moet ie opbrengen?"
„Hm," opnieuw werden kraag en
manchetten beduimeld„Ik
vreesen me plotseling van on
der zijn oogharen fixerend: „Wat had
u zelf gedacht?"
Een felle strijd woedde in mijn bin
nenste: aan de ene kant wilde ik de
man niet te kort doen. De jas was
al had hij haar allesbehalve aange
prezen heus zo slecht nog niet.
Maar aan de andere kant wilde ik me
de triomf niet laten ontgaan, mijn
weddenschap met Olsen gewonnen te
hebben. En daarbij had ik al een stil
plezier, als ik aan het gezicht van
mijn vrouw dacht, als ik haar dit kon
vertellen, omdat ze altijd beweert,
dat ik geen zakenman ben. Alzo vuur
de ik af, op goed geluk: „Vijf gul
den."
De man veerde op, alsof ik op zijn
likdoorns had getrapt. „Vijf!" stot
terde hij, „voor dié jas?" en hij sloeg
zijn blik radeloos naar 't plafond, als
zocht hij daar getuigenis voor het on
mogelijke van mijn voorstel
„Nah zal ik 't nu eens zeggen?
Ik zeg twee!"
Twéé gulden!
Mijn vrouw heeft gelijk: ik bèn
geen zakenman. Hier heb ik vijf pop
staan bieden voor iets, dat ik voor
minder dan de helft kan krijgen, en
hoe gemakkelijk had de man tegen
over me geen misbruik kunnen ma
ken van mijn onvakkundigheid! In
zijn hart was hij toch een echte gent
leman en hij was me welgezind! Te
denken: twéé gulden! Een warm ge
voel van dankbaarheid welde in me
op; dit was een reuze zaak!
MAAR kon ik wel op het edel
moedige voorstel ingaan? Was
't niet mijn plicht, hem te bewegen
iets meer te berekenen? „Is 't, is dat"
stamelde ik, wankelend tussen mijn
tweeslachtige gevoelens: „niet" wat
weinig?"
„Goed, twee vijftig dan, maar geen
cent meer," zei hij meteen daarop,
maar met een geste, die alle verde
re discussie absoluut uitsloot.
Werkelijk geroerd viste ik een rijks
daalder uit mijn vestjeszak en op het
ogenblik, dat ik dat deed, zag ik een
dito zilverstuk tussen zijn groezelige
vingers. Nu begreep ik er niets meer
van! Kreeg ik nog een toegift op de
koop toe? Of was dit een nieuw soort
cadeaustelsel? Maar dat was al te
ver doorgedreven edelmoedigheid.
„Nee," zei ik gedecideerd, „nee,
dat neem ik niet aan, zo is het in
orde," en ik legde mijn rijksdaalder
op de toonbank en stapte de winkel
uit, met de jas over mijn arm. Maar
de verkoper moet er wel heel teleur
gesteld over zijn geweest, dat ik zijn
groots aanbod zo gedecideerd afsloeg,
want hij bleef als aan de grond ge
nageld staan en staarde me na met
open mond, alsof hij er nu helemaal
niets meer van begreep.
„Je laat wat vallen," zei Olsen,
toen ik, op straat gekomen, hem de
jas liet zien.
Op de grond lag een papiertje, waar
op geschreven stond: „als nieuw,
17,50."
Hij trachtte me te overtuigen, dat
dat op de jas had gezeten. Maar ik
hield vol, dat dat onmogelijk was!
„Bestaat niet," zei ik met 't air van
iemand, die op de hoogte is „als 't
nou nog een pak of een smoking ge
weest was, daar is meer interesse
voor. Deze jas kost maar twee vijf
tig. Een reuze zaak. En denk er aan,
ik heb de weddenschap gewonnen."
Is de wereld werkelijk niet véél be
ter, dan mijn vriend Olsen denkt?
Hoekomtde schipper aan z'n vracht?
(Vervolg van pag l)
En dan is er in een sombere straat
waarin de Zuidelijke bouwtrant al
overheerst de schippersbeurs, die
prompt om half elf en half twee be
gint als een school voor kerels.
Daar is de snelle roffel, van hun
voetstappen op het zwarte plaveisel,
het wasgoed, dat op de schepen wap
pert als vanen van een nieuwe wel
vaart. En beursmeester Perey somt
dagelijks zijn vrachten op of hij to
verformules uitspreekt.
De bedrijvigheid op het water houdt
gelijke tred met die op de schippers
beurs. Bevrachtingskantoren zoeken
onophoudelijk telefonisch contact. Zij
krijgen van industrie en handel de op
dracht om scheepsruimte te zoeken
voor hun producten en maken hun
wensen kenbaar aan de beurs. De ge
gevens worden door het administra
tieve personeel nauwkeurig genoteerd.
De tarieven dit is een vrij inge
wikkelde geschiedenis worden vast
gesteld door een noteringscommissie,
waarin vertegenwoordigers van han
del, industrie en schippersorganisa-
ties zitting hebben. In elk district
werkt zo'n commissie, om de richt
lijnen voor berekening van de vracht
prijzen vast te stellen.
ZODRA de schipper aankomt, snelt
hij met zijn langwerpige bevrach
tingsboekje naar de beurs, deponeert
het daar en ontvangt een ontvangstbe
wijs waarop een rood volgnummer
prijkt. Als de bel rinkelt, zet hij zich
in postuur, repeteert in gedachten
zijn nummer en luistert paar de heer
Perey, die de vrachten opsomt en de
condities vermeldt. Het is voor leken
grotendeels geheimtaal, maar de
schippers kennen het spelletje. Zij re
kenen en overleggen bliksemsnel of
de vracht hen aanstaat, de hoeveel
heid overeenkomt met de tonnage van
hun schip. „Éénmaal..., andermaal...
Zij hebben een volgnummer, maar
het systeem werkt niet zo eenvoudig
als bij de tandarts of de polikliniek.
Het kan best gebeuren dat de schip
per van de „Vertrouwen" met volg
nummer 3000 al lang en breed op de
Waal vaart, vóór zijn collega met 2900
een geschikte kans heeft gekregen.
Er blijft avontuur genoeg in het spel
van vraag en aanbod. De tonnage van
het schip moet ongeveer kloppen met
de omvang van de partij, om een eco
nomische vaart mogelijk te maken.
Voorts zijn er de bouw en inrichting
van het schip, de diepgang, de toe
stand van de ruimen, de waterstand
op het te bevaren traject en de
persoonlijke wensen van de schipper,
die de wachttijd gemiddeld twee of
drie dagen kunnen beïnvloeden.
Neem nu het ruim van de „Onder
neming". Het is nog vuil van het vo
rige vervoer (kolen) en met de beste
wil van de wereld kan de schipper er
zo geen zilverzand in laten storten.
Hij wacht liever op een partij steen
kool of esnoten. De kapitein van
„Nooit Volmaakt" vervoert bij voor
keur holit (een korrelige stof voor de
fabricage van drijf steen e.d.) en zijn
collega van de „Johanna" heeft zijn
hart verpand aan de Zeeuwse stromen
en heeft 't oog op een vrachtje in die
richting.
Het gaat maar niet: pak weg op
nummer daar in Maasbraoht! Wel
heeft de schipper met het laagste
volgnummer altijd voorrang, maar als
hij zijn mond niet open doet gaat een
ander er met de vracht vandoor. Het
kan ook gebeuren, dat de tonnenmaat
van een schip zo afwijkend is, dat
soms weken op een passende lading
gewacht moet worden.
ZO gaan ze daar om in Maasbracht
de derde binnenhaven van
ons land de vrachten steenslag en
kunstmest, hoLlit, witte klei, zink, zil
verzand (voor de glasfabricage) en
zonder ophouden een machtige hoe
veelheid zwart goud uit onze kolen
mijnen. Het vervoer van kunstmest
wordt behartigd door een speciale
stichting „Watertransport", welke
vervoerszekerheid aan haar leden
heeft gegarandeerd. Deze vrachten
worden dagelijks op een groot school
bord vermeld. Ook dit transport loopt
echter over de beurs, evenals dat van
zand en grint, dat tot de „vrije sec
tor" behoort maar toch wordt gere
gistreerd.
..Éénmaalandermaal". En zo
komt ieder aan de beurt. Als het zo
ver is vaart een sterke dadendrang in
de schipper. Hij laat ongeduldig zijn
boekje afstempelen, zegels plakken,
betaalt de administratiekosten en rent
naar de sluis-
Zijn vrouw ziet hem aankomen. Hij
maait met zijn armen en neemt grote
passen; zij herkent het ongeduld in
zijn houding, het versnelde leven»-
rhythme in heel zijn wezen.
„Hij is aan de vracht" zegt ze dan.
ZONDAGSBLAD 30 JULI 1955
7
□Tfranfl krill
irsrai
Correspondentie en oplossingen
aan de heer H. J. J. Slavekoorde,
Goudreinetstraat 125, Den Haag.
Strategie en taktiek
ZOALS wij in onze vorige rubriek en
kele gedeelten citeerden uit „Bouw
stenen van de schaakkunst" van dr. M.
Euwe, zo willen wiij in deze rubriek en
kele citaten brengen uit „Strategie en
Taktiek in het schaakspel", eiveneens
van dr. M. Euwe en uitgegeven door
N.V. Uitgeverij W. P. van Stockum te
's Gravenlhage (prijs 6,50).
De mens aldus begint het eerste
hoofdstuk van het genoemde boek
ziet zich onophoudelijk voor twee pro
blemen geplaatst: Wat moet ik doen en
hoe moet ik het doen?
Het is mogelijk, dat in sommige ge
vallen een dezer problemen het andere
sterk in belangrijkheid overtreft, dat
het schijnt, of we maar met één pro
bleem te maken hebben, maar in feite
zijn toch steeds beide problemen aan-
:zig.
het
We zijn wel eens geneigi
eerste probleem, de doelstelling, een on
dergeschikte betekenis toe te kennen,
om ons uitsluitend tot de handeling te
bepalen, maar daarmede schakelen we
een belangrijk deel van onze bekwaam
heden uit en de resultaten moeten
daar op de duur evenredig mede zijn.
De bergbeklimmer, die op het punt
is een moeilijke gletscher te bestijgen,
kan niet volstaan met een enkele blik
in de richting van de top, om het voor
de rest op allerlei krachttoeren te la
ten aankomen. Hij zal alvorens met
de werkelijke beklimming te begin
nen zich zoveel mogelijk op de hoog
te moeten stellen van de verschillende
bijzonderheden van het terrein, mm op
grond daarvan de moeilijkheden in te
delen en zich allereerst een voorlopig
veel lager liggend doel te stellen.
Bij onze pogingen om een lastig wis
kundig bewijs te vinden gaan wij nooit
recht op het einddoel af, maar trach
ten een aantal rustpunten te vinden
welke ons in staat stellen de moeilijk
heden te splitsen, om daarmede het ge
stelde probleem te vereenvoudigen.
Zo ook in het sohaakspel. Wie ten
aanzien van de doelstelling der partij
niet anders weet, dan dat men zijn te
genstander moet matzetten, wordt
nooit een goed schaakspeler. Wij
moeten de eigenlijke opgave, onze te
genstander mat te zetten, allereerst
door een eenvoudiger taak vervangen:
het behalen van een of ander klein po
sitievoordeel. En niet alleen het feit
van de splitsing op zichzelf is belang
rijk, maar de splitsing moet ook deug
delijk zijn, het voorlopig gestelde doel
moet overeenkomen met de aard van
de positie. Wie zijn doel te hoog stelt
of in een verkeerde richting zoekt,
maakt een even ernstige fout als dege
ne, die zich in het geheel geen doei
stelt.
We onderscheiden in het schaakspel
Strategie en Tactiek.
Dc strategie behelst de doelstelling en
het vormen der plannen. De tactiek om
vat de uitvoering der plannen. De stra
tegie is abstract, de tactiek concreet
Populair gezegd komt het bij de strate
gie op het denken aan, bij de tac
tiek op kijken.
Hebben we zo straks betoogd, dat de
strategie een onmisbaar element is
voor de goede behandeling der schaak
partij, hetzelfde geldt evenzeer en mis
schien in nog sterkere mate voor de
tactiek. De schaakspeler, die een posi
tie heel zuiver kan beoordelen en zijn
plannen op juiste wijze bij deze positie
weet aan te passen, wordt niet in staat
gesteld deze bekwaamheden te gebrui
ken. als hij niet tevens tactisch op de
hoogte is. Op een tactische fout staat
in de regel zelfs een veel zwaardere
straf dan op een strategische fout.
Iemand, die op de damevleugel aanvalt
inplaa ts van op de koningsvleugel, zal
bij goed tegenspel langzamerhand in
moeilijkheden geraken, maar iemand,
die
zettei
het
hoofd ziet, lijdt een onmiddellijke
derlaag. Bedenken we verder, dat de
problemen der tactiek in de loop der
partij veelvuldiger zijn dan die der
strategie, dan is wel duidelijk gewor
den. welke numerieke voordelen de tac
ticus heeft tegenover de strateeg.
En niettegenstaande het klaarblijke
lijk grote belang der tactiek behande
len bijna alle bestaande leerboeken uit
sluitend strategische vraagstukken. Dit
vindt zijn oorsprong voornamelijk in
Ten eerste is het ontwikkelen van tac
tische bekwaamheden grotendeels een
zaak van de practijk en een kwestie
Ten tweede zijn de problemen der
tactiek zo talrijk en zo verschillend van
aard, dat het haast een onbegonnen
werk schijnt, dit gebied enigseins sys
tematisch aan te pakken.
Maar juist omdat de tactiek in de
schaakliteratuur zo stiefmoederlijk is
bedeeld, zullen we in dit boek de tac
tiek op de voorgrond plaatsen en de be
handeling der strategie slechts tot het
hoognodige beperken.
Bij het vorenstaande laten we nu een
citaat uit Hoofdstuk IV, dat meer in
bet bijzonder aan de tactiek ls gewijd,
aansluiten.
Als we ons op het standpunt plaat
sen, dat onder Strategie de doelstelling
en plannen verstaan wordt, onder Tac
tiek daarentegen de uitvoering der
plannen, dan moeten we in de combi
natie het hoogtepunt van de tactiek
zien. Met een combinatie bedoelen we
een kort spelgedeelte, waarbinnen een
bepaald doel geforceerd bereikt wordt.
De zetten van dit spelgedeelte vormen
een logische keten en staan met elkaar
in onverbrekelijk verband. Terwijl ze
stuk voor stuk beschouwd misschien on
doelmatig, ja zelfs foutief schijnen,
vormen ze tezamen een wonderbaarlijk
mooi geheel. Na een reeks van op zich
zelf onbegrijpelijke zetten, volgt plotse
ling de ontknoping en komt het eigen
lijke doel voor de dag. Uit het hierbo
ven gezegde volgt, dat het doel reeds
bij de eerste zet van de combinatie
moet vaststaan. Daarin onderscheidt
zich de combinatie van de zgn. „rus
tige" spelbehandeling. In de loop van
een korte spanne tijds heersen niet d«
algemene wetten, maar zeer speciale;
er treedt bij wijze van spreken een
uitzonderingstoestand in.
Combinaties maken steeds een aes-
thetische indruk. De manier, waarop
hier het onwaarschijnlijke met het van
zelfsprekende wordt verbonden, het
fantastische als door toverslag werke
lijkheid wordt, oefent op iedere schaak
speler een onweerstaanbare aantrek
kingskracht uit. Terecht werd en wordt
de combinatie als de kroon op de
schaakspelkunst beschouwd.
Bijna even onbegrensd als het aantal
graankorrels ap het schaakbord, waar
van de bekende ont'staansage van het
schaakspel gewag maakt, zijn ook de
combinatiemogelijkheden. We zullen on
derzoeken in hoeverre deze combinaties
enigseins geordend en gegroepeerd kun
nen worden. Daartoe gaan we allereerst
wat nader op het wezen der combina-
Edke combinatie bestaat nauwkeurig
beschouwd uit drie delen: a) het op
sporen van het idee der combinatie;
b) het doorrekenen van de zetten
der combinatie; c) de taxatie van de
gevolgen der combinatie.
Al deze onderdelen zijn even belang
rijk. Wie a) overslaat en onmiddellijk
met het doorrekenen van alle mogelijke
zettenreeksen begint, werkt in hoge ma
te improductief. Hij verliest tijd en
energie, want het is uitzondering en
niet regel, dat zich in een willekeuri
ge stelling een combinatie bevindt en
men mag dus pas gaan rekenen, als
men reden heeft aan te nemen, dat de
stelling misschien een combinatie be
vat. Op welke gronden men tot deze
overtuiging kan komen, komt later aan
de orde.
Behalve a) is ook c) noodzakelijk.
Het
voldoende
i of iets t
offert
tie slechts op grond van vijandelijke
zwakten kan ontstaan.
Hebben we nu ergens in de vijande
lijke stelling zo'n zwakte ontdekt, dan
moeten we proberen daarvan gebruik
te maken. We kunnen -trachten positie
voordeel of materieel voordeel te beha
len, of in bijzondere gevallen eer» mat-
aanval in te leiden. Positioneel voordeel
kan bijv. behaald worden als de tegen
stander tot tijdrovende verdedigings
manoeuvres gedwongen wordt. Op deze
wijze gelukt het dikwijls de aanval
sprongsgewijs te versterken. Nemen wij
bijv. aan dat de witte dame op a3
staat, een witte vrijpion op c6 en een
zwart paard op e6. Zwart heeft kort
gerocheerd, maar zijn koningsstelling
is door g7g6 verzwakt. Laten we ver
der. veronderstellen, dat wit een gewel
dige aanval zou kunnen krijgen als het
hem zou gelukken zijn dame in één zet
naar h6 te brengen. Een kleine combi
natie maakt het onmogelijke mogelijk:
wit begint met c6c7 en offert zijn
vrijpion, welke zwart zoals we aan
nemen met Pe6xc7 onschadelijk
moet maken. Nu volgt 2.Da3dl met
aanval op het paard, dat weggespeeld
of gedekt wordt en dan speelt wit
3. Delh6. Practisch gesproken is de
witte dame in één zet van a3 op h6 ge
komen; theoretisch waren het twee zet
ten verminderd met één. Als zwart op
h6 een tweede paard zou hebben staan,
juist door g7—g6 zijn dekking had
Kruis-blok-raadsel
verloi
dan
hiei
t het
doel eigen stukken op mooie velden
brengen of vijandelijk materiaal te ver
overen. Men moet er zich terdege van
overtuigen, dat het resultaat geen ge
zichtsbedrog betekent, de stukken ook
werkelijk de gewenste werking verkrij
gen en dat de winst aan materiaal niet
door andere nadelen te niet wordt ge
daan. Materiële winst is nl. dikwijls met
deplacering van eigen stukken verbonden
en dat kan gemakkelijk fataal worden.
Slecht bij matcombinaties behoeft de
situatie na de combinatie geen nauw
keurig onderzoek, maar men dient wel
te bedenken, dat deze soort van com
binaties al te letterlijk opgevat
zeer zeldzaam zijn.
We kunnen de drie onderdelen der
combinatie: vondst, doorzetting en
schatting noemen. De drie overeenkom
stige kardinale eigenschappen, die de
combinatiekunst van de speler bepalen,
zijn: vindingrijkheid of fantasie, sterk
te van geest of concentratie, en oefe
ning of routine.
Hoewel deze drie bekwaamheden voor
de combinatie in het algemeen gelijke
belangrijkheid hebben, kan men dat
van de combinaties afzonderlijk be
schouwd niet zeggen. Er zijn combina
ties, waarbij de conceptie het belang
rijkste en het lastigst is, de uitvoering
en schatting daarentegen in verhouding
gemakkelijk. Van andere combinaties
daarentegen, waarvan men tevoren
weet, in welke richting men het zoe
ken moet, is echter juist het varian-
tennet niet gemakkelijk te omvatten.
De eerste soort zullen we noemen
toevallige combinaties; ze komen
geheel onverwacht en zijn dus als een
donderslag bij heldere hemel. De twee
de soort daarentegen zijn een direct uit
vloeisel van de gevolgde strategische
richtlijnen; ze dienen om het strate
gisch ideaal te verwezenlijken, ze pas
sen In het plan van de partij. We noe
men ze daarom p 1 a n m a t i ge com
binaties.
Wat is nu ons belangrijkste werk bij
het bestuderen der combinaties en bij
het opbouwen van een theorie over het
combinatiespel?
Als wij nog eens terugkeren tot de
drie genoemde onderdelen der combina
tie idee, berekening en taxatie
dan wordt duidelijk, dat het eerste on
derdeel ons enige punt van uitgang kan
zijn. Het rekenwerk der verschillende
combinaties vertoont alleen dan vol
doende overeenstemming, o«n uit het
zelfde gezichtspunt te worden bekeken,
als het idee dei combinatie parallel
loopt. En de taxatie als afsluiting van
onze berekeningen kan stellig niet on
afhankelijk van de andere elementen
worden onderzocht. Het is daarom doel
matig te trachten de combinaties in te
delen volgens hun idee.
Omdat de combinatie op geweld, op
dwang berust, moet er tenminste een
object aanwezig zijn, waartegen deze
dwang zich richt. Hierbij valt op te
merken, dat weliswaar elke zet op
de tegenstander een bepaalde dwang
uitoefent, of moet uitoefenen, dat ech
ter deze dwang in het bestek der com
binatie sprongsgewijs moet aangroeien
en zeer heftige vormen moet aanne
men. Daaruit blijkt ook reeds, dat de
combinatie niet tegen elk willekeurig
object gericht k».n worden, maar alleen
tegen zodanige objecten, die momenteel
niet in staal zijn. aan de plotselinge
aanval het hoofd te bieden Dat bete
kent in de schaaktaai, dat de combina-
3
3
V
7
tl
3"
j
4
b
b
y
IU
li
i'-l
13
stukwinst leiden. We
beide mogelijkheden in dit voorbeeld
verenigd: positioneel voordeel en mate
rieel voordeel. Tenslotte zou het ook
mogelijk zijn, dat de dame met niat-
dreiging naar h6 komt en dan hebben
we hier dus tevens de derde doelstel
ling: het mat.
Het voorbeeld zou nóg eenvoudiger
worden, als we de witte pion wegden
ken en het zwarte paard onmiddellijk
op c7 plaatsen. Deze laatste combina
tie wordt dan mogelijk gemaakt door
een tweetal gelijktijdige zwakten van de
zwarte stelling: een ongedekt paard op
c7 en het invalsveld h6. Deze zwak
ten zijn van het grootste belang voor
onze indeling. Zij zijn het, die ons op
merkzaam maken op de mogelijkheid
ener combinatie. De zwakten zijn de
combinaties. Ze geven het sein tot de
combinatie en bepalen bovendien tot op
zekere hoogte het verloop der combina
tie. Een indeling der combinaties moet
dan ook gebaseerd zijn op verschillen
de soorten van zwakten. Als we deze
soorten van zwakten afzonderlijk bestu
deren, leren we hun eigenaardigheden
kennen en dit verhoogt zowel onze kijk
op combinatiemogelijkheden als onze
bekwaamheid tot combineren in het al-
-ö-
spel" besluiten. Indien Gij. lezer-scha
ker. van dit citaat het nodige hebt ge
leerd (en deze redenering geldt even
zeer voor de inhoud van de vorige ru
briek) vraagt U dan af of het geen tijd
wordt dat Ge de boeken bezit waarin
deze wijsheden en nog vele, vele ande
re, in zo ruime mate zijn opgetekend.
En als Ge ook deze vraag wellicht
wat schoorvoetend bevestigend be
antwoordt, denk dan nog eens terug
aan het begin van de vorige rubriek,
waarin wij vermeldden, dat dr. Euwe
deze boeken „zijn beste" noemde.
De oplossingen
Hieronder volgen de oplossingen der
drie stellingen, gepubliceerd in onze ru
briek van 16 Juli j.l., welke wij ont
leenden aan het nieuwe boek van Fred
Reinfeld "1001 brilliant chess sacrifices
and combinations".
Stelling 1 (Interferentie): 1Tbl!
2. Kxbl f2 en wint.
Stelling 2 (Penning): 1Txa2!. 2.
Dxa2 Dh5t 3. Th3 De5t 4. KM Delt
5. Kh2 Dgl mat.
Stelling 3. (Mataanval): 1. Kd6! d2
(1Kb6 2. Txe3 is even hopeloos) 2.
Kc7 dlD 3. Ta6t bxafi 4. b6t Ka8 5.
b7+ Ka7 6. b8D mat.
Onze opgaven
Nu wij in deze rubriek zoveel over de
combinatie gesproken hebben, is het niet
meer dan passend, dat wij ook onze op
gaven aan dit onderwerp wijden. Wij
doen hiertoe een willekeurige greep in
het boek van Hans Müller „Lerne kom-
binieren", Bij elke stelling geven wij een
klein stukje commentaar, opdat men
hierdoor des tc beter zal kunnen begrij
pen hoe waardevol de aanwijzingen uit
ons „hoofdartikel" in dit opzicht zijn.
Stelling 1: de dubbele aanval. Zwart
heeft zijn oog op het veld cl gericht!
Stelling 2: penning (en overbelasting!)
Wit heeft zijn zinnen op de zwarte dame
gezet.
Stelling 3: stukwinst. Deze stelling is
wat moeilijker dan dc andere. Daarom
willen we U verklappen, dat wit heel lis
tig de zwarte toren naar f4 weet te lok
ken en haar vervolgens wint.
Stelling 4: verstikt mat. Het matveld
Behalve de gevraagde woorden moe
ten ook 26 blokjes in het diagram wor
den zwart gemaakt.
Horizontaal: 1. Aanraking, 3. in bal
lingschap zenden, 4. bejaard-baan voor
balspel. 5. nummer-vogel-zangnoot, 6.
erwtensoep, 7. staf-godin, 8. gemene
weidegrond, 9. ingenieur-speelbakje-
Amsterdams peil. 10. vogel-vogel, 11.
een grond geschikt maken voor bebou
wing, 13. hoedje.
Verticaal: 1. Deel van het etmaal-
dier, 2. Europa-rivier in Europa, 3.
streek-rekenkundige opgave-zuilengang,
4. neep. 5. spijl-rode verfstof, 6. plaat,
7. munt-voorzetsel-in het jaar, 8. stuk
grond-oppervlaktemaat, 9. kluchtige
persoon-kapgebint.
Inzending per briefkaart voor a.s.
Donderdag aan het bureau van dit
blad. In de linkerbovenhoek aan de
adreszijde vermelden: „Puzfcle-oplos-
sing".
Oplossing kruiswoordraadsel
van 23 Juli
Horizontaal; 2 Welig, 7 ulevel, 8 mi,
9 gek, 10 ook, 11 B.L., 13 amok, 14
uil. 16 St. 17 te, 18 griffel, 20 en, 21
on, 24 trezoor, 27 ik, 29 ar, 30 dra, 31
molm, 34 St., 35 pol, 36 mom, 38 er,
39 gedaan. 40 zetel.
Verticaal; 1 Humbug, 2 weg. 3 even,
4 lek, 5 i. 1., 6 kikker, 8 moot, 10 om,
12 lire, 13 Ate, 15 lint. 16 sfeer, 19
lood, 22 nors, 23 wimpel, 25 ram, 26
ratiné. 28 koor, 32 1.1. 33 zode, 36 met,
37 mal. 39 ge.
Stelling
2.
X
i.
X
A A
A
AAA
A
I
m
i s
w
IK
m
II
i
AHAfel
B A13,
mmïï\
3 A
S b w
AI Ai.
HA
i B
3_
I X#
AA i AA
a 4 i. m
A A
n
AU m DAB
lm i m