V/rïenden oe koog drijven de wolken mm m mm mm abwi a m m ZONDAGSBLAD 16 JULI 1355 Meestal is een hond een trouwe vriend voor jong en oud. ER staat een huisje op het plein. Zo'n klein, nietig pothuisje, dat vermoeid tegen de kerk schijnt aan te leunen. Zijn hoofd buigt triest naar voren. De blinden zijn scheefgezakt. De stoep is uitgesleten. De deur, die uit twee delen bestaat, hangt wankel in de scharnieren. De ramen lijken uit de sponningen te val len. De stenen voorgevel is van een verschoten rood, zoals je dat alleen bij oude gebouwen ziet. Dat is het huisje van Teun, de vod- denboer. Teun, die dagelijks met zijn gammele handkar langs de straten sjokt en met schorre stem het „wo- doo" roept. Onder zijn kar loopt een zwarte hond „Bas", een groenendalen Zijn haren worden grijs, net als bij men sen en zijn ogen staan dof. Gebonden in de riemen onder de wagen gaat ook hij iedere dag de weg naar de andere kant van de stad, met hangende kop die hij even oplicht als er een slagerswinkel in de buurt is, of als er een kat voorbij rent. Dan gaan zijn haren overeind staan en klinkt een diep gegrom. Gehoorzaam blijft hij wachten als de kar stilstaat en Teun met een krib bige vrouw kibbelt over een oude jas, die nog zo mooi is of over een tapijt waar gaten in zijn gesleten. Hij kent alle geluiden. Dat van de roestige unster, die piept en kreunt onder het gewicht van krantenpapier, het schuren van de poot over de grond, als de wagen stil staat. Zelfs herkent hij in de stem van Teun het humeur. Als Teun sjaggerij- nig is kruipt hij bedeesd in een hoek, houdt zich stil en blijft de oude, flar- derige schoenen uit de weg. Wanneer Teun 's avonds met het geld rinkelt dat hij telt, de opbrengst van die dag, en moeizaam opstaat om het sigarenkistje te pakken waar de winst in gaat, sluipt Bas onder de tafel en verbergt zich achter het afhangen de kleed. Maar als Teun fluit springt hij op naar de baas, legt zijn kop op de knie en knippert tegen de snor en het plukkerige, grauwe haar. Dan loopt hij naar zijn bak en draagt die tus sen zijn sterke kaken voor de voeten van Teun. „Ik heb honger, baas" Hij weet dat er een kluif af kan. Als Teun hem een kwartje toegooit, vangt hij het op met zijn bek, drukt met zijn poot de onderste deur open en gaat naar de slager op de hoek. Daar legt hg het geldstukje op de toonbank en kwispelt. Ze kennen Bas. Uit de ijskast komt het been en als de dikke man in de gevlekte jas het hem toewerpt vangt hij het, blaffend. Hij loopt terug naar het huis, waar Teun hem wacht, met zijn benen op een stoel, een pruim kauwend. Onder uit gezakt steekt hij zijn hand uit en aait Bas over de kop. Samen genieten zij. Bas van zijn kluif, Teun van de Zo is er door de jaren een vriend schap gegroeid tussen die oude man en zijn hond. Sommige dagen weten ze „het is mis". Dan ontlopen ze de vertrouwelijkheid, maar steunen el kaar door het weten dat ze er beiden zijn, dat ze bij elkaar horen. De zomer gaat voorbij met zijn zonneschijn, zijn regen. De winter volgt. Het is een kwakkel-winter, met veel sneeuw en nattigheid. Overdag is het leven hard, de verdiensten zijn slecht, maar 'avonds is er de rood- buikige kachel. Dat vergoedt veel. Het voorjaar komt. Dat is een goe de tijd voor Teun. Al die vrouwen met hun schoonmaakwoede ruimen heel wat op. Dat brengt geld in het laatje. Gelukkig leven ze samen, die Bas en die Teun. ZOALS iedere morgen springt Bas op bij het krieken van de dag. Hij gaat even zijn ommetje maken. Het onderdeurtje staat altijd los. 't Is zonnig buiten en het ruikt lek ker. Huppelend loopt hij terug, springt op tegen het bed waarover de zon spelend haar stralen werpt. Hij wil het vertrouwde gezicht lik ken. Er is iets, hij voelt het. Waarom gaan die ogen niet open? Dan breekt hij uit in luid gejank. Zijn poten worden machteloos; hij rolt op de vloer en jankt., jankt, de ogen draaien in hun kassen. Hartver scheurend is zijn huilen. Menselijk bijna, is het verdriet om de dode vriend. Het gaat allemaal vlug voorbij. De buurvrouw komt kijken, opgeschrikt door het lawaai van de hond. Een auto komt met vreemde mannen, die Teun op een draagbaar leggen en Bas rent er achteraan totdat hij het niet meer bij kan houden. Woedend bijt hij naar een wandelaar. Hijgend strompelt hij naar de gracht. Wanho pig zijn zijn pogingen om Teun te vinden. Vier weken zwerft hij zo, steeds weer bij het huisje terugkerend om te kijken of Teun al terug is. Dan, uitgehongerd en erg verma gerd, gaat hij liggen. Ergens, in het gras. Nog een paar keer knippert hij be droefd naar de zon, naar de vogels die hun vreugde zingen, naar de bloe men, die zacht wiegen in de wind. Dan zakt de kop op de gestrekte voorpoten TREES. (Vervolg van pag. 1) Cen d< ag op De Horst De inleiding tot de rechtsleer en -practijk ontbreekt niet, waarbij in het bijzonder het familierecht (huwelijks- en kinderrecht), ar beidsrecht en sociale verzekering onder de loupe worden genomen. Daarnaast nog paedagogiscn-psychologische vakken en algemene vakscholing: encyclopae dic van het maatschappelijk werk, het wer ken met groepen (groupwork) en individueel werk (casework), sociale kaart en adminis tratie. De middaguren zijn bestemd voor sport en spel, zang, volksdans, instrument bespelen, handenarbeid, lekespel, spreekles, vertellen en voordragen. Het accent wordt bij dit alles gelegd op het leven van vandaag: de heden daagse cultuur, literatuur, beeldende kunsten, film en toneel en verder ook excursies naar grote bedrijven. Op deze ..onderbouw", die voor allen gelijk is, volgen dan de specialisaties in algemene, maatschappelijke zorg, specialisatie voor per soneelsfunctionaris en cultureel vormingslei der, waarbij de studie van een deel der bo vengenoemde vakken kan worden verdiept. MEN ziet hier uit wel, dat de jeugd, die zich geroepen voelt naar De Horst te gaan, niet op een instituut is, waar men achter boe ken zit als harde blokkers op een stille kamer. Zij wordt gevormd door het samen sport beoe fenen. het samen corvee doen, het samen de krant lezen, het discussieren met elkaar en het samen luisteren naar concerten en toneel stukken in Utrecht of Zeist. Wij kunnen ons voorstellen, dat de jonge gasten op De Horst zich best thuis voelen op het mooie buiten, waar de maaltijden worden ge bruikt, met de „huiskamer" en de werkver trekken. In tien jaar tijd ging men stapje voor stap je vooruit. In de zomer van 1945, toen Neder land zich langzaam oprichtte kon men het riante huis van freule De BlocqVan Raers- ma de Wit op heel schappelijke voorwaarden kopen en een maand later arriveerden de eer ste aspirant Wika's. welk woord zoals men weet een afkorting is van W(erker) I(n) K(er- kelijke) A(rbeid). En in November in dat jaar kon men starten. De Orangerie werd, zoals we reeds vertel den, kapel, de garage werd gymnastiekzaal, nadat er een tijdlang lessen in werden gege ven en er zelf3 synodevergaderingen in wer den gehouden. Buitenlandse kerken boden hulp waardoor op het 27 h a. grote terrein slaap- barakken konden worden gebouwd in Zwitser se trant. De bibliotheek met 14.000 banden, werd in een dezer barakken ondergebracht. Op het terrein verrees ook een conferentie oord Dank zij een genereuze gift van je Pres byterian Church of U.S.A. van zestig duizend dollar kon in 1948 het Eykmanhuis worden gebouwd, genoemd naar de initiatiefnemer van al dit werk. Gedurende acht maanden van net jaar wordt dit moderne gebouw, naar het ontwerp van architect Ir. S. van Ravesteyn, gebruikt door het Herv. seminarie voor a.s. predikanten. Dr. Berkhof, de rector van het seminarie, is ook docent van de school voor maatschappelijk werk. Gedurende vier maan- Een vraag, van groot belang voor de luchtvaart maakt het niet veel uit of de wolken, wanneer het weer toch al ongunstig en af en toe regena -htig is, op 40 me ter op 140 of op 400 meter hoogte dr'Jvren. Van veel belang is de wol kenhoogte voor de piloot, kortom voor de luchtvaart Naast een juiste barometer stand. waarop de piloot zijn hoogtemeter instelt, is ook een juiste opgave van de wolkenhoogte van veel be lang. vooial wanneer de wol ken laag drijven. Wanneer de wolken zich op 500 meter ol nog grotere hoogte bevinden, dan levert dit weinig of geen moeilijk heden op. Wanneer het vlieg tuig boven het landingster rein aankomt en voor de lan- i gedaald, kan de piloot net vliegveld bij overigens goed zicht, al op vrg grote afstand zien liggen, terwijl de verkeers toren op het vliegveld (waarmee de piloot draadloos in contact staat) er voor zorgt, dat hij bij de landing geen concurrentie heeft van andere toestellen, die ook voor nemens zijn hun vleugels op het landings terrein uit te strekken. den is het conferentieoord dus nog voor an deren beschikbaar. Straks komen er weer de internationale werkkampen, waardoor jongelui uit vele lan den elkander in een mooie omgeving kunnen ontmoeten. Op de „boerderij" een wat een voudiger logeergelegenheid voor groepen, ko men elke week vele gasten, om te genieten van het prachtige park, waarachter het bos zich uitstrekt. Eén dag hebben we de goede sfeer op De Horst geproefd. Met de vooraf streng geselec teerde jongelui, die er vier jaar moeten wer ken om te worden „gevormd" hebben we ge sproken. Straks kan men ze tegen komen als jeugdwerkleider, als evangelist, maatschappe lijk werker, als directeur van een vormings centrum. of als secretaris in landelijk kerke lijk werk. Maar ook als personeelschef in een bedrijf, als werker onder fabrieksjongens en -meisjes. In interkerkelijke of kerkelijke stichtingen is er een taak voor jonge mannen en vrouwen, om de medemens te dienen. Alles op het terrein van de tussen-mense- lijke verhoudingen, zo is het kernachtig ge formuleerd in de doelstelling. Zo krijgt de dienst der kerk gestalte op alle terreinen, waar het mens-zijn bedreigd of beschadigd wordt. Hoe lager de wolken han gen hoe gevaarlijker het wordt willen wij nog niet zeggen maar wel: hoe meer de o.loot gebaat Is bij een juiste opgave van de wol kenhoogte. Wanneer Bijvoorbeeld de wolken op 50 meter hoogte drijven en dit komt bij re genachtig weer nogal eens voor (soms 20 tot 40 meter), dan wil dat zeggen, dat de 'piloot zeker tot beneden de 50 meter moet dalen alvorens hij grondzicht krijgt. Daar vertrouwt oe piloot dan op. Stel nu het geval, dat men van de wev kundige dienst op het vliegve d een wolkenhoog te opgeeft van 100 meter. De piloot stelt er zich dan ge heel op in. dat wanneer hij door de wolken heen komt (naar beneden) er nog onge veer een ruimte is van 100 meter voor hij de grond raakt. Hij daalt, daalt nog verder en dan plotseling ziet hoogspanningsmast, naast zich. Voor een acht Jaar terug raakte op deze wijze een K L.M.-vliegtuig bij een lan ding op uet vliegveld Leeu warden (ouder zeer ongunsti ge weersomstandigheden» met een vleugeltip de toren van de stad Gelukkig wist de piloot, ondanks dat een gedeelte van de vleugel was afgebroken, nog een geslaag de noodlanding uit te voeren. BALLONNEJTES OPLATEN EEN op alle vliegvelden veelvuldig in gebruik zijnd hulpmiddel voor het be palen van de wolkenhoogte zijn de kleine ballonnetjes. Deze wo/Qcn tot een bepaal de diameter met waterstof gas gevuld en hebben dan een stijgsneihcid van bijvoor beeld 100 meter per minuut Zodra de ballon wordt los gelaten. controleert men met een stop-watch" (chronome ter) de tijd, die er verstrijkt tot dat de oallon in de lage wolkenflarden verdwijnt Zo dra dit geschiedt, hetgeen met het olote oog kan wor den waargenomen, wordt de tijdsduur gecontroleerd. Is de ballon bv ity minuut onder weg geweest dan drijven de wolken (stel dat de stijgsnel- heid, die oekend is, 100 me- bcdroeg) op i wij i de meteoro logische dienst een dergelijke wolkenhoogte-meting verrich ten en de piloot heeft ver- (moei ook vertrou- i kunnen heboen) in deze hiervan kan het lot van meer dan een vliegtuig er enkele beman ningsleden afhangen wanneet dc opgave geheel onjuist U. 7 Correspondentie en oplossingen aan de heer H. J. J. Slavekoorde, Goudreinetstraat 125, Den Haag, De bepaling van de juiste zet Ge hebt stellig wel eens het verhaal gehoord, dat men een aantal mensen de vraag stelde, wat zij wel met zich mede zouden nemen, indien zij de rest van hun leven op een onbewoond eiland zou den moeten doorbrengen en niet meer dan drie dingen zouden mogen meene men. Het gaat er nu niet om hoe die antwoorden luidden (en ze waren soms bijzonder verrassend!), maar wel om de gebruikte methode, welke er op ge richt is de mensen te dwingen zich re kenschap te geven van wat kostbaar is en wat niet, wat belangrijk is en wat niet. Aan het vorenstaande moesten wij de zer dagen denken, toen wij eens peins den over het omvangrijke oeuvre van dr. M. Euwe. Indien wij dit gehele Welke twee boeken zoudt Ge hiervan wil len hebben, indien Ge U hiertoe zoudt moeten beperken? Dat zal afhankelijk zijn van het soort schakers dat ge voor dit doel hebt uit- n opmerken. Inderdaad die 100 een belangrij- gekozen. zal is de keuze ke factor. Daarom voegen wij hie toe, dat die 100 schakers dan een ver antwoorde steekproef zouden moeten vormen uit alle Nederlandse schakers. Ge moet u dat zó voorstellen. Stel, dat Nederland 100.000 per schaakkunst in meerdere of mindei leester zijn, ^dan zullen ker niet meer dan ongeveer 2000 het epitheton „sterke schaker" verdienen. De andere 98.000 (dat is dus 98 pet) zullen minder sterk spelen en een spel- niveau hebben, dat voor een gewone schaker, zoals u en ik, niet onbereik baar is. Anders gezegd, onder die 100 schakers die wij als proefpersonen zou den willen uitkiezen, zullen er zich in elk geval meer dan 95 bevinden, die u in speelkracht niet èl te veel zullen ontlo pen. Nog anders gezegd: die 100 scha kers kiezen we willekeurig uit de lezers van deze rubriek. Welnu, waarde lezer, ik confronteer u met de hierboven gestelde vraag. Wel ke twee boeken van dr. Euwe zoudt ge willen kiezen (en dus prefereren boven alle andere) indien gij het voor het zeg gen hadt? Het is eigenlijk jammer dat wij deze vraag niet tot een prijsvraag kunnen ma ken. Het zou interessant zijn kennis te nemen van de diversiteit van antwoor den die op deze simpele vraag zouden binnenkomen. Maar van één ding ben ik heel zeker: Er zou beslist géén overweldigende meerderheid te vinden zijn voor de twee boeken, welke dr. Euwe als zijn beste boeken beschouwt. Indien we nu buiten beschouwing laten, dat ik het bewijs van mijn „zekerheid" natuurlijk niet le veren kan, rijst toch wel even de vraag, hoe het komt dat ik hiervan zo zeker ben. Ook hierop valt geen antwoord te geven dat als „bewijs" kan gelden, want mijn bewijs is er een „uit het onge rijmde". Maar ik weet van heel wat schakers welke schaakboeken zij hebben. En dan heb ik niet eens de zg club schakers op het oog. Zeker de helft van hen heeft helemaal geen schaakboeken. lelfs i op de .Het eindspel" van dr. Euwe zijn uiterst gewild. Ge kunt een of meer dezer deel tjes bij talloze schakers aantreffen. Denk vooral niet, dat wij die boekjes minder geslaagd vinden. Geen haar op ons hoofd die daaraan denkt. Maar het gaat er nu om of deze boekjes voor de huis-, tuin- en keukenschaker de meest geslaagde zijn. Of het wijs is, dat boek jes als deze in de eerste plaats worden aangekocht, met voorbijgaan van ande re welke zoveel beter geschikt zijn om hem algemene kennis aangaande het schaken bij te brengen. En tot deze -laatste rekeneq wij dan Euwe's beste boeken, resp. „Bouwste nen van de schaakkunst" en Strategie en taktiek in het schaakspel". Beide, boe ken zijn uitgegeven door N V. Uitge verij W. P. van Stockum Sc Zoon te 's-Gravenhage; beide zijn gebonden en beide kosten 6,50 per exemplaar. Het is bijna onbegrijpelijk, dat deze twee boeken niet de bestsellers van de Nederlandse schaakproductie zijn ge worden. Uit het eerstgenoemde boek (Bouw stenen van de schaakkunst) willen wij in deze rubriek het een en ander cite- het eerste hoofdstuk, dat dezelf- in het zover mogelijk doorrekenen van de verschillende mogelijkheden, of, zoals we dat met een schaakterm uitdrukken: in het zo diep mógelijk combineren. Ri chard Réti heeft reeds in zijn werkje „Moderne ideeën in het schaakspel" (1922) de aandacht op deze misvatting gevestigd. „Met een weinig rekenen", betoogt Rétti, „zullen we gemakkelijk winnen, hoe onmogelijk en dientengevolge ook nutteloos in het algemeen een poging is om de juiste opeenvolging der zetten vooruit te willen zien. Beschouwen wij een stelling waarin niets bepaalds dreigt, een gewone, kalme stelling, dan is het zeker niet te veel gezegd wanneer we onderstellen, dat iedere speler telkens gemiddeld drie aannemelijke zetten heeft, die men, als men dan tóch voor uit wil rekenen, in aanmerking moet ne men. Zou ik nu alle varianten vooruit willen berekenen dan moest ik, wanneer ik een gehele zet dat is een zet van mij en een van mijn tegenstander wilde doorrekenen reeds driemaal drie is negen verschillende varianten be schouwen. Voor twee gehele zetten zou het aantal mogelijkheden reeds 3x3 x 3 x 3 is 81 zijn, het doorrekenen daarvan dus hoogstens in corresponden tiepartijen mogelijk. Zou men drie zet ten van wit en zwart willen berekenen, dan werd het aantal varianten 729 een onmogelijke taak. Als men zich nu al eens die moeite wilde getroosten, wat zou dan de belo ning zijn? Het doorrekenen der varian ten heeft toch slechts zin, wanneer uit de stellingen die aan het einde der com binatie zijn ontstaan blijkt, welke voort zetting de gunstigste is. Maar in een rus tige stelling kan men niet onderstellen, dat na verloop van drie vooruit bere kende zetten reeds een duidelijk resul taat aan het licht zal komen. Derhalve moest men naar de mening der leken, die denken dat in het schaakspel alles slechts op het combineren aankomt, nóg verder rekenen, en het is duidelijk met welke, elk menselijk bevattingsvermo gen te boven gaande, snelheid het aan tal varianten na enkele zetten zou groei- We zullen (aldus vervolgt dr. Euwe na dit citaat) dit zeldzaam heldere be toog van de helaas zo vroeg overleden grote schaakdocent thans aan de hand van een stelling uit de practische par tij aan een nader onderzoek onderwer- ternationale spelregels, laat staan nieuwe internationale spelregels, wel ke sedert 1 September 1954 van kracht zijn geworden in ons land. Vele eenvoudige schakers bezitten toch wel iets: gewoonlijk een elemen tair leerboekje, waaruit men de gang van de stukken kan leren, soms een snuf je openingsthcorie en voorts enkele be roemde partijen uit het grijze verleden kan naspelen. En als men dit boekje zo'n beetje heeft doorgenomen, gaat men spelen, spelen en nog eens spelen. De huis-, tuin- en keukenspeler wil spelen en niet leren, laat staan studeren. Hij speelt met ieder die onder zijn bereik komt: met huisgenoten, kennissen, vrienden en bekenden. En hij speelt maar door. totdat hij op een kwade dag tegen iemand oploopt, die hem spelen derwijze „van het bord veegt". Dat is natuurlijk niet pleizierig en als dit en kele malen achtereen heeft plaats ge vonden, volgt al spoedig de schuchtere vraag: Hoe komt het toch dat ik niet tegen u opkan? Als de winnaar een ver standig man is. praat hij een ogenblikje met dc verliezer en dan zal hij al spoe dig ontdekken, dat deze wel veel speelt, maar van het hele schaken eigenlijk niet veel begrijpt, omdat hij is blijven staan op het niveau van zijn eerste elementai re leerboekje, waaruit hij slechts de spelregels leerde, en niet hoe men moet De conclusie ligt voor de hand, dat men nog iets meer moet leren dan de spelregels Maar wat? En dan komt de kardinale vraag: Welk boekje zal ik me nu eens aanschaffen? Vooral boek je, niet bock! Het moet niet te moeilijk zijn cn het mag niet te veel tijd kosten Ja, als men zo redeneert komt men er nooit Zonder moeite bereikt pien immers Maar wees niet ontmoedigd. Er zijn nog talrijke schakers die er heus wel wat moeite voor over hebben om verder te komen. Ze zijn niet alleen bereid om er een of twee boeken „bij" te nemen, maar ze doen het ook Maar wat kopen ze dan? De 12 deeltjes „Theorie der schaakopeningen" en de 12 deeltjes van I «I Üi4 A A M 1 1 i ""BIS g abcdefgh Wit overweegt hier Tdl-d3, maar zal, alvorens definitief tot deze zet tc beslui ten. eerst nog enkele tegenzetten van zwart nagaan. Het is nu de vraag, wél ke tegenzetten van zwart de witspeler bekijkt. Zal hij geheel systematisch be ginnen elk der pionzetten a7-a6. a7-a5. b7-b6, enz., aan een nader onderzoek te onderwerpen, om vervolgens alle moge lijke bewegingen van de zwarte stukken te berekenen? Zeer zeker niet, want daarmede zou de witspeler een grote dosis overbodig werk verrichten, omdat er t a v. sommige der berekende moge lijkheden nauwelijks kans bestaat dat de zwartspeler er een van kiest. Maar welke zetten van zwart moeten dan wél en welke zetten niet In be schouwing genomen worden-' Om het antwoord te vinden op deze vraag, dienen we allereerst te weten, welke overwegingen de witspeler er toe leidden de zet Teil—d3 te bekijken. Het is duideiyk. dat wit daarmede zijn toren naar g3 of h3 wil brengen, ten einde op de koningsvleugel aanval te verkrijgen. Maar waarom wil hij de zwarte koningsstelling bedreigen? Om dat hij meent, kans van slagen te zul len hebben door het ontbreken van de zwarte pion g7. Dit brengt tevens met zich mede, dat wit zich niet be hoeft te pijnigen met de berekening van alle mogelijke antwoorden van de zwattspoler. Slechts eer. zeer beperkt aantal tegenzetten nl. die welke in direct verband staan met het voorne men de zwarte koning te gaan aan vallen. behoeft wit te overwegen. Zo byv. Lb4—f8, Pd7f8, Dd8—f6, Kg8 h8. Daarentegen zou een nauwkeu rige berekening van de gevolgen van bijv. b7b6 uit de aard der zaak ondoelmatig zijn. Wij willen dit gevonden resultaat nog even anders formuleren, op andere wijze uitdrukken. Bij zijn onderzoek naar de beste zet begint de witspeler met de opsporing van het kenmerk der stelling; als zo danig vindt hij het ontbreken van de zwarte pion op g7. Daarna maakt hij, op grond van het gevonden kenmerk, een plan van handelen op: hij besluit de zwarte koningsvleugel, die door het ontbreken van pion g7 is verzwakt, te gaan aanvallen. Thans rest nog de ■uitvoering van dit plan: een aanval ondernemen wil zeggen zoveel moge lijk stukken naar het terrein van de strijd brengen, in dit geval Tdld3— g3 of h3. Pblc3e4 en Lelh6. Deze derde opgave, waarvoor de witspeler zich geplaatst ziet, zal dus bestaan in het bepalen van de velgörde. waarin de troepen naar het frent zullen op marcheren, Welke volgorde de voor keur verdient, hangt voor een groot deel af van de tegenzetten van zwart. Zo zal wit bijv. spoedig inzjen. dat Lelh6 als eerste zet hem weinig ver der brengt, dat zwart Dd8f6 ant woorden kan en de loper onverrichter- zake terug moet keren (tenzij wit de betrekkelijk passieve zet De2cl speelt). Nu is het duidelijk tot welke groep van tegenzetten wit zich kan bepalen: hij heeft een vast plan ge vormd en onderzoekt slechts die zetten van zwart, welke iets met het gevorm de plan uitstaande hebben. En zelfs ten aanzien van die beoerkte groep van tegenzetten is geen biizonder nauw keurig onderzoek vereist. Wit behoeft in de diagram^telling voorshands slechts globaal te bepalen, welk plan van verdediging zwart tegenover het plan van aanval kan stellen; details kunnen wachten. De bepaling van de juiste zet ge schiedt dus als volgt: 1. Opsporing van het kenmerk. 3. De uitvoering van dat plan. Door deze splitsing in drieën wordt de opgave om in een bepaalde stelling de beste zet te vinden aanzienlijk ver gemakkelijkt. In de plaats van het oorspronkelijke, vrij vage. probleem treden nu drie problemen, die de speler het grote voordeel bieden dat zij scherp begrensd zijn en waarvan bovendien het ene uit het andere voortvloeit. Het kenmerk is als een boei. die ons op de grote oceaan der mogelijkheden het plekje aanwijst waar we met ons werk moeten begin nen. Daarna hebben we te beslissen wat wij wensen te bereiken (plan) en hoe wij dit willen bereiken (uitvoe ring). Waar. wat en hoe, dat zijn dus de drie vragen welke we bij de bepa- lig van de beste zet achtereenvolgens moeten beantwoorden. Hiermede besluiten wij ons citaat uit het eerste hoofdstuk van „Bouw stenen van de schaakkunst". Wij ma ken ons sterk, dat vele lezers van deze rubriek nog nimmer op zo heldere wijze hebben kunnen lezen hoe men zijn denkproces bij het schaken moet ordenen. Kunt u zich voorstellen, dat het een onverdeeld genoegen moet zijn zich op deze wijze meer dan 200 bladzijden lang door een zo ervaren sehaakpaedagoog als Dr. Euwe is te laten voorlichten? In een volgende rubriek het een en ander uit „Strategie en tactiek in het schaakspel". Oplossingen der opgaven 1Kd7 2. Pc5 mat. 1K/7 2. Dg8 mat. 1Kd5 2. Pg5 mat. 1Kf5 2. Lh3 mat. 2. Probleem van J. van I PX®4 (dreigt 2. Th4 mat) en 1Kxe4 2. DXc4 mat 1fxe4 2. Df8 mat. Probleem J. PUZZLE I VAN DE U/EEK j ^llllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllHllllllllllllllllllllllllllllllllli Kruiswoordraadsel HORIZONTAAL: 1 Spaans landvoogd, 4 zeeplant. 7 ambtshalve. 9 landbouw gereedschap. 10 tropisch dier. 14 jon gensnaam. 15 pers. voornaamwoord. 17 verbinding, 18 zangnoot, 19 pluis. 21 deel van het etmaal. 22 god der liefde. 24. volksoverlevering, 25 spil, 26 plaats in Oostenrijk. 28 bijwoord, 29 trekmachi ie, 33 aardappel. 35 zangnoot, 37 schrijf gereedschap. 38 insect, 39 onderwijs. 41 kleedje, 42 roofvogeL VERTICAAL: 2 deel van het oor. 3 natie, 5 onbep. hoeveelheid, 6 ik, 8 delf stof, 10 deel van een wetsartikel, 11 ri vier in Oostenrijk, 12 gering gewicht. 13 vogel. 16 harde oppervlakte. 18 dun. 20 rivier in Italië. 21 kindergioet, 23 deel van het hoofd, 24 duivel. 27 toneelspeler. 30 titel. 31 deel van «te bijbel, 32 ernstig, 34 insectje. 36 priem. 38 naakt. 40 voor zetsel, 41 pers. voornaamwoord. Inzending per briefkaart voor a.s. Don derdag aan het bureau van dit blad. In de linkerbovenhoek aan de adreszijde vermelden: „Puzzle-oplossing". Er zjjn drie prijzen: 1. 5; 2. 2.50; 3. 2.50. Oplossing ..Van A tol Z" 1 van 9 Juli Spurrie, evenement, truc, civet, totebel, leger, reuzel. Lucifer, respect, tombo'a. anode, ekster, robijn, nerts, swagger, rap port. tl-'jfdf AA Has m - i abcdefgh 2. Zwart aan zet wint. 1bxc4 e.p. 2. Tb4 mat. 1T x c4 2. Td3 mat. 1Td5 2.Dxd5 mat. hoewel er zo op het oog niet het min- 1Te4 2. Pf3 mat Onze opgaven De opgaven voor deze rubriek ont lenen wg aan een nieuw boek van Fred Reinfeld, getiteld „1001 brilliant chess sacrifices and combinations". En hoewel er zo op het oog niet het min ste verband bestaat tus>en ons „hoofd artikel" en deze opgaven, is er toch op zeer eenvoudige wijze verband tus sen te leggen. Voor elke opgave geldt nl.: 1) bepaal voor elke stelling het (beslissende' kenmerk ten gunste van de speler die aan zet is; 2) ontwerp in elke stelling een plan op grond van het gevonden kenmerk; 3) voer dit plan uit Ai WA A X I IfiB B

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 8