V/rïenden
oe koog drijven de wolken
mm m
mm mm
abwi a
m m
ZONDAGSBLAD
16 JULI 1355
Meestal is een hond een trouwe vriend voor jong en oud.
ER staat een huisje op het plein.
Zo'n klein, nietig pothuisje, dat
vermoeid tegen de kerk schijnt aan te
leunen. Zijn hoofd buigt triest naar
voren. De blinden zijn scheefgezakt.
De stoep is uitgesleten.
De deur, die uit twee delen bestaat,
hangt wankel in de scharnieren. De
ramen lijken uit de sponningen te val
len. De stenen voorgevel is van een
verschoten rood, zoals je dat alleen
bij oude gebouwen ziet.
Dat is het huisje van Teun, de vod-
denboer. Teun, die dagelijks met zijn
gammele handkar langs de straten
sjokt en met schorre stem het „wo-
doo" roept.
Onder zijn kar loopt een zwarte
hond „Bas", een groenendalen Zijn
haren worden grijs, net als bij men
sen en zijn ogen staan dof.
Gebonden in de riemen onder de
wagen gaat ook hij iedere dag de weg
naar de andere kant van de stad,
met hangende kop die hij even oplicht
als er een slagerswinkel in de buurt
is, of als er een kat voorbij rent.
Dan gaan zijn haren overeind staan
en klinkt een diep gegrom.
Gehoorzaam blijft hij wachten als
de kar stilstaat en Teun met een krib
bige vrouw kibbelt over een oude jas,
die nog zo mooi is of over een tapijt
waar gaten in zijn gesleten.
Hij kent alle geluiden. Dat van de
roestige unster, die piept en kreunt
onder het gewicht van krantenpapier,
het schuren van de poot over de
grond, als de wagen stil staat.
Zelfs herkent hij in de stem van
Teun het humeur. Als Teun sjaggerij-
nig is kruipt hij bedeesd in een hoek,
houdt zich stil en blijft de oude, flar-
derige schoenen uit de weg.
Wanneer Teun 's avonds met het
geld rinkelt dat hij telt, de opbrengst
van die dag, en moeizaam opstaat om
het sigarenkistje te pakken waar de
winst in gaat, sluipt Bas onder de tafel
en verbergt zich achter het afhangen
de kleed.
Maar als Teun fluit springt hij op
naar de baas, legt zijn kop op de knie
en knippert tegen de snor en het
plukkerige, grauwe haar. Dan loopt
hij naar zijn bak en draagt die tus
sen zijn sterke kaken voor de voeten
van Teun. „Ik heb honger, baas"
Hij weet dat er een kluif af kan.
Als Teun hem een kwartje toegooit,
vangt hij het op met zijn bek, drukt
met zijn poot de onderste deur open
en gaat naar de slager op de hoek.
Daar legt hg het geldstukje op de
toonbank en kwispelt.
Ze kennen Bas. Uit de ijskast komt
het been en als de dikke man in de
gevlekte jas het hem toewerpt vangt
hij het, blaffend.
Hij loopt terug naar het huis, waar
Teun hem wacht, met zijn benen op
een stoel, een pruim kauwend. Onder
uit gezakt steekt hij zijn hand uit en
aait Bas over de kop. Samen genieten
zij. Bas van zijn kluif, Teun van de
Zo is er door de jaren een vriend
schap gegroeid tussen die oude man
en zijn hond. Sommige dagen weten
ze „het is mis". Dan ontlopen ze de
vertrouwelijkheid, maar steunen el
kaar door het weten dat ze er beiden
zijn, dat ze bij elkaar horen.
De zomer gaat voorbij met zijn
zonneschijn, zijn regen. De winter
volgt. Het is een kwakkel-winter, met
veel sneeuw en nattigheid. Overdag
is het leven hard, de verdiensten zijn
slecht, maar 'avonds is er de rood-
buikige kachel. Dat vergoedt veel.
Het voorjaar komt. Dat is een goe
de tijd voor Teun. Al die vrouwen
met hun schoonmaakwoede ruimen
heel wat op. Dat brengt geld in het
laatje.
Gelukkig leven ze samen, die Bas
en die Teun.
ZOALS iedere morgen springt Bas
op bij het krieken van de dag. Hij
gaat even zijn ommetje maken. Het
onderdeurtje staat altijd los.
't Is zonnig buiten en het ruikt lek
ker. Huppelend loopt hij terug, springt
op tegen het bed waarover de zon
spelend haar stralen werpt.
Hij wil het vertrouwde gezicht lik
ken.
Er is iets, hij voelt het. Waarom
gaan die ogen niet open?
Dan breekt hij uit in luid gejank.
Zijn poten worden machteloos; hij
rolt op de vloer en jankt., jankt, de
ogen draaien in hun kassen. Hartver
scheurend is zijn huilen. Menselijk
bijna, is het verdriet om de dode
vriend.
Het gaat allemaal vlug voorbij. De
buurvrouw komt kijken, opgeschrikt
door het lawaai van de hond. Een
auto komt met vreemde mannen, die
Teun op een draagbaar leggen en
Bas rent er achteraan totdat hij het
niet meer bij kan houden. Woedend
bijt hij naar een wandelaar. Hijgend
strompelt hij naar de gracht. Wanho
pig zijn zijn pogingen om Teun te
vinden.
Vier weken zwerft hij zo, steeds
weer bij het huisje terugkerend om te
kijken of Teun al terug is.
Dan, uitgehongerd en erg verma
gerd, gaat hij liggen. Ergens, in het
gras.
Nog een paar keer knippert hij be
droefd naar de zon, naar de vogels
die hun vreugde zingen, naar de bloe
men, die zacht wiegen in de wind.
Dan zakt de kop op de gestrekte
voorpoten
TREES.
(Vervolg van pag. 1)
Cen d<
ag op
De Horst
De inleiding tot de rechtsleer en -practijk
ontbreekt niet, waarbij in het bijzonder het
familierecht (huwelijks- en kinderrecht), ar
beidsrecht en sociale verzekering onder de
loupe worden genomen.
Daarnaast nog paedagogiscn-psychologische
vakken en algemene vakscholing: encyclopae
dic van het maatschappelijk werk, het wer
ken met groepen (groupwork) en individueel
werk (casework), sociale kaart en adminis
tratie.
De middaguren zijn bestemd voor sport en
spel, zang, volksdans, instrument bespelen,
handenarbeid, lekespel, spreekles, vertellen
en voordragen. Het accent wordt bij dit alles
gelegd op het leven van vandaag: de heden
daagse cultuur, literatuur, beeldende kunsten,
film en toneel en verder ook excursies naar
grote bedrijven.
Op deze ..onderbouw", die voor allen gelijk
is, volgen dan de specialisaties in algemene,
maatschappelijke zorg, specialisatie voor per
soneelsfunctionaris en cultureel vormingslei
der, waarbij de studie van een deel der bo
vengenoemde vakken kan worden verdiept.
MEN ziet hier uit wel, dat de jeugd, die zich
geroepen voelt naar De Horst te gaan,
niet op een instituut is, waar men achter boe
ken zit als harde blokkers op een stille kamer.
Zij wordt gevormd door het samen sport beoe
fenen. het samen corvee doen, het samen de
krant lezen, het discussieren met elkaar en
het samen luisteren naar concerten en toneel
stukken in Utrecht of Zeist.
Wij kunnen ons voorstellen, dat de jonge
gasten op De Horst zich best thuis voelen op het
mooie buiten, waar de maaltijden worden ge
bruikt, met de „huiskamer" en de werkver
trekken.
In tien jaar tijd ging men stapje voor stap
je vooruit. In de zomer van 1945, toen Neder
land zich langzaam oprichtte kon men het
riante huis van freule De BlocqVan Raers-
ma de Wit op heel schappelijke voorwaarden
kopen en een maand later arriveerden de eer
ste aspirant Wika's. welk woord zoals men
weet een afkorting is van W(erker) I(n) K(er-
kelijke) A(rbeid). En in November in dat jaar
kon men starten.
De Orangerie werd, zoals we reeds vertel
den, kapel, de garage werd gymnastiekzaal,
nadat er een tijdlang lessen in werden gege
ven en er zelf3 synodevergaderingen in wer
den gehouden. Buitenlandse kerken boden hulp
waardoor op het 27 h a. grote terrein slaap-
barakken konden worden gebouwd in Zwitser
se trant. De bibliotheek met 14.000 banden,
werd in een dezer barakken ondergebracht.
Op het terrein verrees ook een conferentie
oord Dank zij een genereuze gift van je Pres
byterian Church of U.S.A. van zestig duizend
dollar kon in 1948 het Eykmanhuis worden
gebouwd, genoemd naar de initiatiefnemer
van al dit werk. Gedurende acht maanden
van net jaar wordt dit moderne gebouw, naar
het ontwerp van architect Ir. S. van Ravesteyn,
gebruikt door het Herv. seminarie voor a.s.
predikanten. Dr. Berkhof, de rector van het
seminarie, is ook docent van de school voor
maatschappelijk werk. Gedurende vier maan-
Een vraag, van groot belang voor de luchtvaart
maakt het niet veel uit of de
wolken, wanneer het weer
toch al ongunstig en af en
toe regena -htig is, op 40 me
ter op 140 of op 400 meter
hoogte dr'Jvren.
Van veel belang is de wol
kenhoogte voor de piloot,
kortom voor de luchtvaart
Naast een juiste barometer
stand. waarop de piloot zijn
hoogtemeter instelt, is ook
een juiste opgave van de
wolkenhoogte van veel be
lang. vooial wanneer de wol
ken laag drijven.
Wanneer de wolken zich op
500 meter ol nog grotere
hoogte bevinden, dan levert
dit weinig of geen moeilijk
heden op. Wanneer het vlieg
tuig boven het landingster
rein aankomt en voor de lan-
i gedaald, kan
de piloot net vliegveld bij
overigens goed zicht, al op vrg grote
afstand zien liggen, terwijl de verkeers
toren op het vliegveld (waarmee de piloot
draadloos in contact staat) er voor zorgt,
dat hij bij de landing geen concurrentie
heeft van andere toestellen, die ook voor
nemens zijn hun vleugels op het landings
terrein uit te strekken.
den is het conferentieoord dus nog voor an
deren beschikbaar.
Straks komen er weer de internationale
werkkampen, waardoor jongelui uit vele lan
den elkander in een mooie omgeving kunnen
ontmoeten. Op de „boerderij" een wat een
voudiger logeergelegenheid voor groepen, ko
men elke week vele gasten, om te genieten
van het prachtige park, waarachter het bos
zich uitstrekt.
Eén dag hebben we de goede sfeer op De
Horst geproefd. Met de vooraf streng geselec
teerde jongelui, die er vier jaar moeten wer
ken om te worden „gevormd" hebben we ge
sproken. Straks kan men ze tegen komen als
jeugdwerkleider, als evangelist, maatschappe
lijk werker, als directeur van een vormings
centrum. of als secretaris in landelijk kerke
lijk werk.
Maar ook als personeelschef in een bedrijf,
als werker onder fabrieksjongens en -meisjes.
In interkerkelijke of kerkelijke stichtingen is er
een taak voor jonge mannen en vrouwen, om
de medemens te dienen.
Alles op het terrein van de tussen-mense-
lijke verhoudingen, zo is het kernachtig ge
formuleerd in de doelstelling. Zo krijgt de
dienst der kerk gestalte op alle terreinen, waar
het mens-zijn bedreigd of beschadigd wordt.
Hoe lager de wolken han
gen hoe gevaarlijker het
wordt willen wij nog niet
zeggen maar wel: hoe
meer de o.loot gebaat Is bij
een juiste opgave van de wol
kenhoogte.
Wanneer Bijvoorbeeld de
wolken op 50 meter hoogte
drijven en dit komt bij re
genachtig weer nogal eens
voor (soms 20 tot 40 meter),
dan wil dat zeggen, dat de
'piloot zeker tot beneden de
50 meter moet dalen alvorens
hij grondzicht krijgt. Daar
vertrouwt oe piloot dan op.
Stel nu het geval, dat men
van de wev kundige dienst op
het vliegve d een wolkenhoog
te opgeeft van 100 meter. De
piloot stelt er zich dan ge
heel op in. dat wanneer hij
door de wolken heen komt
(naar beneden) er nog onge
veer een ruimte is van 100
meter voor hij de grond
raakt. Hij daalt, daalt nog
verder en dan plotseling ziet
hoogspanningsmast,
naast zich.
Voor een acht Jaar terug
raakte op deze wijze een
K L.M.-vliegtuig bij een lan
ding op uet vliegveld Leeu
warden (ouder zeer ongunsti
ge weersomstandigheden»
met een vleugeltip de toren
van de stad Gelukkig wist
de piloot, ondanks dat een
gedeelte van de vleugel was
afgebroken, nog een geslaag
de noodlanding uit te voeren.
BALLONNEJTES OPLATEN
EEN op alle vliegvelden
veelvuldig in gebruik
zijnd hulpmiddel voor het be
palen van de wolkenhoogte
zijn de kleine ballonnetjes.
Deze wo/Qcn tot een bepaal
de diameter met waterstof
gas gevuld en hebben dan
een stijgsneihcid van bijvoor
beeld 100 meter per minuut
Zodra de ballon wordt los
gelaten. controleert men met
een stop-watch" (chronome
ter) de tijd, die er verstrijkt
tot dat de oallon in de lage
wolkenflarden verdwijnt Zo
dra dit geschiedt, hetgeen
met het olote oog kan wor
den waargenomen, wordt de
tijdsduur gecontroleerd. Is de
ballon bv ity minuut onder
weg geweest dan drijven de
wolken (stel dat de stijgsnel-
heid, die oekend is, 100 me-
bcdroeg) op
i wij
i de meteoro
logische dienst een dergelijke
wolkenhoogte-meting verrich
ten en de piloot heeft ver-
(moei ook vertrou-
i kunnen heboen) in deze
hiervan kan
het lot van meer dan een
vliegtuig er enkele beman
ningsleden afhangen wanneet
dc opgave geheel onjuist U.
7
Correspondentie en oplossingen
aan de heer H. J. J. Slavekoorde,
Goudreinetstraat 125, Den Haag,
De bepaling van de
juiste zet
Ge hebt stellig wel eens het verhaal
gehoord, dat men een aantal mensen de
vraag stelde, wat zij wel met zich mede
zouden nemen, indien zij de rest van
hun leven op een onbewoond eiland zou
den moeten doorbrengen en niet meer
dan drie dingen zouden mogen meene
men. Het gaat er nu niet om hoe die
antwoorden luidden (en ze waren soms
bijzonder verrassend!), maar wel om
de gebruikte methode, welke er op ge
richt is de mensen te dwingen zich re
kenschap te geven van wat kostbaar
is en wat niet, wat belangrijk is en wat
niet.
Aan het vorenstaande moesten wij de
zer dagen denken, toen wij eens peins
den over het omvangrijke oeuvre van
dr. M. Euwe. Indien wij dit gehele
Welke twee boeken zoudt Ge hiervan wil
len hebben, indien Ge U hiertoe zoudt
moeten beperken?
Dat zal afhankelijk zijn van het soort
schakers dat ge voor dit doel hebt uit-
n opmerken. Inderdaad
die 100 een belangrij-
gekozen. zal
is de keuze
ke factor. Daarom voegen wij hie
toe, dat die 100 schakers dan een ver
antwoorde steekproef zouden moeten
vormen uit alle Nederlandse schakers.
Ge moet u dat zó voorstellen. Stel, dat
Nederland 100.000 per
schaakkunst in meerdere of mindei
leester zijn, ^dan zullen
ker niet meer dan ongeveer 2000 het
epitheton „sterke schaker" verdienen.
De andere 98.000 (dat is dus 98 pet)
zullen minder sterk spelen en een spel-
niveau hebben, dat voor een gewone
schaker, zoals u en ik, niet onbereik
baar is. Anders gezegd, onder die 100
schakers die wij als proefpersonen zou
den willen uitkiezen, zullen er zich in elk
geval meer dan 95 bevinden, die u in
speelkracht niet èl te veel zullen ontlo
pen. Nog anders gezegd: die 100 scha
kers kiezen we willekeurig uit de lezers
van deze rubriek.
Welnu, waarde lezer, ik confronteer u
met de hierboven gestelde vraag. Wel
ke twee boeken van dr. Euwe zoudt ge
willen kiezen (en dus prefereren boven
alle andere) indien gij het voor het zeg
gen hadt?
Het is eigenlijk jammer dat wij deze
vraag niet tot een prijsvraag kunnen ma
ken. Het zou interessant zijn kennis te
nemen van de diversiteit van antwoor
den die op deze simpele vraag zouden
binnenkomen.
Maar van één ding ben ik heel zeker:
Er zou beslist géén overweldigende
meerderheid te vinden zijn voor de twee
boeken, welke dr. Euwe als zijn beste
boeken beschouwt. Indien we nu buiten
beschouwing laten, dat ik het bewijs
van mijn „zekerheid" natuurlijk niet le
veren kan, rijst toch wel even de vraag,
hoe het komt dat ik hiervan zo zeker
ben. Ook hierop valt geen antwoord te
geven dat als „bewijs" kan gelden, want
mijn bewijs is er een „uit het onge
rijmde". Maar ik weet van heel wat
schakers welke schaakboeken zij hebben.
En dan heb ik niet eens de zg club
schakers op het oog. Zeker de helft van
hen heeft helemaal geen schaakboeken.
lelfs i
op
de
.Het eindspel" van dr. Euwe zijn uiterst
gewild. Ge kunt een of meer dezer deel
tjes bij talloze schakers aantreffen.
Denk vooral niet, dat wij die boekjes
minder geslaagd vinden. Geen haar op
ons hoofd die daaraan denkt. Maar het
gaat er nu om of deze boekjes voor de
huis-, tuin- en keukenschaker de meest
geslaagde zijn. Of het wijs is, dat boek
jes als deze in de eerste plaats worden
aangekocht, met voorbijgaan van ande
re welke zoveel beter geschikt zijn om
hem algemene kennis aangaande het
schaken bij te brengen.
En tot deze -laatste rekeneq wij dan
Euwe's beste boeken, resp. „Bouwste
nen van de schaakkunst" en Strategie
en taktiek in het schaakspel". Beide, boe
ken zijn uitgegeven door N V. Uitge
verij W. P. van Stockum Sc Zoon te
's-Gravenhage; beide zijn gebonden en
beide kosten 6,50 per exemplaar.
Het is bijna onbegrijpelijk, dat deze
twee boeken niet de bestsellers van de
Nederlandse schaakproductie zijn ge
worden.
Uit het eerstgenoemde boek (Bouw
stenen van de schaakkunst) willen wij
in deze rubriek het een en ander cite-
het eerste hoofdstuk, dat dezelf-
in het zover mogelijk doorrekenen van
de verschillende mogelijkheden, of, zoals
we dat met een schaakterm uitdrukken:
in het zo diep mógelijk combineren. Ri
chard Réti heeft reeds in zijn werkje
„Moderne ideeën in het schaakspel"
(1922) de aandacht op deze misvatting
gevestigd.
„Met een weinig rekenen", betoogt
Rétti, „zullen we gemakkelijk winnen,
hoe onmogelijk en dientengevolge ook
nutteloos in het algemeen een poging is
om de juiste opeenvolging der zetten
vooruit te willen zien. Beschouwen wij
een stelling waarin niets bepaalds dreigt,
een gewone, kalme stelling, dan is het
zeker niet te veel gezegd wanneer we
onderstellen, dat iedere speler telkens
gemiddeld drie aannemelijke zetten
heeft, die men, als men dan tóch voor
uit wil rekenen, in aanmerking moet ne
men. Zou ik nu alle varianten vooruit
willen berekenen dan moest ik, wanneer
ik een gehele zet dat is een zet van
mij en een van mijn tegenstander
wilde doorrekenen reeds driemaal drie
is negen verschillende varianten be
schouwen. Voor twee gehele zetten zou
het aantal mogelijkheden reeds 3x3
x 3 x 3 is 81 zijn, het doorrekenen
daarvan dus hoogstens in corresponden
tiepartijen mogelijk. Zou men drie zet
ten van wit en zwart willen berekenen,
dan werd het aantal varianten 729
een onmogelijke taak.
Als men zich nu al eens die moeite
wilde getroosten, wat zou dan de belo
ning zijn? Het doorrekenen der varian
ten heeft toch slechts zin, wanneer uit
de stellingen die aan het einde der com
binatie zijn ontstaan blijkt, welke voort
zetting de gunstigste is. Maar in een rus
tige stelling kan men niet onderstellen,
dat na verloop van drie vooruit bere
kende zetten reeds een duidelijk resul
taat aan het licht zal komen. Derhalve
moest men naar de mening der leken,
die denken dat in het schaakspel alles
slechts op het combineren aankomt, nóg
verder rekenen, en het is duidelijk met
welke, elk menselijk bevattingsvermo
gen te boven gaande, snelheid het aan
tal varianten na enkele zetten zou groei-
We zullen (aldus vervolgt dr. Euwe
na dit citaat) dit zeldzaam heldere be
toog van de helaas zo vroeg overleden
grote schaakdocent thans aan de hand
van een stelling uit de practische par
tij aan een nader onderzoek onderwer-
ternationale spelregels, laat staan
nieuwe internationale spelregels, wel
ke sedert 1 September 1954 van kracht
zijn geworden in ons land.
Vele eenvoudige schakers bezitten
toch wel iets: gewoonlijk een elemen
tair leerboekje, waaruit men de gang
van de stukken kan leren, soms een snuf
je openingsthcorie en voorts enkele be
roemde partijen uit het grijze verleden
kan naspelen. En als men dit boekje
zo'n beetje heeft doorgenomen, gaat men
spelen, spelen en nog eens spelen. De
huis-, tuin- en keukenspeler wil spelen
en niet leren, laat staan studeren. Hij
speelt met ieder die onder zijn bereik
komt: met huisgenoten, kennissen,
vrienden en bekenden. En hij speelt
maar door. totdat hij op een kwade dag
tegen iemand oploopt, die hem spelen
derwijze „van het bord veegt". Dat is
natuurlijk niet pleizierig en als dit en
kele malen achtereen heeft plaats ge
vonden, volgt al spoedig de schuchtere
vraag: Hoe komt het toch dat ik niet
tegen u opkan? Als de winnaar een ver
standig man is. praat hij een ogenblikje
met dc verliezer en dan zal hij al spoe
dig ontdekken, dat deze wel veel speelt,
maar van het hele schaken eigenlijk niet
veel begrijpt, omdat hij is blijven staan
op het niveau van zijn eerste elementai
re leerboekje, waaruit hij slechts de
spelregels leerde, en niet hoe men moet
De conclusie ligt voor de hand, dat
men nog iets meer moet leren dan de
spelregels Maar wat? En dan komt de
kardinale vraag: Welk boekje zal ik
me nu eens aanschaffen? Vooral boek
je, niet bock!
Het moet niet te moeilijk zijn cn het
mag niet te veel tijd kosten Ja, als
men zo redeneert komt men er nooit
Zonder moeite bereikt pien immers
Maar wees niet ontmoedigd. Er zijn
nog talrijke schakers die er heus wel
wat moeite voor over hebben om verder
te komen. Ze zijn niet alleen bereid om
er een of twee boeken „bij" te nemen,
maar ze doen het ook Maar wat kopen
ze dan? De 12 deeltjes „Theorie der
schaakopeningen" en de 12 deeltjes van
I «I
Üi4 A A
M
1 1 i
""BIS g
abcdefgh
Wit overweegt hier Tdl-d3, maar zal,
alvorens definitief tot deze zet tc beslui
ten. eerst nog enkele tegenzetten van
zwart nagaan. Het is nu de vraag, wél
ke tegenzetten van zwart de witspeler
bekijkt. Zal hij geheel systematisch be
ginnen elk der pionzetten a7-a6. a7-a5.
b7-b6, enz., aan een nader onderzoek te
onderwerpen, om vervolgens alle moge
lijke bewegingen van de zwarte stukken
te berekenen? Zeer zeker niet, want
daarmede zou de witspeler een grote
dosis overbodig werk verrichten, omdat
er t a v. sommige der berekende moge
lijkheden nauwelijks kans bestaat dat
de zwartspeler er een van kiest.
Maar welke zetten van zwart moeten
dan wél en welke zetten niet In be
schouwing genomen worden-'
Om het antwoord te vinden op deze
vraag, dienen we allereerst te weten,
welke overwegingen de witspeler er
toe leidden de zet Teil—d3 te bekijken.
Het is duideiyk. dat wit daarmede
zijn toren naar g3 of h3 wil brengen,
ten einde op de koningsvleugel aanval
te verkrijgen. Maar waarom wil hij de
zwarte koningsstelling bedreigen? Om
dat hij meent, kans van slagen te zul
len hebben door het ontbreken van
de zwarte pion g7. Dit brengt tevens
met zich mede, dat wit zich niet be
hoeft te pijnigen met de berekening
van alle mogelijke antwoorden van de
zwattspoler. Slechts eer. zeer beperkt
aantal tegenzetten nl. die welke in
direct verband staan met het voorne
men de zwarte koning te gaan aan
vallen. behoeft wit te overwegen. Zo
byv. Lb4—f8, Pd7f8, Dd8—f6, Kg8
h8. Daarentegen zou een nauwkeu
rige berekening van de gevolgen van
bijv. b7b6 uit de aard der zaak
ondoelmatig zijn.
Wij willen dit gevonden resultaat
nog even anders formuleren, op andere
wijze uitdrukken.
Bij zijn onderzoek naar de beste zet
begint de witspeler met de opsporing
van het kenmerk der stelling; als zo
danig vindt hij het ontbreken van de
zwarte pion op g7. Daarna maakt hij,
op grond van het gevonden kenmerk,
een plan van handelen op: hij besluit
de zwarte koningsvleugel, die door het
ontbreken van pion g7 is verzwakt,
te gaan aanvallen. Thans rest nog de
■uitvoering van dit plan: een aanval
ondernemen wil zeggen zoveel moge
lijk stukken naar het terrein van de
strijd brengen, in dit geval Tdld3—
g3 of h3. Pblc3e4 en Lelh6. Deze
derde opgave, waarvoor de witspeler
zich geplaatst ziet, zal dus bestaan in
het bepalen van de velgörde. waarin
de troepen naar het frent zullen op
marcheren, Welke volgorde de voor
keur verdient, hangt voor een groot
deel af van de tegenzetten van zwart.
Zo zal wit bijv. spoedig inzjen. dat
Lelh6 als eerste zet hem weinig ver
der brengt, dat zwart Dd8f6 ant
woorden kan en de loper onverrichter-
zake terug moet keren (tenzij wit de
betrekkelijk passieve zet De2cl
speelt). Nu is het duidelijk tot welke
groep van tegenzetten wit zich kan
bepalen: hij heeft een vast plan ge
vormd en onderzoekt slechts die zetten
van zwart, welke iets met het gevorm
de plan uitstaande hebben. En zelfs
ten aanzien van die beoerkte groep
van tegenzetten is geen biizonder nauw
keurig onderzoek vereist. Wit behoeft
in de diagram^telling voorshands
slechts globaal te bepalen, welk plan
van verdediging zwart tegenover het
plan van aanval kan stellen; details
kunnen wachten.
De bepaling van de juiste zet ge
schiedt dus als volgt:
1. Opsporing van het kenmerk.
3. De uitvoering van dat plan.
Door deze splitsing in drieën wordt
de opgave om in een bepaalde stelling
de beste zet te vinden aanzienlijk ver
gemakkelijkt. In de plaats van het
oorspronkelijke, vrij vage. probleem
treden nu drie problemen, die de
speler het grote voordeel bieden dat
zij scherp begrensd zijn en waarvan
bovendien het ene uit het andere
voortvloeit. Het kenmerk is als een
boei. die ons op de grote oceaan der
mogelijkheden het plekje aanwijst
waar we met ons werk moeten begin
nen. Daarna hebben we te beslissen
wat wij wensen te bereiken (plan) en
hoe wij dit willen bereiken (uitvoe
ring). Waar. wat en hoe, dat zijn dus
de drie vragen welke we bij de bepa-
lig van de beste zet achtereenvolgens
moeten beantwoorden.
Hiermede besluiten wij ons citaat
uit het eerste hoofdstuk van „Bouw
stenen van de schaakkunst". Wij ma
ken ons sterk, dat vele lezers van deze
rubriek nog nimmer op zo heldere
wijze hebben kunnen lezen hoe men
zijn denkproces bij het schaken moet
ordenen. Kunt u zich voorstellen, dat
het een onverdeeld genoegen moet
zijn zich op deze wijze meer dan 200
bladzijden lang door een zo ervaren
sehaakpaedagoog als Dr. Euwe is te
laten voorlichten?
In een volgende rubriek het een en
ander uit „Strategie en tactiek in het
schaakspel".
Oplossingen der opgaven
1Kd7 2. Pc5 mat.
1K/7 2. Dg8 mat.
1Kd5 2. Pg5 mat.
1Kf5 2. Lh3 mat.
2. Probleem van J. van I
PX®4 (dreigt 2. Th4 mat) en
1Kxe4 2. DXc4 mat
1fxe4 2. Df8 mat.
Probleem
J.
PUZZLE I
VAN DE U/EEK j
^llllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllHllllllllllllllllllllllllllllllllli
Kruiswoordraadsel
HORIZONTAAL: 1 Spaans landvoogd,
4 zeeplant. 7 ambtshalve. 9 landbouw
gereedschap. 10 tropisch dier. 14 jon
gensnaam. 15 pers. voornaamwoord. 17
verbinding, 18 zangnoot, 19 pluis. 21 deel
van het etmaal. 22 god der liefde. 24.
volksoverlevering, 25 spil, 26 plaats in
Oostenrijk. 28 bijwoord, 29 trekmachi ie,
33 aardappel. 35 zangnoot, 37 schrijf
gereedschap. 38 insect, 39 onderwijs. 41
kleedje, 42 roofvogeL
VERTICAAL: 2 deel van het oor. 3
natie, 5 onbep. hoeveelheid, 6 ik, 8 delf
stof, 10 deel van een wetsartikel, 11 ri
vier in Oostenrijk, 12 gering gewicht. 13
vogel. 16 harde oppervlakte. 18 dun. 20
rivier in Italië. 21 kindergioet, 23 deel
van het hoofd, 24 duivel. 27 toneelspeler.
30 titel. 31 deel van «te bijbel, 32 ernstig,
34 insectje. 36 priem. 38 naakt. 40 voor
zetsel, 41 pers. voornaamwoord.
Inzending per briefkaart voor a.s. Don
derdag aan het bureau van dit blad. In
de linkerbovenhoek aan de adreszijde
vermelden: „Puzzle-oplossing".
Er zjjn drie prijzen: 1. 5; 2. 2.50;
3. 2.50.
Oplossing ..Van A tol Z" 1
van 9 Juli
Spurrie, evenement, truc, civet, totebel,
leger, reuzel. Lucifer, respect, tombo'a.
anode, ekster, robijn, nerts, swagger, rap
port. tl-'jfdf
AA
Has m
-
i
abcdefgh
2. Zwart aan zet wint.
1bxc4 e.p. 2. Tb4 mat.
1T x c4 2. Td3 mat.
1Td5 2.Dxd5 mat.
hoewel er zo op het oog niet het min-
1Te4 2. Pf3 mat
Onze opgaven
De opgaven voor deze rubriek ont
lenen wg aan een nieuw boek van
Fred Reinfeld, getiteld „1001 brilliant
chess sacrifices and combinations". En
hoewel er zo op het oog niet het min
ste verband bestaat tus>en ons „hoofd
artikel" en deze opgaven, is er toch
op zeer eenvoudige wijze verband tus
sen te leggen. Voor elke opgave geldt
nl.: 1) bepaal voor elke stelling het
(beslissende' kenmerk ten gunste van
de speler die aan zet is; 2) ontwerp
in elke stelling een plan op grond van
het gevonden kenmerk; 3) voer dit
plan uit
Ai
WA
A
X I
IfiB B