<2)e ^Coilanclóe xwa juu I35S sieRèAö vè,n onze poLö€rs en ouöe steöen wist u öit moLens een „st&ARt" heBBen en ze met „Blote Benen" kunnen lopen 7 Maar haalt men Hollands molens weg, zijn plassen en zijn vaarten, dan is mijn land geen Holland meer, al staat het op de kaarten. ZO zouden wij met een variatie op een bekend gedichtje kunnen uit drukken hoe onze molens met het landschap zijn vergroeid. Onze polders vormen een bijna on verbrekelijke eenheid met de stoere watermolen, die als het ware de nooit aflatende strijd met onze erfvijand het water symboliseert. Hij maakt, wanneer hij, zijn machtige wieken ge dreven door een felle wind, onder een zware wolkenlucht zuchtend en steu nend zijn arbeid verricht, op ons een onvergetelijke indruk. Maar niet enkel het polderland wordt door de molen beheerst. Meni ge korenmolen in het heuvelachtige Limburgse landschap vormt een rus tiek plekje, terwijl het beeld van een hoge walmolen, zoals we er in enkele van onze steden nog een kennen, een schilderachtig cachet aan het stads beeld geeft. KORENMOLEN MET STELLING (VA# MHTEPCli UH£N) Naar de oorsprong van de windmo lens, die zo karakteristiek voor de la ge landen zijn, tast men volkomen in het duister. Aanvankelijk bestond de mening, dat de kruisridders ze op hun tochten naar het Oosten leerden kennen en ze hier hadden ingevoerd. Men heeft deze mening moeten prijs geven, want het bleek, dat de Heren van Maelstede in Zeeuws Vlaanderen zes en negentig jaar vóór de eerste kruistocht het recht kregen een wind molen te exploiteren. Trouwens de eerste molens, die in ons land voorkwamen verschilden ook aanzienlijk van de windwerktuigen in de Levant. Het oudste type in ons land is de Standerdmolen". Deze ontleent zijn naam aan het feit, dat de kast waaraan de wieken zijn be vestigd en waarin zich de machinerie bevindt, draaibaar is geplaatst op een grote pyramide-vormige standaard. Dit type was enkel bruikbaar als ko renmolen. In ons waterrijke land had men ech ter een grotere behoefte aan wind- werktuigen, die in staat waren water op te malen Daarom besloot men de Standerdmolen voor dit doel geschikt te maken. Men slaagde daarin door de machinerie over te brengen van de draaibare kast naar het pyramide- vormige voetstuk, en de maalstenen te vervangen door een scheprad. De eerste vertegenwoordiger van dit type werd in 1430 te Schoonhoven gebouwd Om onbekende redenen kreeg het de benaming „wipmolen". De wipmolen behoort ook nu nog tot de meest voorkomende modellen. Ge schilderd in frisse kleuren, de kast, of zoals de officiële naam luidt: het „huis", rood of groen en de voet zwart, geeft hij ons polderland een typisch cachet. Hoewel de capaciteit van de wip molen aanvankelijk groot genoeg was, begon men in de 10e eeuw de be hoefte aan een groter model te voe len. De uitvinding van de Vlaming Lief Andrieszoon van Moerbeke bracht hier een oplossing. Het voetstuk van de oudere molens werd door een toren-vormige romp vervangen en daarop kwam een zg. kap, waaraan de wieken werden bevestigd. Aan de kap bracht men ook een samenstel van balken aan, staart genaamd, waarmede de molenaar de wieken in de windrichting kon stellen of kruien, zols de vakterm luidt. was de bovenkruier ontstaan, het type, dat in ons land de meeste vertegenwoordigers telt. Oorspronke lijk werd de romp opgebouwd uit hout en met riet bedekt, rrfaar later ging men over op steen. Waar de romp zoveel overeenkomst met een toren heeft, behoeft het ons niet te verwon deren, dat men wel eens oude bastion torens tot molens verbouwde. Het aantal torenmolens in ons land is ech ter nooit groot geweest. Wij kennen hiervan nu nog slechts twee exem plaren, nl. in Zeddam en in Huissen. Tegen het eind van de 16e eeuw was de windmolen voor veel doeleinden bruikbaar gemaakt. Dit werd met le de ogen aangezien door de timmerlie den, die van de wind ook graag profijt wilden trek ken. In 1596 besloot Cornelis Cornelis- zoon van Uitgeest hiervoor een oplos sing te zoeken Hij bouwde een klei ne houtzaagmolen, die hy „het Juf fertje" noemde. Toen hij de molen had voltooid, bleek dat hij een gewich tig punt over het hoofd had gezien. De wieken konden niet in de wind richting worden ge kruid. Hij wist de ze moeilijkheid op te lossen door „het Juffertje" op een vlot te plaat sen. Nog in het zelfde jaar werd de molen van Uitgeest naar Zaandam ge bracht. Hier kreeg hij (om zijn merk waardige vorm, die sterk deed denken aan de mantels, die de reizigers uit de Paltz droegen) de bijnaam Palt- rok. De constructie van de molen sche nen de Zaandammers nogal onbe trouwbaar te vinden, want zy haal den „het Juffertje" van het vlot en plaatsten het op 't land. Onder de molen werd een aantal rollen aange bracht, zodat de molen steeds in de windrichting kon worden gekruid. Op deze wijze was uit „het Juffer tje" een bruikbaar molentype ont staan, dat veel bijgedragen heeft tot de bloei van de Zaanstreek. Tientallen Paltrokken werden gebouwd, maar de meeste zijn nu ter ziele. Slecht-, twee hebben de sloperswoede in de Zaan streek overleefd, nl. de „held Jozua" en de „Poelenburg" te Zaandam. \/JIPfA0LlN EEN molen is geen dode machine; hij is een levend wezen. Hij kan vertellen of hij in een langdurige slaap verzonken is of slechts even uitrust, of hij in rouw of in vreugde stemming is. Als twee wieken pre cies horizontaal en twee verticaal staan, heet dat de werkstand. Als de molen lange tijd niet wordt ge bruikt, zet de molenaar de wieken „overhek". De wieken vormen dan een Andreaskruis. Soms lopen de molens op blote be nen. Dit is het geval wanneer het zo hard waait, dat de molenaar genood zaakt is de zeilen van de wieken af te nemen. De moderne tijd betekende voor veel molens een zeker einde. Wie kent ze niet: de onttakelde rompen en peperbussen, die het stads- of landschapsschoon ontsieren? Om het voortgaan van deze molen afbraak te stuiten werd in 1923 de vereniging „De Hollandse molen" op gericht. Het was duidelijk, dat men niet kon volstaan met het restaureren van in verval zijnde molens. Daarom schreef de vereniging een jaar na haar oprichting een wedstrijd uit ter ver betering van de windmolens. Een der deelnemers stelde voor in iedere mo len een motorische hulpinstallatie op te stellen, zodat de werkzaamhe den ook bij windstilte zouden kunnen doorgaan. Veel molenaars gingen op de duur de hulpinstallatie ook gebrui ken wanneer er voldoende wind was, en lieten de molen toch slopen. Beter was het voorstel de molen wieken te stroomlijnen en de assen te laten draaien op kogellagers. Door dit stroomlijnen, naar de uitvinder „Verdekkeren" genaamd, kon het ren dement belangrijk worden verbeterd; zelfs zo dat men er over dacht met windmolens electriciteit te gaan op wekken. Deze proeven bevinden zich nog in het beginstadium. Wij mogen hopen, dat zij slagen, want op deze wijze zal het mogelijk zijn de windmolen van de ondergang te redden en een grote factor van ons landschapsschoon te bewaren. A. H. DERNISON Een ontroerend getuigenis op Hem vertrouwde mijn hart en ik werd geholpen." Psalm 28 7b JN deze woorden van psalm 28 be luisteren wy het getuigenis van David. En hoewel er na het neer schrijven van die woorden reeds vele eeuwen zijn voorbijgegaan, heeft dit getuigenis toch zijn klank behouden en beluisteren wij er ook heden een rijke boodschap in. Hoeveel mensen er in onze dagen als het ware zitten te springen om hulp, het is zelfs bij benadering niet te zeggen. Want ondanks de voor uitgang in wetenschap en techniek, ondanks allerlei sociale maatregelen is onze tijd een tijd waarin de mens allerlei zorgen en angsten, lasten en noden, vragen en smarten kent. Zou er één levensterrein wezen waar men niet van nood weet? En nu weet ik niet waar u mee zit, maar ik weet wel, dat de Here, op Wien David in zijn nood vertrouwde, ook nu in en door de Here Jezus Christus helpen wil. Ja, de Here Jezus kan en wil u helpen. H\j, Wien gegeven is alle macht in hemel en op aarde, staat Overwaardse molens te Kinderdijk. altijd voor u klaar. Hij houdt geen apart spreekuur, neen, dag en nacht kunt u bij Hem terecht. Alleen om geholpen te worden moet u, als eens David deed, met uw hart vol komen op Hem vertrouwen. U moet Hem alles eerlijk zeggen, zonder enige achterdocht en zonder iets achter te houden. Misschien lijkt dit voor iemand wat dwaas, want Hij weet immers reeds alles, voor Hem is toch niets verborgen? Ja, maar ook al weet Hij alles, nochtans wil Hij gebeden zijn. David heeft 1 n zyn leven veel moeilijke en gevaarlijke momenten gèkend. Vaak heeft hi; gestaan voor situaties, welke een mens van nature doen ineen krimpen van angst. Maar of hij zich nu als herdersjongen bij zijn vaders kudde geplaatst zag tegenover een leeuw uf een beer, of dat hij kwam te staan tegenover een reus als kamp vechter. hy vluchtte niet, maar greep i/i geloof naar Hem, Die hij niet alleen als Schepper van hemel en aarde kende, doch ook als de God der vaderen. David vertrouwde op de Here en zo ervoer hij telkens weer het wonder van Gods genade. Want u laat niet beschaamd noch schaamrood worden die op Hem ver trouwt. Zeker, als God helpt gaat het niet altijd langs de wegen, die wij ge dacht hadden, maar Hij helpt hen, die op Hem vertrouwen. Heel veel mensen zouden nu reeds lang geholpen zyn geweest, wanneer zij maar eerder lot en leven aan de Here hadden toevertrouwd. Zij zou den reeds lang Zijn genade hebben ervaren, als zij maar niet steeds de uitgestoken Heilandshanden waren voorbijgegaan. Hoort dan het ontroerende getui genis van David, waarin ons verteld wordt dat er hulp te verkrijgen is bij God en blijft niet stumperen en tob ben, zuchten en klagen, maar geeft acht op de zaligheid, die er ook nu nog is in Christus Jezu». God wil m nu in en door Christus helpen. Hoor hoe Hij roept: .JComt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt Vertrouw dan op Hem met Uw ganse hart en ook gij zult kunnen zingen: ,Jk ben geholpen De. H. F. HUSON ZONDAGSBLAD 9 JULI 1955 5 Franse geest bij Ravel en in het chanson MAURICE RAVEL was werkelijk de man niet voor oppervlakkige mu ziek. Alles moest bij hem gedegen zijn en hij had een grondige afkeer van een verkeerd gerichte spontaneïteit. Ravel heeft nooit een onbezonnen noot op papier gezet en toch wist hij zich in zijn muziek te bewaren voor berekening. Hij was echter een even groot artist als artisan, het handwerk was hem even veel waard als de muzikale expressie. Wie dan ook mocht denken dat Ravel zijn lyrische fartasic „L'Enfant et les sortilèges" (Het kind en de hekserij en) zo maar in enkele avonden heeft geschreven, vergist zich. Het spranke lende karakter van deze muziek mag dat misschien doen vei moeden, het werk is eerst na langdurige overwegingen ge boren. De bekende Fianse schrijfster Mada me Colette had voor de Parijse Opera een tekst geschreven onder de titel „Ballet pour ma fille" (Ballet voor mijn dochter). In 1916 vroeg ze Ravel de muziek er voor U schrijven. De com ponist was echter onder de wapenen en ontving de brief nimmer. Wel een twee de brief in 1917, waarop hij instem mend antwoordde. Het duurde echter tot eind 1924 voor hij het werk in zijn buitenverblijf le MontfortAmaury, on geveer 50 km van Parijs, had voltooid. In de uitgestrekte bossen van Ram- bouillet heeft de natuur hem geleerd, hoe hij zijn speelse fantasie in „L'En fant et les sortilèges" het best kon rea liseren in klanken. Op 21 Maart 1625 ging de première in Monte Carlo. Wat ls het gegeven? Een heel simpel verhaal van een klein kind, dat in op stand is gekomen 'egen het gezag van de moeder en ïr. een echte boosheid de speelgoedbeesten in zijn kamer gaat treiteren, alle andere voorwerpen ver nielt, doch helaas moet meemaken, dat dieren en voorwerpen tot leven komen en het kind ter verantwoording roepen. Een grote fauteuil en een klein stoeltje voeren samen een dans uit en bezingen de wandaden van het kind. Een grote staande klok voelt zich van zijn slinger beroofd en raakt van slag met een ra zendsnel „ding, ding, ding. ding". Een Engelse theepot en een Ci.inees kopje zingen een foxtrot in verbasterd en ver mengd Engels cr. Chinees. Ook het vuur uit de haard (in een hoge sopraancolo ratuur) doet mee en de herders en her derinnetjes, die eens vreedzaam op het behang stonden doch door het kind wer den weggescheurd, zingen een ween dig liedje. Ook de S| rookjesprinses het boek treurt om het gedrag van net kind, waarmee ze vroeger zo leuk speel de. Een kat en een kater zingen een echt miauw-duet, .iet kind rent in angst de tuin in, maar krijgt daar te doen met de libel, de vleermuis en de kik ker. De beesten brengen het doodsbe nauwde kind naar huis. waar het met een overgelukkig „tasman" in de ar men van zijn moeder bijkomt. Nederlanders vieren jaar^eeót te Pappenheim PAPPENHEIMEenmaal per jaar vieren de „Nlederlandler" van Beieren en de Pais West-Duitsland) feest, gekleed in Middeleeuwse cos- tuums en gewapend met hellebaarden. Dan komen ze tezamen op het rustieke marktpleintje van Pappenheim (welbe kend in Nederlands spraakgebruik) om met s'n allen naar de Pappcnheimse „Burgruinc" te trekken, waar voldoen de vaatjes bier koud staan om de vro lijkheid van de „Mynheers" (zoals zij ■ieh noemen) op peil en temperatuur te Dit feest Welk een zeldzame natuurmuziek wist Ravel hier te geven, welk een esprit, welk een humor, ironie en melancholie. Foxtrot, madrigaal, wals en aria wisse len elkaar af in een taal, die alleen de Fransen met hun sprankelende geest op peil kunnen houden. Van dit werk deed DECCA een fantastische opname ver schijnen (langspeelplaat LXT 5019) met het Motetkoor van Genève en L'Orches- tre de la Suisse Romande o.Lv. Ernest Ansermet. Deze dirigent wist wel een ideale vertolking te bereiken. En van de solisten zou ik werkelijk geen voor keur kunnen uitspreken, allen zingen en spelen hun partij subliem: de mezzo sopraan Flore Wend als het kind, de coloratuur-sopraan Adrienne Migliette (vuur en nachtegaal), de mezzo-sopraan Marie Lise de Montmollin (moeder, Chi nese kopje, waterjuffer), de sopraan Geneviève Touraine (herderin, kat. vleermuis), de sopraa i Suzanne Danco (prinses, eekhoorn), de alt Juliette Bise Onvergetelijk mooi zingt de Zweedse sopraan Astrid Varnay de drama tische aria van Beethoven: „Ah perfido". (herder, uil), de sopraan Gisèle Bobil- lier (herderin), de tenor Hugues Cue- nod (Engelse theepot, grijsaard, kik ker), de bariton Pierre Mollet (groot vaders klok, kater) en de bas Lucien Lovane (fauteuil, boom). Een even sprankelende opname als het werk zelf sprankelend is. rijks iets heel bijzonders te maken. een simpel verhaaltje verrukkelijk te doen zijn, om het leven zelf tè kiemen, zoals niemand dat kan. Waar is dat sterker merkbaar dan in het Franse chanson, het liedje zo uit het leven ge nomen. niet mooi, niet schoon, maar echt. En ook niet gezongen door een prachtige en technisch volmaakte stem, doch door een stem waarin de echtheid doorklinkt. Sinds de dood van Louis Da vids is het chanson bij ons ook heel schaars geworden. Wij kennen dat on opgesmukte lied uit het leven niet zo zoals de Fransen, die een gestorven liefde kunnen vergelijken met een heel kleine klaproos (un tout p'tit coqueli- cot) of bij wie de dode herfstbladeren (feuilles mortes) herinneringen oproe pen aan ,,des jours heureux oü nous étions amis(de gelukkige dagen toen we vrienden waren). Lezers vroegen me naar die chansons op de plaat en ik kan ze verwijzen naar een werkelijk unieke PHILIPS-opname (langspeelplaat P 76080 R) met de wat pikante titel „Une nuit de cabaret a Paris". De nacht heeft er niets mee te maken, want dan slapen de chanson- nières en de chansonniers. Acht klein kunstenaars brengen elk zo'n chanson, een uitgezocht chanson dat in tekst en muziek acceptabel is. De sluikharige Juliette Greco zingt er „Les feuilles mortes" en Mouloudji geeft'heel simpel zijn liefdesverdriet in „Comme un p'tit coquelicot". Jacques Brei is wat opti mistischer en zingt „II peut pleuvoir sur les trottoirs des grands boulevards j'ai ma mie auprès de mois" (Laat het maar regenen op de trottoirs van de grote boulevards, ik heb mijn meisje heel dicht bij nr.e), waarop de char mante Florence Passy antwoordt: „Ni toi, ni moi, chérie, n'y pouvons ricn. l'amour est plus fort, plus fort que nous" (Jij noch ik liefste kunnen het. de liefde ia het sterkst, sterker dan wij). Men kan het bezwaar hebben dat het chanson altijd over de liefde gaat, zoals b.v. ook Lucienne Boyer op deze plaat haar „Parlez-moi d'amour, redi- tes-moi des choses tendres" (Spreek me van de liefde, zeg me nog eens lieve dingen) zingt, maar is de liefde dan niet belangrijk in het leven? Hoe veel mensen komen niet veel liefde te kort? Dat wil Henri Salvador ook ver tellen in zijn „L'abeille et le papilion" (de bij en de vlinder) en Patachou vestigt in haar „Le gamin de Paris" (de kwajongen van Parijs) de aandacht op het straatboefje dat eigenlijk altijd weer een klein gedicht is en daarom ook liefde nodig heeft. Catharine Sau- vage ten slotte zingt in .Paris canaille" iets over het liefdeloze. De liefheb bers van het Franse chanson zullen aan deze plaat veel pleizier beleven, mede dank zij de goede accompagnementen van de orkesten van Joss Baselli, Aridré Grassl en Michel Legrand. Deze lichte Miebei bij de massajeugd <ZÖoo p-Mag natie^> Uit de VOLKSWIJK bij cftcai 1.500 zijn, heeft slechts in de i ten van de Beierse geschiedenis iets met Nederland te maken. De draad is er wel met de Nederlandse (kunst)ge schiedt nis. maar zij is nogal vaag. De „Niederlandtcr" hebben allen een ongc- luKkigc liefde voor de kunst. Op hun jaarlijkse bijeenkomst, die naar hun eigen kalender, waarin het jaar op 7 Februari begint op 36 Mei (en dus in Juni) valt, vergaderen deze amateur- schilders. musici, beeldhouwers. Alles wat zij in het afgelopen jaar aan kunst- in-hun-vrijc-tijd hebben gewrocht, stel len deze leraren, kooplieden, professo ren. ambtenaren en artsen, die tot de organisatie der „Niederlandter" beno ren. dan tentoon. Deze .Jileynodien- schau", zoals de amateur kunst-tentoon- stclling heet, wordt gehouden in het ge meentehuis van Pappenheim. De „Niederlündter" noemen elkaar allen een „Niedcrlkndtcr" naam, waar in „van" moet voorkomen (wat overi gens meer Duits dan Nederlands is Di i.ilmge groet is „van van", waarvan intussen niemand meer weet, .waar hij vandaan komt, of wat hij pre cies betekent (al« hij een betekenis heeft). Met „van van" begroeten elkaar „Mijnheer van Slagboom", „Mijnheer van Mispelboom", en „Mijnheer van Floye". Zij hebben in hun respectieve Beierse en Palse haardsteden „socie- HKT grote voordeel van arbeid in teamverband is altijd dat je een veel ruimere blik op de ver schillende gevallen krijgt. Anderen bezoeken hetzelfde gezin en je kunt je indrukken uitwisselen. Daardoor leer je allerlei gebeurtenissen in een ander licht te zien, dan wan neer je enkel met jezelf te rade kunt gaan. Ik denk aan Pietje Pie- tersen's doopgeschiedenis. Pietje is momenteel acht jaar en hij is een schat van 'n bengel. Hij ziet er tenminste zo uit; in de om gang is hij zo nu en dan ook lie derlijk lastig en er valt geen land met hem te bezeilen. Dat is ook de reden waarom ik op 'n gegeven moment zyn ouders ga bezoeken, en dan krijg ik me wat te horen.' Een schandaal zó laks als die kerk in dit geval is geweest. De ouders beginnen het gesprek ge woon met een hele serie scherpe verwijten. „Zo", zegt de Vader, „komt er eindelijk eens iemand? Ik dacht al dat ze me helemaal vergeten hadden.'" En de Moeder staat er hevig knikkend by: „Nét", zegt ry, „precies trat ik dacht. Een mens is gewoon niet meer in tel Op het eerste gehoor kan ik aan dergelijke uitlatingen geen touw vastknopen, maar de familie haast zich om me nader in te lichten. De geconstateerde veronachtzaming heeft te maken met Pietje's doop. Het zal temet een half jaar geleden wezen, toen ze Pietje wilden do. pen, en ze hebben het laten toeten, maar er is niemand komen kijken. Niemand en niks. Ze hadden klaar- blykelyk umt de Kerk anbelangt net zo goed hardstikke dood ktin nen vallen; de Kerk trekt zich toch geen barst van een mens aan.' En zovoort Nu is het niet eenvoudig om zo'n zaak direct te doorzien. Ik stel dus vragen. Ik informeer of ze Pietje's doopplannen aan iemand hebben meegedeeld en ik doe dat des te nadrukkelijker naarmate ik beter ben gaan begrijpen dat overal al lerlei mensen kwaad zijn op de kerk uit oorzaak van ziektegeval len, beenbrekeryen en andere kwa- len waarvan ze de Kerk niet op de hoogte hebben gesteld. Maar in dit geval blijkt het anders te liggen. Want het antwoord luidt dat ze Pietje zijn wezen aangeven. Op het spreekuur. Bij de wijkpredikant himself. En dus had die man kun nen vermoeden dat ze inderdaad dopen wilden Nietwaar, juffrouw? Jawel, meneer en mevrouwl Juist! Maar let nu goed op, want verder hebben ze niets van die hele wijk predikant gehoord, waaruit je al weer kunt zien wat voor farizeers die dominees toch zijn. „Hoe bedoelt U?" vraag ik bescheiden. Ik map het niet. AU je een kind voor de doop hebt op gegeven, behoef je immers niets verder ran de dominee te horen. Het enige wat dan nog te doen valt is om met dat kind naar de kerk te wandelen en het te laten dopen. En tk waag een opmerking in deze richting. Ernest Ansermet, de Zwitserse diri gent, geeft een meesterlijke ver tolking van de speelse fantasie van Ravel „L'Enfant et les sortilèges". kunst is werkelijk niet minder echt en sprankelend dan de humpr van Ravels „L'Enfant et les sortilèges". bel-canto een prachtige opname vai de DEUTSCHE GRAMMOPHON GE- SELLSCHAFT (normaalplaat LVM 72491) met de grote Zweedse sopraan Astrid Varnay, opvolgster van de onver getelijke Kirsten Flagstad. Zij zingt de scène en aria „Af perfido" op 65 van Ludwig van Beethoven. In 1796 schreef de 26-jarige Beethoven deze dramati sche aria met orkest in Praag voor Mozarts vriendin, de zangeres Josepha Duschek. Dit werk toont heel duidelijk de opera-ambities van Beethoven en de aria stelt hoge eisen aan de zangeres. Per slot van rekening was Beethoven toch niet voor niets bij Salieri in de leer geweest voor dramatische composi tie. Astrid Varnay. die elk jaar triomfen viert tijdens de Wagner-uitvoeringen van de Bayreuther Festspiele, geeft van deze hoogdramatische aria een vertol king. zoals maar weinig zangeressen dat kunnen. Dit werk lijkt wel speciaal voor haar stem geschreven en de op name is in elk opzicht prachtig gewor den. Dc begeleiding door het Sympho- nie-Orkest van de Beierse Omroep o.l.v. Herman Weigert is eveneens uitnemend. Zangers en zangeressen zullen deze plaat zeker graag horen om er zang- technisch van te leren. CORN, BASOSKI .Juist", zegt de man triomfante- lijk. .Juist. Maar we zijn niet naar j; de kerk gegaan, weet U?! En dan behoort zo'n vent van niks foch j* naar ons toe te komen?! Waar is ie anders voor?" Ik weet op dergelijke momenten nooit direct antwoord. Ik weet J misschien by zulke gelegenheden niet eens waarvoor ik zelf dien, laat staan waarvoor m'n baas dat doet. En dus schakel ik maar over op een ander onderwerp, en ont- U wyk schichtig alle sacramentele problemen. Maar op de staf verga- dermg kom ik op deze zaak terug 4 en informeer: „Waarom hebben ze i? eigenlijk by Pietersen geen bezoek 5 gehad. Ze hadden willen dopen, maar dat ging niet door en toen ,v Ik krijg geen gelegenheid jr om uit te spreken. De oudgedien- den breken uit in een daverend gelach, .fietersen wil weer eens -< dopen.'" het schijnt zoiets ko- misch te wezen dat ik me eerst verbijsterd, dan gekrenkt, dan ronduit verontwaardigd voel. Ik wil net umt zeggen; iets bijzonder g toepasselijks en ook byzonder ha- 5 telyks, aU er eindelijk iemand zich verwaardigd om me de zaak uit te leggen. „Kijk", zegt hy. „we zitten hier nu acht jaar, hè? En in die acht jaren komt Pietersen met de re gelmaat van de klok zyn kinderen aangeven voor de doop. We zyn de tel kwijt geraakt. Pak de gezins. kaart maar eens, daar staat dat wel allemaal op. Eens kijken Ja, twaall maal in deze acht jnar is er een soort doopgesprek ge weest. Er worden briefjes geschre- «en en de zaak wordt uitvoerig noorpepraaf. Maar daar blijft het dan by. Verder komen we nooit en nooit In het begin gingen we dan nog in formeren waarom ze wegge bleven waren. Er was altijd een reden; soms had Pietje mazelen. Soms zyn broertje of zusje. Soms was het te warm geweest en soms te koud. Soms was er juist een voetbalmatch of een duivenvlucht. Maar altijd was er iets „O", zei ik. ..Maar wat steekt daar dan achter?" MIEBEL. (Vervolg op pag. 7.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 16