<2)e ^Coilanclóe
xwa juu I35S
sieRèAö vè,n onze poLö€rs en ouöe steöen
wist u öit moLens een „st&ARt" heBBen en ze met „Blote Benen" kunnen lopen 7
Maar haalt men Hollands molens weg,
zijn plassen en zijn vaarten,
dan is mijn land geen Holland meer,
al staat het op de kaarten.
ZO zouden wij met een variatie op
een bekend gedichtje kunnen uit
drukken hoe onze molens met het
landschap zijn vergroeid.
Onze polders vormen een bijna on
verbrekelijke eenheid met de stoere
watermolen, die als het ware de nooit
aflatende strijd met onze erfvijand
het water symboliseert. Hij maakt,
wanneer hij, zijn machtige wieken ge
dreven door een felle wind, onder een
zware wolkenlucht zuchtend en steu
nend zijn arbeid verricht, op ons een
onvergetelijke indruk.
Maar niet enkel het polderland
wordt door de molen beheerst. Meni
ge korenmolen in het heuvelachtige
Limburgse landschap vormt een rus
tiek plekje, terwijl het beeld van een
hoge walmolen, zoals we er in enkele
van onze steden nog een kennen, een
schilderachtig cachet aan het stads
beeld geeft.
KORENMOLEN MET STELLING
(VA# MHTEPCli UH£N)
Naar de oorsprong van de windmo
lens, die zo karakteristiek voor de la
ge landen zijn, tast men volkomen in
het duister. Aanvankelijk bestond de
mening, dat de kruisridders ze op
hun tochten naar het Oosten leerden
kennen en ze hier hadden ingevoerd.
Men heeft deze mening moeten prijs
geven, want het bleek, dat de Heren
van Maelstede in Zeeuws Vlaanderen
zes en negentig jaar vóór de eerste
kruistocht het recht kregen een wind
molen te exploiteren.
Trouwens de eerste molens, die in
ons land voorkwamen verschilden ook
aanzienlijk van de windwerktuigen in
de Levant. Het oudste type in ons
land is de Standerdmolen". Deze
ontleent zijn naam aan het feit, dat
de kast waaraan de wieken zijn be
vestigd en waarin zich de machinerie
bevindt, draaibaar is geplaatst op een
grote pyramide-vormige standaard.
Dit type was enkel bruikbaar als ko
renmolen.
In ons waterrijke land had men ech
ter een grotere behoefte aan wind-
werktuigen, die in staat waren water
op te malen Daarom besloot men de
Standerdmolen voor dit doel geschikt
te maken. Men slaagde daarin door
de machinerie over te brengen van de
draaibare kast naar het pyramide-
vormige voetstuk, en de maalstenen
te vervangen door een scheprad.
De eerste vertegenwoordiger van
dit type werd in 1430 te Schoonhoven
gebouwd Om onbekende redenen
kreeg het de benaming „wipmolen".
De wipmolen behoort ook nu nog tot
de meest voorkomende modellen. Ge
schilderd in frisse kleuren, de kast, of
zoals de officiële naam luidt: het
„huis", rood of groen en de voet
zwart, geeft hij ons polderland een
typisch cachet.
Hoewel de capaciteit van de wip
molen aanvankelijk groot genoeg
was, begon men in de 10e eeuw de be
hoefte aan een groter model te voe
len.
De uitvinding van de Vlaming Lief
Andrieszoon van Moerbeke bracht
hier een oplossing. Het voetstuk van
de oudere molens werd door een
toren-vormige romp vervangen en
daarop kwam een zg. kap, waaraan
de wieken werden bevestigd. Aan de
kap bracht men ook een samenstel
van balken aan, staart genaamd,
waarmede de molenaar de wieken
in de windrichting kon stellen of
kruien, zols de vakterm luidt.
was de bovenkruier ontstaan, het
type, dat in ons land de meeste
vertegenwoordigers telt. Oorspronke
lijk werd de romp opgebouwd uit hout
en met riet bedekt, rrfaar later ging
men over op steen. Waar de romp
zoveel overeenkomst met een toren
heeft, behoeft het ons niet te verwon
deren, dat men wel eens oude bastion
torens tot molens verbouwde. Het
aantal torenmolens in ons land is ech
ter nooit groot geweest. Wij kennen
hiervan nu nog slechts twee exem
plaren, nl. in Zeddam en in Huissen.
Tegen het eind van de 16e eeuw was
de windmolen voor veel doeleinden
bruikbaar gemaakt.
Dit werd met le
de ogen aangezien
door de timmerlie
den, die van de
wind ook graag
profijt wilden trek
ken.
In 1596 besloot
Cornelis Cornelis-
zoon van Uitgeest
hiervoor een oplos
sing te zoeken Hij
bouwde een klei
ne houtzaagmolen,
die hy „het Juf
fertje" noemde.
Toen hij de molen
had voltooid, bleek
dat hij een gewich
tig punt over het
hoofd had gezien.
De wieken konden
niet in de wind
richting worden ge
kruid. Hij wist de
ze moeilijkheid
op te lossen door
„het Juffertje" op
een vlot te plaat
sen. Nog in het
zelfde jaar werd de
molen van Uitgeest
naar Zaandam ge
bracht. Hier kreeg
hij (om zijn merk
waardige vorm, die
sterk deed denken
aan de mantels, die de reizigers uit
de Paltz droegen) de bijnaam Palt-
rok.
De constructie van de molen sche
nen de Zaandammers nogal onbe
trouwbaar te vinden, want zy haal
den „het Juffertje" van het vlot en
plaatsten het op 't land. Onder de
molen werd een aantal rollen aange
bracht, zodat de molen steeds in de
windrichting kon worden gekruid.
Op deze wijze was uit „het Juffer
tje" een bruikbaar molentype ont
staan, dat veel bijgedragen heeft tot
de bloei van de Zaanstreek. Tientallen
Paltrokken werden gebouwd, maar de
meeste zijn nu ter ziele. Slecht-, twee
hebben de sloperswoede in de Zaan
streek overleefd, nl. de „held Jozua"
en de „Poelenburg" te Zaandam.
\/JIPfA0LlN
EEN molen is geen dode machine;
hij is een levend wezen. Hij kan
vertellen of hij in een langdurige
slaap verzonken is of slechts even
uitrust, of hij in rouw of in vreugde
stemming is. Als twee wieken pre
cies horizontaal en twee verticaal
staan, heet dat de werkstand. Als de
molen lange tijd niet wordt ge
bruikt, zet de molenaar de wieken
„overhek". De wieken vormen dan
een Andreaskruis.
Soms lopen de molens op blote be
nen. Dit is het geval wanneer het zo
hard waait, dat de molenaar genood
zaakt is de zeilen van de wieken af
te nemen.
De moderne tijd betekende voor
veel molens een zeker einde. Wie
kent ze niet: de onttakelde rompen
en peperbussen, die het stads- of
landschapsschoon ontsieren?
Om het voortgaan van deze molen
afbraak te stuiten werd in 1923 de
vereniging „De Hollandse molen" op
gericht. Het was duidelijk, dat men
niet kon volstaan met het restaureren
van in verval zijnde molens. Daarom
schreef de vereniging een jaar na haar
oprichting een wedstrijd uit ter ver
betering van de windmolens. Een der
deelnemers stelde voor in iedere mo
len een motorische hulpinstallatie
op te stellen, zodat de werkzaamhe
den ook bij windstilte zouden kunnen
doorgaan. Veel molenaars gingen op
de duur de hulpinstallatie ook gebrui
ken wanneer er voldoende wind was,
en lieten de molen toch slopen.
Beter was het voorstel de molen
wieken te stroomlijnen en de assen
te laten draaien op kogellagers. Door
dit stroomlijnen, naar de uitvinder
„Verdekkeren" genaamd, kon het ren
dement belangrijk worden verbeterd;
zelfs zo dat men er over dacht met
windmolens electriciteit te gaan op
wekken. Deze proeven bevinden zich
nog in het beginstadium.
Wij mogen hopen, dat zij slagen,
want op deze wijze zal het mogelijk
zijn de windmolen van de ondergang
te redden en een grote factor van ons
landschapsschoon te bewaren.
A. H. DERNISON
Een ontroerend getuigenis
op Hem vertrouwde mijn
hart en ik werd geholpen."
Psalm 28 7b
JN deze woorden van psalm 28 be
luisteren wy het getuigenis van
David. En hoewel er na het neer
schrijven van die woorden reeds vele
eeuwen zijn voorbijgegaan, heeft dit
getuigenis toch zijn klank behouden
en beluisteren wij er ook heden een
rijke boodschap in.
Hoeveel mensen er in onze dagen
als het ware zitten te springen om
hulp, het is zelfs bij benadering niet
te zeggen. Want ondanks de voor
uitgang in wetenschap en techniek,
ondanks allerlei sociale maatregelen
is onze tijd een tijd waarin de mens
allerlei zorgen en angsten, lasten en
noden, vragen en smarten kent. Zou
er één levensterrein wezen waar men
niet van nood weet? En nu weet ik
niet waar u mee zit, maar ik weet
wel, dat de Here, op Wien David in
zijn nood vertrouwde, ook nu in en
door de Here Jezus Christus helpen
wil.
Ja, de Here Jezus kan en wil u
helpen. H\j, Wien gegeven is alle
macht in hemel en op aarde, staat
Overwaardse molens te Kinderdijk.
altijd voor u klaar. Hij houdt geen
apart spreekuur, neen, dag en nacht
kunt u bij Hem terecht. Alleen
om geholpen te worden moet u, als
eens David deed, met uw hart vol
komen op Hem vertrouwen. U moet
Hem alles eerlijk zeggen, zonder
enige achterdocht en zonder iets
achter te houden. Misschien lijkt dit
voor iemand wat dwaas, want Hij
weet immers reeds alles, voor Hem
is toch niets verborgen?
Ja, maar ook al weet Hij alles,
nochtans wil Hij gebeden zijn. David
heeft 1 n zyn leven veel moeilijke en
gevaarlijke momenten gèkend. Vaak
heeft hi; gestaan voor situaties, welke
een mens van nature doen ineen
krimpen van angst. Maar of hij zich
nu als herdersjongen bij zijn vaders
kudde geplaatst zag tegenover een
leeuw uf een beer, of dat hij kwam
te staan tegenover een reus als kamp
vechter. hy vluchtte niet, maar
greep i/i geloof naar Hem, Die hij
niet alleen als Schepper van hemel
en aarde kende, doch ook als de God
der vaderen. David vertrouwde op de
Here en zo ervoer hij telkens weer
het wonder van Gods genade. Want
u laat niet beschaamd noch
schaamrood worden die op Hem ver
trouwt.
Zeker, als God helpt gaat het niet
altijd langs de wegen, die wij ge
dacht hadden, maar Hij helpt hen,
die op Hem vertrouwen.
Heel veel mensen zouden nu reeds
lang geholpen zyn geweest, wanneer
zij maar eerder lot en leven aan de
Here hadden toevertrouwd. Zij zou
den reeds lang Zijn genade hebben
ervaren, als zij maar niet steeds de
uitgestoken Heilandshanden waren
voorbijgegaan.
Hoort dan het ontroerende getui
genis van David, waarin ons verteld
wordt dat er hulp te verkrijgen is bij
God en blijft niet stumperen en tob
ben, zuchten en klagen, maar geeft
acht op de zaligheid, die er ook nu
nog is in Christus Jezu».
God wil m nu in en door Christus
helpen. Hoor hoe Hij roept: .JComt
allen tot Mij, die vermoeid en belast
zijt
Vertrouw dan op Hem met Uw
ganse hart en ook gij zult kunnen
zingen: ,Jk ben geholpen
De. H. F. HUSON
ZONDAGSBLAD 9 JULI 1955
5
Franse geest bij Ravel en in het chanson
MAURICE RAVEL was werkelijk de
man niet voor oppervlakkige mu
ziek. Alles moest bij hem gedegen
zijn en hij had een grondige afkeer van
een verkeerd gerichte spontaneïteit.
Ravel heeft nooit een onbezonnen noot
op papier gezet en toch wist hij zich in
zijn muziek te bewaren voor berekening.
Hij was echter een even groot artist als
artisan, het handwerk was hem even
veel waard als de muzikale expressie.
Wie dan ook mocht denken dat Ravel
zijn lyrische fartasic „L'Enfant et les
sortilèges" (Het kind en de hekserij
en) zo maar in enkele avonden heeft
geschreven, vergist zich. Het spranke
lende karakter van deze muziek mag
dat misschien doen vei moeden, het werk
is eerst na langdurige overwegingen ge
boren.
De bekende Fianse schrijfster Mada
me Colette had voor de Parijse Opera
een tekst geschreven onder de titel
„Ballet pour ma fille" (Ballet voor mijn
dochter). In 1916 vroeg ze Ravel de
muziek er voor U schrijven. De com
ponist was echter onder de wapenen en
ontving de brief nimmer. Wel een twee
de brief in 1917, waarop hij instem
mend antwoordde. Het duurde echter
tot eind 1924 voor hij het werk in zijn
buitenverblijf le MontfortAmaury, on
geveer 50 km van Parijs, had voltooid.
In de uitgestrekte bossen van Ram-
bouillet heeft de natuur hem geleerd,
hoe hij zijn speelse fantasie in „L'En
fant et les sortilèges" het best kon rea
liseren in klanken. Op 21 Maart 1625
ging de première in Monte Carlo.
Wat ls het gegeven? Een heel simpel
verhaal van een klein kind, dat in op
stand is gekomen 'egen het gezag van
de moeder en ïr. een echte boosheid de
speelgoedbeesten in zijn kamer gaat
treiteren, alle andere voorwerpen ver
nielt, doch helaas moet meemaken, dat
dieren en voorwerpen tot leven komen
en het kind ter verantwoording roepen.
Een grote fauteuil en een klein stoeltje
voeren samen een dans uit en bezingen
de wandaden van het kind. Een grote
staande klok voelt zich van zijn slinger
beroofd en raakt van slag met een ra
zendsnel „ding, ding, ding. ding". Een
Engelse theepot en een Ci.inees kopje
zingen een foxtrot in verbasterd en ver
mengd Engels cr. Chinees. Ook het vuur
uit de haard (in een hoge sopraancolo
ratuur) doet mee en de herders en her
derinnetjes, die eens vreedzaam op het
behang stonden doch door het kind wer
den weggescheurd, zingen een ween
dig liedje. Ook de S| rookjesprinses
het boek treurt om het gedrag van net
kind, waarmee ze vroeger zo leuk speel
de. Een kat en een kater zingen een
echt miauw-duet, .iet kind rent in angst
de tuin in, maar krijgt daar te doen
met de libel, de vleermuis en de kik
ker. De beesten brengen het doodsbe
nauwde kind naar huis. waar het met
een overgelukkig „tasman" in de ar
men van zijn moeder bijkomt.
Nederlanders
vieren jaar^eeót
te Pappenheim
PAPPENHEIMEenmaal per
jaar vieren de „Nlederlandler" van
Beieren en de Pais West-Duitsland)
feest, gekleed in Middeleeuwse cos-
tuums en gewapend met hellebaarden.
Dan komen ze tezamen op het rustieke
marktpleintje van Pappenheim (welbe
kend in Nederlands spraakgebruik) om
met s'n allen naar de Pappcnheimse
„Burgruinc" te trekken, waar voldoen
de vaatjes bier koud staan om de vro
lijkheid van de „Mynheers" (zoals zij
■ieh noemen) op peil en temperatuur te
Dit feest
Welk een zeldzame natuurmuziek wist
Ravel hier te geven, welk een esprit,
welk een humor, ironie en melancholie.
Foxtrot, madrigaal, wals en aria wisse
len elkaar af in een taal, die alleen de
Fransen met hun sprankelende geest op
peil kunnen houden. Van dit werk deed
DECCA een fantastische opname ver
schijnen (langspeelplaat LXT 5019) met
het Motetkoor van Genève en L'Orches-
tre de la Suisse Romande o.Lv. Ernest
Ansermet. Deze dirigent wist wel een
ideale vertolking te bereiken. En van
de solisten zou ik werkelijk geen voor
keur kunnen uitspreken, allen zingen en
spelen hun partij subliem: de mezzo
sopraan Flore Wend als het kind, de
coloratuur-sopraan Adrienne Migliette
(vuur en nachtegaal), de mezzo-sopraan
Marie Lise de Montmollin (moeder, Chi
nese kopje, waterjuffer), de sopraan
Geneviève Touraine (herderin, kat.
vleermuis), de sopraa i Suzanne Danco
(prinses, eekhoorn), de alt Juliette Bise
Onvergetelijk mooi zingt de Zweedse
sopraan Astrid Varnay de drama
tische aria van Beethoven:
„Ah perfido".
(herder, uil), de sopraan Gisèle Bobil-
lier (herderin), de tenor Hugues Cue-
nod (Engelse theepot, grijsaard, kik
ker), de bariton Pierre Mollet (groot
vaders klok, kater) en de bas Lucien
Lovane (fauteuil, boom). Een even
sprankelende opname als het werk zelf
sprankelend is.
rijks iets heel bijzonders te maken.
een simpel verhaaltje verrukkelijk te
doen zijn, om het leven zelf tè kiemen,
zoals niemand dat kan. Waar is dat
sterker merkbaar dan in het Franse
chanson, het liedje zo uit het leven ge
nomen. niet mooi, niet schoon, maar
echt. En ook niet gezongen door een
prachtige en technisch volmaakte stem,
doch door een stem waarin de echtheid
doorklinkt. Sinds de dood van Louis Da
vids is het chanson bij ons ook heel
schaars geworden. Wij kennen dat on
opgesmukte lied uit het leven niet zo
zoals de Fransen, die een gestorven
liefde kunnen vergelijken met een heel
kleine klaproos (un tout p'tit coqueli-
cot) of bij wie de dode herfstbladeren
(feuilles mortes) herinneringen oproe
pen aan ,,des jours heureux oü nous
étions amis(de gelukkige dagen
toen we vrienden waren).
Lezers vroegen me naar die chansons
op de plaat en ik kan ze verwijzen naar
een werkelijk unieke PHILIPS-opname
(langspeelplaat P 76080 R) met de wat
pikante titel „Une nuit de cabaret a
Paris". De nacht heeft er niets mee te
maken, want dan slapen de chanson-
nières en de chansonniers. Acht klein
kunstenaars brengen elk zo'n chanson,
een uitgezocht chanson dat in tekst en
muziek acceptabel is. De sluikharige
Juliette Greco zingt er „Les feuilles
mortes" en Mouloudji geeft'heel simpel
zijn liefdesverdriet in „Comme un p'tit
coquelicot". Jacques Brei is wat opti
mistischer en zingt „II peut pleuvoir sur
les trottoirs des grands boulevards
j'ai ma mie auprès de mois" (Laat het
maar regenen op de trottoirs van de
grote boulevards, ik heb mijn meisje
heel dicht bij nr.e), waarop de char
mante Florence Passy antwoordt: „Ni
toi, ni moi, chérie, n'y pouvons ricn.
l'amour est plus fort, plus fort que
nous" (Jij noch ik liefste kunnen het.
de liefde ia het sterkst, sterker dan
wij). Men kan het bezwaar hebben dat
het chanson altijd over de liefde gaat,
zoals b.v. ook Lucienne Boyer op deze
plaat haar „Parlez-moi d'amour, redi-
tes-moi des choses tendres" (Spreek
me van de liefde, zeg me nog eens
lieve dingen) zingt, maar is de liefde
dan niet belangrijk in het leven? Hoe
veel mensen komen niet veel liefde te
kort? Dat wil Henri Salvador ook ver
tellen in zijn „L'abeille et le papilion"
(de bij en de vlinder) en Patachou
vestigt in haar „Le gamin de Paris"
(de kwajongen van Parijs) de aandacht
op het straatboefje dat eigenlijk altijd
weer een klein gedicht is en daarom
ook liefde nodig heeft. Catharine Sau-
vage ten slotte zingt in .Paris canaille"
iets over het liefdeloze. De liefheb
bers van het Franse chanson zullen aan
deze plaat veel pleizier beleven, mede
dank zij de goede accompagnementen
van de orkesten van Joss Baselli, Aridré
Grassl en Michel Legrand. Deze lichte
Miebei bij de massajeugd
<ZÖoo p-Mag natie^>
Uit de
VOLKSWIJK
bij cftcai
1.500 zijn, heeft slechts in de i
ten van de Beierse geschiedenis iets
met Nederland te maken. De draad is
er wel met de Nederlandse (kunst)ge
schiedt nis. maar zij is nogal vaag. De
„Niederlandtcr" hebben allen een ongc-
luKkigc liefde voor de kunst. Op hun
jaarlijkse bijeenkomst, die naar hun
eigen kalender, waarin het jaar op 7
Februari begint op 36 Mei (en dus
in Juni) valt, vergaderen deze amateur-
schilders. musici, beeldhouwers. Alles
wat zij in het afgelopen jaar aan kunst-
in-hun-vrijc-tijd hebben gewrocht, stel
len deze leraren, kooplieden, professo
ren. ambtenaren en artsen, die tot de
organisatie der „Niederlandter" beno
ren. dan tentoon. Deze .Jileynodien-
schau", zoals de amateur kunst-tentoon-
stclling heet, wordt gehouden in het ge
meentehuis van Pappenheim.
De „Niederlündter" noemen elkaar
allen een „Niedcrlkndtcr" naam, waar
in „van" moet voorkomen (wat overi
gens meer Duits dan Nederlands is
Di i.ilmge groet is „van van",
waarvan intussen niemand meer weet,
.waar hij vandaan komt, of wat hij pre
cies betekent (al« hij een betekenis
heeft). Met „van van" begroeten elkaar
„Mijnheer van Slagboom", „Mijnheer
van Mispelboom", en „Mijnheer van
Floye". Zij hebben in hun respectieve
Beierse en Palse haardsteden „socie-
HKT grote voordeel van arbeid in
teamverband is altijd dat je
een veel ruimere blik op de ver
schillende gevallen krijgt. Anderen
bezoeken hetzelfde gezin en je kunt
je indrukken uitwisselen. Daardoor
leer je allerlei gebeurtenissen in
een ander licht te zien, dan wan
neer je enkel met jezelf te rade
kunt gaan. Ik denk aan Pietje Pie-
tersen's doopgeschiedenis.
Pietje is momenteel acht jaar en
hij is een schat van 'n bengel. Hij
ziet er tenminste zo uit; in de om
gang is hij zo nu en dan ook lie
derlijk lastig en er valt geen land
met hem te bezeilen. Dat is ook de
reden waarom ik op 'n gegeven
moment zyn ouders ga bezoeken,
en dan krijg ik me wat te horen.'
Een schandaal zó laks als die
kerk in dit geval is geweest. De
ouders beginnen het gesprek ge
woon met een hele serie scherpe
verwijten. „Zo", zegt de Vader,
„komt er eindelijk eens iemand?
Ik dacht al dat ze me helemaal
vergeten hadden.'" En de Moeder
staat er hevig knikkend by: „Nét",
zegt ry, „precies trat ik dacht. Een
mens is gewoon niet meer in
tel
Op het eerste gehoor kan ik aan
dergelijke uitlatingen geen touw
vastknopen, maar de familie haast
zich om me nader in te lichten. De
geconstateerde veronachtzaming
heeft te maken met Pietje's doop.
Het zal temet een half jaar geleden
wezen, toen ze Pietje wilden do.
pen, en ze hebben het laten toeten,
maar er is niemand komen kijken.
Niemand en niks. Ze hadden klaar-
blykelyk umt de Kerk anbelangt
net zo goed hardstikke dood ktin
nen vallen; de Kerk trekt zich toch
geen barst van een mens aan.' En
zovoort
Nu is het niet eenvoudig om zo'n
zaak direct te doorzien. Ik stel dus
vragen. Ik informeer of ze Pietje's
doopplannen aan iemand hebben
meegedeeld en ik doe dat des te
nadrukkelijker naarmate ik beter
ben gaan begrijpen dat overal al
lerlei mensen kwaad zijn op de
kerk uit oorzaak van ziektegeval
len, beenbrekeryen en andere kwa-
len waarvan ze de Kerk niet op de
hoogte hebben gesteld. Maar in dit
geval blijkt het anders te liggen.
Want het antwoord luidt dat ze
Pietje zijn wezen aangeven. Op het
spreekuur. Bij de wijkpredikant
himself. En dus had die man kun
nen vermoeden dat ze inderdaad
dopen wilden Nietwaar, juffrouw?
Jawel, meneer en mevrouwl Juist!
Maar let nu goed op, want verder
hebben ze niets van die hele wijk
predikant gehoord, waaruit je al
weer kunt zien wat voor farizeers
die dominees toch zijn.
„Hoe bedoelt U?" vraag ik
bescheiden. Ik map het niet. AU
je een kind voor de doop hebt op
gegeven, behoef je immers niets
verder ran de dominee te horen.
Het enige wat dan nog te doen
valt is om met dat kind naar de
kerk te wandelen en het te laten
dopen. En tk waag een opmerking
in deze richting.
Ernest Ansermet, de Zwitserse diri
gent, geeft een meesterlijke ver
tolking van de speelse fantasie van
Ravel „L'Enfant et les sortilèges".
kunst is werkelijk niet minder echt en
sprankelend dan de humpr van Ravels
„L'Enfant et les sortilèges".
bel-canto een prachtige opname vai
de DEUTSCHE GRAMMOPHON GE-
SELLSCHAFT (normaalplaat LVM
72491) met de grote Zweedse sopraan
Astrid Varnay, opvolgster van de onver
getelijke Kirsten Flagstad. Zij zingt de
scène en aria „Af perfido" op 65 van
Ludwig van Beethoven. In 1796 schreef
de 26-jarige Beethoven deze dramati
sche aria met orkest in Praag voor
Mozarts vriendin, de zangeres Josepha
Duschek. Dit werk toont heel duidelijk
de opera-ambities van Beethoven en de
aria stelt hoge eisen aan de zangeres.
Per slot van rekening was Beethoven
toch niet voor niets bij Salieri in de
leer geweest voor dramatische composi
tie. Astrid Varnay. die elk jaar triomfen
viert tijdens de Wagner-uitvoeringen
van de Bayreuther Festspiele, geeft van
deze hoogdramatische aria een vertol
king. zoals maar weinig zangeressen
dat kunnen. Dit werk lijkt wel speciaal
voor haar stem geschreven en de op
name is in elk opzicht prachtig gewor
den. Dc begeleiding door het Sympho-
nie-Orkest van de Beierse Omroep o.l.v.
Herman Weigert is eveneens uitnemend.
Zangers en zangeressen zullen deze
plaat zeker graag horen om er zang-
technisch van te leren.
CORN, BASOSKI
.Juist", zegt de man triomfante-
lijk. .Juist. Maar we zijn niet naar j;
de kerk gegaan, weet U?! En dan
behoort zo'n vent van niks foch j*
naar ons toe te komen?! Waar is
ie anders voor?"
Ik weet op dergelijke momenten
nooit direct antwoord. Ik weet J
misschien by zulke gelegenheden
niet eens waarvoor ik zelf dien,
laat staan waarvoor m'n baas dat
doet. En dus schakel ik maar over
op een ander onderwerp, en ont- U
wyk schichtig alle sacramentele
problemen. Maar op de staf verga-
dermg kom ik op deze zaak terug 4
en informeer: „Waarom hebben ze i?
eigenlijk by Pietersen geen bezoek 5
gehad. Ze hadden willen dopen,
maar dat ging niet door en toen ,v
Ik krijg geen gelegenheid jr
om uit te spreken. De oudgedien-
den breken uit in een daverend
gelach, .fietersen wil weer eens -<
dopen.'" het schijnt zoiets ko-
misch te wezen dat ik me eerst
verbijsterd, dan gekrenkt, dan
ronduit verontwaardigd voel. Ik
wil net umt zeggen; iets bijzonder g
toepasselijks en ook byzonder ha- 5
telyks, aU er eindelijk iemand zich
verwaardigd om me de zaak uit te
leggen.
„Kijk", zegt hy. „we zitten hier
nu acht jaar, hè? En in die acht
jaren komt Pietersen met de re
gelmaat van de klok zyn kinderen
aangeven voor de doop. We zyn
de tel kwijt geraakt. Pak de gezins.
kaart maar eens, daar staat dat
wel allemaal op. Eens kijken
Ja, twaall maal in deze acht jnar
is er een soort doopgesprek ge
weest. Er worden briefjes geschre-
«en en de zaak wordt uitvoerig
noorpepraaf. Maar daar blijft het
dan by. Verder komen we nooit en
nooit In het begin gingen we dan
nog in formeren waarom ze wegge
bleven waren. Er was altijd een
reden; soms had Pietje mazelen.
Soms zyn broertje of zusje. Soms
was het te warm geweest en soms
te koud. Soms was er juist een
voetbalmatch of een duivenvlucht.
Maar altijd was er iets
„O", zei ik. ..Maar wat steekt
daar dan achter?"
MIEBEL.
(Vervolg op pag. 7.)