EYSDEN ELVENSCH ANS
<2>e óprookjeó van elC.(^.&&ncleróen
Tekeningen BOERGE PRAMVIG
3(et meioje dat op het brood
ging «taan^
1. Je hebt boch wel van het meisje ge
hoord, dat op het brood ging staan om
haar schoenen hiet vuil te maken, en hoe
slecht het haar verging?
Zij was een arm kind, trots en hoogmoe
dig. Toen ze nog heel klein was, had ze
er plezier in vliegen te pakken te krijgen,
hun vleugels uit te trekken en ze tot kruip
dieren te maken. Ze nam een kever en
een tor, stak ze aan een naald, legde dan
een groen blaadje of een stuk papier voor
hun poten, en het arme dier hield zich
daaraan vast. draaide en keerde het, om
van de naald los te komen. „Nu leest de
kever!" zei de kleine Inger. ..kijk, hoe hij
het blad omslaat!"
Naarmate zij ouder werd, werd ze eer
erger dan beter, maar knap van uiterlijk
was zij en dat was haar ongelu*. Anders
zou ze zeker op een andere manier zijn
aangepakt.
,,Ze heeft een harde kop!" zei haar eigen
moeder. „Als kind heb je me dikwijls op
mijn schort getrapt, ik ben er bang voor.
dat je. als je ouder bent geworden, me
nog eens op mijn hart zult trappen."
Zij kwam beneden bij het moerasvrouw
tje. dat is de tante van de elfenmeisjes
(die zijn bekend genoeg, er zijn versjes
over baar geschreven), maar van het moe
rasvrouwtje weten de mensen alleen maar
dat, wanneer de weiden des zomers dam
pen. zij aan het brouwen is.
Beneden in haar brouwerij kwam Inger
terecht, en daar was het heus niet prettig.
4. 't Was niet alleen ongezellig in de brou
werij van bet moerasvrouwtje, maar ook
zag alles er vies uit. Inger was vroeger
altijd bang van spinnen geweest en hier
zag ze overal dikke spinnewebben.
O. wat was het meisje nu bedroefd, dat
ze altijd zo trots was geweest, dat ze
at oh had geschaamd voor haar lieve moe
der en dat ze het kostelijke brood had
willen gebruiken om haar schoenen schoon
te houden.
O. wat zou ze nu graag een dikke boter
ham willen hebben, maar hoe ze zich ook
inspande, ze kon het brood niet te pak
ken krijgen. Haar handen, haar armen,
heel haar lichaam werd stijf langzaam
maar zeker veranderde de knappe Inger in
een stenen zuil.
En toentoen viel er een warme
traan op haar hoofd neer. Hoe was dat nu
toch mogelijk? Want wie zou er nu nog
een traan schreien om die trotse Inger?
Niemand toch zeker. Ja, er was er toch
één. En dat was Ingers moeder, die haar
ondeugende meisje niet vergeten kon
Wekelijkse bijlage
Zaterdag 2 Juli 1955
laicuiur Cf iHsrtjc (Courant
Historische dromen rond
'n Kostelijk stukje Limburg a/d Belgische grens
W
E langs de witgepleisterde gevels
van grote Limburgse boerehoeven
mot machtige inrijpoorten, die een steel
se blik op de royale binnenplaatsen ver
oorloven. langs vervallen huizen met
vakwerk-muren en tussen beboste hellin
gen en doornhagen aan de ene kant en
zacht omlaagglooiende boomgaarden
aan do andere kant zich van Maastricht
via (ïronsveld naar het Zuiden spoedt,
weit niet beter of Éysden is: wat ar
beid» iswoninkjes links van de weg. een
tankstation, een enkel groot boerenhuis,
een paar restaurants, slagboom en
douane! En dan schuift-ie al met een
flinke S-bocht België in!
Als ge echter wat minder haast hebt.
doet ge <rr goed aan bij de viersprong
vóór de grens eens rechtsaf te slaan;
na dc spoorbomen bij het station en een
betrekkelijk jong gedeelte gaan we met
een rechtse bocht mee. waar we het
spcelgocdkerkjc van de Herv. Gemeente
ontdekken Bij een onmiddellijk daarop
volgende linkse bocht ontrolt zich een
weids vergezicht voor onze ogen: aan
de voet van de sterk aflopende Diep
straat is een korte, zilveren band zicht
baar, de Maas; erachter de hoge weste
lijke oever, deels begroeid, deels zijn
grillig omlijnde, geelwitte mergelplek-
ken prijsgevend.
Aan het einde van een zijstraat met
vlak-aanééngerijdc huizen bereiken we
het centrum van Eysden. een groot,
kaal en zanderig plein, ietwat afhollend
naar de rivierkant. Dit is het Vroenhof,
aan drie zijden door stugge natuurste
nen huizengevels omzoomd, terwijl de
zuidzijde gevormd wordt door een mo
nument tegen een kerkhofmuur, van
waarachter het vriendelijke Roomska-
tholieke kerkje toren en schip de zonni
ge, wazigblauwe hemel in steekt.
Dc toren is uit mergel opgetrokken,
erg vlak en slechts doorbroken door een
krans van sicrankers onder het galmgat,
een toreningang van buitenaf schijnt er
nooit geweest te zijn. Wel herinnert een
gedenkplaat met een burgemeesters-
naam en twee wethoudersnamen aan
een redelijk recente restauratie van de
ze 14de eeuwse toren.
Gaan wij door de zij-ingang naar bin
nen. dan worden wij getroffen door het
eenvoudige, weinig pretentieuze karak
ter van deze Zuidlimburgse dorpskerk:
een vloer van afwisselend blauwe en
witte vloertegels; stoere, ietwat gedron
gen kolommen, met Maaskapitclen be
kroond en daartussen gedrukte gothische
scheibogen scheiden het middenschip
van de bescheiden zijbeukjes. Het over
deze zijbeuken doorlopende zadeldak ver
oorzaakt lage zijmuren en dus kleine,
rondbogige en met gekleurd glas bezette
vensters. Het barokke hoofdaltaar wordt
bekroond door een gekruisigde Christus
uit de Antwerpse school (17de eeuw).
Verder een zeldzaam sober doopvont en
lelijke, lage banken.
Van het kerkje
n Doornlkse st
bakstcenmuren goed te zien is
voert het sterk-hellende St. Christina-
straatje recht op de rivier aan. Op dc
voorgrond, aan de voet van dc kade.
steekt een groot anker haast bezwerend
het ene blad omhoog, aan dc overzijde
trekken de begroeide heuvels, met hier
en daar uitspringende steile witgele
mergelranden, hun golflijn langs de
blauwe lucht. Lager staan wat rijen
peppels, die met hun ruisende kruinen
een zachtgeel-gi oen scherm leggen vóór
de berg langs; en verder sappig-groenc
weilanden, vruchtbomen, een groepje
notebomen met daaronder de witgepleis
terde muren van ,,De Rode Hof".
Nóg lager: grillig struikgewas en een
begroeiing van alle mogelijk onkruid, in
een bonte mengeling van roestbruin en
groen tegen de hoge oeverwal; aan de
voet ervan de nauwelijks begroeide
grauwe, stenige bodem van het winter
bed, dat nu droogligt en daaronder in
allerlei nuances tussen blauw en zwart
het Maaswater, dat ruisend afvloeit over
steenbrokken en zwakke schuimsporen
trekt.
TUSSEN de huizen aan de Eysdense
kant van de rivier staat er één van
hoge ouderdom. De voorgevel, eerlang
een lappendeken van grote vlakken mer
gelsteen en grote stukken baksteen, is
nu ovcrgekalkt in smetteloos wit, een
paar stenen treden leiden naar de voor
deur. die op zichzelf al een verrassing
inhoudt. Oud, in vaalrood craquelé, met
ter bekroning van net deurpaneel een
stukje gesneden lofwerk, met in het
midden een bijna geheel vrij vallende
adelaar!
In dat huls woont de heer Warnier,
nazaat van een oud geslacht van bij de
Franse grens en hij kan er zich op be
roemen, dat het thans verdwenen boot-
veer naar Lanayc (Ternaaicn) meer dan
100 jaar door zijn familie is bediend ge
worden.
En dan moet gc hem horen vertellen
over 60 jaren geleden, toen dc mannen
van Lanayc met de zegen op elft plach
ten te vissen, waarbij ieders aandeel in
de vangst afhankelijk gesteld werd van
het aantal geleverde netten, en waarbij
mannen in boten nabij Liezc met stok
slagen het Maaswater in beroering
brachten om de elft op te jagen, de ze-
De adelaar op zijn voordeur is niet
zo heel vreemd, als men weet dat het
huis bekend staat onder de naam Hoog
Vrankrijk en volgens overlevering eer
lang een Luikse bisschop tot huisvesting
moet hebben gediend.
Tussen dc Maas en het schilderachtige
kerkje, op de hoek van de Spauwen-
straat, prijkt een stoer, haast plomp,
breed-begeveld patriciërshuis, dat de
eeuwen overleefd moet hebben. Het is
nu helemaal witgekalkt cn er woont
een rijwielhersteller m, maar nog bin
nen mensenheugenis woonde daar de
Hervormde predikant ds. Brinkhuizen,
met zijn witte baard, hoge hoed en slip
jas, de in zijn dagen gebruikelijke attri
buten.
Maar meer dan drie eeuwen geleden
woonde in Eysden, misschien wel op
dezelfde plaats of daaromtrent. zijn
voorganger ds. Matthaeus Ludovicus
Zijn positie was weinig benijdenswaar
dig. bezien tegen de achtergrond der
toenmalige politieke verhoudingen: in
het noorden, op ca. 11 km afstand lag
de vesting Maastricht, sinds 1632 stevig
in Staatse handen, in het zuiden, op
slechts 2.5 km afstand hadden de Spaan
se troepen rond het Huis te Elven in
Juli 1634 een machtige schans opgewor
pen, „wel soe groot als de stadt Bisé"
waar duizenden manschappen in konden
worden ondergebracht ter bescherming
van een aldaar geslagen brug over de
Het moet dan ook een onprettige ge
waarwording voor de 17de eeuwse Eys
dense predikant geweest zijn, toen op
een Decemberdag in 1635 zich enige
Spaanse soldaten aan zijn deur vervoeg
den om hem mee te nemen naar de
Schans, omdat de gouverneur een onder
houd met hem wenste. Nog minder pret
tig was de boodschap, die hij daar te
horen kreeg: een ultimatum, „dat hij
met andere van de religie souden heb
ben te vertrecken uyt deeser heer-
licheyt binnen vier ende twintich uren"
Het was slechts aan de schout Peter Pe
termans te danken, dat een uitstel van
drie dagen toegestaan werd en dat wel
gebruikt zal zijn om de Staatse troepen
te hulp te roepen, want Ludovicus is nog
enkele maanden na dit voorval op zijn
standplaats gebleven.
G\, met deze kennis gewapend, eens
de weg op naar Caestert; voorbij het
trotse kasteel, dat in die dagen nog zijn
oude gedaante van voor de branci van
1649 bezat. Tussen de ijle peppels ter
weerszijden van de weg, tot over de bei
de stenen bruggetjes over de Voer; blijf
even staan bij die schuur aan de linker
zijde van de weg. want zó werden alle
huizen welhaast opgetrokken in die woe
lige dagen van de dertiger jaren in de
17de eeuw. De wanden een samenstel
van houten balken, de daartussen vrij-
liggende vakken gevuld met een lemen
pleisterlaag, waar hier en daar de „wa
pening" van gevlochten tenen doorheen
schemert, en het geheel gedekt met
Vergeet ook niet een klein eindje de
Voer naar het oosten te volgen, waar
terzijde van een machtig molenrad het
heldere water klaterend van een kleine
stroomtrap omlaag huppelt, om vervol
gens weg te vlieten over de lemig-gele
bedding van het stroompje. Zo hebben
er eeuwenlang tal van watermolens
langs de Voer gelegen.
Volg daarna de bchansweg. voorbij
het machtige landhuis annex boerderij
Rcinekenshof, weldadig-vcrvallen. Sluit
dan eens heel even uw ogen om uw fan
tasie gelegenheid te geven het histori
sche gegeven te interpoleren in dit land
schapsbeeld. en ge ziet Ludovicus, dc
zwarte kuitbroek aan, dc zwart-bekous-
de benen onder de ijlings-omgeslagen
Waar eens Spaanse soldaten de
Elvenschans bouwden, staat nu
een grote hoeve. De brede poort
geeft toegang tot de door woon
huis en stallen omgeven binnen
hof met de mestvaalt in het
midden.
wijde mantel uit, de wijdgcrandc hoed
op, voortstappen tussen d Spaanse sol
daten, compleet met hun pieken cn hei-
En was het niet langs deze weg. maar
dan in omgekeerde richting, dat de boe
ren met hun karren en vee wegvluchtten
naar Maastricht, terwijl achter hen de
Spaanse troepen optrokken, plunderend
en de hoeven veranderend in even zo
vele laaiende fakkels?
Tenslotte zult ge aan uw rechterhand
een groot hek ontwaren met het op
schrift: Navagne 1921. Aan het eind van
deze toegangsweg rijst vanachter groe
ne heuvels met vruchtbomen een brede
Zuidlimburgse boerderij op, witgekalkt
cn met bruine, nodigend openstaande
poortdeuren.
Een kinderwagen staat op de buiten
hoek van de poort, en een oude man
scharrelt wat rond. Op de binnenplaats
is een propere vrouw met appelwangen
bedrijvig in de weer, terzijde van de
massale mestvaalt die het midden van
het binnenplein geheel in beslag neemt,
links in de hoek zijn door een geopende
staldeur in het schemerdonker twee. drie
paar paardenachterbenen zichtbaar en
ernaast verschaft een klein poortje over
de sombere en uitzicntloze witte binnen
plaats een verkwikkend uitzicht op de
groentetuin.
Op deze plaats rookten eens de kamp
vuren van de Spaanse troepen; hier za
ten de Spaanse soldaten hun tabak te
zuigen, totdat ze zomer 1634 opnieuw te
velde trokken tegen de verloren Maas
vesting. Vele stenen .piepkens" leggen
er nog getuigenis van af' Hier stonden,
op de zich nog duidelijk aftekenende
wallen en bastions, die de verwoesting
door de boeren in 1674 en door de Duit
sers in 1914 overleefden, de honderd
stukken geschut om het bruggenhoofd
te vrijwaren tegen Staatse- expedities.
Hier rusten ook nog. in de grond cn
nauwelijk meer zichtbaar voor het oog,
de anderhalve meter dikke funderingen
van het oude Huis te Elven, opgetrokken
in 1632, zoals de gebroeders Duysens ge
tuigen. die de boerderij bewonen, die in
de plaats kwam van het douancgcbouw,
dat als opvolger van het kasteel in 171®
op deze historische plek verrees.
En rond de wallen laat zich nog dui
delijk het verloop van de oude grachten,
stervormig, en ten dele nog gevuld met
water, nawijzen. Koeien en kalveren
grazen er nu, en vruchtbomen zorgen
voor een vreedzame camouflage van de
oude schans.
Maar ver daarboven uit, la de wazig
blauwe lucht, jagen twee pijlsnelle
straaljagers gierend over deze histori
sche grond, en brengen ons weer terug
in de 20ste eeuw. net als de rookpluim
van het speelgoedtreintje, dat in de rich
ting Berneau Belgisch gebied binncn-
stoomt en de witte rook van de cement
fabriek op de westelijke Maasoever
W. A. POORT.