A-Lu
li:
AMERIKA EN DE WIJSBEGEERTE
Vice Versa
Cultureel
venster
LEZERS
PELGRIMAGE
Zwarte Engelen -
Een goede Roomse roman over het
Calvinistische Friesland
Naar een betere werkwijze van
synodes der Geref. Kerken
ft
19SS
NIEUWE LEIDSCHE COUHANT
Klaas J. Popma
Prof. Dooyeiveerds beroemde boek
in het Engels verschenen
Het mag wel een grote merkwaardigheid heten, dat de tweede druk van
Dooyeweerd's Wijsbegeerte der Wetsidee een Amerikaanse uitgave werd.
Weliswaar heeft ook de Nederlandse uitgeverij1), die ook de eerste druk ver
zorgde, haar naam op de titelpagina's als een der uitgeefsters; weliswaar is het
boek in Nederland gedrukt op de persen van de drukkerij C Haasbeek te Alphen
aan de Rijn- maar op genoemde titelpagina lezen we onderaan ook de naam van
The Presbyterian and Reformed Publishing Company, Philadelphia (U.S.A.). Het
is dus een in Nederland verschenen Amerikaanse uitgave geworden, verschenen
mede door de steun van de Nederlandse Organisatie voor Zuiver Wetenschap
pelijk Onderzoek, in de wandeling meer bekend als „de ZWO". Van de vertalers,
die de Amerikaanse tekst hebben gecomponeerd, worden op de titelpagina dé
namen genoemd van prof. David H. Freeman van het Wilson College en prof.
William S. Young van de Butler University mum.-
Prof. dr. H. Dooyeweerd.
Jan H. de Groot (geb. 1901)
betracht met zijn publicaties
naar mijn gevoel het juiste ge
middelde tussen terughouding
en veelschrijverij. Enige jaren
geleden verscheen onder de
titel Omhoog-Omlaag een keus
uit zijn gedichten uit de jaren
19251945. Bij dezelfde uit
geverij (U.M. Holland, Amster
dam) is onlangs een nieuwe
bundel verschenen, onder de
titel Vice Versa, die. naar men
mag aannemen, dicht
werk bevat uit de na-
oorlogse periode. Drie
eigenschappen springen
onmiddellijk in het oog:
de leesbaarheid van de
ze verzen, de kracht
van hun dictie en het
positieve Christendom
van de dichter. Indien
men De Groot tot de
„minor poets" moet re
kenen, dan hebben we
bij hem toch allesbehal
ve met een epigoon te
maken. Hij is van de aanvang
af zichzelf geweest en gebleven.
En als het centrum van zijn zie-
leleven geraakt wordt geeft hij
in zijn poëzie een krachtige re
sonans. Dan schrijft hij een vers
als De Dorre Boom, met de slot
strofe:
In het woord vooraf van de
vertalers wordt nog mededeling
gedaan van verscheiden perso
nen, die adviezen hebben gege
ven; daaronder in de eerste
plaats van de auteur, Prof
Dooyeweerd zelf, die een zelf
standig werkzaam aandeel in
het vertaalwerk heeft gehad:
een wel wat bescheiden plaats
wordt daar toegekend aan de
bijdrage van de heer H. de Jong
ste, zodat de argeloze lezer
meent dat diens werk zich be
paald heeft tot het corrigeren
van drukproeven; het is echter
geen geheim, dat deze begaaf
de en bekwame Rotterdammer
zijn „assistance in proof rea
ding" gebaseerd heeft op een
eigen vertaling van de Holland
se tekst en zodoende in de ar
beid van de samenwerkende ver
talers een onvervangbaar aan
deel heeft gehad.
De Nederlandse uitgever heeft
in een keurig foldertje van 3
pagina's het uerk vooraf aan-
gekondigd. Dit foldertje bevat
o.m. een voortreffelijk portret
van prof. Dooyeweerd en een
overzicht van de inhoud der de
len; we vernemen daaruit dat
de nieuwe uitgave een vierde
deel zal hebben, dat uitgebreide
namen- en zakenregisters zal
bevatten.
O wind van drift, die mij
zo lang
vergeefs en radeloos
besprong
Eén splinter die de
watergang
binnen de dorre rots
bedwong.
Eén splinterGod, ik
was zo bang.
Mijn lendenen zinderen
als een gong.
In de loop van de jaren is het
anecdotische, dat hem soms tot
oppervlakkigheid- verleidde en
hem een goedkoop succes op
voordrachtsavonden verschafte,
wel niet verdwenen, maar een
meer organisch bestanddeel van
zijn poëzie geworden getuige de
Ballade van de Doorzeefde Eend,
een model van dichterlijke re
portage. Dit zijn verzen, die men
werkelijk léést. De Groot staat
terzijde van de vernieuwing, die
bezig is zich in de poëzie te vol
trekken en ik geloof dat hij daar
wijs aan doet. Zijn temperament
en de directheid van zijn visie
zijn er borg voor, dat zijn werk
ook voor de komende gene
ratie alleszins leesbaar en ge
nietbaar blijft. In dit Cultureel
Venster vindt de lezer uit de
onderhavige dichtbundel het
vers De Visvangst geciteerd, dat
representatief geacht kan wor
den voor de eigenaardigheid
van De Groots dichttalent.
Vernieuwingen
Vergelijken we de Engelse
editie met de Nederlandse, dan
valt ons op dat het werk her
zien is, maar niet een geheel
ander boek is geworden. De
voornaamste schrappingen be
perken zich tot een 4-tal, waar
van één tamelijk omvangrijk is.
Veel groter is het aantal ver
nieuwingen. Daartoe behoren
drie passages, waarvan we kort
melding willen maken, "ten eer
ste de uiteenzeiting over het in
tegraal en radicaal karakter van
het religieus grondmotief van
schepping, zoideval en verlos
sing in de Scnriftuurlijke bete
kenis, waarin we een uitvoerige
uiteenzetting vinden van princi
piële aard omtrent d* idee van
Christelijk philosopheren. Deze
toevoeging is een wezenlijke ver
rijking van het betoog; zij is een
referaat op zichzelf, dat even
tueel dienst zou kunnen doen als
een eerste inleiding in de wijs
begeerte bij het licht van de
Schrift.
Ook vinden we een inlas over
het motief van natuur en vrij
heid, waarbij de auteur nader
ingaat op de tweeslachtigheid
van het humanistisch vrijheids
motief en het nieuwe .persoon-
lijkheidsideaal van de renais
sance als een religieuze bewe
ging tot zelfverlossing, ja zelfs
zelfwederbaringeen beweging
die haar idealen in de loop van
de geschiedenis van het moder
ne rationalisme zag verbleken,
die met name in onze
eigen tijd weer in kracht en
kleur gaat winnen.
In de laatste toevoeging aan
de inhoud van de eerste uitgaaf
welke het Amerikaanse deel
geeft handelt de schrijver vrij
uitvoerig over de wijsbegeerte
van Maurice Blondel, die door
Sassen als zeer verwant aan de
wijsbegeerte der wetsidee wordt
beschouwd hetgeen prof
Dooyeweerd een misverstand
noemt en over het nut dat de
wijsbegeerte der wetsidee kan
stichten voor de discussie van
de scholen onderling, voorname
lijk vanwege de methodische
standpunt-analyse welke de cal
vinist.sche philosophie toepast.
Mogelijk is de auteur in dit
opzicht wat te optimistisch, maar
dit laten we nu rusten. Zo even
ontsnapte schrijver dezes de
term „calvinistische wijsbegeer
te", en juist in het begin van
deze inlas wordt over deze uit
drukking een veto uitgesproken,
zó krachtig, dat de lezer een'
glimlach moeilijk kan
I,.weerhouden. Men zou
dit veto, ietwat ondeu
gend, een on-histori-
sche daad kunnen noe
men: er is nl. geen
kwestie van, dat deze
term uit de beweging
voor calvinistische wijs
begeerte zou kunnen
verdwijnen. Stellig mag
prof. Dooyeweerd een
der beide vaders van
deze beweging ge
noemd worden, maar
voor deze aanduiding hebben we
de gewraakte term dan ook be
paald nodig! De bedoeling van
het veto schijnt te zijn, dat deze
philosophie niet de particuliere
liefhebberij van een groepje
calvinisten is en daarin kan
men de auteur alleen maar bij
vallen. Rijnsdorp werkt in zijn
„In drie etappen" zeer geluk
kig met de op feiten steunen
de en inzicht gevende onder
scheiding van „Calvijns" en
„calvinistiscn" en wellicht zou
men eventueel de eerste term
kunnen toepassen als bijkomend
hulpmiddel om de betekenis
van de reeds lang ingeburger
de uitdrukking „calvinistische
wijsbegeerte" iets te verduide
lijken. Het is inderdaad een
wijsbegeerte m de geest van
Calvijn en niet de particuliere
eigenaardigheid van een groep
je calvinisten In dit verband is
aardig, er even aan te herinne
ren, dat op de Tabula schola-
rum van de rijksuniversiteit te
Groningen vermoedelijk om
formeel-taalkundige redenen
de bedoelde uitdrukking is ver
taald met .philosophia calvi-
niana".
Een boekaankondiging pleegt
iets te zeggen over de uitvoe
ring en over het aantal druk
fouten; wat dit laatste betreft
ik telde er acht, wat voor een
boek van 566 pagina's niet veel
is; maar misschien heb ik niet
scherp genoep gespeurd; één
was erbij die iets vermakelijks
had: in noot 2 op p.490 staat
precies dezelfde fout als in de
Nederlandse uitgaaf op p.457,
nl. „des" i.p.v. „der" sc. Ge-
schichte. De wijze van uitgeven
is keurig, en de uitgever heeft
ditmaal prettiger papier ge
bruikt: terwijl de Amerikaanse
editie enige ientallen bladzij
den meer telt dan de Neder
landse, is het nieuwe boek aan
merkelijk diuiner.
Prijzig
Jammei, maar onvermijde
lijk was, dat het zulk een prij
zig boek moest worden: hoe ve
len zullen zich de uitgaaf van
110 kunnen veroorloven? Daar
staat tegenover, dat dit werk
nu in andere taal verschenen,
de lezer nieuw en fris aandoet
Ik durf evenwel niet te bewe
ren dat dit uitsluitend te dan
ken is aan de vertaling, al heeft
dit stellig meegewerkt; het is
echter de ervaring van velen,
dat Dooyeweerd's boek elke
maal, dat men zich er weer
eens in kan verdiepen, zulk een
frisse indruk maakt, dat het
a.h.w. een nieuw boek voor ons
wordt, en deze ervaring heeft
schrijver dezes hij het vergelij
ken van beide drukken en het
controleren van zijn aantekenin
gen in ruime mate opgedaan.
Ook waar men met de auteur
in alle bescheidenheid van me
ning moet verschillen (b.v. bij
het onpractische voorstel „Cal
vinistische wijsbegeerte" te ver
vangen door „Christelijke wijs
begeerte") blijkt het betoog
dermate fascnerend, dat men
al lezende zijn bezwaren en cri-
tische vrolijkneid vergeet.
Merkwaardig: Dooyeweerd's
reeds nu beroemd geworden
boek in geheel nieuw gewaad;
vertaald, opnieuw doordacht,
gecorrigeerd en aangevuld; en
nog even jong en fris, helder en
meeslepend als twintig jaar ge
leden; vernieuwd, maar niet
niet veranderd. Een boek waar
we graag tegen sputteren en dat
ons altijd weer betovert.
1) de firma H. J. Paris N.V.
te Amsterdam.
2) A new critique of theore
tical thought; Volume I:
The necessary presuppo
sitions of philosophy; Am
sterdam/Philadelphia, '53
Op de generale assemblée te
Montpellier zal op 29. 30 en
31 October a.s. het Franse
protestantisme het vijftigjarig
bestaan van de Federatie der
Protestantse Kerken feestelijk
herdenken.
ZUINIGHEID met vlijt bouwt
huizen als kastelen, maar
wat is nu zuinigheid met sfeer?
Sommige mensen kunnen zo
sfeerloos zuinig zijn. Dat is
geen gierigheid, maar de spaar
zaamheid wordt daar zo recht
lijnig, zo verstandelijk, zo bijna
om haars zelfs wil beoefend,
dat ze, om met de Statenver
taling te spreken, „haar loon
weg heeft". De Nieuwe Ver
taling zou zeggen:
ze hééft haar loon
reeds (vgl. Matth.
6:2). Deze men
sen vergeten, dat
het leven reuk en
smaak heeft, en
dat de zuinigheid
die reuk en smaak
niet behoeft weg te
roman van Mauriac
In de bekende en algemeen
reeds zeer gewaardeerde
reeks van de Prisma-boeken
verscheen onlangs een ver
taling van een van Mauriac's
aangrijpende romans: „Les
Anges noirs".
In dit reeds in 1936 in Frank
rijk verschenen boek werkt Mau
riac op grootse en dikwijls be
klemmende wijze het volgende
thema uit:
„Zij, die tot het kwade zijn
gedoemd, waren misschien boven
alle anderen uitverkoren, en de
diepte van hun val geeft de maat
c?
Dikwijls wanhoopt men, of Roomsen en Protestanten
elkaar nog wel iets te zeggen hebben. De grenzen van hun
werelden zijn reeds sedert eeuwen afgebakend en de spora
dische grensoverschrijdingen leiden meestal niet tot werke
lijke ontmoetingen. Maar dan is daar opeens de bij De
Fontein te Utrecht uitgekomen roman- „De Honger van ons
Hart" van Miep van der Velde en met verrassing mag men
dan vaststellen, dat ook het „Paarse Gordijn" van tijd tot
tijd opzij geschoven kan worden.
dokter, zóón van een oud boeren
geslacht, dat daar in de buurt
van de Augustijnerabdij te Wit-
marsum altijd het Roomse ge
loof trouw is gebleven. Deze
Roomse verstrooiden in een Pro
testantse omgeving zijn echter
naar aard en zeden even puri
teins als hun Calvinistische bu
ren. Het huwelijk blijft kinder
loos. Wanneer een Limburgse
kunstschilder m het leven van
deze jonge vrouw komt en
daarmee de grote liefde, blijkt
eerst hoezeer zij door deze ern
stige levenshouding beïnvloed
is. De Limburger heeft een wel
heel gemakkelijke opvatting van
de biecht, maar de vrouw moet
geheel het felle conflict onder
gaan tussen haar levenslust en
het zedelijke gebod. De ernst
overwint, maar zij, die dit boek
gelezen hebben, weten hoe
zwaar en hoe principieel deze
strijd is geweest. Slechts in en-
Dit is een Roomse roman, die
speelt in het Calvinistische
Friesland in de nabijheid van
het Augustijnerklooster te Wit-
marsum.
Wij vermoeden, dat de jonge
schrijfster van Vlaamse, al
thans van Zuidelijke origine is.
Zij ziet het vlakke Friese land
en de daarop thuishorende Pro
testantse traditie met vreemde,
maar niettemin scheroe ogen.
Haar taal en beeldspraak zijn
van een Zuidelijke overvloed,
van een Roomse Barok, maar
haar instelling verraadt een
haast Puriteinse ernst Alle
Vlaamse lichtvaardigheid is hier
gebannen De soreekwoc rdelijke
Roomse oppervlakkigheid is hier
geconfronteerd met de ernst van
het Friese Calvinisme. Dit is
het thema van het boek.
Een exotische jonge vrouw uit
een Rooms artistenmilieu is ge
trouwd met een Friese dorps-
kele trekken hebben wij hiermee
het hoofdthema van dit boek
aangegeven. Daarnaast zijn er
nog vele andere situaties aan de
orde. De vrouw, de dokter en de
schilder zijn heus niet de enige
personen. Er gebeurt in dit
poëtisch geconcipieerde werk
veel; ja, zelfs te veel.
Dat is de Zuidelijke overvloed.
Maar niet dit gebeuren maakt
dit boek belangrijk; ook niet de
verbluffend goede taal, waarin
het vaak geschreven is, of de
schoonheid van de stijl of de
verrassende vondsten der beel
den. Neen, dit boek is belangrijk
om zijn theologie. „Goede Li-
vinus, er bestaan geen zonden,
die slechts tegen de orde zouden
zijn, maak je geen illusies. Als
wij zondigen is het altijd tegen
de liefde, daar Christus ons
slechts één gebod, da: van de
liefde, heeft gegeven", schrijft
de Augustijner pater Christo-
foor aan een vriend. Of deze or
de nu die van het Friese land
is of van het Roomse levensge
voel, beide: het Vlaamse
Katholicisme en het Friese Cal
vinisme roept deze roman op te
zoeken naar het gebod der lief
de, dat aan beide gegeven is. In
dit boek van Miep van der Vel
de hebben Roomsen en Protes
tanten elkaar werkelijk wat te
zeggen.
Ev. Grolie
van een verraden roeping. Er
zouden geen heiligen bestaan, als
ze niet de macht hadden gehad,
zich te verdoemen; misschien
gaan alleen diegenen verloren, die
heiligen hadden kunnen worden",
of, zoals het in het begin van de
ze roman geformuleerd staat:
,,On peut pénétrer dans le sur-
naturel par en bas". (Ook van
onderen af kan men doordringen
in het bovennatuurlijke.)
Dit wordt belichaamd in de fi
guur van Gabriel Gradère, aan
vankelijk bestemd om tot priester
te worden opgeleid, maar die van
zijn vroege kindsheid af onder
een engelachtig uiterlijk een be
rekenende en onzuivere geest ver
bergt. Opgroeiend vervalt hij van
kwaad tot erger, en is thuis in de
wereld van misdaad en chantage.
Toch is hij volkomen lucide voor
wat zijn eigen innerlijk betreft, en
redt kort voor haar dood zijn
vrouw Adila van geestelijke wan
hoop.
Zo herkent hij ook in de jonge
pastoor Alain Forcas het reine
kind. ..maar dat van God genoeg
kennis heeft ontvangen om te we
ten hoever een mens kan gaan in
het verlagen van zichzelf En
ik voel, dat wat in U bewaard is
gebleven, ook aan bedreigingen
heeft blootgestaan". (Wie Mau-
riacs roman „Ce qui était perdu"
kent, weet welke bedreigingen
hier bedoeld zijn).
Op zijn onnavolgbare-boeiende
wijze heeft Mauriac de strijd be
schreven, die de machten der
duisternis voeren om de ziel van
Gabriel Gradère, die ofschoon tot
moordenaar geworden, in vrede
sterft in het huis van Alain For
cas. De andere medespelers in
het dramatisch gebeuren in en
rondom kasteel Liogeats. vooral
Gabriels jeugdliefde Mathilde en
zijn zoon Andrès zijn scherp en
liefdevol getekend.
In zeker opzicht doet dit boek
mij steeds denken aan „Wuther-
ing Heights" van Emily Brontë,
al is dit laatste werk fantasti
scher en romantischer. Beide heb
ben echter de grootsheid van de
uitzonderlijke hoofdfiguren Ga
briel Gradère en Heathcliff en de
stormachtige atmosfeer gemeen.
De vertaling is redelijk, hoewel
niet altijd vlekkeloos. De omslag,
(kasteel Liogeats op die noodlot
tige regenavond, waarop Gabriel
tot moordenaar wordt) is zeer sug
gestief.
ANNA MARTENS.
Francois Mauriac Zwarte
Engelen Prisma Boeken
Uitgave Het Spectrum
Utrecht Antwerpen Ver
taling W. A. M. Schoenma
kera.
wijsheid is gemengd. Het is
met zuinig zijn als met gelijk
hebben: de manier waarop is
van bijna even groot belang als
het gelijk hebben of het zuinig
zijn zelf. Wie dat niet verstaat,
neemt met zijn zuinig zijn of
zijn gelijk hebben de reuk en
de smaak van het leven weg.
Zuinig schijnt met zien in
verband te staan en oorspron
kelijk te hebben betekend: goed
kijkend, omzichtig.
Een oud woord,
siikzeunigdat
natuurlijk enigszins
anders gespeld
werd schijnt scheel
zien of bijziend
heid te hebben aan-
geduid. Welnu, wie
ja meent, dat zuinigheid alleen
maar dan die naqm waard
is, wanneer ze domweg con
sequent wordt toegepast, zon
der op tijd en wijze, om
standigheden en andere im
ponderabilia te letten, die is
eigenlijk stikzuinig. Zuinigheid
moet een regel zijn met uitzon
deringen. Zeer dikwijls brengt
in het leven de uitzondering op
de regel de reuk en de smaak
aan. Dit ter overweging aan
alle Prinzipienreiter en sfeer
loze lijnentrekkers.
Zuinigheid
met sfeer
T\AAROM geeft op zijn tijd
een offertje, of een ge
schenk, reuk en smaak aan het
leven van wie zich die uitgave
graag getroost. Maar ook wan
neer men zichzelf eens iets
gunt, indien men maar aan de
andere kant bijvoorbeeld ook
desnoods rustig kan thuisblijven
wanneer de gehele wereld er op
uittrekt. Ik weet van iemand,
die in zijn kinderjaren (meer
dan een halve eeuw geleden
overigens!) de keus had op de
enige uitgaansdag van het ge
hele jaar thuis te blijven bij zijn
ziekelijke vader, of met moeder,
broers en zusters mee te gaan
naar Den Haag en Scheveningen.
De keus was moeilijk, want het
viel nu eenmaal niet uit te ma
ken wat prettiger was. Tenslotte
koos hij het thuisblijven, maar
dat was thuisblijven met sfeer,
dank zij 'de onbewuste levens
kunst van de ziekelijke vader,
de atmosfeer van vrede en rust
die van hem uitging, alsook wat
extra fruit, waarvan men zich
de uitgave had getroost.
QMGEKEERD kan de recht
lijnige zuinigheid, ondanks
de beste bedoelingen, de reuk
en de smaak van het leven weg
nemen. Dat verabsoluteren van
deugden wordt geloof ik door
de Spreukendichter gegispt,
wanneer hij opmerkt: wees niet
al te rechtvaardig, en wanneer
hij in alles op wijsheid aan
dringt. „Jede Konsequenz führt
zum Teufel" schijnt Luther ge-
zegt te hebben. Zonder nu de
vorst der duisternis zelf terstond
erbij te betrekken geloof ik
toch dat die stikzvinige recht
lijnigheid daarom sfeervernieti
gend werkt, omdat ze het ver
band met haar uitgangspunt
heeft verloren en op drift is
geraakt. De uitwendige deugd
zame gedraging heeft geen ze
delijke waarde meer en verliest
haar liefelijkheid, wanneer ze
van haar wortel is nlgesneden.
Maar zuiniqheid met sfeer
brevnt smaak en geuren weer
C. R.
LEEUWARDEN NIET VAN LANGE DUUR?
Over herziening der kerkorde zullen wel harde noten gekraakt worden
Tegen het eind van Augustus (de 23e)
komt in Leeuwarden de generale synode
van de Geref. Kerken bijeen. Een van de
belangrijkste zaken, waarmede de synode
zich zal moeten bezighouden, is haar eigen
werkwijze en de duur der bijeenkomsten.
De generale synode komt slechts eenmaal
om de drie jaar bijeen. Doordat het werk
en de problemen de laatste jaren zeer toe
namen, telde men op de laatste synode,
die in Rotterdam werd gehouden, niet
minder dan vierhonderd agendapunten.
Wat de werkmethode betie"
stelt men voor na opening der
synode ir plaats van zes com
missies, zoals tot dusver ge
bruikelijk was, twee commis
sies te benoemen, die de be
handeling van de agendapun
ten in de plenaire zittingen
voorbereiden: een commissie
voor algmene zaken met ne
gen leden en een voor geschil
len met vijf leden.
Direct na de benoeming van
de commissies kan de synode
naar huis gaan. De twee com
missies blijven werken en ma
ken rapporten en voorstellen
gereed Is men daarmee ge
reed, dan kan de synode weer
bijeengeioepen worden.
Prof. Nauta:
Al te lang gewacht
Over de herziening van de
kerkorde, die op de generale
synode aan de orde zal worden
gesteld, wijdt prof. dr. D. Nau
ta in het Centraal Weekblad
een tweetal artikelen. Hij is
van oordeel, dat men al te
lang heeft trachten vast te
houden aan de oude en ver
ouderde tekst van de Dordtse
kerkorde. Men bedenke, dat
onze vaderen in de zestiende
eeuw niet bang waren in hun
opeenvolgende synoden de
kerkorde telkens weer te ver
anderen, schrijft hij.
Wie de kerkorde van 1581,
die van 1586 en die van 1619
opslaat om van die van vóór
1581 niet eens te spreken, zal
ontdekken, dat men geen en
kel bezwaar heeft gehad om de
artikelen te veranderen, aan te
vullen en te vermeerderen en
er volstrekt niet aan hechtte
de nummering der artikelen te
bewaren.
Wij hebben in het ontwerp
van deputaten iets heel anders
gekregen' dan de vigerende
kerkorde, zonder dat echter de
beginselen, die hieraan ten
grondslag liggen, zijn verloo
chend. Daar komt het eveneens
op aan, wanneer wij denken
aan zusterkerken, die in gewij
zigde of ongewijzigde vorm de
Dordtse kerkorde bezitten.
Het ontmoet daarom geen
enkel bezwaar, wanneer onze
kerkorde er wat anders gaat
uitzien dan die van de Chris
tian Reformed Churdh in Ame
rika en dan die van de Gere
formeerde kerk in Zuid-Afrika.
Indien tegelijk al die kerken
maar de grote lijnen van de
gereformeerde kerkrichting
vasthouden, moet dat zelfs als
een voordeel worden be
schouwd.
En nu de bezwaren
Ds. A. v. d. Weg daarente
gen klaagt in „De Bazuin"
over het gebrek aan overleg
tussen de kerken, die behoren
tot de Gereformeerde gezindte
in wijder verband, als de Chr.
Gereformeerden, Gerefor
meerden artikel 31 en de Ge
reformeerden in de Ned. Her
vormde Kerk. Dergelijke
ingrijpende zaken kan men
niet zo maar eens op z'n
eerrtje gaan beslissen. Ook
vmdt hij het niet juist het
overleg met de kerken
Een lange zittingsduur heeft vele bezwa
ren. Hoogleraren en predikanten zijn gedu
rende lange tijd aan hun werk onttrokken.
De deputaten, die zich bezig hebben ge
houden met herziening van de kerkorde»
zien als oplossing, dat de synode tweemaal
in de drie jaar bijeenkomt. Verschillende
deputaatschappen zullen dan om de vier
jaar kunnen rapporteren op de synode
vergadering, wat dus een beperking van
het agendum zou bétekenen.
De gerestaureerde Hervormde kerk
te Maasland
25
is li
'i '\A
genoëgzaam te achten, als de
ze kerken verwittigd worden
van de in het rapport van de
putaten vastgelegde richtlij
nen. Dat is geen overleg,
meent ds. Van de Weg, en hij
is bevreesd dat men zo al
meer in het isolationisme
schillende instanties hun me
ning kenbaar te maken niet
mogen ontbreken.
Ook dr. J. Schelhaas Hzn is
het in „Waarheid en Eenheid"
met het ontwerD helemaal niet
eens. Hij schrijft:
„Reeds daarom zou ik het
een grote achteruitgang vin
den, wanneer onze kerkorde
voor dit „reglement" werd in
geruild. De deputaten hebben
met ijver gewerkt. Ik zou op
geen enkele wijze geringschat
tend over hun prestaties wil
len spreken. Maar het resul
taat is niettemin, ook gelet op
de reglementering en overre-
glementering naar mijn gevoe
len onaanvaardbaar Boven
dien brengt het treden in bij
zonderheden grote bezwaren
Dr. Schelhaas eindigt zijn ar
tikel als volgt:
„Het doet ons leed, dat op
deze wijze opvattingen worden
doorgezet en gecodificeerd, die
naar mijn overtuiging in een
Gereformeerd kerkelijk leven
geen plaats behoren te heb
ben."
In 1241 schonk de toenmalige
graaf Willem II een kerk mei aan-
horigheden aan de ridders van de
Duitse Orde, die te Maasland uitge
breide bezittingen hadden. Deze
kerk werd gebouwd in 1295 en on
derging in de loop der eeuuen tal
rijke veranderingen. De kerk werd
gewijd aan de H. Maria Magdolena
en draagt thans nog de naam: Ma-
ria-Magdalena-kcrk. Reeds vroeg
ging het gebouw over in handen
van de Reformatie: in 1576 is er
reeds sprake van een predikant,
Evert Harmsz geheten.
Rij de oorspronkelijke kerk werd
in de 14de eeuw een toren gebouwd
aan de west-zijde, terwijl in de le
helft t an de 16e eeuw het koor aan
de kerk werd toegevoegd.
Op 18 Juni 1945 werd de kerk
door brand geheel vertvoeit; ook
de fraaie toren ging geheel in
vlammen op. De oorzaak teas een
lichtkogel door een BS.-er spe-
lendertcijs afgeschoten en smeu
lend in de kurkdroge dakgoot te
recht gekomen.
De restauratie begon 1947, waar
bij men zich ten doel stelde de kerk
weer in haar oorspronkelijke vorm
te herstellen. In 1950 kwam de
Noord-beuk gereed, die toen ge
bruikt kon worden voor de ere
dienst, nadat men tot die tijd gast
vrijheid had genoten in de Geref.
Kerk le Maasand. Op 18 Juni 1954,
precies negen jaar na de brand,
werd het gerestaureerde gebouw
weer in gehruik genomen. Aan de
toren wordt nog gewerkt.
Vacantie en volle kerken in
de badplaatsen
dom!; •Sfjrw vriendelijk
u. J e. vac*®tietijd kwamen de e een gemeente
leden slecht naar de kerk: ze hadden dan zelf huizen vol met
pensiongasten, mensen uit Rotterdam en Den Haag Het vaTen
vulden. Somi'w.f^ het*lw?em\'T vcf'
de kerk gingen kwamen juist hier.
Het gebeurde wel. dat verloofde paartjes je vroegen om hun hu
welijk in le zegenen ergens in Holland. Renesse, het mooie dorpje
aan zee was voor hen een dierbaar oord. vol van de schoonste
iwrirvneringen. Zoals ik het vroeger meemaakte zó is hot nog altijd.
°f„?c.F,r'es® eilanden tóen wc hetzelfde: de gemeente maakt plaats
voor het badplaatsenpu/bliek, een wonderlijk conglomeraat van uit
eenlopende typen. alLemaal echter één geworden omdat ze met
*1" d*S5€n dragen. En mi ze g«m druk dagelijks
leven hebben, en nu ze op Zondag met hoeven uvt te slapen van
de vermoeienissen van de Zaterdagavond gaan ze graag naar de
F/V/' "ngen °P*ewekt hebbert prettige
aandacht. Het is bepaald een genoegen om voor ze te mogen pre-
Hieruit kunnen wij het een en ander leren. Talloze moderne
mensen, u kunt gerust aannemen: meer dan de helft, hebben de
kerk totaal int het oog verloren in de drukte en het geroes van
het gewone leven. Er zijn op Zondag geen dienstmeisjes meer en
vader heeft correspondentie af te doen en de kinderen zitten met
hun huiswerk. De Zondag is de heerlijke gelegenheid om al de
klusjes af te doen. die door de week zijn blijven liggen. De Zondag
is een soort vuünisdag, een wasdag waarin je ongerechtigheden
van de afgelopen week afdoet, dan wel gped slaap geniet om er
weer tegen te kunnen.
De vacantie is dertig dagen Zondag achter elkaar; dan kan de
Zondag, die erin valt ook eindelijk Zondag wezen en heeft de ge
plaagde moderne mens aandacht en rust. En voor wat de dominees
betreft: ze moeten er goed aan denken, dat die mensen daar vóór
hen van toeten noch blazen afweten. Vroeger konden de dominees
artillerie in stelling brengen, maar tegenwoordig
gemeenteblad
lijjet
Eten uit de staatsruif:
pas op de wolfshond
Directe, materiële overheids
steun aan de kerken is voor
prof. dr. Van Ruler geen pro
bleem meer, zoals blfjkt uit het
referaat, dat hjj voor de Ver
eniging van Kerkvoogdijen In
de Hervormde kerk te Utrecht
heeft gehouden. HU stelde nl.
dat het tot het bUbelse toe
komstbeeld behoort, dat de over
heden de kerken zullen ver
zorgen.
Ds. L. Nieuwpoort maant !n
het weekblad „In de Waag
schaal" tot voorzichtigheid
tegen wat prof. Van Ruler in
zijn referaat met zoveel stellig
heid verkondigt. In deze bede
ling is de staat vooralsnog een
wonderlijke zaak. zo schrijft
hij. Men weet niet zo maar een
voudig. waar men met hem aan
toe is. Hij kan inderdaad een
herdershond zijn, die de kudde
bewaakt Hij kan ook een wolfs
hond zijn, die de schapen op
vreet. Do kerk zal moeten op
passen, dat ze. uit de staatsruif
etende, niet van achteren af
zelf wordt opgegeten. Daarom
zeg ik: Cave Canem.
Ds. Nieuwpoort wil daarmee
niet zeggen, dat hij krampach
tig alle financiële steun, die de
overheid haar, uit welke over
wegingen ook wil geven, moet
afwijzen. Als zij maar trouw
blijft aan haar profetische op
dracht ook tegenover de over
heden. mag zij daarin een ver
vulling zien van de belofte, dat
de Here genade en eer zal ge
ven aan degene, die in oprecht
heid wandelen.
De kerk hoede zich- er voor,
op overheidszorg aanspraak te
maken als op een recht