A-Lu li: AMERIKA EN DE WIJSBEGEERTE Vice Versa Cultureel venster LEZERS PELGRIMAGE Zwarte Engelen - Een goede Roomse roman over het Calvinistische Friesland Naar een betere werkwijze van synodes der Geref. Kerken ft 19SS NIEUWE LEIDSCHE COUHANT Klaas J. Popma Prof. Dooyeiveerds beroemde boek in het Engels verschenen Het mag wel een grote merkwaardigheid heten, dat de tweede druk van Dooyeweerd's Wijsbegeerte der Wetsidee een Amerikaanse uitgave werd. Weliswaar heeft ook de Nederlandse uitgeverij1), die ook de eerste druk ver zorgde, haar naam op de titelpagina's als een der uitgeefsters; weliswaar is het boek in Nederland gedrukt op de persen van de drukkerij C Haasbeek te Alphen aan de Rijn- maar op genoemde titelpagina lezen we onderaan ook de naam van The Presbyterian and Reformed Publishing Company, Philadelphia (U.S.A.). Het is dus een in Nederland verschenen Amerikaanse uitgave geworden, verschenen mede door de steun van de Nederlandse Organisatie voor Zuiver Wetenschap pelijk Onderzoek, in de wandeling meer bekend als „de ZWO". Van de vertalers, die de Amerikaanse tekst hebben gecomponeerd, worden op de titelpagina dé namen genoemd van prof. David H. Freeman van het Wilson College en prof. William S. Young van de Butler University mum.- Prof. dr. H. Dooyeweerd. Jan H. de Groot (geb. 1901) betracht met zijn publicaties naar mijn gevoel het juiste ge middelde tussen terughouding en veelschrijverij. Enige jaren geleden verscheen onder de titel Omhoog-Omlaag een keus uit zijn gedichten uit de jaren 19251945. Bij dezelfde uit geverij (U.M. Holland, Amster dam) is onlangs een nieuwe bundel verschenen, onder de titel Vice Versa, die. naar men mag aannemen, dicht werk bevat uit de na- oorlogse periode. Drie eigenschappen springen onmiddellijk in het oog: de leesbaarheid van de ze verzen, de kracht van hun dictie en het positieve Christendom van de dichter. Indien men De Groot tot de „minor poets" moet re kenen, dan hebben we bij hem toch allesbehal ve met een epigoon te maken. Hij is van de aanvang af zichzelf geweest en gebleven. En als het centrum van zijn zie- leleven geraakt wordt geeft hij in zijn poëzie een krachtige re sonans. Dan schrijft hij een vers als De Dorre Boom, met de slot strofe: In het woord vooraf van de vertalers wordt nog mededeling gedaan van verscheiden perso nen, die adviezen hebben gege ven; daaronder in de eerste plaats van de auteur, Prof Dooyeweerd zelf, die een zelf standig werkzaam aandeel in het vertaalwerk heeft gehad: een wel wat bescheiden plaats wordt daar toegekend aan de bijdrage van de heer H. de Jong ste, zodat de argeloze lezer meent dat diens werk zich be paald heeft tot het corrigeren van drukproeven; het is echter geen geheim, dat deze begaaf de en bekwame Rotterdammer zijn „assistance in proof rea ding" gebaseerd heeft op een eigen vertaling van de Holland se tekst en zodoende in de ar beid van de samenwerkende ver talers een onvervangbaar aan deel heeft gehad. De Nederlandse uitgever heeft in een keurig foldertje van 3 pagina's het uerk vooraf aan- gekondigd. Dit foldertje bevat o.m. een voortreffelijk portret van prof. Dooyeweerd en een overzicht van de inhoud der de len; we vernemen daaruit dat de nieuwe uitgave een vierde deel zal hebben, dat uitgebreide namen- en zakenregisters zal bevatten. O wind van drift, die mij zo lang vergeefs en radeloos besprong Eén splinter die de watergang binnen de dorre rots bedwong. Eén splinterGod, ik was zo bang. Mijn lendenen zinderen als een gong. In de loop van de jaren is het anecdotische, dat hem soms tot oppervlakkigheid- verleidde en hem een goedkoop succes op voordrachtsavonden verschafte, wel niet verdwenen, maar een meer organisch bestanddeel van zijn poëzie geworden getuige de Ballade van de Doorzeefde Eend, een model van dichterlijke re portage. Dit zijn verzen, die men werkelijk léést. De Groot staat terzijde van de vernieuwing, die bezig is zich in de poëzie te vol trekken en ik geloof dat hij daar wijs aan doet. Zijn temperament en de directheid van zijn visie zijn er borg voor, dat zijn werk ook voor de komende gene ratie alleszins leesbaar en ge nietbaar blijft. In dit Cultureel Venster vindt de lezer uit de onderhavige dichtbundel het vers De Visvangst geciteerd, dat representatief geacht kan wor den voor de eigenaardigheid van De Groots dichttalent. Vernieuwingen Vergelijken we de Engelse editie met de Nederlandse, dan valt ons op dat het werk her zien is, maar niet een geheel ander boek is geworden. De voornaamste schrappingen be perken zich tot een 4-tal, waar van één tamelijk omvangrijk is. Veel groter is het aantal ver nieuwingen. Daartoe behoren drie passages, waarvan we kort melding willen maken, "ten eer ste de uiteenzeiting over het in tegraal en radicaal karakter van het religieus grondmotief van schepping, zoideval en verlos sing in de Scnriftuurlijke bete kenis, waarin we een uitvoerige uiteenzetting vinden van princi piële aard omtrent d* idee van Christelijk philosopheren. Deze toevoeging is een wezenlijke ver rijking van het betoog; zij is een referaat op zichzelf, dat even tueel dienst zou kunnen doen als een eerste inleiding in de wijs begeerte bij het licht van de Schrift. Ook vinden we een inlas over het motief van natuur en vrij heid, waarbij de auteur nader ingaat op de tweeslachtigheid van het humanistisch vrijheids motief en het nieuwe .persoon- lijkheidsideaal van de renais sance als een religieuze bewe ging tot zelfverlossing, ja zelfs zelfwederbaringeen beweging die haar idealen in de loop van de geschiedenis van het moder ne rationalisme zag verbleken, die met name in onze eigen tijd weer in kracht en kleur gaat winnen. In de laatste toevoeging aan de inhoud van de eerste uitgaaf welke het Amerikaanse deel geeft handelt de schrijver vrij uitvoerig over de wijsbegeerte van Maurice Blondel, die door Sassen als zeer verwant aan de wijsbegeerte der wetsidee wordt beschouwd hetgeen prof Dooyeweerd een misverstand noemt en over het nut dat de wijsbegeerte der wetsidee kan stichten voor de discussie van de scholen onderling, voorname lijk vanwege de methodische standpunt-analyse welke de cal vinist.sche philosophie toepast. Mogelijk is de auteur in dit opzicht wat te optimistisch, maar dit laten we nu rusten. Zo even ontsnapte schrijver dezes de term „calvinistische wijsbegeer te", en juist in het begin van deze inlas wordt over deze uit drukking een veto uitgesproken, zó krachtig, dat de lezer een' glimlach moeilijk kan I,.weerhouden. Men zou dit veto, ietwat ondeu gend, een on-histori- sche daad kunnen noe men: er is nl. geen kwestie van, dat deze term uit de beweging voor calvinistische wijs begeerte zou kunnen verdwijnen. Stellig mag prof. Dooyeweerd een der beide vaders van deze beweging ge noemd worden, maar voor deze aanduiding hebben we de gewraakte term dan ook be paald nodig! De bedoeling van het veto schijnt te zijn, dat deze philosophie niet de particuliere liefhebberij van een groepje calvinisten is en daarin kan men de auteur alleen maar bij vallen. Rijnsdorp werkt in zijn „In drie etappen" zeer geluk kig met de op feiten steunen de en inzicht gevende onder scheiding van „Calvijns" en „calvinistiscn" en wellicht zou men eventueel de eerste term kunnen toepassen als bijkomend hulpmiddel om de betekenis van de reeds lang ingeburger de uitdrukking „calvinistische wijsbegeerte" iets te verduide lijken. Het is inderdaad een wijsbegeerte m de geest van Calvijn en niet de particuliere eigenaardigheid van een groep je calvinisten In dit verband is aardig, er even aan te herinne ren, dat op de Tabula schola- rum van de rijksuniversiteit te Groningen vermoedelijk om formeel-taalkundige redenen de bedoelde uitdrukking is ver taald met .philosophia calvi- niana". Een boekaankondiging pleegt iets te zeggen over de uitvoe ring en over het aantal druk fouten; wat dit laatste betreft ik telde er acht, wat voor een boek van 566 pagina's niet veel is; maar misschien heb ik niet scherp genoep gespeurd; één was erbij die iets vermakelijks had: in noot 2 op p.490 staat precies dezelfde fout als in de Nederlandse uitgaaf op p.457, nl. „des" i.p.v. „der" sc. Ge- schichte. De wijze van uitgeven is keurig, en de uitgever heeft ditmaal prettiger papier ge bruikt: terwijl de Amerikaanse editie enige ientallen bladzij den meer telt dan de Neder landse, is het nieuwe boek aan merkelijk diuiner. Prijzig Jammei, maar onvermijde lijk was, dat het zulk een prij zig boek moest worden: hoe ve len zullen zich de uitgaaf van 110 kunnen veroorloven? Daar staat tegenover, dat dit werk nu in andere taal verschenen, de lezer nieuw en fris aandoet Ik durf evenwel niet te bewe ren dat dit uitsluitend te dan ken is aan de vertaling, al heeft dit stellig meegewerkt; het is echter de ervaring van velen, dat Dooyeweerd's boek elke maal, dat men zich er weer eens in kan verdiepen, zulk een frisse indruk maakt, dat het a.h.w. een nieuw boek voor ons wordt, en deze ervaring heeft schrijver dezes hij het vergelij ken van beide drukken en het controleren van zijn aantekenin gen in ruime mate opgedaan. Ook waar men met de auteur in alle bescheidenheid van me ning moet verschillen (b.v. bij het onpractische voorstel „Cal vinistische wijsbegeerte" te ver vangen door „Christelijke wijs begeerte") blijkt het betoog dermate fascnerend, dat men al lezende zijn bezwaren en cri- tische vrolijkneid vergeet. Merkwaardig: Dooyeweerd's reeds nu beroemd geworden boek in geheel nieuw gewaad; vertaald, opnieuw doordacht, gecorrigeerd en aangevuld; en nog even jong en fris, helder en meeslepend als twintig jaar ge leden; vernieuwd, maar niet niet veranderd. Een boek waar we graag tegen sputteren en dat ons altijd weer betovert. 1) de firma H. J. Paris N.V. te Amsterdam. 2) A new critique of theore tical thought; Volume I: The necessary presuppo sitions of philosophy; Am sterdam/Philadelphia, '53 Op de generale assemblée te Montpellier zal op 29. 30 en 31 October a.s. het Franse protestantisme het vijftigjarig bestaan van de Federatie der Protestantse Kerken feestelijk herdenken. ZUINIGHEID met vlijt bouwt huizen als kastelen, maar wat is nu zuinigheid met sfeer? Sommige mensen kunnen zo sfeerloos zuinig zijn. Dat is geen gierigheid, maar de spaar zaamheid wordt daar zo recht lijnig, zo verstandelijk, zo bijna om haars zelfs wil beoefend, dat ze, om met de Statenver taling te spreken, „haar loon weg heeft". De Nieuwe Ver taling zou zeggen: ze hééft haar loon reeds (vgl. Matth. 6:2). Deze men sen vergeten, dat het leven reuk en smaak heeft, en dat de zuinigheid die reuk en smaak niet behoeft weg te roman van Mauriac In de bekende en algemeen reeds zeer gewaardeerde reeks van de Prisma-boeken verscheen onlangs een ver taling van een van Mauriac's aangrijpende romans: „Les Anges noirs". In dit reeds in 1936 in Frank rijk verschenen boek werkt Mau riac op grootse en dikwijls be klemmende wijze het volgende thema uit: „Zij, die tot het kwade zijn gedoemd, waren misschien boven alle anderen uitverkoren, en de diepte van hun val geeft de maat c? Dikwijls wanhoopt men, of Roomsen en Protestanten elkaar nog wel iets te zeggen hebben. De grenzen van hun werelden zijn reeds sedert eeuwen afgebakend en de spora dische grensoverschrijdingen leiden meestal niet tot werke lijke ontmoetingen. Maar dan is daar opeens de bij De Fontein te Utrecht uitgekomen roman- „De Honger van ons Hart" van Miep van der Velde en met verrassing mag men dan vaststellen, dat ook het „Paarse Gordijn" van tijd tot tijd opzij geschoven kan worden. dokter, zóón van een oud boeren geslacht, dat daar in de buurt van de Augustijnerabdij te Wit- marsum altijd het Roomse ge loof trouw is gebleven. Deze Roomse verstrooiden in een Pro testantse omgeving zijn echter naar aard en zeden even puri teins als hun Calvinistische bu ren. Het huwelijk blijft kinder loos. Wanneer een Limburgse kunstschilder m het leven van deze jonge vrouw komt en daarmee de grote liefde, blijkt eerst hoezeer zij door deze ern stige levenshouding beïnvloed is. De Limburger heeft een wel heel gemakkelijke opvatting van de biecht, maar de vrouw moet geheel het felle conflict onder gaan tussen haar levenslust en het zedelijke gebod. De ernst overwint, maar zij, die dit boek gelezen hebben, weten hoe zwaar en hoe principieel deze strijd is geweest. Slechts in en- Dit is een Roomse roman, die speelt in het Calvinistische Friesland in de nabijheid van het Augustijnerklooster te Wit- marsum. Wij vermoeden, dat de jonge schrijfster van Vlaamse, al thans van Zuidelijke origine is. Zij ziet het vlakke Friese land en de daarop thuishorende Pro testantse traditie met vreemde, maar niettemin scheroe ogen. Haar taal en beeldspraak zijn van een Zuidelijke overvloed, van een Roomse Barok, maar haar instelling verraadt een haast Puriteinse ernst Alle Vlaamse lichtvaardigheid is hier gebannen De soreekwoc rdelijke Roomse oppervlakkigheid is hier geconfronteerd met de ernst van het Friese Calvinisme. Dit is het thema van het boek. Een exotische jonge vrouw uit een Rooms artistenmilieu is ge trouwd met een Friese dorps- kele trekken hebben wij hiermee het hoofdthema van dit boek aangegeven. Daarnaast zijn er nog vele andere situaties aan de orde. De vrouw, de dokter en de schilder zijn heus niet de enige personen. Er gebeurt in dit poëtisch geconcipieerde werk veel; ja, zelfs te veel. Dat is de Zuidelijke overvloed. Maar niet dit gebeuren maakt dit boek belangrijk; ook niet de verbluffend goede taal, waarin het vaak geschreven is, of de schoonheid van de stijl of de verrassende vondsten der beel den. Neen, dit boek is belangrijk om zijn theologie. „Goede Li- vinus, er bestaan geen zonden, die slechts tegen de orde zouden zijn, maak je geen illusies. Als wij zondigen is het altijd tegen de liefde, daar Christus ons slechts één gebod, da: van de liefde, heeft gegeven", schrijft de Augustijner pater Christo- foor aan een vriend. Of deze or de nu die van het Friese land is of van het Roomse levensge voel, beide: het Vlaamse Katholicisme en het Friese Cal vinisme roept deze roman op te zoeken naar het gebod der lief de, dat aan beide gegeven is. In dit boek van Miep van der Vel de hebben Roomsen en Protes tanten elkaar werkelijk wat te zeggen. Ev. Grolie van een verraden roeping. Er zouden geen heiligen bestaan, als ze niet de macht hadden gehad, zich te verdoemen; misschien gaan alleen diegenen verloren, die heiligen hadden kunnen worden", of, zoals het in het begin van de ze roman geformuleerd staat: ,,On peut pénétrer dans le sur- naturel par en bas". (Ook van onderen af kan men doordringen in het bovennatuurlijke.) Dit wordt belichaamd in de fi guur van Gabriel Gradère, aan vankelijk bestemd om tot priester te worden opgeleid, maar die van zijn vroege kindsheid af onder een engelachtig uiterlijk een be rekenende en onzuivere geest ver bergt. Opgroeiend vervalt hij van kwaad tot erger, en is thuis in de wereld van misdaad en chantage. Toch is hij volkomen lucide voor wat zijn eigen innerlijk betreft, en redt kort voor haar dood zijn vrouw Adila van geestelijke wan hoop. Zo herkent hij ook in de jonge pastoor Alain Forcas het reine kind. ..maar dat van God genoeg kennis heeft ontvangen om te we ten hoever een mens kan gaan in het verlagen van zichzelf En ik voel, dat wat in U bewaard is gebleven, ook aan bedreigingen heeft blootgestaan". (Wie Mau- riacs roman „Ce qui était perdu" kent, weet welke bedreigingen hier bedoeld zijn). Op zijn onnavolgbare-boeiende wijze heeft Mauriac de strijd be schreven, die de machten der duisternis voeren om de ziel van Gabriel Gradère, die ofschoon tot moordenaar geworden, in vrede sterft in het huis van Alain For cas. De andere medespelers in het dramatisch gebeuren in en rondom kasteel Liogeats. vooral Gabriels jeugdliefde Mathilde en zijn zoon Andrès zijn scherp en liefdevol getekend. In zeker opzicht doet dit boek mij steeds denken aan „Wuther- ing Heights" van Emily Brontë, al is dit laatste werk fantasti scher en romantischer. Beide heb ben echter de grootsheid van de uitzonderlijke hoofdfiguren Ga briel Gradère en Heathcliff en de stormachtige atmosfeer gemeen. De vertaling is redelijk, hoewel niet altijd vlekkeloos. De omslag, (kasteel Liogeats op die noodlot tige regenavond, waarop Gabriel tot moordenaar wordt) is zeer sug gestief. ANNA MARTENS. Francois Mauriac Zwarte Engelen Prisma Boeken Uitgave Het Spectrum Utrecht Antwerpen Ver taling W. A. M. Schoenma kera. wijsheid is gemengd. Het is met zuinig zijn als met gelijk hebben: de manier waarop is van bijna even groot belang als het gelijk hebben of het zuinig zijn zelf. Wie dat niet verstaat, neemt met zijn zuinig zijn of zijn gelijk hebben de reuk en de smaak van het leven weg. Zuinig schijnt met zien in verband te staan en oorspron kelijk te hebben betekend: goed kijkend, omzichtig. Een oud woord, siikzeunigdat natuurlijk enigszins anders gespeld werd schijnt scheel zien of bijziend heid te hebben aan- geduid. Welnu, wie ja meent, dat zuinigheid alleen maar dan die naqm waard is, wanneer ze domweg con sequent wordt toegepast, zon der op tijd en wijze, om standigheden en andere im ponderabilia te letten, die is eigenlijk stikzuinig. Zuinigheid moet een regel zijn met uitzon deringen. Zeer dikwijls brengt in het leven de uitzondering op de regel de reuk en de smaak aan. Dit ter overweging aan alle Prinzipienreiter en sfeer loze lijnentrekkers. Zuinigheid met sfeer T\AAROM geeft op zijn tijd een offertje, of een ge schenk, reuk en smaak aan het leven van wie zich die uitgave graag getroost. Maar ook wan neer men zichzelf eens iets gunt, indien men maar aan de andere kant bijvoorbeeld ook desnoods rustig kan thuisblijven wanneer de gehele wereld er op uittrekt. Ik weet van iemand, die in zijn kinderjaren (meer dan een halve eeuw geleden overigens!) de keus had op de enige uitgaansdag van het ge hele jaar thuis te blijven bij zijn ziekelijke vader, of met moeder, broers en zusters mee te gaan naar Den Haag en Scheveningen. De keus was moeilijk, want het viel nu eenmaal niet uit te ma ken wat prettiger was. Tenslotte koos hij het thuisblijven, maar dat was thuisblijven met sfeer, dank zij 'de onbewuste levens kunst van de ziekelijke vader, de atmosfeer van vrede en rust die van hem uitging, alsook wat extra fruit, waarvan men zich de uitgave had getroost. QMGEKEERD kan de recht lijnige zuinigheid, ondanks de beste bedoelingen, de reuk en de smaak van het leven weg nemen. Dat verabsoluteren van deugden wordt geloof ik door de Spreukendichter gegispt, wanneer hij opmerkt: wees niet al te rechtvaardig, en wanneer hij in alles op wijsheid aan dringt. „Jede Konsequenz führt zum Teufel" schijnt Luther ge- zegt te hebben. Zonder nu de vorst der duisternis zelf terstond erbij te betrekken geloof ik toch dat die stikzvinige recht lijnigheid daarom sfeervernieti gend werkt, omdat ze het ver band met haar uitgangspunt heeft verloren en op drift is geraakt. De uitwendige deugd zame gedraging heeft geen ze delijke waarde meer en verliest haar liefelijkheid, wanneer ze van haar wortel is nlgesneden. Maar zuiniqheid met sfeer brevnt smaak en geuren weer C. R. LEEUWARDEN NIET VAN LANGE DUUR? Over herziening der kerkorde zullen wel harde noten gekraakt worden Tegen het eind van Augustus (de 23e) komt in Leeuwarden de generale synode van de Geref. Kerken bijeen. Een van de belangrijkste zaken, waarmede de synode zich zal moeten bezighouden, is haar eigen werkwijze en de duur der bijeenkomsten. De generale synode komt slechts eenmaal om de drie jaar bijeen. Doordat het werk en de problemen de laatste jaren zeer toe namen, telde men op de laatste synode, die in Rotterdam werd gehouden, niet minder dan vierhonderd agendapunten. Wat de werkmethode betie" stelt men voor na opening der synode ir plaats van zes com missies, zoals tot dusver ge bruikelijk was, twee commis sies te benoemen, die de be handeling van de agendapun ten in de plenaire zittingen voorbereiden: een commissie voor algmene zaken met ne gen leden en een voor geschil len met vijf leden. Direct na de benoeming van de commissies kan de synode naar huis gaan. De twee com missies blijven werken en ma ken rapporten en voorstellen gereed Is men daarmee ge reed, dan kan de synode weer bijeengeioepen worden. Prof. Nauta: Al te lang gewacht Over de herziening van de kerkorde, die op de generale synode aan de orde zal worden gesteld, wijdt prof. dr. D. Nau ta in het Centraal Weekblad een tweetal artikelen. Hij is van oordeel, dat men al te lang heeft trachten vast te houden aan de oude en ver ouderde tekst van de Dordtse kerkorde. Men bedenke, dat onze vaderen in de zestiende eeuw niet bang waren in hun opeenvolgende synoden de kerkorde telkens weer te ver anderen, schrijft hij. Wie de kerkorde van 1581, die van 1586 en die van 1619 opslaat om van die van vóór 1581 niet eens te spreken, zal ontdekken, dat men geen en kel bezwaar heeft gehad om de artikelen te veranderen, aan te vullen en te vermeerderen en er volstrekt niet aan hechtte de nummering der artikelen te bewaren. Wij hebben in het ontwerp van deputaten iets heel anders gekregen' dan de vigerende kerkorde, zonder dat echter de beginselen, die hieraan ten grondslag liggen, zijn verloo chend. Daar komt het eveneens op aan, wanneer wij denken aan zusterkerken, die in gewij zigde of ongewijzigde vorm de Dordtse kerkorde bezitten. Het ontmoet daarom geen enkel bezwaar, wanneer onze kerkorde er wat anders gaat uitzien dan die van de Chris tian Reformed Churdh in Ame rika en dan die van de Gere formeerde kerk in Zuid-Afrika. Indien tegelijk al die kerken maar de grote lijnen van de gereformeerde kerkrichting vasthouden, moet dat zelfs als een voordeel worden be schouwd. En nu de bezwaren Ds. A. v. d. Weg daarente gen klaagt in „De Bazuin" over het gebrek aan overleg tussen de kerken, die behoren tot de Gereformeerde gezindte in wijder verband, als de Chr. Gereformeerden, Gerefor meerden artikel 31 en de Ge reformeerden in de Ned. Her vormde Kerk. Dergelijke ingrijpende zaken kan men niet zo maar eens op z'n eerrtje gaan beslissen. Ook vmdt hij het niet juist het overleg met de kerken Een lange zittingsduur heeft vele bezwa ren. Hoogleraren en predikanten zijn gedu rende lange tijd aan hun werk onttrokken. De deputaten, die zich bezig hebben ge houden met herziening van de kerkorde» zien als oplossing, dat de synode tweemaal in de drie jaar bijeenkomt. Verschillende deputaatschappen zullen dan om de vier jaar kunnen rapporteren op de synode vergadering, wat dus een beperking van het agendum zou bétekenen. De gerestaureerde Hervormde kerk te Maasland 25 is li 'i '\A genoëgzaam te achten, als de ze kerken verwittigd worden van de in het rapport van de putaten vastgelegde richtlij nen. Dat is geen overleg, meent ds. Van de Weg, en hij is bevreesd dat men zo al meer in het isolationisme schillende instanties hun me ning kenbaar te maken niet mogen ontbreken. Ook dr. J. Schelhaas Hzn is het in „Waarheid en Eenheid" met het ontwerD helemaal niet eens. Hij schrijft: „Reeds daarom zou ik het een grote achteruitgang vin den, wanneer onze kerkorde voor dit „reglement" werd in geruild. De deputaten hebben met ijver gewerkt. Ik zou op geen enkele wijze geringschat tend over hun prestaties wil len spreken. Maar het resul taat is niettemin, ook gelet op de reglementering en overre- glementering naar mijn gevoe len onaanvaardbaar Boven dien brengt het treden in bij zonderheden grote bezwaren Dr. Schelhaas eindigt zijn ar tikel als volgt: „Het doet ons leed, dat op deze wijze opvattingen worden doorgezet en gecodificeerd, die naar mijn overtuiging in een Gereformeerd kerkelijk leven geen plaats behoren te heb ben." In 1241 schonk de toenmalige graaf Willem II een kerk mei aan- horigheden aan de ridders van de Duitse Orde, die te Maasland uitge breide bezittingen hadden. Deze kerk werd gebouwd in 1295 en on derging in de loop der eeuuen tal rijke veranderingen. De kerk werd gewijd aan de H. Maria Magdolena en draagt thans nog de naam: Ma- ria-Magdalena-kcrk. Reeds vroeg ging het gebouw over in handen van de Reformatie: in 1576 is er reeds sprake van een predikant, Evert Harmsz geheten. Rij de oorspronkelijke kerk werd in de 14de eeuw een toren gebouwd aan de west-zijde, terwijl in de le helft t an de 16e eeuw het koor aan de kerk werd toegevoegd. Op 18 Juni 1945 werd de kerk door brand geheel vertvoeit; ook de fraaie toren ging geheel in vlammen op. De oorzaak teas een lichtkogel door een BS.-er spe- lendertcijs afgeschoten en smeu lend in de kurkdroge dakgoot te recht gekomen. De restauratie begon 1947, waar bij men zich ten doel stelde de kerk weer in haar oorspronkelijke vorm te herstellen. In 1950 kwam de Noord-beuk gereed, die toen ge bruikt kon worden voor de ere dienst, nadat men tot die tijd gast vrijheid had genoten in de Geref. Kerk le Maasand. Op 18 Juni 1954, precies negen jaar na de brand, werd het gerestaureerde gebouw weer in gehruik genomen. Aan de toren wordt nog gewerkt. Vacantie en volle kerken in de badplaatsen dom!; •Sfjrw vriendelijk u. J e. vac*®tietijd kwamen de e een gemeente leden slecht naar de kerk: ze hadden dan zelf huizen vol met pensiongasten, mensen uit Rotterdam en Den Haag Het vaTen vulden. Somi'w.f^ het*lw?em\'T vcf' de kerk gingen kwamen juist hier. Het gebeurde wel. dat verloofde paartjes je vroegen om hun hu welijk in le zegenen ergens in Holland. Renesse, het mooie dorpje aan zee was voor hen een dierbaar oord. vol van de schoonste iwrirvneringen. Zoals ik het vroeger meemaakte zó is hot nog altijd. °f„?c.F,r'es® eilanden tóen wc hetzelfde: de gemeente maakt plaats voor het badplaatsenpu/bliek, een wonderlijk conglomeraat van uit eenlopende typen. alLemaal echter één geworden omdat ze met *1" d*S5€n dragen. En mi ze g«m druk dagelijks leven hebben, en nu ze op Zondag met hoeven uvt te slapen van de vermoeienissen van de Zaterdagavond gaan ze graag naar de F/V/' "ngen °P*ewekt hebbert prettige aandacht. Het is bepaald een genoegen om voor ze te mogen pre- Hieruit kunnen wij het een en ander leren. Talloze moderne mensen, u kunt gerust aannemen: meer dan de helft, hebben de kerk totaal int het oog verloren in de drukte en het geroes van het gewone leven. Er zijn op Zondag geen dienstmeisjes meer en vader heeft correspondentie af te doen en de kinderen zitten met hun huiswerk. De Zondag is de heerlijke gelegenheid om al de klusjes af te doen. die door de week zijn blijven liggen. De Zondag is een soort vuünisdag, een wasdag waarin je ongerechtigheden van de afgelopen week afdoet, dan wel gped slaap geniet om er weer tegen te kunnen. De vacantie is dertig dagen Zondag achter elkaar; dan kan de Zondag, die erin valt ook eindelijk Zondag wezen en heeft de ge plaagde moderne mens aandacht en rust. En voor wat de dominees betreft: ze moeten er goed aan denken, dat die mensen daar vóór hen van toeten noch blazen afweten. Vroeger konden de dominees artillerie in stelling brengen, maar tegenwoordig gemeenteblad lijjet Eten uit de staatsruif: pas op de wolfshond Directe, materiële overheids steun aan de kerken is voor prof. dr. Van Ruler geen pro bleem meer, zoals blfjkt uit het referaat, dat hjj voor de Ver eniging van Kerkvoogdijen In de Hervormde kerk te Utrecht heeft gehouden. HU stelde nl. dat het tot het bUbelse toe komstbeeld behoort, dat de over heden de kerken zullen ver zorgen. Ds. L. Nieuwpoort maant !n het weekblad „In de Waag schaal" tot voorzichtigheid tegen wat prof. Van Ruler in zijn referaat met zoveel stellig heid verkondigt. In deze bede ling is de staat vooralsnog een wonderlijke zaak. zo schrijft hij. Men weet niet zo maar een voudig. waar men met hem aan toe is. Hij kan inderdaad een herdershond zijn, die de kudde bewaakt Hij kan ook een wolfs hond zijn, die de schapen op vreet. Do kerk zal moeten op passen, dat ze. uit de staatsruif etende, niet van achteren af zelf wordt opgegeten. Daarom zeg ik: Cave Canem. Ds. Nieuwpoort wil daarmee niet zeggen, dat hij krampach tig alle financiële steun, die de overheid haar, uit welke over wegingen ook wil geven, moet afwijzen. Als zij maar trouw blijft aan haar profetische op dracht ook tegenover de over heden. mag zij daarin een ver vulling zien van de belofte, dat de Here genade en eer zal ge ven aan degene, die in oprecht heid wandelen. De kerk hoede zich- er voor, op overheidszorg aanspraak te maken als op een recht

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 7