De Zwij nel rechtse Nieuwlichters
ZONDAGSBLAD
14 MEI 1955
Christelijke Broederschap, met schoon ideaal begonnen,
eindigde in verdwazing
HET begin van de 19e eeuw is een be
langwekkend tijdvak. Allereerst soci
aal-economisch. En dan ook kerkelijk.
Toen in 1813 de Fransen verdreven
waren, jubelde Tollens: ,.De toekomst
is in goud gehuld", 'n Beeld, dat zo
bizar als het is echt past bij deze
poëet annex verffabrikant, die door
Willem de Clercq, zoals deze in zijn
dagboek verhaalt, eens in zijn wo
ning werd aangetroffen, terwijl hij be
zig was.... zesthalven te tellen! Van-
dèïir dus dat standbeeld in het park in
Rotterdam: als de typische burger van
Mr. Isaiic Da Costa, „j eestver stoor
der onder het beschaafde deel
der natie
bedélen. Waarbij
af en toe nog watersnood komt en cho
lera. De ellende is groot. In Nederland
is een op de elf in Leiden zelfs een
op de twee inwoners op ondersteu
ning aangewezen. De politie moet op
treden tegen ..het bedelpak". In 1817
komen in 't weeshuis in Amsterdam een
800 vondelingen binnen, en een 250 ver
laten kinderen. Bekend is, hoe Willem I
poogde de „industrialisatie" te stimule
ren. In het kader vair dit program wor
den bijv. op t schone eiland Feyen-
oord weeskinderen opgeleid tot „ge
schoolde arbeidertjes", met kinderar
beid als voorland.
Da Costa: de feestverstoorder
Wanneer iemand aan Da Costa de
vraag voorlegt, wat ter bestrijding van
dc wantoestanden moet gebeuren, krijgt
hij slechts te horen, dat het duidelijk
is. dat Jezus' wederkomst niet ver
meer is.
Hieruit blijkt (o.a.), dat Da Costa
zich niet zo in zijn tijd thuis voelde
als Tollens. Integendeel: hij had zijn
bezwaren tegen de geest der eeuw. En
publiceerde die! „Een feestverstoorder
onder het beschaafde deel der natie",
noemde Allard Pierson hem daarom.
„Een ellendeling", zei de Arnhemsche
Courant, minder beschaafd.
Eén van Da Costa's bezwaren betreft
de kerk van zijn dagen. De kerk, waar
in „een braaf, redekundig geloof" (De
Clercq) ongehinderd de boventoon voer
de, en de leer van verkiezing en gena
de vrijwel taboe was verklaard. Tegen
deze kille sfeer komen, zoals men weet,
Réveil en Afscheiding in verzet. Beide
3rote bewegingen zijn voorbereid door
c „vromeluisgezelschappen", de con
ventikels, waar men in de warmte van
'n kleine kring zoekt, wat men in de
kerk mist.
De Christelijke Broederschap der
Zwljndrechtse Nieuwlichters heeft zich,
als ik goed zie, verzet zowel tegen do
kerk als tegen de conventikels. Sociaal
gezien deed deze groep tevens een inte
ressante poging tot het samenwonen
van gelijkgezinden in een gemeenschap
op basis van wat Hand. 2 en 4 berich
ten over de eerste gemeente.
Drie hoofdpersonen.
wedervaren weer prachtig hun
lustreert. Het is goed te begrijpt..,
vanuit zijn eigen instelling, dot Van
Schendel over deze kring zijn roman
De Waterman schreef.
komen langs verichüleode wegen.
Muller is 'n schipper, die als jongen
in Puttershoek, waar hij is geboren,
conventikels bezoekt, maar 't daar,
waar men de verlossing tot zeer weini
gen beperkt en haast meer in de zonde
dan in de genade gelooft, tenslotte niet
kan harden. Bij de eeuwige vraag naar
de oorsprong van het kwaad vindt hij
uitkomst in de tekst: „Uit Hem, door
Hem en tot Hem zijn alle dingen".
Zijn conclusie is: alle dingen, dus ook
de zonde. Deze is slechts middel van
God tot onze volmaking. Eens worden
dan ook allen zalig! Christus is ver-
crenswaard, ja, als de grote Leraar,
die wij moeten navolgen. Maar de leer
der verzoening en voldoening is „de
gruwel der verwoesting"!
Valk was schout van Waddinxveen.
De ellende, die hij in die functie te
zien krijgt, wordt hem te machtig. Ie
der ogenblik verwacht hij de weder
komst van Jezus. Temidden van een
groep, waar de geestvervoering telkens
hoog oplaait. „Huisbezoeking" van pre
dikant noch ontslag uit zijn ambt bren
gen hem van zijn gevoelen af. Een ede
le figuur, die zijn gehele vermogen
heeft ten offer gebracht aan zijn ideaal.
Muller en Valk onmoeten elkaar, en
trekken samen naar Amsterdam om
daar schuiten op te kopen voor dc sloop:
dit object zal de groep van Valk aan
werk helpen. In Amsterdam voegt
Maria Leer zich bij hen.
Deze Maria Leer is ons beter bekend
dan iemand anders van de Zwijndrech-
ters. In 1892 heeft iemand, die zich
Anagrapheus noemt (d.w.z. te-boek-stel-
ler; misschien verstak zich achter dit
Griekse pseudoniem een dominee, wie
is mij althans onbekend), haar gedenk
schriften. 36 jaar na haar dood, voor
de druk bewerkt en uitgegeven. Een
zeer merkwaardig boekje! Dat ons in
licht over dc groep. En, vooral, over
haarzelf.
In 1788 te Edam geboren, is ze met
8 jaar wees, en komt in 't weeshuis te
recht. Van haar moeder herinnert ze
zich, hoe deze de Bijbelse geschiedenis
vertelde aan de hand van platen. En
van deze vooral één, die Adam en Eva
voorstelde in 't paradijs, onder de
boom; en daarboven, in 'n driehoek,
zo logde moeder uit: Gods alziend
oog... In Amsterdam, waar zij naaister
is, komt zij 1814 op een conven-
wat later Afgescheidenen zul-
Boeiend beschrijft Anagrapheus haar
tweestrijd. Ze vertelt de mensen van
het gezelschap over Muller. Nu, zij
hebben hun tekst klaar. Over de moor
man en de luipaard, die niet van huid
veranderen. Evenmin kan ook de zon
dige mens goed doen!
Wanneer Muller en Valk 's avonds
zich in de Warmoesstraat aan het adres
vervoegen en zijn binnengelaten, vraagt
Maria 't woord. De voorzitter geeft 't
haar niet. Wel aan een andere zuster,
die erom verzoekt. En als deze dan te
gen Maria zegt: „Zuster, spreekt gij
nu voor mij"(!), valt Maria Muller.,
met die moorman op 't lijf. Applaus
van de (verraste) vergadering! Men
werkt Muller en Valk de trap af. de
deur uit. Maar Maria zakt „verplet" op
haar stoel terug. En gaat na afloop
naar Muller. Die haar snel overtuigt!
Vanaf dat moment volgt ze hém, radi-
Via dc Haarlemmermeer zeilen ze
naar Waddinxveen. Daar wordt juist
iemand van de groep begraven. Samen
zitten Muller en Maria aan 't begrafe
nismaal, en zij besluiten voortaan sa
men het leven door te gaan. Muller
acht zich van zijn vrouw gescheiden,
die zijn geloof niet deelt. En met dit
nieuwe huwelijk heeft de overheid niet
te maken. Juffrouw Valk kijkt nog be
denkelijk. Maar dan komt de vrouw
van de overledene aangelopen en roept
dat ze Maria herkent uit een droom als
de vrouw die ze naast Muller had ge
zien, als Adam en Eva in het paradijs
gezeten onder de boom. De geestdrift
vlamt op: ze waren, zo riep men, het
eerste paar op een nieuwe aarde!
Zo had Maria haar eerbaar man ge
vonden. En op 't plaatje uit haar jeugd
zat zij nu zelf naast Muller. En het
alziend oog ven God, waarvoor zij vroe
ger danig bang was geweest, had voor
haar zijn verschrikking verloren....
tikel HP
len zijn, tot bekering. Maar dan tege
lijk tot 'n conflict met de anderen.
Want nu zij weet. dat Jezus voor haar
zonden heeft betaald, wil zij, radicaal,
ook niet meer van zonde weten. Zij be
roept zich op 1 Joh. 5, 18; de vrienden
op het Vergeef ons onze schulden.
In Utrecht, bij een broer, raakt ze
haar geld kwijt. Ze moet, in Amster
dam terug 'n dienst aannemen in een
ponshuis <punch-huis, café). Intussen
ziet ze wel in, dat dit geen gelegen
heid is, „waar een eerbaar man haar
zou zoeken". Zo neemt ze 't naaiwerk
weer op. En ontmoet bij 'n klant
Stoffel Muller!'
Vanaf 1817-1820 zijn deze mensen ver
volgd, meestal wegens landloperij. Hun
grote proces is dat in Dordt, waarbij,
mede wegens oproerig gedrag ter
rechtszitting, in totaal tegen Muller,
Valk en Maria ieder 6 jaar wordt ge
elst!! Het op z'n minst ontactische
optreden van de subst.-officier v. Jus
titie Gevacrts was aan de arrestatie
én aan de eis niet vreemd. Intussen
heeft appèl op het gerechtshof in Den
Ilaag vermindering van do straf tot..
Portret van Maria Leer uit 1864.
1 jaar opgebracht! Maar dat is dan
ook uitgezeten. Door Maria in Delft in
de gevangenis annex krankzinnigenge
sticht!
Handel en zwavelstokken.
Ondertussen vond de gToep, na een
korte onderbreking in Polsbroek en
Puttershoek, emplooi met de fabri
cage van zwavelstokken, die, als
Muller weer vrij is, door hem en
Maria tot in Friesland en Groningen
worden verhandeld. (Niet zonder dat
hun ideaal^ uitdragen. Later krijgt
de stok met volgelingen der Zwijndrech-
ters, die oorzaak zijn van extatische to
nelen onder de gemeente en van laster
daarbuiten). In de hongerwinter 1822/3
verwerft de broederschap zich een goe
de naam door haar mededeelzaamheid.
Mee daarom zal de overheid sinds
dien clement zijn geweest. (Op deze
clementie wijst in 1835 Van Hall, als
hij de Afgescheidenen verdedigt.). Ze
was dat ook (1830, Belgische opstand!)
inzake dc dienstweigering, waaraan de
groep het ligt in de lijn van hun
vaag-pantheïstische opvattingen vast
hield. Wanneer br. Staffhorst in de ka
zerne z'n verzet opgeeft en de wapens
opneemt, berichten de anderen hem,
dat hij, zo lang hij „het Beest aan
hangt", geen gemeenschap heeft met
de groep en niet mag rekenen op de
hand van zr. Dientje! Dit werkte pro
baat! Muller noemt, niet ongeestig. Van
Spijks heldenfeit een., heldenfeil!
In 1823 vestigt Valk zich met een
deel in Mijdrecht, overigens in behoor
lijke verstandhouding met de anderen.
In Puttershoek, waar de hoofdgroep
sinds 1820 woont, leidt dit vertrek tot
een reglement, waarin men nu schrif
telijk vastlegt, dat (ev.) privé-bezit per
soonlijk eigendom blijft, dat de inbreng
vrijwillig is, en het ingebrachte bezit
van de gemeenschap. Dit document is
bewaard de tekst is geschreven door
Muller in een krachtige hand, die iets
laat vermoeden van de sterke persoon
lijkheid, die hij moet zijn geweest. Ne
gen jaar heeft men onder dit reglement
geleefd.
In goeden doen.
IN 1832 ks men In Zwfjndrecht. ,De
groep is in goeden doen. Bovendien
treedt dan nog toe de chocoladefabri
kant Mets uit Vlissingen, die, met z'n
fabriek, ook nog 20 30 mille inbrengt.
Hiermee liep hij een risico: n.L, dat
zij die niets bezaten, tot opheffing zou
den dwingen en zo zijn geld zouden op
delen. Direct wordt dan ook een nieuw
contract opgemaakt, nu typerend!
voor dc notaris. Voortaan beslisser. 14
consorten (w.o. ook Muller en Maria:
maar ze teltenen no. 3 en 6) over
eventuele ontbinding: ieder heeft
dan recht op zijn inbreng of
'er heeft verde
zijn arbeid
deel in de winst. Van de zwavelstok
ken ging men over op de chocolade!
Maar ook verder was 1832 een omwen
teling vergeleken bij 1823. Muller is
blijkbaar overrompeld. Voor Maria was
hij „van zijn voetstuk gevallen". In
1833 reeds sterft hij.
De rest is een triest verhaal. Dit
maal niet te vinden in Anagrapheus!
Vlak na Mullcr's dood komt Maria tot
oen afdwaling, die intussen voor een
type als zij was als radicale consequen
tie in Muller's systeem gereed lag: zij
leert en brengt zelf in praktijk, de ge
meenschap der vrouwen. De ware een
heid is er nog niet, zolang ieder zijn
eigen vrouw heeft. Dit leidt in 1836 tot
de breuk met Valk. Die haar, als hij
haar, jn Mijdrecht op 'bezoek, aan het
hoofd van de tafel vindt zitten „als
een god in de Tempel", met een me
debroeder vierkant oppakt en buiten
het hek zet.
Droevig slot.
IN 1843 wordt de groep formeel ont
bonden. Mets schijnt zijn geld toch
te zijn kwijtgeraakt. Aan., zijn consor
ten! Maria ontvangt 2500.- en gaat
in Leiden op een hofje wonen. Een
vrouw zoals de foto toont: fanatiek
en wilskrachtig. Vol drang naar weten
ook. Deze dorst naar kennis brengt
haar eens bij een spiritist. „Als de do
den antwoord kunnen geven, zou ik..
Jezus wel wat willen vragen", zegt ze.
De betekenis var deze woorden?
In 1864 is een deel van de groep in
Utah terecht gekomen. Daar heeft
Heystek, destijds in Zwijndrecht cate-
ZONDAGSBLAD 14 MEI 1955
„J EAN N E D'ARC"- het oratorium van Honegger
ENKELE studenten van dc Sorbonne
voerden in 1933 in Parijs middel
eeuwse spelen op. Het succes was zo
groot, dat de opvoeringen het volgend
jaar werden herhaald. Van alle kanten
was men naar Parijs gekomen om de
spelen te zien en ook de befaamde ac
trice en danseres Ida Rubinstein behoor
de tot de toeschouwers. Zij was zo en
thousiast, dat ze terstond plan opvatte
voor een oud mysteriespel, op te voeren
door geheel Frankrijk: Jeanne d'Arc.
Maar hoe? Zij zelf was niet in staat
een spel te schrijven of te componeren.
Arthur Honegger, de Zwitsers-Franse
componist werd om raad gevraagd en
het duurde niet lang of hij had in gro
te trekken het stuk al muzikaal ge
schetst. Er was nu nog de vraag naar
een goede tekstschrijver. Meerdere
Franse dichters weigerden aan dit plan
mee te werken, ook Paul Claudel, toen
ambassadeur van Frankrijk in Brussel.
Als rooms-katholiek dichter zag hij de
geschiedenis van Jeanne d'Arc te heilig.
Haar leven was voor hem zo zuiver.dat
het onaangeroerd moest blijven. „Men
kan het goud niet vergulden en de lelie
niet kleuren," zei Claudel.
Het waren echter niet zijn laatste
woorden over het plan, want al spoedig
kwam Claudel volkomen in de ban van
een visioen: hij zag twee gevouwen en
geboeide handen van een martelares,
een gefolterde. Hij zag Jeanne d'Arc de
laatste op de brandstapel, nog even
haar korte leven terugziend. Binnen en
kele weken schreef Paul Claudel zijn
„Jeanne d'Arc" en op 30 Augustus 1935
had Arthur Honegger dc partituur vol
tooid. Het was het tweede dramatische
oratorium van Honegger, in 1921 had hij
zijn „Le Roi David" geschreven, de
dramatische psalm op tekst van René
Morax. Zo werd er uit de samenwerking
tussen een Protestants componist en
een Roomse dichter een groot en ont
roerend werk geboren.
Claudel schreef de geschiedenis van
Jeanne d'Arc in elf herinneringsbeelden.
Van het begin af staat de Maagd van
Orléans op de brandstapel en terwijl
de vlammen haar lichaam
chiseermeester van de groep, twee boek
jes geschreven. We moeten daaruit con
cluderen, dat hij een zekere Bos, die
in 1834 als lid toetrad is bijgevallen in
diens beweren dat hij. Bos, een reïn
carnatie was van Jezus! Een einde vol
„Elke avond ging Maria Leer even
langs Erasmus en knikte hem dan
toe als geestverwant".
verdwazing. Waartegenover Maria blijk
baar critisch stond! Van Valk weten we,
dat hij dit verwierp. Als „valsche peer-
K
EREN
nog
tot Maria
In 1844 is zo in Rotterdam en helpt
op de Grote Markt ('t is kermis) bij
een draaimolen Elke avond gaat ze,
op weg naar huis, even langs Erasmus
en knikt hem dan toe „als een geest
verwant". En Erasmus maar in zijn
bock bladeren, denkt U. U hebt gelijk.
Maar niet, als U dit een staaltje van
Maria's hoogmoed acht! Dc Réveil-man
Capadose had n.L in een adres aan dc
theologische studenten van Groningen
gespot, dat hun prof. Hofstede de Groot
zijn moderne wijsheid had gehaald bij.,
de Zwijndrechters! De Groot zelf? Wil
de natuurlijk, zeker na dat adres, van
dat verachte groepje niet weten. Maar
zag, blijkens zijn geschriften, als zijn
voorganger.. Erasmus! Maria moet
dat hebben geweten! Al met al een
merkwaardige vrouw.
N. VAN DER BLOM.
Vera Zorina, als Jeanne d'Arc
men nog eenmaal de herinneringen uit
haar leven terug. Claudel heeft zich
daarbij eigenlijk helemaal teruggetrok
ken en Jeanne zelf in een verhevigde
zielespanning vroegere gebeurtenissen
doen terugroepen. In dit visioen is Frère
Dominique uit de hemel neergedaald
met het boek, waarin de engelen Jean
ne's levensverhaal schreven. Hij leest
er uit voor en zo beleeft Jeanne d'Arc
het leven weer: haar strijd, haar over
winning, haar vernedering en haar ze
kerheid een uitverkorene van God te
Na een proloog, die later aan het
werk werd toegevoegd, geeft dc eerste
scène de stemmen uit de hemel, roe
pend: „Jeanne, Jeanne, Jeanne...". In
de 2e scène komt Frère Dominique met
het boek en leest haar voor. De aardse
stemmen die haar veroordeelden komen
in de 3e scène: „Jeanne, Jeanne, ketter,
heks, afvallige, vijandin van God, vijan
din van dc Koning, vijandin van het
volk. Weg met haar, verbranden!" In
de 4e scène komt zij voor de recht
bank van dieren. Geen der dieren wil
echter president van de rechtbank zijn,
tot tenslotte het zwijn verklaart Jeanne
te willen berechten. In de 5c scène on
dergaat Jeanne de vernedering aan de
brandpaal en in de 6e scène wordt het
verraad van de Koning gesymboliseerd
in een kaartspel, waarvan Jeanne d'Arc
de inzet vormt. De hemelse stemmen
komen terug in de 7e scène en in de
8e scène voert Jeanne op verzoek van
die hemelse stemmen de Koning terug
naar Reims. ..Jeanne, Jeanne, voor
een aardse Koning zult ge Uw bloed
vei gieten," zegt Frère Dominique. Plot
seling is er een herinnering aan veel
vroeger (scène 9), toen ze als jong meis
je de opdracht kreeg om Frankrijk te
redden, in de 10e scène gevolgd door het
enige lied, dat Jeanne in dit werk zingt.
Tenslotte is er dan scène 11: de brand
stapel met de vlammen die zo'n haast
hebben, een hongerige haast; „De
vlam is zuiver, levendig, gehaast, on
overwinnelijk, onweerstaanbaar." zingt
het koor. Jeanne overwint de vrees voor
het vuur en weldra is zij één grote
vlam: onoverwinnelijk. onweerstaan
baar. verblindend een heilig licht in
Frankrijk.
Het is een der meest aangrijpende
oratoria van de gehele muzieklitera
tuur geworden met kreten en gehuil van
een verblinde volksmassa, hymnen,
plechtige koren, psalmodie, klokkenge
lui, hemelse stemmen, dronkenmans-
parodie in keukenlatijn, kindergezang,
folklore, jazz-rhythmen en een koel voor
name hofdans, een enorm groot en
kleurrijk fresco dus, met de sprekende
stemmen van Jeanne d'Arc en Frère
Dominique als centrale punten. Alles
is gevat in een scherp afgetekende me
lodie, terwijl harmonie, contrapunt en
instrumentatie van een zeldzame rijk
dom zijn, soms realistisch, soms poë
tisch. Het is alsof Honegger hier nog
vrijer kon schilderen dan in zijn ander
oratorium „Le Roi David": er is een
nog grotere epische kracht en een waar
lijk overrompelende emotie.
brandstapel) heeft de wereld veroverd.
Op 18 Mei 1946 werd dit werk voor het
eerst in ons land uitgevoerd, nl. in het
Gebouw voor Kunsten en Wetenschap
pen te Den Haag door het Caccilia-koor
uit Antwerpen o.l.v. Lodewijk de Vocht
en met Marthe Dugard als Jeanne
d'Arc. Tijdens het Holland Festival 1952
kwam Lodewijk de Vocht terug met zijn
koor en het Nat. Orkest van België,toen
met de Ned. zangeres Elisabeth Lugt in
de titelrol.
PHILIPS heeft thans van dit werk een
opname gemaakt op twee lang
speelplaten (A 01128-9 Li, gevat in een
prachtige map met volledige tekst, toe
lichting en foto's. Deze opname is ge
maakt in Amerika onder leiding van
Eugene Ormandy met Vera Zorina als
Jeanne d'Arc. Het instrumentale ensem
ble is het Philadelphia Orkest, dat onder
leiding van Ormandy 18 Mei a s. in Am
sterdam komt spelen. Verder werken
mee de Temple University Choirs en
het St. Peter's Boys' Choir, terwijl
Raymond Gérome, die ook in België,
Frankrijk en Nederland deze partij ver
vulde, als Frère Dominique optreedt.
Wat bij een uitvoering van dit werk
allereerst de aandacht vraagt is dc
weergave van de Jeanne d'Arc. Was in
dertijd de vertolking van Marthe Du-
gard een kunst van grote bewogenheid,
bij Elisabeth Lugt was er meer verin
nerlijking, zij zag Jeanne d'Arc meer
als het gewone meisje, niet als de heili
ge. En nu is er Vera Zorina die deze
partij ook nergens theatraal of pathe
tisch maakt en die juist door haar een
voud een diep-ontroerende weergave
geeft.
Dirigent Ormandy heeft orkest en ko
ren (technisch van de grootste perfec
tie) in een zeer goede sfeer weten te
houden, bewogen, dramatisch en toch
nergens met te grote theatrale effecten.
Het werk is en blijft een oratoiium en
een opvoering als opera zal nooit be
vredigen.
Raymond Gérome is weer onverbe
terlijk als Frère Dominique. De andere
solisten zijn in één woord subliem: de
sopranen Frances Reed en Carolyn
Long, de alt Martha Lipton, de tenor
David Lloyd, de bas Kenneth Smith en
de jongenssopraan John H. Brown.
Deze plaat is technisch zo in de ruim
te opgenomen, dat ook hierdoor vooral
bij de spreekstemmen een zeer sugges
tieve werking ontstaat.
Een zeer waardevolle opname, waar
voor we Philips dankbaar kunnen zijn.
De in de ringband van deze platenset
gevoegde tekst is in het Frans, Engels
CORN. BASOSKI.
Arthur Honegger
h A A AAAAAAAAAAAAAA AAAA A it AA AA A AA tr
Miebei bij de massajeugd
S)e JSierpton^,
Uit de
VOLKSWIJK
JJEEFT U ooit van een Sjerpion
gehoord? Eerlijk gezegd: wij
hebben 'm ook nog nimmer in
levende lijve ontmoet, maar onze
kampkinderen hebben 'm wel dui
zendmaal gezien en ze weten
allerlei van 'm te vertellen. Dat
hij z'n linkervoorpootje gebroken
heeft. Dat hij erg gebloeid heeft bij
die gelegenheid. En dat hij ver
schrikkelijk verdrietig is geweest.
En daarmee zijn we dan midden in
de kamptechniek beland.
Een kamp voor kleine hummel
tjes is bij de aanvang maar een
chaotische geschiedenis. Meer dan
twee dozijn kleine meisjes hollen
en buitelen over elkaar en hebben
'n geweldige pret, maar men moet
zien, dat men daar eenheid en
orde onder krijgt. Gebeurt dat niet,
dan mislukt het kamp nog eer de
eerste avond valt. Ze kunnen het
nieuwe op geen stukken na ver
werken.
Ze zien zo onmogelijk reel onbe
kende dingen, die warrig door
hun bolletjes blijven spoken, Ze
worden geconfronteerd met aller-
lei verrassingen: een bed met twee
lakens voor je zelf helemaal al
leen terwijl je thuis een bed
zonder lakens met broertjes en
zusjes delen moet. Een tafel "iet
vorken en messen, die je gebruiken
moet terwijl je thuis van het
ren noch het ander weet. Ruisende
bossen rondom het kampverblijf
terwijl thuis in velden noch wegen
iefs te vinden is wat op wouden
of stilte wijst.
Het is moeilijk om daaraan te
wennen zonder je houvast te ver
liezen. Vooral omdat om 'n hoekje
van hun ziel de ontreddering loert:
het heimwee, de vage angsten om
al het vreemde. En tevens omdat
ze zulke kopstukjes zijn met elk
een héél strak, stijf, ongebogen
eigen zinnetje. Wie dit alles niet
opvangt ziet de juichende kinder
schare binnen enkele uren veran
deren in een jammerende, weekla
gende bende. En 's nachts drijft
het hele kamp dobberend de mooie
bedjes uit.'
Dwars tegen al dergelijke driften
in zoekt de kampleiding een vast
patroon dat de aandacht boeit. Een
soort afleidingsmanoeuvre. En zo
vonden we dit jaar in de roes van
Koninginne- en Bevrijdingsfeesten
het beest de Sjerpion uit. Etymo
logisch een kruising van een sjerp
en een lampion maar dat was ons
geheim. Voor de kinderen een
alleraardigst dier met een oranje
kleurige huid. Zoiets als een lam
metje. maar dan nog veel liever.
Het woonde eertijds op Soestdijk,
waar het een hokje en een weitje
had en waar de Koningin en de
prinsesjes het dagelijks gingen
Laat die domme Sjerpion nu
verleden week weggelopen zijn!
En de Koningin maar zoeken! En
de prinsesjes zoeken.' Maar ner
gens was die stoute Sjerpion meer
te bekennen. Niemand weet waar
ie gebleven is. Maar hebben jullie
straks die mooie auto langs het
kamphuis zien komen? Die was
óók van de Koningin. want ze
denken, dat de Sjerpion hier er
gens in de buurt is! En nu gaan
W(j 'm zoeken. We gaan PfnCnfft-
kclyk ons best doen; we kijken
uit allebei onze ogen en tvc luis
teren met onze beide oortjes, net
zolang totdat we 'm hebben. Wat
zal de Koningin blij wezen, als wij
daar eventjes die kostbare Sjerpion
terugbrengen!
Meteen heeft het hele kamp zich
op een doel gericht. Het zal niet
moeilijk wezen om de kinderen by
•AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA
elke gelegenheid op te vangen. Als
de troep eens wat te wild wordt, S
hoeft er maar één leidster te zijn, g
die opeens zegt: ,.Ssst! Wat hoor
ik?" of ze zijn allemaal stil als
muisjes en door de rijen fluistert
't: „Meid, hou je waffel.' De Sjer-
pion!" Als men zal gaan wandelen
en er is een minderheid, die dat
wil vertikken („Bah, wandelen? ij
Niks an.'"), dan ontdekken ze op-
eens. dat 2C best, al wandelend. Ij.
dc Sjerpion kunnen tegenkomen
en alle onwil is meteen gebroken.
Ze slapen vlugger in anders
schrikt die arme Sjerpion van al 'X
dat lawaai; zo'n beest wil toch
óók slapen! en ze staan gehoor-
zamer op: een nieuioe dag met
nieuwe kansen om 'm te vangen
Ja. er ontstaat zelfs een zekere
wedijver tussen de groepen on-
derling.
Dat laatste zit zo; de Sjerpion
is bang voor mensen en de vier
groepen bestaan dus deze week
niet uit kinderen, maar uit die
ren. Kraaloogjes apen wol-
trappertjes schaapjes; krul
staartjes varkens; en flapoor-
tjes. uaarin we olifanten kunnen
herkennen Natuurlijk is dat al
direct veel prettiger dan wanneer
je bij een koude groep nummer
zoveel behoort. Maar bovendien
beginnen die groepjes nu meteen
een hartstochtelijke strijd om de
ereplaats. Ze willen uitmunten
door toewijding. £r is op hun eer
gevoel gewerkt en ze doen hun
best. Zodat zelfs het grootste
sl»dderix>ije op 'n morgen de eet
zaal binnenstapt en 2egt; .Juf,
mag ik nou vandaag eens het
voorbeeld zijn?"
Wat zo'n weggelopen Sjerpion
al niet tot stand brengt! De kin
deren ontdekken iets van de
schoonheid der natuur, alleen
maar omdat ze goed kijken. Jam
mer alleen, dat ze 'm tenslotte
niet vonden.' Nou ja, dan volgend
jaar maarMIEBEL.
AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA ïAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA*