De Zwij nel rechtse Nieuwlichters ZONDAGSBLAD 14 MEI 1955 Christelijke Broederschap, met schoon ideaal begonnen, eindigde in verdwazing HET begin van de 19e eeuw is een be langwekkend tijdvak. Allereerst soci aal-economisch. En dan ook kerkelijk. Toen in 1813 de Fransen verdreven waren, jubelde Tollens: ,.De toekomst is in goud gehuld", 'n Beeld, dat zo bizar als het is echt past bij deze poëet annex verffabrikant, die door Willem de Clercq, zoals deze in zijn dagboek verhaalt, eens in zijn wo ning werd aangetroffen, terwijl hij be zig was.... zesthalven te tellen! Van- dèïir dus dat standbeeld in het park in Rotterdam: als de typische burger van Mr. Isaiic Da Costa, „j eestver stoor der onder het beschaafde deel der natie bedélen. Waarbij af en toe nog watersnood komt en cho lera. De ellende is groot. In Nederland is een op de elf in Leiden zelfs een op de twee inwoners op ondersteu ning aangewezen. De politie moet op treden tegen ..het bedelpak". In 1817 komen in 't weeshuis in Amsterdam een 800 vondelingen binnen, en een 250 ver laten kinderen. Bekend is, hoe Willem I poogde de „industrialisatie" te stimule ren. In het kader vair dit program wor den bijv. op t schone eiland Feyen- oord weeskinderen opgeleid tot „ge schoolde arbeidertjes", met kinderar beid als voorland. Da Costa: de feestverstoorder Wanneer iemand aan Da Costa de vraag voorlegt, wat ter bestrijding van dc wantoestanden moet gebeuren, krijgt hij slechts te horen, dat het duidelijk is. dat Jezus' wederkomst niet ver meer is. Hieruit blijkt (o.a.), dat Da Costa zich niet zo in zijn tijd thuis voelde als Tollens. Integendeel: hij had zijn bezwaren tegen de geest der eeuw. En publiceerde die! „Een feestverstoorder onder het beschaafde deel der natie", noemde Allard Pierson hem daarom. „Een ellendeling", zei de Arnhemsche Courant, minder beschaafd. Eén van Da Costa's bezwaren betreft de kerk van zijn dagen. De kerk, waar in „een braaf, redekundig geloof" (De Clercq) ongehinderd de boventoon voer de, en de leer van verkiezing en gena de vrijwel taboe was verklaard. Tegen deze kille sfeer komen, zoals men weet, Réveil en Afscheiding in verzet. Beide 3rote bewegingen zijn voorbereid door c „vromeluisgezelschappen", de con ventikels, waar men in de warmte van 'n kleine kring zoekt, wat men in de kerk mist. De Christelijke Broederschap der Zwljndrechtse Nieuwlichters heeft zich, als ik goed zie, verzet zowel tegen do kerk als tegen de conventikels. Sociaal gezien deed deze groep tevens een inte ressante poging tot het samenwonen van gelijkgezinden in een gemeenschap op basis van wat Hand. 2 en 4 berich ten over de eerste gemeente. Drie hoofdpersonen. wedervaren weer prachtig hun lustreert. Het is goed te begrijpt.., vanuit zijn eigen instelling, dot Van Schendel over deze kring zijn roman De Waterman schreef. komen langs verichüleode wegen. Muller is 'n schipper, die als jongen in Puttershoek, waar hij is geboren, conventikels bezoekt, maar 't daar, waar men de verlossing tot zeer weini gen beperkt en haast meer in de zonde dan in de genade gelooft, tenslotte niet kan harden. Bij de eeuwige vraag naar de oorsprong van het kwaad vindt hij uitkomst in de tekst: „Uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen". Zijn conclusie is: alle dingen, dus ook de zonde. Deze is slechts middel van God tot onze volmaking. Eens worden dan ook allen zalig! Christus is ver- crenswaard, ja, als de grote Leraar, die wij moeten navolgen. Maar de leer der verzoening en voldoening is „de gruwel der verwoesting"! Valk was schout van Waddinxveen. De ellende, die hij in die functie te zien krijgt, wordt hem te machtig. Ie der ogenblik verwacht hij de weder komst van Jezus. Temidden van een groep, waar de geestvervoering telkens hoog oplaait. „Huisbezoeking" van pre dikant noch ontslag uit zijn ambt bren gen hem van zijn gevoelen af. Een ede le figuur, die zijn gehele vermogen heeft ten offer gebracht aan zijn ideaal. Muller en Valk onmoeten elkaar, en trekken samen naar Amsterdam om daar schuiten op te kopen voor dc sloop: dit object zal de groep van Valk aan werk helpen. In Amsterdam voegt Maria Leer zich bij hen. Deze Maria Leer is ons beter bekend dan iemand anders van de Zwijndrech- ters. In 1892 heeft iemand, die zich Anagrapheus noemt (d.w.z. te-boek-stel- ler; misschien verstak zich achter dit Griekse pseudoniem een dominee, wie is mij althans onbekend), haar gedenk schriften. 36 jaar na haar dood, voor de druk bewerkt en uitgegeven. Een zeer merkwaardig boekje! Dat ons in licht over dc groep. En, vooral, over haarzelf. In 1788 te Edam geboren, is ze met 8 jaar wees, en komt in 't weeshuis te recht. Van haar moeder herinnert ze zich, hoe deze de Bijbelse geschiedenis vertelde aan de hand van platen. En van deze vooral één, die Adam en Eva voorstelde in 't paradijs, onder de boom; en daarboven, in 'n driehoek, zo logde moeder uit: Gods alziend oog... In Amsterdam, waar zij naaister is, komt zij 1814 op een conven- wat later Afgescheidenen zul- Boeiend beschrijft Anagrapheus haar tweestrijd. Ze vertelt de mensen van het gezelschap over Muller. Nu, zij hebben hun tekst klaar. Over de moor man en de luipaard, die niet van huid veranderen. Evenmin kan ook de zon dige mens goed doen! Wanneer Muller en Valk 's avonds zich in de Warmoesstraat aan het adres vervoegen en zijn binnengelaten, vraagt Maria 't woord. De voorzitter geeft 't haar niet. Wel aan een andere zuster, die erom verzoekt. En als deze dan te gen Maria zegt: „Zuster, spreekt gij nu voor mij"(!), valt Maria Muller., met die moorman op 't lijf. Applaus van de (verraste) vergadering! Men werkt Muller en Valk de trap af. de deur uit. Maar Maria zakt „verplet" op haar stoel terug. En gaat na afloop naar Muller. Die haar snel overtuigt! Vanaf dat moment volgt ze hém, radi- Via dc Haarlemmermeer zeilen ze naar Waddinxveen. Daar wordt juist iemand van de groep begraven. Samen zitten Muller en Maria aan 't begrafe nismaal, en zij besluiten voortaan sa men het leven door te gaan. Muller acht zich van zijn vrouw gescheiden, die zijn geloof niet deelt. En met dit nieuwe huwelijk heeft de overheid niet te maken. Juffrouw Valk kijkt nog be denkelijk. Maar dan komt de vrouw van de overledene aangelopen en roept dat ze Maria herkent uit een droom als de vrouw die ze naast Muller had ge zien, als Adam en Eva in het paradijs gezeten onder de boom. De geestdrift vlamt op: ze waren, zo riep men, het eerste paar op een nieuwe aarde! Zo had Maria haar eerbaar man ge vonden. En op 't plaatje uit haar jeugd zat zij nu zelf naast Muller. En het alziend oog ven God, waarvoor zij vroe ger danig bang was geweest, had voor haar zijn verschrikking verloren.... tikel HP len zijn, tot bekering. Maar dan tege lijk tot 'n conflict met de anderen. Want nu zij weet. dat Jezus voor haar zonden heeft betaald, wil zij, radicaal, ook niet meer van zonde weten. Zij be roept zich op 1 Joh. 5, 18; de vrienden op het Vergeef ons onze schulden. In Utrecht, bij een broer, raakt ze haar geld kwijt. Ze moet, in Amster dam terug 'n dienst aannemen in een ponshuis <punch-huis, café). Intussen ziet ze wel in, dat dit geen gelegen heid is, „waar een eerbaar man haar zou zoeken". Zo neemt ze 't naaiwerk weer op. En ontmoet bij 'n klant Stoffel Muller!' Vanaf 1817-1820 zijn deze mensen ver volgd, meestal wegens landloperij. Hun grote proces is dat in Dordt, waarbij, mede wegens oproerig gedrag ter rechtszitting, in totaal tegen Muller, Valk en Maria ieder 6 jaar wordt ge elst!! Het op z'n minst ontactische optreden van de subst.-officier v. Jus titie Gevacrts was aan de arrestatie én aan de eis niet vreemd. Intussen heeft appèl op het gerechtshof in Den Ilaag vermindering van do straf tot.. Portret van Maria Leer uit 1864. 1 jaar opgebracht! Maar dat is dan ook uitgezeten. Door Maria in Delft in de gevangenis annex krankzinnigenge sticht! Handel en zwavelstokken. Ondertussen vond de gToep, na een korte onderbreking in Polsbroek en Puttershoek, emplooi met de fabri cage van zwavelstokken, die, als Muller weer vrij is, door hem en Maria tot in Friesland en Groningen worden verhandeld. (Niet zonder dat hun ideaal^ uitdragen. Later krijgt de stok met volgelingen der Zwijndrech- ters, die oorzaak zijn van extatische to nelen onder de gemeente en van laster daarbuiten). In de hongerwinter 1822/3 verwerft de broederschap zich een goe de naam door haar mededeelzaamheid. Mee daarom zal de overheid sinds dien clement zijn geweest. (Op deze clementie wijst in 1835 Van Hall, als hij de Afgescheidenen verdedigt.). Ze was dat ook (1830, Belgische opstand!) inzake dc dienstweigering, waaraan de groep het ligt in de lijn van hun vaag-pantheïstische opvattingen vast hield. Wanneer br. Staffhorst in de ka zerne z'n verzet opgeeft en de wapens opneemt, berichten de anderen hem, dat hij, zo lang hij „het Beest aan hangt", geen gemeenschap heeft met de groep en niet mag rekenen op de hand van zr. Dientje! Dit werkte pro baat! Muller noemt, niet ongeestig. Van Spijks heldenfeit een., heldenfeil! In 1823 vestigt Valk zich met een deel in Mijdrecht, overigens in behoor lijke verstandhouding met de anderen. In Puttershoek, waar de hoofdgroep sinds 1820 woont, leidt dit vertrek tot een reglement, waarin men nu schrif telijk vastlegt, dat (ev.) privé-bezit per soonlijk eigendom blijft, dat de inbreng vrijwillig is, en het ingebrachte bezit van de gemeenschap. Dit document is bewaard de tekst is geschreven door Muller in een krachtige hand, die iets laat vermoeden van de sterke persoon lijkheid, die hij moet zijn geweest. Ne gen jaar heeft men onder dit reglement geleefd. In goeden doen. IN 1832 ks men In Zwfjndrecht. ,De groep is in goeden doen. Bovendien treedt dan nog toe de chocoladefabri kant Mets uit Vlissingen, die, met z'n fabriek, ook nog 20 30 mille inbrengt. Hiermee liep hij een risico: n.L, dat zij die niets bezaten, tot opheffing zou den dwingen en zo zijn geld zouden op delen. Direct wordt dan ook een nieuw contract opgemaakt, nu typerend! voor dc notaris. Voortaan beslisser. 14 consorten (w.o. ook Muller en Maria: maar ze teltenen no. 3 en 6) over eventuele ontbinding: ieder heeft dan recht op zijn inbreng of 'er heeft verde zijn arbeid deel in de winst. Van de zwavelstok ken ging men over op de chocolade! Maar ook verder was 1832 een omwen teling vergeleken bij 1823. Muller is blijkbaar overrompeld. Voor Maria was hij „van zijn voetstuk gevallen". In 1833 reeds sterft hij. De rest is een triest verhaal. Dit maal niet te vinden in Anagrapheus! Vlak na Mullcr's dood komt Maria tot oen afdwaling, die intussen voor een type als zij was als radicale consequen tie in Muller's systeem gereed lag: zij leert en brengt zelf in praktijk, de ge meenschap der vrouwen. De ware een heid is er nog niet, zolang ieder zijn eigen vrouw heeft. Dit leidt in 1836 tot de breuk met Valk. Die haar, als hij haar, jn Mijdrecht op 'bezoek, aan het hoofd van de tafel vindt zitten „als een god in de Tempel", met een me debroeder vierkant oppakt en buiten het hek zet. Droevig slot. IN 1843 wordt de groep formeel ont bonden. Mets schijnt zijn geld toch te zijn kwijtgeraakt. Aan., zijn consor ten! Maria ontvangt 2500.- en gaat in Leiden op een hofje wonen. Een vrouw zoals de foto toont: fanatiek en wilskrachtig. Vol drang naar weten ook. Deze dorst naar kennis brengt haar eens bij een spiritist. „Als de do den antwoord kunnen geven, zou ik.. Jezus wel wat willen vragen", zegt ze. De betekenis var deze woorden? In 1864 is een deel van de groep in Utah terecht gekomen. Daar heeft Heystek, destijds in Zwijndrecht cate- ZONDAGSBLAD 14 MEI 1955 „J EAN N E D'ARC"- het oratorium van Honegger ENKELE studenten van dc Sorbonne voerden in 1933 in Parijs middel eeuwse spelen op. Het succes was zo groot, dat de opvoeringen het volgend jaar werden herhaald. Van alle kanten was men naar Parijs gekomen om de spelen te zien en ook de befaamde ac trice en danseres Ida Rubinstein behoor de tot de toeschouwers. Zij was zo en thousiast, dat ze terstond plan opvatte voor een oud mysteriespel, op te voeren door geheel Frankrijk: Jeanne d'Arc. Maar hoe? Zij zelf was niet in staat een spel te schrijven of te componeren. Arthur Honegger, de Zwitsers-Franse componist werd om raad gevraagd en het duurde niet lang of hij had in gro te trekken het stuk al muzikaal ge schetst. Er was nu nog de vraag naar een goede tekstschrijver. Meerdere Franse dichters weigerden aan dit plan mee te werken, ook Paul Claudel, toen ambassadeur van Frankrijk in Brussel. Als rooms-katholiek dichter zag hij de geschiedenis van Jeanne d'Arc te heilig. Haar leven was voor hem zo zuiver.dat het onaangeroerd moest blijven. „Men kan het goud niet vergulden en de lelie niet kleuren," zei Claudel. Het waren echter niet zijn laatste woorden over het plan, want al spoedig kwam Claudel volkomen in de ban van een visioen: hij zag twee gevouwen en geboeide handen van een martelares, een gefolterde. Hij zag Jeanne d'Arc de laatste op de brandstapel, nog even haar korte leven terugziend. Binnen en kele weken schreef Paul Claudel zijn „Jeanne d'Arc" en op 30 Augustus 1935 had Arthur Honegger dc partituur vol tooid. Het was het tweede dramatische oratorium van Honegger, in 1921 had hij zijn „Le Roi David" geschreven, de dramatische psalm op tekst van René Morax. Zo werd er uit de samenwerking tussen een Protestants componist en een Roomse dichter een groot en ont roerend werk geboren. Claudel schreef de geschiedenis van Jeanne d'Arc in elf herinneringsbeelden. Van het begin af staat de Maagd van Orléans op de brandstapel en terwijl de vlammen haar lichaam chiseermeester van de groep, twee boek jes geschreven. We moeten daaruit con cluderen, dat hij een zekere Bos, die in 1834 als lid toetrad is bijgevallen in diens beweren dat hij. Bos, een reïn carnatie was van Jezus! Een einde vol „Elke avond ging Maria Leer even langs Erasmus en knikte hem dan toe als geestverwant". verdwazing. Waartegenover Maria blijk baar critisch stond! Van Valk weten we, dat hij dit verwierp. Als „valsche peer- K EREN nog tot Maria In 1844 is zo in Rotterdam en helpt op de Grote Markt ('t is kermis) bij een draaimolen Elke avond gaat ze, op weg naar huis, even langs Erasmus en knikt hem dan toe „als een geest verwant". En Erasmus maar in zijn bock bladeren, denkt U. U hebt gelijk. Maar niet, als U dit een staaltje van Maria's hoogmoed acht! Dc Réveil-man Capadose had n.L in een adres aan dc theologische studenten van Groningen gespot, dat hun prof. Hofstede de Groot zijn moderne wijsheid had gehaald bij., de Zwijndrechters! De Groot zelf? Wil de natuurlijk, zeker na dat adres, van dat verachte groepje niet weten. Maar zag, blijkens zijn geschriften, als zijn voorganger.. Erasmus! Maria moet dat hebben geweten! Al met al een merkwaardige vrouw. N. VAN DER BLOM. Vera Zorina, als Jeanne d'Arc men nog eenmaal de herinneringen uit haar leven terug. Claudel heeft zich daarbij eigenlijk helemaal teruggetrok ken en Jeanne zelf in een verhevigde zielespanning vroegere gebeurtenissen doen terugroepen. In dit visioen is Frère Dominique uit de hemel neergedaald met het boek, waarin de engelen Jean ne's levensverhaal schreven. Hij leest er uit voor en zo beleeft Jeanne d'Arc het leven weer: haar strijd, haar over winning, haar vernedering en haar ze kerheid een uitverkorene van God te Na een proloog, die later aan het werk werd toegevoegd, geeft dc eerste scène de stemmen uit de hemel, roe pend: „Jeanne, Jeanne, Jeanne...". In de 2e scène komt Frère Dominique met het boek en leest haar voor. De aardse stemmen die haar veroordeelden komen in de 3e scène: „Jeanne, Jeanne, ketter, heks, afvallige, vijandin van God, vijan din van dc Koning, vijandin van het volk. Weg met haar, verbranden!" In de 4e scène komt zij voor de recht bank van dieren. Geen der dieren wil echter president van de rechtbank zijn, tot tenslotte het zwijn verklaart Jeanne te willen berechten. In de 5c scène on dergaat Jeanne de vernedering aan de brandpaal en in de 6e scène wordt het verraad van de Koning gesymboliseerd in een kaartspel, waarvan Jeanne d'Arc de inzet vormt. De hemelse stemmen komen terug in de 7e scène en in de 8e scène voert Jeanne op verzoek van die hemelse stemmen de Koning terug naar Reims. ..Jeanne, Jeanne, voor een aardse Koning zult ge Uw bloed vei gieten," zegt Frère Dominique. Plot seling is er een herinnering aan veel vroeger (scène 9), toen ze als jong meis je de opdracht kreeg om Frankrijk te redden, in de 10e scène gevolgd door het enige lied, dat Jeanne in dit werk zingt. Tenslotte is er dan scène 11: de brand stapel met de vlammen die zo'n haast hebben, een hongerige haast; „De vlam is zuiver, levendig, gehaast, on overwinnelijk, onweerstaanbaar." zingt het koor. Jeanne overwint de vrees voor het vuur en weldra is zij één grote vlam: onoverwinnelijk. onweerstaan baar. verblindend een heilig licht in Frankrijk. Het is een der meest aangrijpende oratoria van de gehele muzieklitera tuur geworden met kreten en gehuil van een verblinde volksmassa, hymnen, plechtige koren, psalmodie, klokkenge lui, hemelse stemmen, dronkenmans- parodie in keukenlatijn, kindergezang, folklore, jazz-rhythmen en een koel voor name hofdans, een enorm groot en kleurrijk fresco dus, met de sprekende stemmen van Jeanne d'Arc en Frère Dominique als centrale punten. Alles is gevat in een scherp afgetekende me lodie, terwijl harmonie, contrapunt en instrumentatie van een zeldzame rijk dom zijn, soms realistisch, soms poë tisch. Het is alsof Honegger hier nog vrijer kon schilderen dan in zijn ander oratorium „Le Roi David": er is een nog grotere epische kracht en een waar lijk overrompelende emotie. brandstapel) heeft de wereld veroverd. Op 18 Mei 1946 werd dit werk voor het eerst in ons land uitgevoerd, nl. in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschap pen te Den Haag door het Caccilia-koor uit Antwerpen o.l.v. Lodewijk de Vocht en met Marthe Dugard als Jeanne d'Arc. Tijdens het Holland Festival 1952 kwam Lodewijk de Vocht terug met zijn koor en het Nat. Orkest van België,toen met de Ned. zangeres Elisabeth Lugt in de titelrol. PHILIPS heeft thans van dit werk een opname gemaakt op twee lang speelplaten (A 01128-9 Li, gevat in een prachtige map met volledige tekst, toe lichting en foto's. Deze opname is ge maakt in Amerika onder leiding van Eugene Ormandy met Vera Zorina als Jeanne d'Arc. Het instrumentale ensem ble is het Philadelphia Orkest, dat onder leiding van Ormandy 18 Mei a s. in Am sterdam komt spelen. Verder werken mee de Temple University Choirs en het St. Peter's Boys' Choir, terwijl Raymond Gérome, die ook in België, Frankrijk en Nederland deze partij ver vulde, als Frère Dominique optreedt. Wat bij een uitvoering van dit werk allereerst de aandacht vraagt is dc weergave van de Jeanne d'Arc. Was in dertijd de vertolking van Marthe Du- gard een kunst van grote bewogenheid, bij Elisabeth Lugt was er meer verin nerlijking, zij zag Jeanne d'Arc meer als het gewone meisje, niet als de heili ge. En nu is er Vera Zorina die deze partij ook nergens theatraal of pathe tisch maakt en die juist door haar een voud een diep-ontroerende weergave geeft. Dirigent Ormandy heeft orkest en ko ren (technisch van de grootste perfec tie) in een zeer goede sfeer weten te houden, bewogen, dramatisch en toch nergens met te grote theatrale effecten. Het werk is en blijft een oratoiium en een opvoering als opera zal nooit be vredigen. Raymond Gérome is weer onverbe terlijk als Frère Dominique. De andere solisten zijn in één woord subliem: de sopranen Frances Reed en Carolyn Long, de alt Martha Lipton, de tenor David Lloyd, de bas Kenneth Smith en de jongenssopraan John H. Brown. Deze plaat is technisch zo in de ruim te opgenomen, dat ook hierdoor vooral bij de spreekstemmen een zeer sugges tieve werking ontstaat. Een zeer waardevolle opname, waar voor we Philips dankbaar kunnen zijn. De in de ringband van deze platenset gevoegde tekst is in het Frans, Engels CORN. BASOSKI. Arthur Honegger h A A AAAAAAAAAAAAAA AAAA A it AA AA A AA tr Miebei bij de massajeugd S)e JSierpton^, Uit de VOLKSWIJK JJEEFT U ooit van een Sjerpion gehoord? Eerlijk gezegd: wij hebben 'm ook nog nimmer in levende lijve ontmoet, maar onze kampkinderen hebben 'm wel dui zendmaal gezien en ze weten allerlei van 'm te vertellen. Dat hij z'n linkervoorpootje gebroken heeft. Dat hij erg gebloeid heeft bij die gelegenheid. En dat hij ver schrikkelijk verdrietig is geweest. En daarmee zijn we dan midden in de kamptechniek beland. Een kamp voor kleine hummel tjes is bij de aanvang maar een chaotische geschiedenis. Meer dan twee dozijn kleine meisjes hollen en buitelen over elkaar en hebben 'n geweldige pret, maar men moet zien, dat men daar eenheid en orde onder krijgt. Gebeurt dat niet, dan mislukt het kamp nog eer de eerste avond valt. Ze kunnen het nieuwe op geen stukken na ver werken. Ze zien zo onmogelijk reel onbe kende dingen, die warrig door hun bolletjes blijven spoken, Ze worden geconfronteerd met aller- lei verrassingen: een bed met twee lakens voor je zelf helemaal al leen terwijl je thuis een bed zonder lakens met broertjes en zusjes delen moet. Een tafel "iet vorken en messen, die je gebruiken moet terwijl je thuis van het ren noch het ander weet. Ruisende bossen rondom het kampverblijf terwijl thuis in velden noch wegen iefs te vinden is wat op wouden of stilte wijst. Het is moeilijk om daaraan te wennen zonder je houvast te ver liezen. Vooral omdat om 'n hoekje van hun ziel de ontreddering loert: het heimwee, de vage angsten om al het vreemde. En tevens omdat ze zulke kopstukjes zijn met elk een héél strak, stijf, ongebogen eigen zinnetje. Wie dit alles niet opvangt ziet de juichende kinder schare binnen enkele uren veran deren in een jammerende, weekla gende bende. En 's nachts drijft het hele kamp dobberend de mooie bedjes uit.' Dwars tegen al dergelijke driften in zoekt de kampleiding een vast patroon dat de aandacht boeit. Een soort afleidingsmanoeuvre. En zo vonden we dit jaar in de roes van Koninginne- en Bevrijdingsfeesten het beest de Sjerpion uit. Etymo logisch een kruising van een sjerp en een lampion maar dat was ons geheim. Voor de kinderen een alleraardigst dier met een oranje kleurige huid. Zoiets als een lam metje. maar dan nog veel liever. Het woonde eertijds op Soestdijk, waar het een hokje en een weitje had en waar de Koningin en de prinsesjes het dagelijks gingen Laat die domme Sjerpion nu verleden week weggelopen zijn! En de Koningin maar zoeken! En de prinsesjes zoeken.' Maar ner gens was die stoute Sjerpion meer te bekennen. Niemand weet waar ie gebleven is. Maar hebben jullie straks die mooie auto langs het kamphuis zien komen? Die was óók van de Koningin. want ze denken, dat de Sjerpion hier er gens in de buurt is! En nu gaan W(j 'm zoeken. We gaan PfnCnfft- kclyk ons best doen; we kijken uit allebei onze ogen en tvc luis teren met onze beide oortjes, net zolang totdat we 'm hebben. Wat zal de Koningin blij wezen, als wij daar eventjes die kostbare Sjerpion terugbrengen! Meteen heeft het hele kamp zich op een doel gericht. Het zal niet moeilijk wezen om de kinderen by •AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA elke gelegenheid op te vangen. Als de troep eens wat te wild wordt, S hoeft er maar één leidster te zijn, g die opeens zegt: ,.Ssst! Wat hoor ik?" of ze zijn allemaal stil als muisjes en door de rijen fluistert 't: „Meid, hou je waffel.' De Sjer- pion!" Als men zal gaan wandelen en er is een minderheid, die dat wil vertikken („Bah, wandelen? ij Niks an.'"), dan ontdekken ze op- eens. dat 2C best, al wandelend. Ij. dc Sjerpion kunnen tegenkomen en alle onwil is meteen gebroken. Ze slapen vlugger in anders schrikt die arme Sjerpion van al 'X dat lawaai; zo'n beest wil toch óók slapen! en ze staan gehoor- zamer op: een nieuioe dag met nieuwe kansen om 'm te vangen Ja. er ontstaat zelfs een zekere wedijver tussen de groepen on- derling. Dat laatste zit zo; de Sjerpion is bang voor mensen en de vier groepen bestaan dus deze week niet uit kinderen, maar uit die ren. Kraaloogjes apen wol- trappertjes schaapjes; krul staartjes varkens; en flapoor- tjes. uaarin we olifanten kunnen herkennen Natuurlijk is dat al direct veel prettiger dan wanneer je bij een koude groep nummer zoveel behoort. Maar bovendien beginnen die groepjes nu meteen een hartstochtelijke strijd om de ereplaats. Ze willen uitmunten door toewijding. £r is op hun eer gevoel gewerkt en ze doen hun best. Zodat zelfs het grootste sl»dderix>ije op 'n morgen de eet zaal binnenstapt en 2egt; .Juf, mag ik nou vandaag eens het voorbeeld zijn?" Wat zo'n weggelopen Sjerpion al niet tot stand brengt! De kin deren ontdekken iets van de schoonheid der natuur, alleen maar omdat ze goed kijken. Jam mer alleen, dat ze 'm tenslotte niet vonden.' Nou ja, dan volgend jaar maarMIEBEL. AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA ïAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 14