Sint Elmusv/uur
kabouter Cïïlopperpot
6
ZONDAGSBLAD 16 APRIL 1955
4 onze j€uqó-p&qin& f
VERTELLING VAN JOS. PEELS
HOOFDSTUK I
ER was eens lang geleden een ka
boutertje. Het was geen gewoon
kaboutertje! Gewone kaboutertjes,
dat weten jullie wel, houden veel van
mensen en proberen altijd om men
sen te helpen.
Daarom houden alle grote mensen
en alle kinderen ook zoveel van de
kaboutertjes.
Dit kaboutertje hield niet van men
sen. Hij woonde met zijn vader, zijn
moeder, zijn broers en zijn zusjes in
een heel groot bos. Zó groot was dat
bos, dat je er altijd op andere paad
jes kon wandelen en spelen. Er wa
ren grote heuvels in dat bos, waar
je zo fijn van af kon glijden en er
waren dichte struiken en bomen,
daar kon je jè heerlijk achter ver
stoppen.
Het was heel mooi in dat bos en
erg prettig om er te wonen. Dat
vonden tenminste alle vogels en alle
dieren die in het bos woonden.
Het eekhoorntje, hoog in de bomen,
schaterde iedere dag van pret; de vo
geltjes zongen altijd hun mooiste lied
jes en de vliegjes dansten met elkaar
in het zonlicht.
Als er kinderen in het bos kwamen,
dan was er nog meer plezier dan an
ders. Dan piepte en zong en floot al
les. wat in het bos leefde en de
kinderen juichten van pret in dat
fijne, mooie bos met die lieve dieren.
Ons kaboutertje was een heel raar
kaboutertje! Hij had nooit pret! Weet
je hoe hij heette? Hij werd door zijn
vader en moeder, ja door iedereen
uit het bos „Mopperpot" genoemd.
Nu, je begrijpt wel, dat dat een heel
lelijke naam was voor een kabou
tertje Eigenlijk heette hij zo ook
niet. Toen hij nog heel klein was,
heette hij „Weetal maar, omdat hij
altijd zo ontevreden was, noemde
iedereen hem „Mopperpot".
En denk ie dat hij dat erg vond?
Nee hoor, dan heb je verkeerd ge
dacht. Het kon hem helemaal niets
schelen. Hij hield niet van zijn vader
en moeder, of van zijn broers en
zusjes, hij hield van niemand. Vind
je dat nu geen raar kaboutertje?
Mopperpot probeerde altijd men
sen en dieren en ook andere kabou
tertjes te plagen. En niet zomaar
voor een grapje, maar heel gemeen
en heel lelijk.
Nu, zijn vader en moeder hadden
heel veel verdriet van Mopperpot.
Toen hij nog klein was, hadden ze
hem altijd geleerd, dat hij anderen
moest helpen. Ze namen hem mee.
toen ze hout gingen brengen bij het
oude vrouwtje dat het zo koud had.
Ze lieten hem meehelpen, toen ze al
le borden en schalen af gingen was
sen bij de vrouw van de boswachter
die ziek was en zoveel kleine kin
dertjes had. Ze wezen hem allerlei
dingen, waar hij later als hij groot
was, gemak van zou kunnen hebben.
Hoe hij door een dichte deur moest
binnen gaan bijvoorbeeld en hoe hij
pantoffeltjes kon maken, zó zacht, dat
niemand hem hoorde als hij bezig
was met werken.
Mopperpot, die toen nog „Weetal"
heette, vond het eerst wel leuk, maar
toen hij later iedere nacht mee moest
helpen, werd hij ontevreden. Hij
dacht: „Ik heb geen zin, helemaal
geen zin om altijd te helpen en voor
anderen te zorgen 's nachts. Ik wil
in mijn bedje liggen en lekker sla
pen en fijn dromen."
En 's nachts, als vader en moe
der en de broers en zusjes uit huis
gingen om aan 't werk te gaan,
bleef hij lekker in zijn bedje van
zacht mos en onder zijn dekentjes
van zijden rozenblaadjes. Maar nog
was hij niet tevreden! Nee, als h:j
zo lang in zijn bedje lag, dacht hij
aan allemaal lelijke dingen. Dan
dacht hij erover, hoe leuk het zou
zijn. als zijn broertje Helpgraag da
delijk eens zó zou vallen, dat hij de
mensen en dieren niet meer kon hel
pen. En toen hij dat bedacht had,
stapte hij ook direct uit zijn bedje
en legde een grote steen vlak voor
de deur van het huisje.
Dat was heel erg lelijk van hem,
dat begrijp je! Helpgraag, die thuis
kwam van het jongetje met het zere
teentje dat hii in slaap gezongen had,
viel heel erg nard en z'n beentje was
helemaal kapot.
Twee weken moest hij in zijn bedje
liggen en dokter de Vos kwam steeds
naar hem kijken in het mooie lieve
paddestoelenhuisje. Helpgraag kreeg
dan een lekker drankje, want de dok
ter vond hem een heel lief jongetje.
Niemand wist hoe die steen voor
dat deurtje kwam en wie hem daar
neer geiegd had. Alleen Mopperpot
wist het, maar die zei niets.
Als er iemand naar hem keek,
lachte hij een beetje in zijn korte
baardje.
Vinden jullie nem ook zo stout?
HOOFDSTUK II
Toen Helpgraag na twee weken
weer beter was, verzon Mopperpot
wat anders.
Zijn zusje Goudhaartje had mooie
gouden krulletjes en als er nu iemand
huilde of verdriet had, knipte zij een
krulletje af en gaf dat aan degene
die verdriet had. Het verdriet ging
dan dadelijk over en ze werden in
plaats van verdrietig heel vrolijk en
heel blij. Het krulletje wat afgeknipt
was, groeide gelijk weer aan.
Mopperpot vond dat natuurlijk niet
prettig. Hij vond het veel mooier als
er verdriet was op de wereld.
Op een avond, toen Goudhaartje
sliep, nam hij een grote schaar en
knipte al haar krulletjes af. Vlug liep
hij er mee weg en verborg ze ver
weg in een grote holle boomstronk.
Wat was Goudhaartje verdrietig!
Ze huilde dikke tranen van spijt en
ook vader en moeder huilden erom.
En weer wist niemand hoe het
kwam en waar de krulletjes geble
ven waren, dan alleen Mopperpot.
Niemand anders?
Ja toch!
Toon Goudhaartje de volgende mid
dag met haar hoofdje naar beneden
verdrietig door het bos liep, hooxde
ze opeens een stem hoog uit een
boom. Ze keek omhoog en zag de
grote grijze uil, die haar vriendelijk
toeknikte.
„Dag, Goudhaartje", zei mijnheer
Uil. „Waarom kijk je zo verdrietig?"
„Och, mijnheer Uil, mijn gouden
krulletjes zijn weg. Gisteravond, toen
ik ging slapen had ik ze nog en nu
zijn ze allemaal weg. Nu kan ik geen
mensen en dieren meer helpen die
verdriet hebben en dan kunnen ze
ook nooit meer vrolijk worden."
„Niet huilen, Goudhaartje, want
dan word je nog veel verdrietiger.
Zal ik jou nu eens vrolijk maken?
Vanmorgen toen ik van de ene boom
naar de andere vloog, rustte ik even
op de grote boomstronk bij het zil
veren bruggetje en weet je wat ik
daar zag?"
„Nee", zei Goudhaartje met een
bevend stemmetje. „Nee mijnheer
Uil, dat weet ik heus niet."
„Nu", lachte mijnheer Uil, „ik zal
het je vertellen. In die holle boom
stronk glinsterde iets, 't was net
goud! Ik bukte me en keek nog eens
goed naar beneden. En wat denk je
dat ik daar zag?"
Gcspanneh keek Goudhaartje naar
omhoog. Zouden.., zouden.., zouden
het haar krulletjes geweest zijn?
En jawel hoor, daar zei mijnheer
Uil het al: „Het waren jouw krullen,
Goudhaartje. Ik heb toen gelijk een
roodborstje op wacht gezet en ben
jou op gaan zoeken. Nu heb ik je
gelukkig gevonden. Ga maar gauw
Goudhaartje ging met mijnheer Uil
mee, maar ze was toch nog een
beetje verdrietig, want al had ze nu
haar gouden krulletjes weer terug, ze
zaten nog niet vast aan haar hoofdje.
Hoe moest dat nu?
Het leek wel of mijnheer Uil haar
gedachten raden kon.
„Goudhaartje", zei hij, „ik heb
voor alles gezorgd hoor. Toen ik je
op ging zoeken zag ik kaboutertje
Lijmtalles en vroeg haar of ze je
wilde helpen om je krulletjes op je
hoofd vast te maken. Ze wilde het
Dit is weer eens een gezellig kruis
woordraadsel: twee aapjes op een
ladder. Jullie moeten dit als volgt in
vullen:
Van boven naar beneden
1. baldadigheid; 2. gereedmaken; 3.
toestel of werktuig; 4. soort slang.
Van linkt naar rechts:
3. bijenhouder; 5. giftslangetje; 0.
smalle gracht; 7. menigte; 8. schrijf
lijn; 9. gereed; 10. voorbeeld; 11. bloem;
12. zich toeëigenen; 13. stekelig deel
van de roos.
Denken jullie er om, naam en adres
IN de brief te schrijven en de oplos
singen vóór Dinsdag in te sturen?
graag doen, dus maak je maar geen
zorgen. Ook zou ze maken, dat je
krulletjes vanzelf weer aangroeien,
net als vroeger. Ze heeft het zelf ge
zegd!"
O, wat was Goudhaartje nu blij!
Ze danste van louter pret naar het
zilveren bruggetje en ja hoor: daar
zat Roodborstje al en naast hem
Lijmtalles.
(Volecnde week verder).
onze BRievenBus
M'n beste nichten en neven,
H Vandaag wil ik
beginnen met een
verzoek van een
meisje uit Noor
wegen, dat zo graag
in het Engels zou
willen correspon
deren met een
Hollands meisje of
een Hollandse jon
ge n. Misschien heeft
een van jullie een
ouder broertje of
zusje, dat het wel
leuk vindt in het
Engels te schrijven
naar dit meisje. Zij
heet Unni Kirkeby
en haar adres is
Trondhjemstr 71 II. Oslo. Een zelfde
vraag bereikte mij ook van Gerry
van der Horst, die graag in het
Nederlands met een nicht of een neef
van m\j zou corresponderen. Gerry
woont aan de Herengracht 4 te
Leiden. En voor ik ga vertellen, wie
deze week de prijzen hebben ge
wonnen, wil ik alle meisjes en
jongens, die mij hun wensen deden
toekomen voor een prettig Paasfeest
hartelijk bedanken. Er waren zelfs
mooie prentbriefkaarten t>ü de post.
Nu... de gelukkigen. De hoofdprijs
is deze week voor Tineke van
Ringelensteijn, terwijl Elly Pantekoek,
Helma Benschop en Leendert Dijk
huizen een troostprijs zullen ont
vangen. Gijs Knijpers wil ik een
eervolle vermelding geven, want die
had een wel bijzonder mooie tekening
ingestuurd. De oplossing van de puzzle
was; „Oost West. thuis best".
Wat is de drieling Wil, Greet en Han-
neke Faber verwend op haar verjaar
dag. Al ben ik wat laat, nog wel mijn
gelukwensen met deze driedubble
feestdag. Cobl Roos heeft meegedaan
aan een tien kilometer wandeltocht en
daarvoor
ffiu"
cn medaille gekregen Heb
medailles. Cobi? Ik ben
Arnold Bontenbal, dat je weer uit
het ziekenhuis bent. Wat sneu, dat moe
der juist ziek werd. toen jij thuis kwam.
Ik hoop echt, dat jullie beiden weer
gauw helemaal beter zullen zijn. En
hoe is het met die ene bloemblol, Eric
Jonker, is hij al uit? Wat geuren hy
acinthen heerlijk, hè. Dat was dus
een verrassing voor Rietje, Jan Stam.
Ik weet wel zeker, dat zij in haar schik
Dat is juist leuk. Heel wat nichtjes en
neefjes doen het. Nog al een jarige
en dat is het broertje van Anton Fabe.
Een late gelukwens, die toch wel ge
meend is voor jouw broer. Anton. Op
de school van Bertje Alblas is het
feest geweest, want de hoofdonderwij
zer was 25 jaar getrouwd. Jullie hebben
zeker een mooi cadeau gegeven aan de
meester en zijn vrouw. Paul Brom
mer is heerlijk een weck aan het lo
geren geweest als hij „De Brievenbus"
Leest. Dat zullen best gezellige dagen
zijn geworden. PauL Heb je met Jaap
bij je tante gelogeerd? Hier een
Paastckenjng van Corrie van der Bont.
Haar broertje tekende een bloembollen-
veld Fleurig hoor Jaap. hoe was het
politiefeest? Dus jullie wonen nu aan
de wal, Wün Maaijon. Dat vind jij
prettiger dan aan boord, lees ik uit je
brief. Ja, dat kan ik me wel een beetje
indenken, want nu hoef je niet bij moe
der vandaan als je naar school moet.
Wat naar zeg, dat de rattea de
eitjes uit het duivenhok hebben gehaald.
Was die rattenvanger van Hamcln, je
weet wel. Pietje Kleppe, de man, die
vorige week op de puzzle stond, er nu
nog maar. Wanneer ik jarig ben,
vraagt Henk Binnendijk. Dat vertel ik
niet, hoor, want zeg. dan moet ik jul
lie allemaal gaan tracteren en dat zou
wat zijn. Zo dik is mijn portemonnaic
nu ook weer niet. Overigens vind ik het
lief. dat je er aan gedacht hebt. Honk.
Dat is zeker. Gerril van Zuylen.
voor zo'n baan moet je goed kunnen
schrijven en vooral rekenen. Maar flink
je best doen op school, joh. Natuur
lijk mag jij een schuilnaam kiezen.
„Doornroosje", maar vergeet dan niet
je werkelijke naam op de brief tc schrij
ven, want als je eens een prijs mocht
winnen, kan ik toch moeilijk schrijven:
..Aan Doornroosje," vind je zelf ook
niet? Is moeder al weer uit het zie
kenhuis, Henk C'haudron? Mijn beste
wensen hoor, vergeet je niet die aan
moeder over te brengen? Ook Mieke
Bicver verraste mij met een mooie te
kening. Jij eveneens bedankt, meiske.
Hier nogal zo'n versierde brief en
dde komt van I.iesbeth Resoord. I^euk
hoor, zo'n vaas met bloemen. En
welke straten had jij met monopo
ly, Magda Tas? Ik vind Den Haag,
Rotterdam en Utrecht nooit onaar
dig. Amsterdam kost je zoveel geld
eer je mag gaan bouwen, of geef
Jij daar niet om. Jij had een keurig
rapport. Peter dc Jong Een acht voor
rekenen, goed zo. Dat was zeker een
mooie sluitzcgcl op jouw brief, Age
Waalwijk. Wil jij zo graag weten, wat
voor prijzen er lke weck worden ver
stuurd? Ik zou zeggen: maar dapper
iedere keer meedoen, dan ontdek jc het
misschien vanzelf wel. Dat was ze
ker een mooie tekening van Corrie,
Greetjc Bokhorst. Houd jij zoveel van
spannende jongensboeken? Hier heb
ik i
enkele rapportc ijfer.-;
Hllde cn Selma Smit. Ik vond het
ook keurige cijfers hoor. Dat is niet
mis, „Sneeuwklokje", als je voor je ver
jaardag een fiets krijgt zoals jouw vrien
dinnetjes. Zeg nog mijn dank voor die
aardige Paastekeningen. Ik hoop. dat
jU veel geld hebt bijeen ..gewerkt" met
.,ccn he itje voor een karweitje." Tineke
Terlauk Wat voor werkjes heb je alzo ge
daan? En, hoe is de autotocht ge
weest. Jannv en Ada Leenwenhiirgh?
Het was niet.al te warm. maar geluk
kig regende het niet. Fijn, dat jij
jc moeder geholpen hebt met de schoon
maak, Gerrit Lerooy, zoiets mag ik
graag horen.
Zo kinderen, die brievenbus gaat weer
dicht, maar natuurlijk gebeurt dat niet,
voor ik de nieuwelingen heb genoemd.
Het zijn deze week Marianneke Mooij-
man. Ria van der Lelie, Klaas Ouwe
hand, Truusje Mac Lean en Astrid van
der Waal. Meisjes cn Jongens, een goed
week-end allemaal en tot volgende week,
jullie
3
EN DAARNA GROTE STILTE
Spannend avontuur van Hollandse zeelieden op de Indische oceaan
EINDELIJK had Gerard de ëoog
dan een schip, dat naar de tro
pen voer. De Noord-Atlantic begon
hem de keel uit te hangen, hij wilde
wel eens iets anders.
Als werktuigkundige was zijn
plaats in de machinekamer, maar al
zijn vrije uren bracht hij aan dei;
De reis over onbekende wateren
bezorgde hem veel nieuwe indrukken
en daarvoor was hij altijd gevoelig
geweest.
Na Gibraltar geleek de zee een
rimpelloos binnenmeer, geheel anders
dan de Noord-Atlantic, die zelfs bij
kalm zomerweer in rusteloze deining
Met heilige schroom zag hij in het
Suezkanaal aan bakboordzijde naar
de vage contouren van de Sinaï.
Ik ben de Here uw God, had het
van deze berg geklonken.
Begenadigd voelde hij zich omdat
zijn ogen deze he.lige berg mochten
aanschouwen. Het was alsof God hem
hier nader kwam dan ooit te voren.
Hij beleefde hier de heilige historie,
de uittocht uit Egypte en de tocht
door de Rode Zee.
Hij kon niet slapen op het water,
waarin Pharao met zijn leger ver
dronk. Hij hoorde de uitgelaten Is
raëlieten de reien van Mirjam zin
gen. Hij ging naar het dek en in de
roerloze nacht stond hij devoot te sta
ren op het water, dat op Gods macht
woord geweken was.
Het werd rustig in zijn hart!
NA de Rode Zee lag de oneindigheid
van de Indische Oceaan voor het
schip.
Hier beleefde hij iets, waaraan hij
later niet anders dan in huivering te
rug kon denken.
Met de tweede stuurman zat hij
aan het dek te genieten van de tro
penavond, die na een hete dag ver
koelend om het schip was.
De warmte hing nog in de slecht
geventileerde hutten.
Ruiter te paard zaten zij, op de
uit de messroom gesleepte stoelen.
De armen gekruist op de stoelleu
ning en de kin rustend op de armen
zo zaten zij loom te staren naar de
wondere schepping van hemel en
Als zij spraken was het alsof hun
woorden ongehoord tot hen weder
keerden: het waren brokstukken van
gedachten, die hardop gedacht wer
den.
Hier zou een mens gaan gelo
ven in een God, die alles gemaakt
heeft, dacht de stuurman hardop.
Twee vuurstippen van brandende
sigaren gloeiden boven de gekruiste
Verder was er niets dan ruimte en
een roerloze stilte.
Na een wijle peinsde Gerard hard
op: Hoe groot o Heer, zijn Uwe
werken.
Weer was er de immense roerloos
heid. totdat de stuurman een nieuwe
gedachte uitsprak: Die sterren, die
zee... er moet toch ergens een Kraoht
zijn, die dit alles regeert...
Weer stilte, tot Gerard verder
ging: De zee en alles wat daarin
is, zijn werken Uwer heerlijkheid en
Wat zeg je? vroeg de stuurman
Zei ik iets. deed Gerard verwon
derd. Daarna was het weer stil. Een
ogenblik was er een half bewust con
tact geweest, maar de droom ver
brak het weer.
De deur van de radiohut ging oper
Een streep kunstlicht viel op hen
neer en een grove vloek klonk schril
op in de gewijde stilte.
He mare... een beetje minder is
ook goed, riep vermanend de stuur-
Een nieuwe vloek was het ant
woord, de deur werd driftig dicht ge
smeten en hardop foeterend kwam
de marconist naar het dek.
Nog onder de invloed van zijn ge
dachten vroeg de stuurman: Zeg
mare... je hebt toch zeker ook zon
dagschool gegaan in je jongensjaren?
En wat zou dat?
Dan zal de juffrouw jou wel ge
leerd hebben dat vloeken zonde is.
Nou moe... Is dit ding waarop
we varen, een vraentboot of een klas
van het Leger cies Heils? vroeg spot
tend de marconist.
Het is een vrachtboot, maar ook
daar is vloeken zonde en dat weet jij;
ik ken je ouders, zei Gerard met na
druk.
Jij zou ook vloeken als je in
mijn plaats stond. Ik heb mijn luis
teruur, maar al mijn apparaten Jij-
ken gek geworden, alles knettert en
vonkt alsof we in een zware donder
bui zitten... ik heb de kuiten geno
men... zelfs een heilige zou zo aan
het vloeken slaan.
Hm... hm, deed de stuurman, die
tropenervaring had.
Gerard wilde de gelovig opgevoede
marconist nogmaals wijzen op het ge
bod dat het vloeken als zonde stelt
maar de woorden bleven hem in de
keel steken en verwonderd staarde
hij naar de antenne en de laadmas-
ten.
Zie... zie, stotterde hij, licht
op de masten!
De stuurman en de marconist za
gen op; a-an de masten en aan alle
uitstekende punten dansten lichtjes.
Prachtig, zei de marconist be
wonderend.
Hm... hm, deed de stuurman
nogmaals, dat is je storing... Sint
Elmusvuur, ik ga eens zien wat de
barometer doet.
Toen hij terug kwam stond zijn ge
zicht ernstig en hij zei kort: De
barometer is onrustig... de kapitein
laat alles vastsjorren.
Met zulk weer? Er zit geen
builtje aan de lucht, zei Gerard ver
baasd.
Dat gaat hier gauw, antwoordde
de stuurman, terwijl hij al op weg
was naar de brug, waar alle dekof-
ficieren bijeen kwamen om te luiste
ren naar de uiteenzetting van de ka
pitein.
Knettergek... tropenkolder!, zei
minachtend de marconist en zorge
loos beende hij weg naar de hut
waarin hij dienst had.
Ook Gerard bespeurde geen teke
nen die verontrustend waren, maar
hij spotte niet met de bezorgdheid
van de ervaren mannen. Ongerust
was hij niet, hij kende de stormen
van 'de Noord-Atlantic. Wat kon deze
tamme zee voor ergers brengen?
DE volgende morgen kwam de zon
stralend uit een vlakke zee om
hoog en na het overgeven van zijn
wacht was Gerard weer aan het dek.
De zee ademde vrede en rust en hij
begreep niet waarom de stuurlieden
met zulke verbeten gezichten rond
liepen.
Is er iets bijzonders? vroeg hij
de tweede stuurman.
Nog niet, maar het komt wel,
kreeg hij ten antwoord.
Hij begreep er niets van. Hij was
wel geen dekofficier. maar hij had
viel dan de donderende zeeën van de
Noord-Atlantic, waur zee op zee en
golfdal op golfdal elkaar regelmatig
opvolgen.
Hier steigerde het water aan alle
zijden hoog op, om zowel van stuur
boord- als van bakboordzijde het
schip te bespringen.
^^NTZET aanschouwde Gerard 'de
snelle en geweldige ommekeer
der dingen. Hij dacht doorpekeld te
zijn in de gevaren der zee, maar
hier blikte hij in onbekende ver
schrikkingen. Angst voelde hij, echte
angst en verstard bleef hij staan tot
die aanstormende hel hen zou ver
slinden. Als een film zag hij zijn vre
dige huiskamer en zijn vrouw spe
lend rrvgt de kinderen.
Berg je! schreeuwde de tweede
stuurman hem toe.
Waar kon hij zich verschuilen?
Geen schip zou uit zulk een geweld
behouden weerkeren.
Nog steeds weifelde hij. In dit mo
ment rekende hij af met het leven en
hij richtte zich naar de hemel, waar
hem straks rekenschap gevraagd zou
worden over al zijn daden ...goede en
kwade. De goede waren klein in tal,
ide kwade ontelbaar. Alleen de gena
de Gods bleef hem over.
De angst week uit hem weg. Hij
zag de rustige moed, waarmee de
dekofficieren handelden en hij ver
liet het dek, waar hij een zekere
prooi zou worden van het naderend
onhpó
De rots van Gibraltar, die de schepen passeren als zij de Middellandse zee
toch al heel wat jaren met
ringen achter de rug en hij merkte
niets van een naderend gevaar. Hij
bleef hef dek op en neer wandelen.
Na een kwartier was het alsof er
iets benauwends in de lucht kwam.
Zonder een zweem van wind begon er
deining in de zee te komen en daar
na verliep het snel...
De zon kreeg een bloedrode kleur,
de hemel werd eerst violet, daarna
grauw-grijs. Zo nu en dan streek
een zucht wind over het schip, maar
de deining werd steeds zwaarder.
Plotseling verduisterde het licht,
de lucht werd zwart en de kim vied
weg.
Een zwarte muur met aan de voet
een wal van wit schuim, vloog na
derbij om op het schip neer te vallen.
Loeiend, als het geluid van een on
telbare kudde dolgeworden koeien
greep de cycloon naar het nietige
Trillend bood het vaartuig weer
stand aan de verschrikking... een
tempeest, dat moeilijker te doorstaan
Zonder bewust overleg ging hij
naar de machinekamer. Daar was
zijn plaats. De machines en de kunde
van de dekofficieren zouden het schip
met Gods hulp door deze verschrik
king kunnen heen slepen.
God eiste in deze ogenblikken de
inzet van alle menselijke vermogens.
Achter hem werd dc machineka
mer afgesloten en onmiddellijk
daarop leek het 'n ogenblik alsof de
machine stilstond om met ingehou
den adem de eerste klap af te wach
ten. De stokers stonden verstijfd op
de stookplaat en de machinisten za
gen bleek van spanning.
Wat zal de kar straks doen? Zij wa
ren allen mannen van de vaart op de
Noordelijke zeeën en de dreiging van
dit onbekende maakte al hun zeker
heden wankel.
Boven hun hoofd raasde de cy
cloon, het schip werd hoog opgetild
om loodrecht weer neer te kwakken.
Trappen en hekwerk wenden ver
wrongen. schermplaten van de stoom-
leiding knalden de lucht in of werden
opgerold tot spiraalveren. Orders
konden niet gegeven worden, want de
donder van de orkaan overstemde
elk menselijk geluid. Iedere man was
op zijn post een individuele strijder
voor het behoud van het schip.
Soms verslapte een hand in een
plotselinge aandrift om deze hel te
verlaten. Het dekpersoneel was in de
nabijheid van de sloepen, de machi
nekamer was een dodencel, waaruit
ontsnappen onmogelijk was...
Maar ook de sloepen zouden geen
kans hebben de hand greep weer
naar schop of srnoorklep, het contro
lerende oog werd weer zeker en de
strijd werd hervat.
EEN uur lang greep de dood naar
hen in telkens herhaalde aanval-
Toen, in een ondeelbaar ogenblik,
was er niets meer dan stilte cn een
nadeinende zee. Het stampen van de
machines vulde als een weldoend ge
luid de machinekamer en de ver
moeide stokers hervonden zichzelf.
Ik dacht zo bij me eigen, spotte
lange Piet, hier zal je weinig van
na vertellen en Marie zal naar een
andere vader voor haar wicht moeten
uitzien
Gerard reageerde anders.
Hij kon slechts danken... alleen
dank" C. BAARDMAN.