Sint Elmusv/uur kabouter Cïïlopperpot 6 ZONDAGSBLAD 16 APRIL 1955 4 onze j€uqó-p&qin& f VERTELLING VAN JOS. PEELS HOOFDSTUK I ER was eens lang geleden een ka boutertje. Het was geen gewoon kaboutertje! Gewone kaboutertjes, dat weten jullie wel, houden veel van mensen en proberen altijd om men sen te helpen. Daarom houden alle grote mensen en alle kinderen ook zoveel van de kaboutertjes. Dit kaboutertje hield niet van men sen. Hij woonde met zijn vader, zijn moeder, zijn broers en zijn zusjes in een heel groot bos. Zó groot was dat bos, dat je er altijd op andere paad jes kon wandelen en spelen. Er wa ren grote heuvels in dat bos, waar je zo fijn van af kon glijden en er waren dichte struiken en bomen, daar kon je jè heerlijk achter ver stoppen. Het was heel mooi in dat bos en erg prettig om er te wonen. Dat vonden tenminste alle vogels en alle dieren die in het bos woonden. Het eekhoorntje, hoog in de bomen, schaterde iedere dag van pret; de vo geltjes zongen altijd hun mooiste lied jes en de vliegjes dansten met elkaar in het zonlicht. Als er kinderen in het bos kwamen, dan was er nog meer plezier dan an ders. Dan piepte en zong en floot al les. wat in het bos leefde en de kinderen juichten van pret in dat fijne, mooie bos met die lieve dieren. Ons kaboutertje was een heel raar kaboutertje! Hij had nooit pret! Weet je hoe hij heette? Hij werd door zijn vader en moeder, ja door iedereen uit het bos „Mopperpot" genoemd. Nu, je begrijpt wel, dat dat een heel lelijke naam was voor een kabou tertje Eigenlijk heette hij zo ook niet. Toen hij nog heel klein was, heette hij „Weetal maar, omdat hij altijd zo ontevreden was, noemde iedereen hem „Mopperpot". En denk ie dat hij dat erg vond? Nee hoor, dan heb je verkeerd ge dacht. Het kon hem helemaal niets schelen. Hij hield niet van zijn vader en moeder, of van zijn broers en zusjes, hij hield van niemand. Vind je dat nu geen raar kaboutertje? Mopperpot probeerde altijd men sen en dieren en ook andere kabou tertjes te plagen. En niet zomaar voor een grapje, maar heel gemeen en heel lelijk. Nu, zijn vader en moeder hadden heel veel verdriet van Mopperpot. Toen hij nog klein was, hadden ze hem altijd geleerd, dat hij anderen moest helpen. Ze namen hem mee. toen ze hout gingen brengen bij het oude vrouwtje dat het zo koud had. Ze lieten hem meehelpen, toen ze al le borden en schalen af gingen was sen bij de vrouw van de boswachter die ziek was en zoveel kleine kin dertjes had. Ze wezen hem allerlei dingen, waar hij later als hij groot was, gemak van zou kunnen hebben. Hoe hij door een dichte deur moest binnen gaan bijvoorbeeld en hoe hij pantoffeltjes kon maken, zó zacht, dat niemand hem hoorde als hij bezig was met werken. Mopperpot, die toen nog „Weetal" heette, vond het eerst wel leuk, maar toen hij later iedere nacht mee moest helpen, werd hij ontevreden. Hij dacht: „Ik heb geen zin, helemaal geen zin om altijd te helpen en voor anderen te zorgen 's nachts. Ik wil in mijn bedje liggen en lekker sla pen en fijn dromen." En 's nachts, als vader en moe der en de broers en zusjes uit huis gingen om aan 't werk te gaan, bleef hij lekker in zijn bedje van zacht mos en onder zijn dekentjes van zijden rozenblaadjes. Maar nog was hij niet tevreden! Nee, als h:j zo lang in zijn bedje lag, dacht hij aan allemaal lelijke dingen. Dan dacht hij erover, hoe leuk het zou zijn. als zijn broertje Helpgraag da delijk eens zó zou vallen, dat hij de mensen en dieren niet meer kon hel pen. En toen hij dat bedacht had, stapte hij ook direct uit zijn bedje en legde een grote steen vlak voor de deur van het huisje. Dat was heel erg lelijk van hem, dat begrijp je! Helpgraag, die thuis kwam van het jongetje met het zere teentje dat hii in slaap gezongen had, viel heel erg nard en z'n beentje was helemaal kapot. Twee weken moest hij in zijn bedje liggen en dokter de Vos kwam steeds naar hem kijken in het mooie lieve paddestoelenhuisje. Helpgraag kreeg dan een lekker drankje, want de dok ter vond hem een heel lief jongetje. Niemand wist hoe die steen voor dat deurtje kwam en wie hem daar neer geiegd had. Alleen Mopperpot wist het, maar die zei niets. Als er iemand naar hem keek, lachte hij een beetje in zijn korte baardje. Vinden jullie nem ook zo stout? HOOFDSTUK II Toen Helpgraag na twee weken weer beter was, verzon Mopperpot wat anders. Zijn zusje Goudhaartje had mooie gouden krulletjes en als er nu iemand huilde of verdriet had, knipte zij een krulletje af en gaf dat aan degene die verdriet had. Het verdriet ging dan dadelijk over en ze werden in plaats van verdrietig heel vrolijk en heel blij. Het krulletje wat afgeknipt was, groeide gelijk weer aan. Mopperpot vond dat natuurlijk niet prettig. Hij vond het veel mooier als er verdriet was op de wereld. Op een avond, toen Goudhaartje sliep, nam hij een grote schaar en knipte al haar krulletjes af. Vlug liep hij er mee weg en verborg ze ver weg in een grote holle boomstronk. Wat was Goudhaartje verdrietig! Ze huilde dikke tranen van spijt en ook vader en moeder huilden erom. En weer wist niemand hoe het kwam en waar de krulletjes geble ven waren, dan alleen Mopperpot. Niemand anders? Ja toch! Toon Goudhaartje de volgende mid dag met haar hoofdje naar beneden verdrietig door het bos liep, hooxde ze opeens een stem hoog uit een boom. Ze keek omhoog en zag de grote grijze uil, die haar vriendelijk toeknikte. „Dag, Goudhaartje", zei mijnheer Uil. „Waarom kijk je zo verdrietig?" „Och, mijnheer Uil, mijn gouden krulletjes zijn weg. Gisteravond, toen ik ging slapen had ik ze nog en nu zijn ze allemaal weg. Nu kan ik geen mensen en dieren meer helpen die verdriet hebben en dan kunnen ze ook nooit meer vrolijk worden." „Niet huilen, Goudhaartje, want dan word je nog veel verdrietiger. Zal ik jou nu eens vrolijk maken? Vanmorgen toen ik van de ene boom naar de andere vloog, rustte ik even op de grote boomstronk bij het zil veren bruggetje en weet je wat ik daar zag?" „Nee", zei Goudhaartje met een bevend stemmetje. „Nee mijnheer Uil, dat weet ik heus niet." „Nu", lachte mijnheer Uil, „ik zal het je vertellen. In die holle boom stronk glinsterde iets, 't was net goud! Ik bukte me en keek nog eens goed naar beneden. En wat denk je dat ik daar zag?" Gcspanneh keek Goudhaartje naar omhoog. Zouden.., zouden.., zouden het haar krulletjes geweest zijn? En jawel hoor, daar zei mijnheer Uil het al: „Het waren jouw krullen, Goudhaartje. Ik heb toen gelijk een roodborstje op wacht gezet en ben jou op gaan zoeken. Nu heb ik je gelukkig gevonden. Ga maar gauw Goudhaartje ging met mijnheer Uil mee, maar ze was toch nog een beetje verdrietig, want al had ze nu haar gouden krulletjes weer terug, ze zaten nog niet vast aan haar hoofdje. Hoe moest dat nu? Het leek wel of mijnheer Uil haar gedachten raden kon. „Goudhaartje", zei hij, „ik heb voor alles gezorgd hoor. Toen ik je op ging zoeken zag ik kaboutertje Lijmtalles en vroeg haar of ze je wilde helpen om je krulletjes op je hoofd vast te maken. Ze wilde het Dit is weer eens een gezellig kruis woordraadsel: twee aapjes op een ladder. Jullie moeten dit als volgt in vullen: Van boven naar beneden 1. baldadigheid; 2. gereedmaken; 3. toestel of werktuig; 4. soort slang. Van linkt naar rechts: 3. bijenhouder; 5. giftslangetje; 0. smalle gracht; 7. menigte; 8. schrijf lijn; 9. gereed; 10. voorbeeld; 11. bloem; 12. zich toeëigenen; 13. stekelig deel van de roos. Denken jullie er om, naam en adres IN de brief te schrijven en de oplos singen vóór Dinsdag in te sturen? graag doen, dus maak je maar geen zorgen. Ook zou ze maken, dat je krulletjes vanzelf weer aangroeien, net als vroeger. Ze heeft het zelf ge zegd!" O, wat was Goudhaartje nu blij! Ze danste van louter pret naar het zilveren bruggetje en ja hoor: daar zat Roodborstje al en naast hem Lijmtalles. (Volecnde week verder). onze BRievenBus M'n beste nichten en neven, H Vandaag wil ik beginnen met een verzoek van een meisje uit Noor wegen, dat zo graag in het Engels zou willen correspon deren met een Hollands meisje of een Hollandse jon ge n. Misschien heeft een van jullie een ouder broertje of zusje, dat het wel leuk vindt in het Engels te schrijven naar dit meisje. Zij heet Unni Kirkeby en haar adres is Trondhjemstr 71 II. Oslo. Een zelfde vraag bereikte mij ook van Gerry van der Horst, die graag in het Nederlands met een nicht of een neef van m\j zou corresponderen. Gerry woont aan de Herengracht 4 te Leiden. En voor ik ga vertellen, wie deze week de prijzen hebben ge wonnen, wil ik alle meisjes en jongens, die mij hun wensen deden toekomen voor een prettig Paasfeest hartelijk bedanken. Er waren zelfs mooie prentbriefkaarten t>ü de post. Nu... de gelukkigen. De hoofdprijs is deze week voor Tineke van Ringelensteijn, terwijl Elly Pantekoek, Helma Benschop en Leendert Dijk huizen een troostprijs zullen ont vangen. Gijs Knijpers wil ik een eervolle vermelding geven, want die had een wel bijzonder mooie tekening ingestuurd. De oplossing van de puzzle was; „Oost West. thuis best". Wat is de drieling Wil, Greet en Han- neke Faber verwend op haar verjaar dag. Al ben ik wat laat, nog wel mijn gelukwensen met deze driedubble feestdag. Cobl Roos heeft meegedaan aan een tien kilometer wandeltocht en daarvoor ffiu" cn medaille gekregen Heb medailles. Cobi? Ik ben Arnold Bontenbal, dat je weer uit het ziekenhuis bent. Wat sneu, dat moe der juist ziek werd. toen jij thuis kwam. Ik hoop echt, dat jullie beiden weer gauw helemaal beter zullen zijn. En hoe is het met die ene bloemblol, Eric Jonker, is hij al uit? Wat geuren hy acinthen heerlijk, hè. Dat was dus een verrassing voor Rietje, Jan Stam. Ik weet wel zeker, dat zij in haar schik Dat is juist leuk. Heel wat nichtjes en neefjes doen het. Nog al een jarige en dat is het broertje van Anton Fabe. Een late gelukwens, die toch wel ge meend is voor jouw broer. Anton. Op de school van Bertje Alblas is het feest geweest, want de hoofdonderwij zer was 25 jaar getrouwd. Jullie hebben zeker een mooi cadeau gegeven aan de meester en zijn vrouw. Paul Brom mer is heerlijk een weck aan het lo geren geweest als hij „De Brievenbus" Leest. Dat zullen best gezellige dagen zijn geworden. PauL Heb je met Jaap bij je tante gelogeerd? Hier een Paastckenjng van Corrie van der Bont. Haar broertje tekende een bloembollen- veld Fleurig hoor Jaap. hoe was het politiefeest? Dus jullie wonen nu aan de wal, Wün Maaijon. Dat vind jij prettiger dan aan boord, lees ik uit je brief. Ja, dat kan ik me wel een beetje indenken, want nu hoef je niet bij moe der vandaan als je naar school moet. Wat naar zeg, dat de rattea de eitjes uit het duivenhok hebben gehaald. Was die rattenvanger van Hamcln, je weet wel. Pietje Kleppe, de man, die vorige week op de puzzle stond, er nu nog maar. Wanneer ik jarig ben, vraagt Henk Binnendijk. Dat vertel ik niet, hoor, want zeg. dan moet ik jul lie allemaal gaan tracteren en dat zou wat zijn. Zo dik is mijn portemonnaic nu ook weer niet. Overigens vind ik het lief. dat je er aan gedacht hebt. Honk. Dat is zeker. Gerril van Zuylen. voor zo'n baan moet je goed kunnen schrijven en vooral rekenen. Maar flink je best doen op school, joh. Natuur lijk mag jij een schuilnaam kiezen. „Doornroosje", maar vergeet dan niet je werkelijke naam op de brief tc schrij ven, want als je eens een prijs mocht winnen, kan ik toch moeilijk schrijven: ..Aan Doornroosje," vind je zelf ook niet? Is moeder al weer uit het zie kenhuis, Henk C'haudron? Mijn beste wensen hoor, vergeet je niet die aan moeder over te brengen? Ook Mieke Bicver verraste mij met een mooie te kening. Jij eveneens bedankt, meiske. Hier nogal zo'n versierde brief en dde komt van I.iesbeth Resoord. I^euk hoor, zo'n vaas met bloemen. En welke straten had jij met monopo ly, Magda Tas? Ik vind Den Haag, Rotterdam en Utrecht nooit onaar dig. Amsterdam kost je zoveel geld eer je mag gaan bouwen, of geef Jij daar niet om. Jij had een keurig rapport. Peter dc Jong Een acht voor rekenen, goed zo. Dat was zeker een mooie sluitzcgcl op jouw brief, Age Waalwijk. Wil jij zo graag weten, wat voor prijzen er lke weck worden ver stuurd? Ik zou zeggen: maar dapper iedere keer meedoen, dan ontdek jc het misschien vanzelf wel. Dat was ze ker een mooie tekening van Corrie, Greetjc Bokhorst. Houd jij zoveel van spannende jongensboeken? Hier heb ik i enkele rapportc ijfer.-; Hllde cn Selma Smit. Ik vond het ook keurige cijfers hoor. Dat is niet mis, „Sneeuwklokje", als je voor je ver jaardag een fiets krijgt zoals jouw vrien dinnetjes. Zeg nog mijn dank voor die aardige Paastekeningen. Ik hoop. dat jU veel geld hebt bijeen ..gewerkt" met .,ccn he itje voor een karweitje." Tineke Terlauk Wat voor werkjes heb je alzo ge daan? En, hoe is de autotocht ge weest. Jannv en Ada Leenwenhiirgh? Het was niet.al te warm. maar geluk kig regende het niet. Fijn, dat jij jc moeder geholpen hebt met de schoon maak, Gerrit Lerooy, zoiets mag ik graag horen. Zo kinderen, die brievenbus gaat weer dicht, maar natuurlijk gebeurt dat niet, voor ik de nieuwelingen heb genoemd. Het zijn deze week Marianneke Mooij- man. Ria van der Lelie, Klaas Ouwe hand, Truusje Mac Lean en Astrid van der Waal. Meisjes cn Jongens, een goed week-end allemaal en tot volgende week, jullie 3 EN DAARNA GROTE STILTE Spannend avontuur van Hollandse zeelieden op de Indische oceaan EINDELIJK had Gerard de ëoog dan een schip, dat naar de tro pen voer. De Noord-Atlantic begon hem de keel uit te hangen, hij wilde wel eens iets anders. Als werktuigkundige was zijn plaats in de machinekamer, maar al zijn vrije uren bracht hij aan dei; De reis over onbekende wateren bezorgde hem veel nieuwe indrukken en daarvoor was hij altijd gevoelig geweest. Na Gibraltar geleek de zee een rimpelloos binnenmeer, geheel anders dan de Noord-Atlantic, die zelfs bij kalm zomerweer in rusteloze deining Met heilige schroom zag hij in het Suezkanaal aan bakboordzijde naar de vage contouren van de Sinaï. Ik ben de Here uw God, had het van deze berg geklonken. Begenadigd voelde hij zich omdat zijn ogen deze he.lige berg mochten aanschouwen. Het was alsof God hem hier nader kwam dan ooit te voren. Hij beleefde hier de heilige historie, de uittocht uit Egypte en de tocht door de Rode Zee. Hij kon niet slapen op het water, waarin Pharao met zijn leger ver dronk. Hij hoorde de uitgelaten Is raëlieten de reien van Mirjam zin gen. Hij ging naar het dek en in de roerloze nacht stond hij devoot te sta ren op het water, dat op Gods macht woord geweken was. Het werd rustig in zijn hart! NA de Rode Zee lag de oneindigheid van de Indische Oceaan voor het schip. Hier beleefde hij iets, waaraan hij later niet anders dan in huivering te rug kon denken. Met de tweede stuurman zat hij aan het dek te genieten van de tro penavond, die na een hete dag ver koelend om het schip was. De warmte hing nog in de slecht geventileerde hutten. Ruiter te paard zaten zij, op de uit de messroom gesleepte stoelen. De armen gekruist op de stoelleu ning en de kin rustend op de armen zo zaten zij loom te staren naar de wondere schepping van hemel en Als zij spraken was het alsof hun woorden ongehoord tot hen weder keerden: het waren brokstukken van gedachten, die hardop gedacht wer den. Hier zou een mens gaan gelo ven in een God, die alles gemaakt heeft, dacht de stuurman hardop. Twee vuurstippen van brandende sigaren gloeiden boven de gekruiste Verder was er niets dan ruimte en een roerloze stilte. Na een wijle peinsde Gerard hard op: Hoe groot o Heer, zijn Uwe werken. Weer was er de immense roerloos heid. totdat de stuurman een nieuwe gedachte uitsprak: Die sterren, die zee... er moet toch ergens een Kraoht zijn, die dit alles regeert... Weer stilte, tot Gerard verder ging: De zee en alles wat daarin is, zijn werken Uwer heerlijkheid en Wat zeg je? vroeg de stuurman Zei ik iets. deed Gerard verwon derd. Daarna was het weer stil. Een ogenblik was er een half bewust con tact geweest, maar de droom ver brak het weer. De deur van de radiohut ging oper Een streep kunstlicht viel op hen neer en een grove vloek klonk schril op in de gewijde stilte. He mare... een beetje minder is ook goed, riep vermanend de stuur- Een nieuwe vloek was het ant woord, de deur werd driftig dicht ge smeten en hardop foeterend kwam de marconist naar het dek. Nog onder de invloed van zijn ge dachten vroeg de stuurman: Zeg mare... je hebt toch zeker ook zon dagschool gegaan in je jongensjaren? En wat zou dat? Dan zal de juffrouw jou wel ge leerd hebben dat vloeken zonde is. Nou moe... Is dit ding waarop we varen, een vraentboot of een klas van het Leger cies Heils? vroeg spot tend de marconist. Het is een vrachtboot, maar ook daar is vloeken zonde en dat weet jij; ik ken je ouders, zei Gerard met na druk. Jij zou ook vloeken als je in mijn plaats stond. Ik heb mijn luis teruur, maar al mijn apparaten Jij- ken gek geworden, alles knettert en vonkt alsof we in een zware donder bui zitten... ik heb de kuiten geno men... zelfs een heilige zou zo aan het vloeken slaan. Hm... hm, deed de stuurman, die tropenervaring had. Gerard wilde de gelovig opgevoede marconist nogmaals wijzen op het ge bod dat het vloeken als zonde stelt maar de woorden bleven hem in de keel steken en verwonderd staarde hij naar de antenne en de laadmas- ten. Zie... zie, stotterde hij, licht op de masten! De stuurman en de marconist za gen op; a-an de masten en aan alle uitstekende punten dansten lichtjes. Prachtig, zei de marconist be wonderend. Hm... hm, deed de stuurman nogmaals, dat is je storing... Sint Elmusvuur, ik ga eens zien wat de barometer doet. Toen hij terug kwam stond zijn ge zicht ernstig en hij zei kort: De barometer is onrustig... de kapitein laat alles vastsjorren. Met zulk weer? Er zit geen builtje aan de lucht, zei Gerard ver baasd. Dat gaat hier gauw, antwoordde de stuurman, terwijl hij al op weg was naar de brug, waar alle dekof- ficieren bijeen kwamen om te luiste ren naar de uiteenzetting van de ka pitein. Knettergek... tropenkolder!, zei minachtend de marconist en zorge loos beende hij weg naar de hut waarin hij dienst had. Ook Gerard bespeurde geen teke nen die verontrustend waren, maar hij spotte niet met de bezorgdheid van de ervaren mannen. Ongerust was hij niet, hij kende de stormen van 'de Noord-Atlantic. Wat kon deze tamme zee voor ergers brengen? DE volgende morgen kwam de zon stralend uit een vlakke zee om hoog en na het overgeven van zijn wacht was Gerard weer aan het dek. De zee ademde vrede en rust en hij begreep niet waarom de stuurlieden met zulke verbeten gezichten rond liepen. Is er iets bijzonders? vroeg hij de tweede stuurman. Nog niet, maar het komt wel, kreeg hij ten antwoord. Hij begreep er niets van. Hij was wel geen dekofficier. maar hij had viel dan de donderende zeeën van de Noord-Atlantic, waur zee op zee en golfdal op golfdal elkaar regelmatig opvolgen. Hier steigerde het water aan alle zijden hoog op, om zowel van stuur boord- als van bakboordzijde het schip te bespringen. ^^NTZET aanschouwde Gerard 'de snelle en geweldige ommekeer der dingen. Hij dacht doorpekeld te zijn in de gevaren der zee, maar hier blikte hij in onbekende ver schrikkingen. Angst voelde hij, echte angst en verstard bleef hij staan tot die aanstormende hel hen zou ver slinden. Als een film zag hij zijn vre dige huiskamer en zijn vrouw spe lend rrvgt de kinderen. Berg je! schreeuwde de tweede stuurman hem toe. Waar kon hij zich verschuilen? Geen schip zou uit zulk een geweld behouden weerkeren. Nog steeds weifelde hij. In dit mo ment rekende hij af met het leven en hij richtte zich naar de hemel, waar hem straks rekenschap gevraagd zou worden over al zijn daden ...goede en kwade. De goede waren klein in tal, ide kwade ontelbaar. Alleen de gena de Gods bleef hem over. De angst week uit hem weg. Hij zag de rustige moed, waarmee de dekofficieren handelden en hij ver liet het dek, waar hij een zekere prooi zou worden van het naderend onhpó De rots van Gibraltar, die de schepen passeren als zij de Middellandse zee toch al heel wat jaren met ringen achter de rug en hij merkte niets van een naderend gevaar. Hij bleef hef dek op en neer wandelen. Na een kwartier was het alsof er iets benauwends in de lucht kwam. Zonder een zweem van wind begon er deining in de zee te komen en daar na verliep het snel... De zon kreeg een bloedrode kleur, de hemel werd eerst violet, daarna grauw-grijs. Zo nu en dan streek een zucht wind over het schip, maar de deining werd steeds zwaarder. Plotseling verduisterde het licht, de lucht werd zwart en de kim vied weg. Een zwarte muur met aan de voet een wal van wit schuim, vloog na derbij om op het schip neer te vallen. Loeiend, als het geluid van een on telbare kudde dolgeworden koeien greep de cycloon naar het nietige Trillend bood het vaartuig weer stand aan de verschrikking... een tempeest, dat moeilijker te doorstaan Zonder bewust overleg ging hij naar de machinekamer. Daar was zijn plaats. De machines en de kunde van de dekofficieren zouden het schip met Gods hulp door deze verschrik king kunnen heen slepen. God eiste in deze ogenblikken de inzet van alle menselijke vermogens. Achter hem werd dc machineka mer afgesloten en onmiddellijk daarop leek het 'n ogenblik alsof de machine stilstond om met ingehou den adem de eerste klap af te wach ten. De stokers stonden verstijfd op de stookplaat en de machinisten za gen bleek van spanning. Wat zal de kar straks doen? Zij wa ren allen mannen van de vaart op de Noordelijke zeeën en de dreiging van dit onbekende maakte al hun zeker heden wankel. Boven hun hoofd raasde de cy cloon, het schip werd hoog opgetild om loodrecht weer neer te kwakken. Trappen en hekwerk wenden ver wrongen. schermplaten van de stoom- leiding knalden de lucht in of werden opgerold tot spiraalveren. Orders konden niet gegeven worden, want de donder van de orkaan overstemde elk menselijk geluid. Iedere man was op zijn post een individuele strijder voor het behoud van het schip. Soms verslapte een hand in een plotselinge aandrift om deze hel te verlaten. Het dekpersoneel was in de nabijheid van de sloepen, de machi nekamer was een dodencel, waaruit ontsnappen onmogelijk was... Maar ook de sloepen zouden geen kans hebben de hand greep weer naar schop of srnoorklep, het contro lerende oog werd weer zeker en de strijd werd hervat. EEN uur lang greep de dood naar hen in telkens herhaalde aanval- Toen, in een ondeelbaar ogenblik, was er niets meer dan stilte cn een nadeinende zee. Het stampen van de machines vulde als een weldoend ge luid de machinekamer en de ver moeide stokers hervonden zichzelf. Ik dacht zo bij me eigen, spotte lange Piet, hier zal je weinig van na vertellen en Marie zal naar een andere vader voor haar wicht moeten uitzien Gerard reageerde anders. Hij kon slechts danken... alleen dank" C. BAARDMAN.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 15