4 onze jeuqó-p&qinó^f De jongens in de mist Belangstelling voor „oude schrijvers" neemt toe ZONDAGSBLAD 19 FEBRUARI 195S Vertelling van M. van Rotterdam (Slot) Wimpie.. hij schrikt. Meteen grijpt hij naar het oude stoffige laddertje. De anderen duiken snel weg. „Niet meer kijken hoor," fluistert Jaap. Wimpie.. de kleine bangerd, even toch gluurt hij vanaf het laddertje, naar buiten. De jager nu heel dicht genaderd, zoekt om zich heen. Zoekt naar die lelijke, brutale rakkers., de vier ban dieten. Maar hij ziet ze niet, vindt hen niet; weet ook niet, dat ze heel dicht bij herd weggescholen zit ten in de oude, zwarte molen. O., als hij het eens wist? Weer even gluren de jongens door de ruitjes. Zal hij hen .toch nog vin- Maar kijk.. Opeens zoekt hij niet langer meer. Met een driftige bewe ging rijdt hij de polderdijk in. Naast hem trippelt zijn hond met vlugge, korte pasjes. Wimpie Hij heeft meteen het lad dertje weer losgelaten. Gelukkig., nu is het gevaar geweken. De grote, bo ze jager heeft hen niet gevonden. Lek ker. Vier paar glinsterende ogen sta ren hem na. „Nou, of 'et", glundert Jaap terug. Wimpie maakt malle bokkespron- gen van blijdschap. Nog even wachten ze, totdat de ja ger uit het oog verdwenen is, dan lo pen ze weer stommelend naar de deuropening. Vrolijk en opgelucht zegt Jaap: „Kom op jongens, we zijn weer vei lig. Hij heeft ons lekker niet te pak ken gekregen." Met hun vieren hollen ze de glibbe rige straat over in de richting van het dorp. Hun klompen maken een vlug, klepperend geluid. ,,'t Was toch mooi he?" glundert Henk Ze lachen maar wat. Hun angst is opeens vergeten. Peter de lange, magere Peter. Hij geeft nog eens een flinke ruk aan zijn boog. Op de hoek van de dorpsstraat zien ze nog even om, dan beginnen ze wat langzamer te lopen. Een oude melk wagen rijdt hen rammelend voorbij. Uit een klein bakkerswinkel tje, waarvan juist de deur wordt openge daan. komt de geur van vers gebak ken brood naar buiten. Lekker is dat. Jaap smakt met z'n tong. „Wat heb ik een honger zeg!" „Nou., ik ook!" zegt Henk. Wimpie kijkt begerig naar een he leboel lekkere hapjes, die in de eta lage liggen uitgestald. Hij veegt met zijn tong langs z'n lippen, net alsof hij al dat lekkers al proeft. Hun angst zijn ze vergeten. Nu is er alleen nog maar het grote verlan gen naar huis. Een verlangen naar de Deze puzzle lijkt een beetje op een kruiswoordraadsel, dat zul je wel merkèn als je er eenmaal mee bezig bent. Deze woorden moeten jullie int'ullen; Van links naar rechts: 1. markt stalletje: 3. aanvang van een race; 4. waterweg; 5. vertrek of woon ruimte; 7. oog vocht; 3. boekje voor aantekeningen; 9. groot muziek instrument; 11. opbrengst: 12. jon gensnaam; 13. restje middageten; 14. windrichting. Van boven naar beneden: 1. voor werp uit de kerstboom; 2. derde maand; 5. dagblad; 6. hemelwater; 9. niet jonger maar...!; 10. eerste jaargetijde; 13. vorstelijke hoofd tooi; 15. gevlochten snoer. Vergeet niet je naam en adres i n de brief te zetten, en stuur de oplossingen vóór Dinsdag in. warme brandende kachel en lekkere, dikke boterhammen. Beneden aan de smalle polderdijk, is de boze jager in zijn boot gestom meld. Zijn hond wipt achter hem aan boord. Op de bodem liggen nog de pijlen. De meesten zijn gebroken. Grommend neemt de jager ze in zijn grote, sterke knuisten. Dan breekt hij ze in stukken en smijt ze driftig in het water. „Bandieten zijn het!" „Lelijke bandieten!" gromt hij. Z'n fiets tilt hij aan boord. Zijn hond kijkt vreemd toe. 't Is alsof hij vra gen wilt. „Baas, waarom doe je zo vreemd, zo boos?" Even later zakken de lange riemen in het water. Na enige ogenblikken vaart de boot zich vast aan de mod derige overzijde. Op een stil zolderkamertje ligt Wimpie onder dikke, wollen dekens. Aan zijn voeten ligt, in een oude. zwarte kous gestoken, een heerlijke, warme kruik. Lekker is dat. Stil glurend boven het randje van de dekens, beleeft hij nog eens het vreemde, bange avontuur. Heerlijk veilig is het hier, zo bo ven op de donkere zolder. Door het hoge vensterraam valt het bleke licht van de maan, en donkere wolken drijven traag voorbij, 't Zijn net al lemaal griezelige spookachtige s*che- pen. Telkens gluurt de maan even om een hoekje van hun donkere koppen, 't Is net, alsof hij stil glimlacht. Beneden klinkt zacht moeders stem. Wimpie.. haar kleine, bange Wimpie; hij heeft haar het lange, vreemde verhaal helemaal verteld. Stil heeft ze geluisterd. Soms keek ze onze BRievenBus Hallo i nichten, HDat was nou niet zo heel erg gemak kelijk, die puzzle van de vorige week De volgende plaats namen kwamen uit de rook: Hilversum, Kampen, Almelo en Winschoten. Eigenlijk stond het woordje „en" te veel in de tekst, maar de mees ten hebben uiel be grepen dat het er niet bij hoorde. De hoofdprijs is voor Nelleke Roele- veld, en de troost prijzen voor Sijtko Zonneveld, Hans ter Horst en Ada Rodenburg. Wie kapsules van flessen spaart en niet weet wat hij er mee doen moet. moet ze maar eens opsturen naar Thea Geleijnse, Soestdijksekade 90S. Den Haag rteld in zijn laatste brief. Maai had je die wel zelf geschreven? Dat feest met meesters jubileum zal vast wel mooi geweest zijn. lannie Vonk. Gelukkig dat je nagel weer beter wordt. Kees Spronk. Mag jij al helpen bij je zus in de winkel, Thea Geleijnse? L. C. Boon ihoe is je voornaam?) is jarig geweest, was het fijn? Ja. dat verhaal is reuze spannend, hè Joke van Berchnm? Heb je fijn met sneeuw ballen gegooid. Adri l'lttenbogaard, ik hoop niet dat je iemand geraakt hebt! Willy en Leny Koonuas van de Dries hebben met het fornuisje gespeeld en hele kleine pannekoekjes gebakken. Jullie hebben oma zeker wel fijn verwend.Lenie Visser. Ja. wat een dik ventje, hè Joke v. d. Wel? Heeft Goed zo: prent je verschrikt en angstig, omdat het ver haal zo griezelig en spannend was. Vlug heeft ze hem warme, droge kousen aangetrokken. „Domme, on deugende jongens zijn jullie! Ziek zou je worden." En vader.Hij had Wimpie heel dicht naar zich toegetrokken en een beetje ernstig had hij hem gevraagd: „Zullen jullie zulke domme, gevaar lijke streken nooit meer uithalen?" Wimpie moest hem recht in de ogen zien. Zachtjes heeft hij toen ge antwoord: „Nee vader., nooit meer." Gelukkig waren ze toen niet zo heel boos meer, en zoals elke avond, kreeg hij, vóór het naar bed gaan, toch nog een bruine, glimmende stroopbrok. Die had moeder zelf gebakken. Lek ker was dat. Langzaam worden zijn ogen zwaar en moe van het staren in de dicht- bewolkte lucht. Dieper weer trekt hij de dekens over zijn oren. Nog heel de meester ook tekeningen van jou op gehangen. Rob van Wetten? Wat ga je maken met je figuurzaag, Dikkie van de Water? Doe de groeten aan Frits en Goofke, hoor. Jullie waren vroe ger dan zeker wel woelwaters. Anneke v. d. Spek, dat vader nu een nieuwe box moet maken Je zou haast in de war raken met al die Teumssen, Teunis Ottei Jullie wpop zeker al wel gesmolten. Willy Koenen. Jouw kleurdoos kwam dus fijn van pas. Joke Nouwt. Wat leuk dat je Zater dags lang mag opblijven. Adriaan van Leerdam. Elza, Marja. en Reina (geen achternaam) hebben de verjaar dag van Elza gevierd. Fijn dat de poes weer beier wordt. Joke Jurjaanz. Pas maar op dat ze niet bij het vogel huisje komt Jij hebt grote plannen, Dicky Ippel. Kun je goed naaien? Ik hoop. dat Hans en Jopie weer beter zijn. Aartje Verhoeven. Jij vindt het zeker wel fijn bij de buurvrouw. Geertje Muntinga. Dus jij hebt wel genoten van de sneeuw, Janny de Boon. ondanks de kou. Blij met je prijs. Joop v. d. Walle? Gelukkig dat je weer beter bent. Jan Minnaard. Niet iedereen kan een prijs krijgen. Henk Binnen dijk. dat begrijp je wel. Vond je de puzzle heus zo moeilijk. Tonny Ree horst? Wat leuk dat jij die tweelingen kent. Beppie Roos. Nee. Ineke Berk hout, voor postzegels sparen heb ik het wel een beetje te druk. Vader heeft fijne cadeaux van jullie gekregen. Lida Keiler. Ja, dat was toen een leuke tekening van je, Ineke Koornnccf. Wat heb je gezien voor de televisie, Ifuib Kraaijevcld? Bij Ada en Aadje de Ronde is ook al feest geweest; vader was jarig. Het geeft niet. hoor Mar- tien Smit. als je een beetje geholpen wordt met de puzzle. Ik dacht dat het narcissen waren. Evelijntjc Mun ttor, maar helianthen klinkt ook wel mooi. Bedankt voor jullie brieven, Ria en Nellie Leerling. Is Maggie al weer beter. Hennie Visscher? Je moet moeder maar vaak briefjes schrijven. Johannes Bleichrodt, nu zij in het zie kenhuis ligt. Wat een grappig versje. Anton Tobé. Jij hebt al veel boeken, Ida Wcerheim. Heb je al een ver langlijstje gemaakt. Mies van der Kaa- .den? En Carla verheugt zich zeker ook wel een beetje op die dag. Jullie de verkeersbordjes betekenen! even,.dan valt hij langzaam in slaap 't Is donker en stil langs de hoge rivierdijk., héél stil. Beneden ligt het koude, grauwe water met aan zijn oever het gebogen, dorre riet. Twee roeibootjes liggen er stil in verscho len. In de zwarte modder glanst zacht een oude, zwarte schoen. Straks als de vloed in het water komt, zal hij weer langzaam verdwijnen. Zo drijft het donkere watervlak tel kens weer traag voorbij. Zo gaat het elke dag. Zo gaat het al vele., lange jaren In de verte, tegen het bleke licht van de maan, staat als een trouwe wacht, een oude, zwarte molen. Ergens in de wijde, donkere ruim te klinkt het zacht gerommel van een voortsnellende trein. Even nog is het te horen, dan wordt het weer stil daarbuiten.héél stil. wonen ver van school. Lenie dc Waal. Wat een feesten bij de drieling Faber, daar zal wel veel gesnoept worden! Heeft vader die foto al gemaakt. Gcrrie Fossen? Dat was zeker wel een mooie kerkdienst. Ria en Tineke Terlaak. Je prijs heb je nu zeker al gekregen. Reglna van Aspercn. Later, als je aardrijkskunde krijgt vind je deze raadsels vast wel gemakkelijk. Annie Vink. Jan Hollestelle heeft ook al zo fijn in de sneeuw gespeeld. Ja. je had goed gezien. Rietje van Es, dat er twee letters te veel bij stonden. Be dankt voor je leuke plaatjes. Truus Lod der. En Cor Pronk is ook al zo dol op de sneeuw. Heb je het druk op school, Ada v. d. Wetering? Is Leo al weer beter. Peter den Ouden? Groe ten aan Robby en Marja, hoor. Lenie v. d. Kaaij heeft hulp gehad van moeder en zus. hè? Madelief houdt alleen maar van zachte sneeuw. Toch had je de oplossing goed. Coen Mulder. Is het een mooi afscheidsfeest geworden van de meester. Cobie v. d. Kruk? Wat hebben jullie veel dieren, Dineke Drop, zijn er ook een paar van jou bij? Krijg je een mooie jurk aan als je bruidsmeisje bent. Helma Benschop? Van Willie, Margreet en Hanneke Koornstra kreeg ik heel mooi beschil derde brieven. Wat had jij dat man netje mooi getekend. Corrie Bokhorst. En draaien de wijzertjes van het wek kertje nog steeds. Greetje? Niesje Konijnenburg kon van haast iedere plaatsnaam iets vertellen. Is het een mooie foto geworden van jou en je broer. Chiel Sintemaartensdijk? Had jc dat heertje zelf getekend. Joop van Eg- mond? Nog altijd maar aan het sneeuwballen gooien. Wim Schutte? Dus die babypop van jou is eigenlijk een erfstuk. Sneeuwklokje. Speel je al mooie liederen op het orgel. Annie Mons? Addic Hamelink stuurde een grappig tekeningetje. Dat sneeuw- vrouwtje is haar mand nu zeker al kwijt. Joke Hoogerwerf. Nee, op bed moeten jullie slapen en niet lachen. Truus on Willy Buynink. Heb je goed je best gedaan met dat bloemen- spel, Maria Deelen? Heeft vader jul lie ook met sneeuwballen gegooid, All van Vuuren? Jij had nog veel meer woorden gevonden, Irene van Roekei. Is de prys nu aangekomen. Bauke Jee- ninga? Dat is leuk, dat je samen hebt gedeeld met Ike, Jan Bakker. En hier zijn de nieuwelingen: Anne- loes de Lang, Jetta de Ruiter, Genrit Leroy, Tinie van der Maal, Gerda Speijer. Dik Boudesteln, Nelly Kamer man. Sjak en Andie Eskes, Marja de Witte. Dirk Schippers, Riet Windhorst, Rein Middelburg. Dag allemaal, tot de volgende week. Ze zijn niet dor en liebben ook ons beel wat te zeggen DoorDs.W.VAN HERPEN. 11ERV.PREDIKANT TE MELISSANT MET de „oude schrijvers" is het al net zo gesteld als met de bevin ding. Voor beide zaken is de belang stelling in onze dagen groeiende. De „oude schrijvers" behoren wel bijzonder tot de geliefkoosde stichte lijke iectuur van eelt gelovig mens, wie het om bevinding te doen is. De vraag naar hun boeken is groot en de antiquairs doen moeite genoeg een exemplaar van deze zeldzamer- wordende boeken te bemachtigen en voor de verkoop beschikbaar te stel- Merkwaardig is het te noemen, dat in tijden van geestelijk en kerkelijk verval wij denken aan de jaren 1834 en 1886 de „kleine luyden" juist met dergelijke boeken zich te rugtrokken niet in een hoekske, maar wel in een hecht isolement. Er is o.i. wel een oorzaak aan te wijzen voor het gebeuren te dien op zichte vandaag de dag. Het Gereformeerde Protestantisme keert in confrontatie met de import van nieuwere buitenlandse theologie terug ffaar zijn uitgang en dit zeer terecht. De omstandigheden brengen dit mee, en het ziet er naar uit. dat er in de toekomst, laten we zeggen over twintig jaar, over deze belang rijke historische tak van de theologi sche-wetenschap het licht sterker zal vallen, tengevolge van de opeenstape ling van geschriften die handelen over dit tijdperk van theologische bezinning. TNOCH niet alleen historisch, ook dogmatisch én pastoraal zal men zich rekenschap moeten geven van de- Dewintervan vóór lOOjaar OPTIMISTEN en in dit geval den ken we aan lieden, die weinig met ijs en sneeuw op hebben optimisten dachten al: dal gaat goed met de win ter 1954—'55! En zie daar: op 13 Februari kregen we een ..witte Zondag", die er zijn mocht. Een dikke sneeuwlaag bedekte straten en wegen en de tocht naar de kerk was voor velen een wandeling van niet onvermengd plezier. Zo half Februari kan men nog van alles verwachten. Er zijn méér winters geweest, die halverwege Sprokkelmaand begor.nen en onder de strengste gere kend moeten worden. Ook de winter van 1854—'55. thans dus precies honderd jaar geleden. Aan vankelijk begon toen het konde jaarge tijde helemaal niet streng. Alleen leefde nu en dan. bij een enkele vorstdag. de hoop van de schaatsliefhebber op. Maar spoedig verdween die weer, want de vorst trok zich terug. Zo kwam Januari in het land met hetzelfde kwakkelweer. tot... ongeveer medio der maand de hemel begon te verstrakken, wolkloos werd en ras het kwik wegzonk enkele graden onder nul, om... daar te blijven gedurende de ko mende weken. Een koude-invasie had haar intrede gedaan en een winter begon te heer sen fel en nijpend. De wateren werden tot een duimen- dikke ijsvloer. Bang en streng werd de winter! Sneeuw daalde rijkelijk neer en heel Europa was geslagen in de ban van de wintervorst! De „ijs-liefhebbers" konden nu hun hart maar ophalen en te Rotterdam was weldra de Nieuwe Maas. ten tijde van de kermis, in óén groot kermisterrein herschapen, waar tallozen heentogen. ook om deel te nemen aan de ijswed- Ook de Lek ..zat" in vijf dagen na het invallen van de vorst, en toen de laatste Januaridag was aangebroken, waren alle rivieren in ons land „be gaanbaar". Even viel er een korte tijd van dooi in, waardoor de Rijn in beweging kwam. maar, daar de rivieren in ons land nog vastzaten, waren grote overstromingen hiervan het gevolg. Toen de vorst opnieuw inviel, werden vanzelfsprekend de langs de stromen ge legen landerijen, die waren geïnun deerd, in uitgestrekte ijsvelden her schapen. De winter duurde te lang. Men had genoeg van hem. Het enthousiasme voor de schaatssport was reeds lang getaand Eindelijk viel de definitieve dooi in. maar toen had de Lentemaand reeds haar intrede gedaan. Doch nu kwam de ellende eerst goed. Het opstuwend opperwater werd door het nog vastzittend ijs over de dijken gedreven In Waal en Rijn vormden zich ijs- dammen en het krachtig persend water verbrak de ban der dijken. Deze braken door bij de Grebbe, bij Dreumel, bij Poederoyen (7 Maart), bij Opheusden. enz. De ramp kreeg een nationaal ka rakter. Met kracht werd. nadat het smelt water was afgevoerd, gewerkt aan het herstel der waterkeringen, dat voor Heukelum in Juni, voor Herwijnen in Juli, voor Vuren en Dalem in Augustus en Spijk in September zijn beslag kreeg. Ook op tal van andere plaatsen werd de beschadiging hersteld. De winter van 1854— 55 bleef lang in het geheugen voortleven! Wat het nu worden zal geen mens vermag het te zeggen. We gunnen de schaatsenrijders hun baantje en de jeugd haar sneeuwpret. Maar naar een herhaling van de win ter van nu honderd jaar geleden ver langen we allerminst. ze periode van „oude schrijvers". Boven zeiden we reeds: de omstan digheden brengen mee, dat het Gere formeerd Protestantisme terugkeert naar zijn uitgang, en we doelden dan voornamelijk o'p de pijnlijke consta tering, dat men door de buitenlandse theologie zo weinig rekening gaat hou den met het hart van de gelovige mens, die worstelt met God, zichzelf, Satan en wereld. Het is hier niet de plaats dieper in deze materie^door te dringen, maar de opmerking moet wel van het hart dat het Christendom hier te lande zeer voorlopig nationaal gericht blijft. Immers het zij ons genoeg te we ten, en het is waarneembaar, dat theologisch Nederland in de eeuwen, die volgen na de Reformatie aan in vloed niet ingeboet heeft. Getuige is de toenemende interesse voor deze periode. De eeuw na de grote synode van Dordrecht en een halve daarbij ont ving de naam van „Nadere Reforma tie". Tot op heden is deze benaming gebruikelijk, hoewel zeer discutabel, gelet op de gecompliceerdheid van wat er in die tijd theologisch geschre ven is. Laten wij gemakshalve het hier heb ben over „oude schrijvers" en de be naming „Nadere Reformatie" achter wege laten. Wanneer wij een korte karakterise ring moeten geven van „de oude schrijvers", zal dit moeten zijn over wat wij tot nog toe lazen. En nu ko men namen naar voren als Voetius. de beide Teellinks en a Brakels, Lo- densteyn, Saldenus, Comrie, Taffius, Amesius, Van der Groe, Smytegelt en Schortinghuis. Zij zijn de mannen, die een zeker cachet hebben gegeven aan theolo gisch Nederland en hun invloed is niet te onderschatten. TOT de „oude schrijvers" behoren zeker niet de vele bekeringsge schiedenissen, die hier te lande nog al in overvloed gelezen worden. Het lezen der „oudvaders" vergt veel inspanning ten gevolge van het oude lettertype allereerst en vervol gens door de stijl, die de onze niet Wat wel zeer sterk opvalt bij de lectuur dezer „turven" is, dat men vroeger wist van préken. Volop theo logisch wordt het Woord verkondigd en vanuit de Schriftverklaring is men ook volop pastoraal bezig. De grondtoon is die van de gewel dige Calvijn, hoewel de „oude schrij vers" stuk voor stuk de hoogte van deze reformator niet hebben bereikt. Hun aandacht splinterde zich af van het geheel, maar deze „splinters" wa ren zo groot, dat het formaat van hun theologische persoonlijkheid zonder weerga is. Jammer is het wel, dat men van Caivijns culturele belang stelling afweek en daarbij verzande in de „practijk der godzaligheid". Toch mogen wij mannen als bijvoor beeld Voetius en de Teellinks dit ver wijt niet in de schoenen schuiven. Zeer bepaald waren zij in hun theolo gie anders georiënteerd dan bijvoor beeld Lodensteyn, de mysticus. Anderzijds kunnen wij een dergelij ke escapade van practisch georiën teerde mannen niet afkeuren. Ook hier waren het de omstandigheden, die de „oudvaders" vormden. De prediking, die te lezen is in de „oude schrijvers", is niet dor te noe men. We vinden er vogels van diver se pluimage. Profetische, mystieke en ook boetepredicatiën. Deze mannen stond één ideaal voor ogen: temidden van de chaotische tijd, want een be paald „gouden" eeuw beleefden zij niet op kerkelijk gebied, het volk op te roepen God te dienen en zich te bekeren. De bevindelijke mens grijpt naar deze boeken, omdat zij voor hem (of haar) waarde hebben. Hij steekt met de inhoud ervan af in de diepte van zijn eigen hart, omdat deze tijd voor hem zo uitermate objectief de dingen van het geloof voorstelt. IN elke stad en ieder dorp zijn ze te vinden en de zielszorger zal er rekening mee dienen te houden. We wagen het zelfs te zeggen, dat in de „oude schrijvers" een schat van psy chologische gegevens te vinden is. waarmee een predikant zijn voordeel kan doen. Het kan geen kwaad, alleen vereist het een sterke zelfdiscipline, de „tur ven" van deze schrijvers te bestude ren. Bovendien plaatsen zij ons voor de geest van deze tijd. Immers onze eeuw is een eeuw, waarin de ziel van de mens als het ware overgeleverd is aan het ontleedmes van de psycho loog-chirurg. Neem daarbij de, zij het wijsgerige, nieuwe stroming van het existentialisme. De bevinding der „oude schrijvers" zal gesteld moeten worden tegenover „de bevinding" der existentialisten. Niet alleen theologisch, zoals ge zegd. maar ook pastoraal hebben de „oudvaders" hun betekenis behouden. Wat hiervan boven reeds geschreven is was slechts een aanloop. In hun boeken zijn antwoorden te vinden op de vragen: Hoe weet ie mand. of hij de zalige gemeenschap met God en Christus eigen is?, of ook: Hoe kan ik God verheerlijken, als ik vrees, dat hij mij niet liefheeft? Men zou dit „bodemloos subjecti visme" (term van Van Ruler) kun nen noemen, maar er zijn er, die met deze vragen geducht kunnen worste len. Mag een predikant zulke men sen, pastoraal in de koude laten staan? /N ons Zondagsblad van 6 No vember j.l. namen wij een artikel op onder de titel: ..Wat verstaan we onder bevinding?" Het was van de hand van ds. W. van Herpen. Uit de talrijke brieven, die de schrijver ontving, bleek de grote belangstelling van vele lezers in de behandeling van dit onder- Dit was voor ds. Van Herpen aanleiding tot het schrijven van een tweede artikel, dat met het eerste in nauw verband staat. De belangstelling voor „oude schrijvers" is er nog steeds en neemt zelfs toe. Daarom is 't ons een genoegen bijgaand artikel te kunneu op nemen. 't Zal ongetwijfeld de interesse van zeer vele lezers hebben. Als dan de kerk op dergelijke vra gen geen antwoord kan of wil geven, is het met te verwonderen, dat men heul zoekt in de „oude schrijvers". Er wordt vaak smaTénd afgegeven op de oude boeken maar o.i. ten on rechte. Mits goed gelezen en over- dachtfc kuntnen ze veel goeds geven. Goed onderscheid zij hier dan ook geboden. Het zijn zeker niet de „minste" ge meenteleden. die een serie van deze „oude schrijvers" in hun boekenkast hebben staan. Zij kunnen wel eens ge ducht lastig zijn voor de predikant. pR va't één eigenaardigheid op te *-* merken, heel vaak, wij zeggen niet: altijd, wanneer een gesprek ge voerd wordt met de bevindingsmen sen, die „goed thuis zijn" in hun lie ve! ingssch rij vers. Deze eigena a rd ig- neid is dan, dat zij des schrijvers ge loof geheel anders interpreteren dan de bedoeling van deze is. Dit is een te betreuren verschijnsel. Ziji kunnen het bijv. met „vader Bra ke 1 eens zijn, maar als deze theo loog hen naar het Avondmaal stuurt, slaan ze geen acht op zijn raadgeving. Terloops zij nog vermeld, dat tot de „oude schrijvers" wel gerekend mag worden de rijke keur van Schotse theologen. Te noemen zijn: Boston, Owejx, Gray, Erskine, Watson etc Ook deze boeken behoren vaak tot dc in ventaris van de boekenkast der be vindelijke mensen. We duiden slechts aan en met eni ge schroom tellen wij ze tot de „oud vaders". Het gaat ons niet aan een definitief oordeel over deze Schotten neer te schrijven. Geldt vaak de Schot voor zuinig, zo niet gierig, in de boeken hebben deze mannen kwistig gestrooid met gezond reformatorisch geloofsleven. Ook deze theologen mag men nie< veronachtzamen als men het heeft over „oude schrijvers". En toch bij dit alles zeggen wij u: het lezen van al deze boeken doet ons niet wonen in kloosters. Wat bedoelden wij met het schrij ven van dit artikeltje? Niets anders dan voor heel kerkelijk en theologisch, wellicht ook voor psychologisch Ne derland de aandacht te vestigen op een gebeuren in onze nationale ker kelijke geschiedenis, waarvan de in vloed heden ten dage nog merkbaar is. Bovendien om een lans te breken voor de „kleine luyden", die een mil der oordeel, zo niet begrijpend, nodig hebben, maar vooral behoefte heb ben aan zielszorg. Slechts hier en daar zijn opmerkin gen gemaakt. Het geheel wacht op uitwerking. Als men oog krijgt enerzijds voor het theologische en pastorale in de „oude schrijvers" en anderzijds vóór dc rijkdom, die de bevindingsmensen er in vinden, dan hebben we o.i. iet» gewonnen. De grondtoon hebb^i. ...^uue schrijvers van Calvijn, hoewel met één hunner zijn hoogte heeft bereikt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 9