4 onze jeuqó-p&qinó^f
De jongens in de mist
Belangstelling voor „oude schrijvers" neemt toe
ZONDAGSBLAD 19 FEBRUARI 195S
Vertelling van M. van Rotterdam
(Slot)
Wimpie.. hij schrikt. Meteen grijpt
hij naar het oude stoffige laddertje.
De anderen duiken snel weg. „Niet
meer kijken hoor," fluistert Jaap.
Wimpie.. de kleine bangerd, even
toch gluurt hij vanaf het laddertje,
naar buiten.
De jager nu heel dicht genaderd,
zoekt om zich heen. Zoekt naar die
lelijke, brutale rakkers., de vier ban
dieten. Maar hij ziet ze niet, vindt
hen niet; weet ook niet, dat ze
heel dicht bij herd weggescholen zit
ten in de oude, zwarte molen. O., als
hij het eens wist?
Weer even gluren de jongens door
de ruitjes. Zal hij hen .toch nog vin-
Maar kijk.. Opeens zoekt hij niet
langer meer. Met een driftige bewe
ging rijdt hij de polderdijk in. Naast
hem trippelt zijn hond met vlugge,
korte pasjes.
Wimpie Hij heeft meteen het lad
dertje weer losgelaten. Gelukkig., nu
is het gevaar geweken. De grote, bo
ze jager heeft hen niet gevonden. Lek
ker. Vier paar glinsterende ogen sta
ren hem na.
„Nou, of 'et", glundert Jaap terug.
Wimpie maakt malle bokkespron-
gen van blijdschap.
Nog even wachten ze, totdat de ja
ger uit het oog verdwenen is, dan lo
pen ze weer stommelend naar de
deuropening.
Vrolijk en opgelucht zegt Jaap:
„Kom op jongens, we zijn weer vei
lig. Hij heeft ons lekker niet te pak
ken gekregen."
Met hun vieren hollen ze de glibbe
rige straat over in de richting van het
dorp. Hun klompen maken een vlug,
klepperend geluid.
,,'t Was toch mooi he?" glundert
Henk Ze lachen maar wat. Hun
angst is opeens vergeten.
Peter de lange, magere Peter.
Hij geeft nog eens een flinke ruk
aan zijn boog.
Op de hoek van de dorpsstraat zien
ze nog even om, dan beginnen ze wat
langzamer te lopen. Een oude melk
wagen rijdt hen rammelend voorbij.
Uit een klein bakkerswinkel tje,
waarvan juist de deur wordt openge
daan. komt de geur van vers gebak
ken brood naar buiten. Lekker is dat.
Jaap smakt met z'n tong. „Wat heb
ik een honger zeg!"
„Nou., ik ook!" zegt Henk.
Wimpie kijkt begerig naar een he
leboel lekkere hapjes, die in de eta
lage liggen uitgestald. Hij veegt met
zijn tong langs z'n lippen, net alsof
hij al dat lekkers al proeft.
Hun angst zijn ze vergeten. Nu is
er alleen nog maar het grote verlan
gen naar huis. Een verlangen naar de
Deze puzzle lijkt een beetje op
een kruiswoordraadsel, dat zul je
wel merkèn als je er eenmaal mee
bezig bent. Deze woorden moeten
jullie int'ullen;
Van links naar rechts: 1. markt
stalletje: 3. aanvang van een race;
4. waterweg; 5. vertrek of woon
ruimte; 7. oog vocht; 3. boekje voor
aantekeningen; 9. groot muziek
instrument; 11. opbrengst: 12. jon
gensnaam; 13. restje middageten;
14. windrichting.
Van boven naar beneden: 1. voor
werp uit de kerstboom; 2. derde
maand; 5. dagblad; 6. hemelwater;
9. niet jonger maar...!; 10. eerste
jaargetijde; 13. vorstelijke hoofd
tooi; 15. gevlochten snoer.
Vergeet niet je naam en adres
i n de brief te zetten, en stuur de
oplossingen vóór Dinsdag in.
warme brandende kachel en lekkere,
dikke boterhammen.
Beneden aan de smalle polderdijk,
is de boze jager in zijn boot gestom
meld. Zijn hond wipt achter hem aan
boord. Op de bodem liggen nog de
pijlen. De meesten zijn gebroken.
Grommend neemt de jager ze in
zijn grote, sterke knuisten. Dan breekt
hij ze in stukken en smijt ze driftig
in het water. „Bandieten zijn het!"
„Lelijke bandieten!" gromt hij.
Z'n fiets tilt hij aan boord. Zijn hond
kijkt vreemd toe. 't Is alsof hij vra
gen wilt. „Baas, waarom doe je zo
vreemd, zo boos?"
Even later zakken de lange riemen
in het water. Na enige ogenblikken
vaart de boot zich vast aan de mod
derige overzijde.
Op een stil zolderkamertje ligt
Wimpie onder dikke, wollen dekens.
Aan zijn voeten ligt, in een oude.
zwarte kous gestoken, een heerlijke,
warme kruik. Lekker is dat.
Stil glurend boven het randje van
de dekens, beleeft hij nog eens het
vreemde, bange avontuur.
Heerlijk veilig is het hier, zo bo
ven op de donkere zolder. Door het
hoge vensterraam valt het bleke licht
van de maan, en donkere wolken
drijven traag voorbij, 't Zijn net al
lemaal griezelige spookachtige s*che-
pen. Telkens gluurt de maan even om
een hoekje van hun donkere koppen,
't Is net, alsof hij stil glimlacht.
Beneden klinkt zacht moeders
stem. Wimpie.. haar kleine, bange
Wimpie; hij heeft haar het lange,
vreemde verhaal helemaal verteld.
Stil heeft ze geluisterd. Soms keek ze
onze BRievenBus
Hallo i
nichten,
HDat was nou niet
zo heel erg gemak
kelijk, die puzzle
van de vorige week
De volgende plaats
namen kwamen uit
de rook: Hilversum,
Kampen, Almelo en
Winschoten. Eigenlijk
stond het woordje
„en" te veel in de
tekst, maar de mees
ten hebben uiel be
grepen dat het er
niet bij hoorde.
De hoofdprijs is
voor Nelleke Roele-
veld, en de troost
prijzen voor Sijtko
Zonneveld, Hans ter Horst en Ada
Rodenburg.
Wie kapsules van flessen spaart en
niet weet wat hij er mee doen moet.
moet ze maar eens opsturen naar
Thea Geleijnse, Soestdijksekade 90S.
Den Haag
rteld in zijn laatste brief. Maai
had je die wel zelf geschreven? Dat
feest met meesters jubileum zal vast
wel mooi geweest zijn. lannie Vonk.
Gelukkig dat je nagel weer beter wordt.
Kees Spronk. Mag jij al helpen bij je
zus in de winkel, Thea Geleijnse?
L. C. Boon ihoe is je voornaam?) is
jarig geweest, was het fijn? Ja. dat
verhaal is reuze spannend, hè Joke van
Berchnm? Heb je fijn met sneeuw
ballen gegooid. Adri l'lttenbogaard,
ik hoop niet dat je iemand geraakt hebt!
Willy en Leny Koonuas van de Dries
hebben met het fornuisje gespeeld
en hele kleine pannekoekjes gebakken.
Jullie hebben oma zeker wel fijn
verwend.Lenie Visser. Ja. wat een
dik ventje, hè Joke v. d. Wel? Heeft
Goed zo: prent je
verschrikt en angstig, omdat het ver
haal zo griezelig en spannend was.
Vlug heeft ze hem warme, droge
kousen aangetrokken. „Domme, on
deugende jongens zijn jullie! Ziek zou
je worden."
En vader.Hij had Wimpie heel
dicht naar zich toegetrokken en een
beetje ernstig had hij hem gevraagd:
„Zullen jullie zulke domme, gevaar
lijke streken nooit meer uithalen?"
Wimpie moest hem recht in de
ogen zien. Zachtjes heeft hij toen ge
antwoord: „Nee vader., nooit meer."
Gelukkig waren ze toen niet zo heel
boos meer, en zoals elke avond, kreeg
hij, vóór het naar bed gaan, toch nog
een bruine, glimmende stroopbrok.
Die had moeder zelf gebakken. Lek
ker was dat.
Langzaam worden zijn ogen zwaar
en moe van het staren in de dicht-
bewolkte lucht. Dieper weer trekt hij
de dekens over zijn oren. Nog heel
de meester ook tekeningen van jou op
gehangen. Rob van Wetten? Wat ga
je maken met je figuurzaag, Dikkie van
de Water? Doe de groeten aan Frits
en Goofke, hoor. Jullie waren vroe
ger dan zeker wel woelwaters. Anneke
v. d. Spek, dat vader nu een nieuwe
box moet maken Je zou haast in de
war raken met al die Teumssen, Teunis
Ottei
Jullie
wpop
zeker al wel gesmolten. Willy Koenen.
Jouw kleurdoos kwam dus fijn van pas.
Joke Nouwt. Wat leuk dat je Zater
dags lang mag opblijven. Adriaan van
Leerdam. Elza, Marja. en Reina
(geen achternaam) hebben de verjaar
dag van Elza gevierd. Fijn dat de
poes weer beier wordt. Joke Jurjaanz.
Pas maar op dat ze niet bij het vogel
huisje komt Jij hebt grote plannen,
Dicky Ippel. Kun je goed naaien?
Ik hoop. dat Hans en Jopie weer beter
zijn. Aartje Verhoeven. Jij vindt het
zeker wel fijn bij de buurvrouw. Geertje
Muntinga. Dus jij hebt wel genoten
van de sneeuw, Janny de Boon. ondanks
de kou. Blij met je prijs. Joop v. d.
Walle? Gelukkig dat je weer beter
bent. Jan Minnaard. Niet iedereen
kan een prijs krijgen. Henk Binnen
dijk. dat begrijp je wel. Vond je de
puzzle heus zo moeilijk. Tonny Ree
horst? Wat leuk dat jij die tweelingen
kent. Beppie Roos. Nee. Ineke Berk
hout, voor postzegels sparen heb ik het
wel een beetje te druk. Vader heeft
fijne cadeaux van jullie gekregen. Lida
Keiler. Ja, dat was toen een leuke
tekening van je, Ineke Koornnccf.
Wat heb je gezien voor de televisie,
Ifuib Kraaijevcld? Bij Ada en Aadje
de Ronde is ook al feest geweest; vader
was jarig. Het geeft niet. hoor Mar-
tien Smit. als je een beetje geholpen
wordt met de puzzle. Ik dacht dat
het narcissen waren. Evelijntjc Mun
ttor, maar helianthen klinkt ook wel
mooi. Bedankt voor jullie brieven,
Ria en Nellie Leerling. Is Maggie al
weer beter. Hennie Visscher? Je moet
moeder maar vaak briefjes schrijven.
Johannes Bleichrodt, nu zij in het zie
kenhuis ligt. Wat een grappig versje.
Anton Tobé. Jij hebt al veel boeken,
Ida Wcerheim. Heb je al een ver
langlijstje gemaakt. Mies van der Kaa-
.den? En Carla verheugt zich zeker ook
wel een beetje op die dag. Jullie
de verkeersbordjes betekenen!
even,.dan valt hij langzaam in slaap
't Is donker en stil langs de hoge
rivierdijk., héél stil. Beneden ligt het
koude, grauwe water met aan zijn
oever het gebogen, dorre riet. Twee
roeibootjes liggen er stil in verscho
len.
In de zwarte modder glanst zacht
een oude, zwarte schoen. Straks als
de vloed in het water komt, zal hij
weer langzaam verdwijnen.
Zo drijft het donkere watervlak tel
kens weer traag voorbij. Zo gaat het
elke dag. Zo gaat het al vele., lange
jaren
In de verte, tegen het bleke licht
van de maan, staat als een trouwe
wacht, een oude, zwarte molen.
Ergens in de wijde, donkere ruim
te klinkt het zacht gerommel van een
voortsnellende trein. Even nog is het
te horen, dan wordt het weer stil
daarbuiten.héél stil.
wonen ver van school. Lenie dc Waal.
Wat een feesten bij de drieling Faber,
daar zal wel veel gesnoept worden!
Heeft vader die foto al gemaakt. Gcrrie
Fossen? Dat was zeker wel een mooie
kerkdienst. Ria en Tineke Terlaak.
Je prijs heb je nu zeker al gekregen.
Reglna van Aspercn. Later, als je
aardrijkskunde krijgt vind je deze
raadsels vast wel gemakkelijk. Annie
Vink. Jan Hollestelle heeft ook al zo
fijn in de sneeuw gespeeld. Ja. je
had goed gezien. Rietje van Es, dat er
twee letters te veel bij stonden. Be
dankt voor je leuke plaatjes. Truus Lod
der. En Cor Pronk is ook al zo dol
op de sneeuw. Heb je het druk op
school, Ada v. d. Wetering? Is Leo
al weer beter. Peter den Ouden? Groe
ten aan Robby en Marja, hoor. Lenie
v. d. Kaaij heeft hulp gehad van moeder
en zus. hè? Madelief houdt alleen
maar van zachte sneeuw. Toch had je
de oplossing goed. Coen Mulder. Is
het een mooi afscheidsfeest geworden
van de meester. Cobie v. d. Kruk?
Wat hebben jullie veel dieren, Dineke
Drop, zijn er ook een paar van jou
bij? Krijg je een mooie jurk aan als
je bruidsmeisje bent. Helma Benschop?
Van Willie, Margreet en Hanneke
Koornstra kreeg ik heel mooi beschil
derde brieven. Wat had jij dat man
netje mooi getekend. Corrie Bokhorst.
En draaien de wijzertjes van het wek
kertje nog steeds. Greetje? Niesje
Konijnenburg kon van haast iedere
plaatsnaam iets vertellen. Is het een
mooie foto geworden van jou en je broer.
Chiel Sintemaartensdijk? Had jc dat
heertje zelf getekend. Joop van Eg-
mond? Nog altijd maar aan het
sneeuwballen gooien. Wim Schutte?
Dus die babypop van jou is eigenlijk
een erfstuk. Sneeuwklokje. Speel je
al mooie liederen op het orgel. Annie
Mons? Addic Hamelink stuurde een
grappig tekeningetje. Dat sneeuw-
vrouwtje is haar mand nu zeker al
kwijt. Joke Hoogerwerf. Nee, op bed
moeten jullie slapen en niet lachen.
Truus on Willy Buynink. Heb je
goed je best gedaan met dat bloemen-
spel, Maria Deelen? Heeft vader jul
lie ook met sneeuwballen gegooid, All
van Vuuren? Jij had nog veel meer
woorden gevonden, Irene van Roekei.
Is de prys nu aangekomen. Bauke Jee-
ninga? Dat is leuk, dat je samen hebt
gedeeld met Ike, Jan Bakker.
En hier zijn de nieuwelingen: Anne-
loes de Lang, Jetta de Ruiter, Genrit
Leroy, Tinie van der Maal, Gerda
Speijer. Dik Boudesteln, Nelly Kamer
man. Sjak en Andie Eskes, Marja de
Witte. Dirk Schippers, Riet Windhorst,
Rein Middelburg.
Dag allemaal, tot de volgende week.
Ze zijn niet dor en liebben ook ons
beel wat te zeggen
DoorDs.W.VAN HERPEN. 11ERV.PREDIKANT TE MELISSANT
MET de „oude schrijvers" is het al
net zo gesteld als met de bevin
ding. Voor beide zaken is de belang
stelling in onze dagen groeiende.
De „oude schrijvers" behoren wel
bijzonder tot de geliefkoosde stichte
lijke iectuur van eelt gelovig mens,
wie het om bevinding te doen is.
De vraag naar hun boeken is groot
en de antiquairs doen moeite genoeg
een exemplaar van deze zeldzamer-
wordende boeken te bemachtigen en
voor de verkoop beschikbaar te stel-
Merkwaardig is het te noemen, dat
in tijden van geestelijk en kerkelijk
verval wij denken aan de jaren
1834 en 1886 de „kleine luyden"
juist met dergelijke boeken zich te
rugtrokken niet in een hoekske, maar
wel in een hecht isolement.
Er is o.i. wel een oorzaak aan te
wijzen voor het gebeuren te dien op
zichte vandaag de dag.
Het Gereformeerde Protestantisme
keert in confrontatie met de import
van nieuwere buitenlandse theologie
terug ffaar zijn uitgang en dit zeer
terecht. De omstandigheden brengen
dit mee, en het ziet er naar uit. dat
er in de toekomst, laten we zeggen
over twintig jaar, over deze belang
rijke historische tak van de theologi
sche-wetenschap het licht sterker zal
vallen, tengevolge van de opeenstape
ling van geschriften die handelen over
dit tijdperk van theologische bezinning.
TNOCH niet alleen historisch, ook
dogmatisch én pastoraal zal men
zich rekenschap moeten geven van de-
Dewintervan vóór lOOjaar
OPTIMISTEN en in dit geval den
ken we aan lieden, die weinig met
ijs en sneeuw op hebben optimisten
dachten al: dal gaat goed met de win
ter 1954—'55!
En zie daar: op 13 Februari kregen
we een ..witte Zondag", die er zijn
mocht. Een dikke sneeuwlaag bedekte
straten en wegen en de tocht naar de
kerk was voor velen een wandeling van
niet onvermengd plezier.
Zo half Februari kan men nog van
alles verwachten. Er zijn méér winters
geweest, die halverwege Sprokkelmaand
begor.nen en onder de strengste gere
kend moeten worden.
Ook de winter van 1854—'55. thans
dus precies honderd jaar geleden. Aan
vankelijk begon toen het konde jaarge
tijde helemaal niet streng. Alleen leefde
nu en dan. bij een enkele vorstdag. de
hoop van de schaatsliefhebber op. Maar
spoedig verdween die weer, want de
vorst trok zich terug.
Zo kwam Januari in het land met
hetzelfde kwakkelweer. tot... ongeveer
medio der maand de hemel begon te
verstrakken, wolkloos werd en ras het
kwik wegzonk enkele graden onder nul,
om... daar te blijven gedurende de ko
mende weken.
Een koude-invasie had haar intrede
gedaan en een winter begon te heer
sen fel en nijpend.
De wateren werden tot een duimen-
dikke ijsvloer. Bang en streng werd de
winter! Sneeuw daalde rijkelijk neer en
heel Europa was geslagen in de ban
van de wintervorst!
De „ijs-liefhebbers" konden nu hun
hart maar ophalen en te Rotterdam was
weldra de Nieuwe Maas. ten tijde van
de kermis, in óén groot kermisterrein
herschapen, waar tallozen heentogen.
ook om deel te nemen aan de ijswed-
Ook de Lek ..zat" in vijf dagen na
het invallen van de vorst, en toen de
laatste Januaridag was aangebroken,
waren alle rivieren in ons land „be
gaanbaar".
Even viel er een korte tijd van dooi
in, waardoor de Rijn in beweging kwam.
maar, daar de rivieren in ons land nog
vastzaten, waren grote overstromingen
hiervan het gevolg.
Toen de vorst opnieuw inviel, werden
vanzelfsprekend de langs de stromen ge
legen landerijen, die waren geïnun
deerd, in uitgestrekte ijsvelden her
schapen.
De winter duurde te lang. Men had
genoeg van hem. Het enthousiasme voor
de schaatssport was reeds lang getaand
Eindelijk viel de definitieve dooi in.
maar toen had de Lentemaand reeds
haar intrede gedaan.
Doch nu kwam de ellende eerst goed.
Het opstuwend opperwater werd door
het nog vastzittend ijs over de dijken
gedreven
In Waal en Rijn vormden zich ijs-
dammen en het krachtig persend water
verbrak de ban der dijken. Deze braken
door bij de Grebbe, bij Dreumel, bij
Poederoyen (7 Maart), bij Opheusden.
enz. De ramp kreeg een nationaal ka
rakter.
Met kracht werd. nadat het smelt
water was afgevoerd, gewerkt aan het
herstel der waterkeringen, dat voor
Heukelum in Juni, voor Herwijnen in
Juli, voor Vuren en Dalem in Augustus
en Spijk in September zijn beslag
kreeg. Ook op tal van andere plaatsen
werd de beschadiging hersteld.
De winter van 1854— 55 bleef lang in
het geheugen voortleven!
Wat het nu worden zal geen mens
vermag het te zeggen.
We gunnen de schaatsenrijders hun
baantje en de jeugd haar sneeuwpret.
Maar naar een herhaling van de win
ter van nu honderd jaar geleden ver
langen we allerminst.
ze periode van „oude schrijvers".
Boven zeiden we reeds: de omstan
digheden brengen mee, dat het Gere
formeerd Protestantisme terugkeert
naar zijn uitgang, en we doelden dan
voornamelijk o'p de pijnlijke consta
tering, dat men door de buitenlandse
theologie zo weinig rekening gaat hou
den met het hart van de gelovige
mens, die worstelt met God, zichzelf,
Satan en wereld.
Het is hier niet de plaats dieper in
deze materie^door te dringen, maar
de opmerking moet wel van het hart
dat het Christendom hier te lande
zeer voorlopig nationaal gericht blijft.
Immers het zij ons genoeg te we
ten, en het is waarneembaar, dat
theologisch Nederland in de eeuwen,
die volgen na de Reformatie aan in
vloed niet ingeboet heeft. Getuige is
de toenemende interesse voor deze
periode.
De eeuw na de grote synode van
Dordrecht en een halve daarbij ont
ving de naam van „Nadere Reforma
tie". Tot op heden is deze benaming
gebruikelijk, hoewel zeer discutabel,
gelet op de gecompliceerdheid van
wat er in die tijd theologisch geschre
ven is.
Laten wij gemakshalve het hier heb
ben over „oude schrijvers" en de be
naming „Nadere Reformatie" achter
wege laten.
Wanneer wij een korte karakterise
ring moeten geven van „de oude
schrijvers", zal dit moeten zijn over
wat wij tot nog toe lazen. En nu ko
men namen naar voren als Voetius.
de beide Teellinks en a Brakels, Lo-
densteyn, Saldenus, Comrie, Taffius,
Amesius, Van der Groe, Smytegelt en
Schortinghuis.
Zij zijn de mannen, die een zeker
cachet hebben gegeven aan theolo
gisch Nederland en hun invloed is niet
te onderschatten.
TOT de „oude schrijvers" behoren
zeker niet de vele bekeringsge
schiedenissen, die hier te lande nog
al in overvloed gelezen worden.
Het lezen der „oudvaders" vergt
veel inspanning ten gevolge van het
oude lettertype allereerst en vervol
gens door de stijl, die de onze niet
Wat wel zeer sterk opvalt bij de
lectuur dezer „turven" is, dat men
vroeger wist van préken. Volop theo
logisch wordt het Woord verkondigd
en vanuit de Schriftverklaring is men
ook volop pastoraal bezig.
De grondtoon is die van de gewel
dige Calvijn, hoewel de „oude schrij
vers" stuk voor stuk de hoogte van
deze reformator niet hebben bereikt.
Hun aandacht splinterde zich af van
het geheel, maar deze „splinters" wa
ren zo groot, dat het formaat van hun
theologische persoonlijkheid zonder
weerga is. Jammer is het wel, dat
men van Caivijns culturele belang
stelling afweek en daarbij verzande
in de „practijk der godzaligheid".
Toch mogen wij mannen als bijvoor
beeld Voetius en de Teellinks dit ver
wijt niet in de schoenen schuiven.
Zeer bepaald waren zij in hun theolo
gie anders georiënteerd dan bijvoor
beeld Lodensteyn, de mysticus.
Anderzijds kunnen wij een dergelij
ke escapade van practisch georiën
teerde mannen niet afkeuren. Ook
hier waren het de omstandigheden,
die de „oudvaders" vormden.
De prediking, die te lezen is in de
„oude schrijvers", is niet dor te noe
men. We vinden er vogels van diver
se pluimage. Profetische, mystieke en
ook boetepredicatiën. Deze mannen
stond één ideaal voor ogen: temidden
van de chaotische tijd, want een be
paald „gouden" eeuw beleefden zij
niet op kerkelijk gebied, het volk op
te roepen God te dienen en zich te
bekeren.
De bevindelijke mens grijpt naar
deze boeken, omdat zij voor hem (of
haar) waarde hebben. Hij steekt met
de inhoud ervan af in de diepte van
zijn eigen hart, omdat deze tijd voor
hem zo uitermate objectief de dingen
van het geloof voorstelt.
IN elke stad en ieder dorp zijn ze
te vinden en de zielszorger zal er
rekening mee dienen te houden. We
wagen het zelfs te zeggen, dat in de
„oude schrijvers" een schat van psy
chologische gegevens te vinden is.
waarmee een predikant zijn voordeel
kan doen.
Het kan geen kwaad, alleen vereist
het een sterke zelfdiscipline, de „tur
ven" van deze schrijvers te bestude
ren. Bovendien plaatsen zij ons voor
de geest van deze tijd. Immers onze
eeuw is een eeuw, waarin de ziel van
de mens als het ware overgeleverd is
aan het ontleedmes van de psycho
loog-chirurg. Neem daarbij de, zij het
wijsgerige, nieuwe stroming van het
existentialisme.
De bevinding der „oude schrijvers"
zal gesteld moeten worden tegenover
„de bevinding" der existentialisten.
Niet alleen theologisch, zoals ge
zegd. maar ook pastoraal hebben de
„oudvaders" hun betekenis behouden.
Wat hiervan boven reeds geschreven
is was slechts een aanloop.
In hun boeken zijn antwoorden te
vinden op de vragen: Hoe weet ie
mand. of hij de zalige gemeenschap
met God en Christus eigen is?, of ook:
Hoe kan ik God verheerlijken, als ik
vrees, dat hij mij niet liefheeft?
Men zou dit „bodemloos subjecti
visme" (term van Van Ruler) kun
nen noemen, maar er zijn er, die met
deze vragen geducht kunnen worste
len. Mag een predikant zulke men
sen, pastoraal in de koude laten
staan?
/N ons Zondagsblad van 6 No
vember j.l. namen wij een
artikel op onder de titel: ..Wat
verstaan we onder bevinding?"
Het was van de hand van ds.
W. van Herpen.
Uit de talrijke brieven, die de
schrijver ontving, bleek de grote
belangstelling van vele lezers in
de behandeling van dit onder-
Dit was voor ds. Van Herpen
aanleiding tot het schrijven van
een tweede artikel, dat met het
eerste in nauw verband staat.
De belangstelling voor „oude
schrijvers" is er nog steeds en
neemt zelfs toe.
Daarom is 't ons een genoegen
bijgaand artikel te kunneu op
nemen. 't Zal ongetwijfeld de
interesse van zeer vele lezers
hebben.
Als dan de kerk op dergelijke vra
gen geen antwoord kan of wil geven,
is het met te verwonderen, dat men
heul zoekt in de „oude schrijvers".
Er wordt vaak smaTénd afgegeven
op de oude boeken maar o.i. ten on
rechte. Mits goed gelezen en over-
dachtfc kuntnen ze veel goeds geven.
Goed onderscheid zij hier dan ook
geboden.
Het zijn zeker niet de „minste" ge
meenteleden. die een serie van deze
„oude schrijvers" in hun boekenkast
hebben staan. Zij kunnen wel eens ge
ducht lastig zijn voor de predikant.
pR va't één eigenaardigheid op te
*-* merken, heel vaak, wij zeggen
niet: altijd, wanneer een gesprek ge
voerd wordt met de bevindingsmen
sen, die „goed thuis zijn" in hun lie
ve! ingssch rij vers. Deze eigena a rd ig-
neid is dan, dat zij des schrijvers ge
loof geheel anders interpreteren dan
de bedoeling van deze is.
Dit is een te betreuren verschijnsel.
Ziji kunnen het bijv. met „vader Bra
ke 1 eens zijn, maar als deze theo
loog hen naar het Avondmaal stuurt,
slaan ze geen acht op zijn raadgeving.
Terloops zij nog vermeld, dat tot de
„oude schrijvers" wel gerekend mag
worden de rijke keur van Schotse
theologen. Te noemen zijn: Boston,
Owejx, Gray, Erskine, Watson etc Ook
deze boeken behoren vaak tot dc in
ventaris van de boekenkast der be
vindelijke mensen.
We duiden slechts aan en met eni
ge schroom tellen wij ze tot de „oud
vaders". Het gaat ons niet aan een
definitief oordeel over deze Schotten
neer te schrijven. Geldt vaak de
Schot voor zuinig, zo niet gierig, in de
boeken hebben deze mannen kwistig
gestrooid met gezond reformatorisch
geloofsleven.
Ook deze theologen mag men nie<
veronachtzamen als men het heeft
over „oude schrijvers".
En toch bij dit alles zeggen wij u:
het lezen van al deze boeken doet ons
niet wonen in kloosters.
Wat bedoelden wij met het schrij
ven van dit artikeltje? Niets anders
dan voor heel kerkelijk en theologisch,
wellicht ook voor psychologisch Ne
derland de aandacht te vestigen op
een gebeuren in onze nationale ker
kelijke geschiedenis, waarvan de in
vloed heden ten dage nog merkbaar
is. Bovendien om een lans te breken
voor de „kleine luyden", die een mil
der oordeel, zo niet begrijpend, nodig
hebben, maar vooral behoefte heb
ben aan zielszorg.
Slechts hier en daar zijn opmerkin
gen gemaakt. Het geheel wacht op
uitwerking.
Als men oog krijgt enerzijds voor
het theologische en pastorale in de
„oude schrijvers" en anderzijds vóór
dc rijkdom, die de bevindingsmensen
er in vinden, dan hebben we o.i. iet»
gewonnen.
De grondtoon hebb^i. ...^uue schrijvers van Calvijn, hoewel met
één hunner zijn hoogte heeft bereikt.