TOERNOOI MET DE DOOD
Op zoek naar het geheim
De man die alleen reisde
LEZERS1
PELGRIMAGE
Kerkgang in liet hoge noorden:
wat anders dan een eindje lopen
In Zuid-Afrika werkt een
tweede Schweitzer
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
P. J. RISSEEUW
Nieuwe roman van Johan Fabricius
Dit is een roman uit het jaar van de grote pest te Florence,
het jaar 1348. Als de zwarte dood door twee ongeluksgaleien
zich van Pisa landinwaarts begint uit te breiden, vangt de
uittocht der rijken naar hun buitenverblijven aan.
Het vertrek van de Florentijnse bankier Giacopo Orlandini
met zijn gezin en de vele vrienden van zijn kinderen lijkt in
al zijn pracht en praal op een feesttocht. Elena, de pracht-
bevende jongere echtgenote van de vroeg vergrijsde Giacopo,
heeft nog kans gezien een gewaagde zet op het schaakbord
van haar huwelijksleven te zetten. Zij heeft met het oog op
Jiun jonge zoon Luciano een jong meisje geïnviteerd: de
veertienjarige Beatrice Arrighi uit Venetië, vertegenwoordig
ster van een concurrerend bankiersgeslacht, met een grote
bruidsschat als doel.
De pest. deze gesel der middel
eeuwen. die honderdduizenden uit
het leven wegmaaide, deed als
naar gewoonte de kerken vol
stromen en de huizèn van ontucht
bevolken.
De winkeliers worden door een
vreemde koorts aangestoken, want
wat zal tenslotte voordeliger blij-
Uiteindelijk een zoeken van Gods gelaat
Wie geen vreemde is in de hedendaagse Nederlandse
literatuur, weet dat C. Rijnsdorp een der voornaamste
protestants-christelijke letterkundigen van onze dagen
genoemd mag worden. Dat is niet alleen een vriendelijk
heid die bij gelegenheid van zijn zestigste verjaardag
onlangs is gezegd, maar een algemeen erkend feit. De
opstellen in de bundel „Op zoek naar het geheim", die
uit de door hem gepubliceerde tijdschriftartikelen en
lezingen is samengesteld en ter gelegenheid van zijn
zestigste verjaardag werd uitgegeven*), zijn er het
bewijs voor.
Men had Rünsdorp
geen beter recht kun
nen doen. De essays,
die in tydschriftjaar-
gangen dreigden ver
loren te raken, worden
in de eerste plaats nog
weer eens onder de aan
dacht gebracht; maar
vervolgens zullen zij
ongetwijfeld een dui
delijker. scherper beeld
tekenen van deze
auteur, die zün weg
niet in de richting van
de populariteit gezocht
heeft, doch rustig zijn
i op zoek
bekennen, dat de herlezing
deze opstellen mij een groter
genot heeft gegeven dan ik aan
vankelijk verwacht had. Bij hun
tijdschriftpublicatie had ik de
meeste al gelezen; er zijn er bij,
waarvan dat al jaren geleden is;
andere zijn van meer recente da
tum. Maar bij het lezen achter
elkaar legt men een onderling
verband, werkt de lezing van het
een nog op het andere na. En zo
ontstaat een totaalbeeld, waarin
men de auteur als het ware met
scherper ogen ziet.
Het vraaggesprek dat D. van
der Stoep met Rijnsdorp had en
achteraan is bijgevoegd, draagt
bij.
Wat allereerst opvalt, is Rijns
dorps bewonderenswaardige taal
beheersing. Hij zoekt zijn kracht
niet in het grote, hartstochtelijke
woord, dat in felle vlammen uit
slaat. Zijn betoogtrant is rustig,
overwogen. Hij bedwelmt niet,
doch tracht redelijk te overtuigen.
Maar hij bouwt zijn zinnen en pe
rioden op in een voortdurend in
spanning blijvend en fijn toege
spitst evenwicht. Hij heeft eer
bied voor zijn lezers en stelt zich
allerminst op een voetstuk.
Weet ivat hij ivil
Toch weet deze bescheiden
mens wel degelijk wat hij wil.
Hij wordt door een bepaald idee
beheerst, nl. de waarde voor het
christelijk geloof die hij in de cul
tuur gezien heeft. Mooi komt dit
uit in het essay over Bach. Want
deze literator is tevens een uitne
mend muziekkenner. En Bach
moet ondanks zijn barok, die
Rijnsdorp vreemd is, toch wel
een man naar zijn hart zijn. De
vaste, weloverwogen bouw van
diens muziek, de eenvoudige mid
delen waarmee hij werkt en de
bijna verstandelijk logische com
positie. zijn elementen die wij ook
in het proza van Rijnsdorp op
merken. Maar het is vooral de
gebondenheid aan de gemeente
waarvan Bach blijk geeft, de on
derschikking van zijn muziek aan
haar liturgie, die voor Rijnsdorp
hèt kenmerk is van de christen
kunstenaar.
En zo richt Rijnsdorp zich naar
twee zijden: naar de kunstenaars
en naar de gemeente. Beide groe
pen tracht hij van hun verant
woordelijkheid voor elkaar te
doordringen. Culturele arbeid is
geen particuliere, min of meer
verdachte liefhebberij, maar een
algemeen kerkelijke noodzakelijk
heid. U vindt deze dingen ook met
een naar het apocalyptische ver
vloeiende schildering in Rijns-
dorps helaas veel te weinig be
kende roman ..Eldert Holier"
Dat dit werk bijna in vergetel
heid is kunnen raken, is niet al
leen een miskenning van de
auteur, maar tevens een blamage
voor zijn geloofsgenoten, die de
betekenis van dit werk niet heb
ben ingezien. Voor de letterkun
digen, die de kracht van het pro
za en de flikkering van het vi-
sionnaire in deze kustenaarsroman
niet hebben opgemerkt, geldt
hetzelfde. Men vindt het thema
van Eldert Holier" in het essay
..De weg uit de robot-cultuur"
Het geheim
Rijnsdorps inzicht in deze din
gen is anders dan het mijne. Ik
sta ten opzichte van enkele pun
ten misschien recht tegenover
hem; hoewel ik aan de andere
kant geloof dat wij dichter bij el
kaar staan dan wij wel denken.
Wij zijn immers op zoek naar het
geheim en de wegen waarlangs
wij het trachten te bereiken, zul
len naar menselijke aard verschil
lend zijn. Maar ieder die zich zin
nend over een gedicht gebogen
heeft, een stuk proza van alle
kanten heeft bekeken, of zich ver
diept heeft in de literaire archi-
een roman, moet met
hem belijden: ..Ontzaglijk heer
lijk. zo op zoek te zijn naar het
geheim. Met een pen in de hand
in gedachten vooruit te tasten,
om het geheim van de schoon
heid. het geheim van het leven
op heterdaad te betrappen en in
woorden te vangen".
Zo heeft hij het werk van Mul-
tatuli en Nietzsche bezien en heeft
hij getracht er de levenswaarde
van te ontdekken. Met hoeveel
eerbied en met welk een duide
lijk begrip heeft hij zich ook over
het werk van Willem de Mérode
gebogen. Het is een verrassing, te
kunnen constateren, dat dit op
stel. kort na De Mérode's dood
geschreven, toen diens werk door
het gebrek aan afstand nog maar
moeilijk kon worden overzien, na
vijftien jaar nog niet verouderd
blijkt te zijn. Voor het werk van
De Mérode is het belangrijk, dat
dit essay in de bundel is opgeno-
Eerbied en begrip betoonde
Rijnsdorp ook tegenover Rispens;
zo zelfs, dat hij zijn eigen alge
meen inzicht in de vorm van het
essay buiten beschouwing laat, als
hij vrezen moet dat het ten na
dele zal zijn van hem. wiens werk
hij beschouwt. Ook Wilma. die hij
de ..milde" noemt, nadert hij met
eerbied, evenals de niet uit eigen
kring voortkomende Henriëtte
Roland Holst. Nijhoff en de jong
gestorven dichter Hans Lodeizen.
Ontluistering
Opmerkelijk bij deze laatste is,
dat hij feitelijk maar een helft
van het werk van deze dichter be
spreekt. Er is een andere helft die
hij niet begrijpt; daar aarzelt hij
te oordelen. Later, in het essay
waarin hij de literatuur van Bou-
tens af tot heden overziet, moet
hij weer het oordeel over de jong
ste poëzie, hoewel hij naar een
veroordeling neigt, uitstellen. Hij
herkent deze poëzie niet. M.i. om
dat zij van andere aard is dan die
van de voorafgaande perioden.
Daarom ben ik het in genen dele
met hem eens. wanneer hij in de
Nederlandse poëzie een kwalita
tief dalingsproces ziet. Met het
woord „ontluisteringsproces" dat
hij op pag. 117 gebruikt, kan ik
in zoverre vrede hebben, wanneer
hij daaronder de ontluistering van
de uiterlijke vorm verstaat. Maar
door de nieuwe poëzie worden
bronnen aangeboord waaruit stro
men van nieuwe kracht haar toe
vloeien, die Rijnsdorp blijkbaar
niet in hun poëtische werking on
derkent.
Maar welk een belezenheid
blijkt overigens uit deze essays
en welk een behartenswaardige
dingen zegt hij. 'Zo deze uitspraak
in het artikel over Bach, waar
ik mee eindigen wil: „Voor de
scheppende kunstenaars van 1950
is de „erfenis" juist veelszins een
probleem. Maar dan moet daar
toch eerlijk mee geworsteld zijn.
Wie thans erflaters zullen blijken
te wezen, zijn ongetwijfeld zij die
gerijpt zijn in de worsteling met
en om het verleden en niet zij die
menen dat de kunst om de tien
jaar met een schone lei kan wor
den begonnen".
De voorspelling behoeft niet te
gewaagd te zijn, wanneer wij de
mening uitspreken, dat ook Rijns-
dorp zulk een erflater zal blijken
te zijn; waarmee wij zeker niet
willen zeggen, dat zijn erfenis
met wat hij tot nu toe gewerkt
heeft volledig bepaald zal zijn.
Er ligt wellicht nog een nieuwe
periode voor hem, waarin hij
tastend en met de pen in de hand
voort zal gaan op zoek naar hei
geheim; het geheim dat hij in het
opstel over Willem de Mérode om
schreef als uiteindelijk het zoeken
van Gods gelaat.
C. Vermeer.
•I C. Ftjnsdorp. roek naar het
geheim, gebundelde essays Uitgave
Bosch Keuning N V, Baarn 1954.
ken goederen of het bezit van
goud?
..Dat beide goederen èn goud
nog eens voor het grijpen
zouden liggen voor ieder die de
moed haa de huizen binnen te
dringen, waar nog slechts de Dood
de wacht hield temidden van een
walglijke lijkenlucht die ge
dachte vond nog geen plaats in
te kort schietende verbeelding,
toen zij op die zonnige Aprildag
koortsig met zichzelf overlegden
hoe men als zakenman moest
handelen in deze ongewone, op
windende omstandigheden."
Ook de tachtigjarige moeder van
Giacopo. Sabini Orlandini, die
reeds vele plagen in haar leven
had meegemaakt, gaat, als het
levende geweten van deze zorg
loze familie, mee naar het land
goed. gezeten in haar draagstoel.
Zij zal in de villa Quattroventi,
ver buiten de stad, waai- het rijke
gezelschap zich in een roes der
zinnen zal te buiten gaan. de
personificatie zün van het Oor
deel. zo vaak zij. strompelend met
haar stok. de brooddronkenen tot
orde en bezinning zal roepen.
Terwijl de pest Florence nadert
en in zijn niets ontziende, wor
gende greep krijgt, viert de fa
milie Orlandini met vrienden en
magen het zomerfeest, zoals dat
in de middeleeuwen
kon toegaan.
Niet voor niets is de
welgedane pater Barto-
lomeus meegenomen
om bij tijd en wijle de
biecht af te nemen.
Wie de Decamerone
kent is deze wereld niet
vreemd. waarin de
tegenstelling tussen
rijk en arm ontstellend
was. waarin het leven
der zinnen roekeloos
werd geleefd. Een al te
duidelijke illustratie
van het bijbelwoord;
Laat ons eten en drinken want
morgen sterven wij.
De toeleg van Elena om Beatri
ce en Luciano tot elkaar te bren
gen gelukt. De auteur geeft een
uitvoerige beschrijving van het
stille spel van afstoten en toena
deren. Maar al spoedig wordt het
de lezer duidelijk dat de verteller
deze beide figuren heeft uitverko
ren om niet alleen eikaars tegen
spelers te \Morden <met een uit
eindelijke verzoening als happy
end). maar ook de tegenspelers
van de genotzoekende familie en
vriendenschaar. Want als de on
verbiddelijke pest ook villa Quat
troventi nadert, openbaart zich de
ware aard dezer mensen en bre
ken de grofste vormen van ego
isme. lafhartigheid en ontrouw
naar buiten.
Grote keerpunt
Dit wordt het grote keerpunt in
het leven van de jonge Luciano.
Hij besluit zich aan de zijde van
de dokter te scharen en de strijd
tegen de zwarte dood aan te bin
den. Tot de talloze verwikkelin
gen behoort dan ook de door mis
verstand toenemende verwijdering
tussen hem en Beatrice.
Luciano blijft zijn roeping trouw
hij strijdt tot het brttere einde,
ook als Beatrice door de ziekte
wordt aangetast, doch zij zal tot
de weinigen behoren die de pest
overleven.
Eerst op de laatste bladzijde
worden de gelieven verenigd om
samen in Florence, waar de pest
het leven heeft omgekeerd en de
knechten zich tot meesters heb
ben verheven, orde op zaken te
gaan stellen.
Verteller
Johan Fabricius behoort tot de
door de officiële Nederlandse cri
tici versmade „vertellers", maar
is niettemin een der meest gelezen
en vertaalde Nederlandse schrij-
In deze nieuwe historische ro
man gaf hij opnieuw een speci
men van zijn knappe, boeiende
vertelkunst. Ook met dit boek
stoort hij zich niet aan enige mo
de in de literatuur en heeft hij
kennelijk geen ander doel gehad
dan het schrijven van een boeien
de vertelling die de lezer in één
adem uitleest. Hij pretendeert
geen cultuurfilosoof te zijn. noch
moralist, hij wil alleen maar ver
tellen, vertellen.
Dat hij daarbij geen blad voor
de mond neemt, is genoegzaam
bekend. Hij tekent de mensen zo
als hij ze in zijn verbeelding zag
in hun goed en kwaad. Vooral in
hun kwaad en hun zedelijke ver
dorvenheid.
Het moet gezegd dat hij zijn
boek. met name in de midden
hoofdstukken. op het niveau van
het drama brengt. Deze hoofdstuk
ken zijn geladen. Maar daartegen
over staan de vele bladzijden
waarin hij niet boven de verdien
stelijke verteller uitkomt. Zo is de
lange, ongeloofwaardige brief van
Lucrezia waarin zij verslag uit
brengt van haar laatste weerzien
en lugubere omarming van haar
man ronduit een staaltje van het
zuiverste melo-drama.
Vergelijking?
Ik voel er het onbillijke van,
wanneer ik dit boek ga vergelij
ken met het meesterwerk van de
Franse schrijver Albert Camus
..De Pest". Maar de vergelijking
dringt zich nu eenmaal op. Het
heeft geen zin met de stukken
aan te tonen dat Fabricius. vei-
geleken bij Camus, het in alle
opzichten moet afleggen. Liever is
het mij. nuchter te constateren
dat deze beide romanciers behal
ve hun onderwerp niets met el
kaar gemeen hebben.
Men zou kunnen zeggen dat Fa
bricius een onderwerp gevonden
of gezocht heeft waarin hij zich
als verteller weer eens echt heeft
kunnen laten gaan. En dat Camus
door zijn onderwerp is gegrépen
en het heeft gebruikt om er zijn
levensfilosofie aan te scherpen. Bij
Fabricius is het verhaal het een
en al. Bij Camus is het verhaal
slechts aanleiding tot een worste
ling met de diepste vragen naar
de zin van het leven.
Fabricius is de auteur voor de
lezer die zich enige uren zonder
geestelijke inspanning wil verlie
zen in een boeiende vertelling, en
Camus is de schrijver die de le
zers bereikt die het aandurven
door een cultuurfilosoof gedwon
gen te worden tot een geestelijke
confrontatie.
Uw recensent, lezers, behoeft
niet voor u te kiezen. Zijn per
soonlijke voorkeur behoeft aller
minst de uwe te zijn. Het behoort
tot zijn taak u voor te lichten
over de aard en de kwaliteit van
het door hem gelezen boek. Dan
is zijn conclusie deze, dat Fabri
cius een boeiende roman heeft ge
schreven waarin hij rijkelijk heeft
geofferd aan gedetailleerde rea
listische beschrijvingen, en dat hij
met deze roman, waarvan u na
verloop van tijd waarschijnlijk
niet veel zal bijblijven, een deel
heeft toegevoegd aan de reeds res
pectabele rij spannende, kleurige
romans waarmee hij heeft bewe
zen te behoren tot de knapste ver
tellers onder de Nederlandse
dood. H P Leopolds Uitgev
N V.. Den Haag.
KAMELEN
Langs het stervend goud der horizon
Gaan op slanke wereldwijze benen
De kamelen, plotseling verschenen,
Naar het wachtend water van de bron.
En hun hals reikt ver vooruit naar 't doel,
En hun neuzen staan gevleugeld open,
Dédaigneus en adellijk. Zo lopen
Joodse rabbi's soms door 't stadsgewoel.
Dorstig dravend en door niets belet,
Laten zij nochtans hun haast niet blijken,
Zouden liever aan hun dorst bezwijken
Dan de maat verliezen van hun tred,
En zij zweven door het avondgoud
Als muziek die enkel wordt aanschouwd.
Bertus Aafjes (geb. 1914), uit
Het koningsgraf, uitg.
J. M. Meulenhoff, A'dam, 1949.
VIRGIL GHEORGHW:
zich
door zijn boeken: „Het
vijf en twintigste uur" en
„De tweede kans", een grote
bekendheid heeft verworven,
heeft zich ook critiek op de
hals gehaald. Zijn roman ,.De
man die alleen reisde" is het
antwoord daarop. Maar al
moge dan het ressentiment
van politieke tegenstanders
de aanleiding zijn geweest
tot het schrijven van dit
boek, de werkelijke beteke-
Mensen zonder fantasie schie
ten tekort in verwondering. De
herhaling van de dagelijkse
dingen heeft hen afgestompt; ze
menen ,dat die geen geheimen
meer voor hen verbergen. Ze
hebben het vermogen verloren
tussen verschijnselen, die ogen
schijnlijk niets met elkaar te
maken hebben, verband te ver
moeden. Hun wereld is af; sedert
de vaderen ontslapen zijn, blijft
alles zó, als het van het begin
der schepping af geweest is. (II
Petr. 3 4b).
Maar tussen wa
ken en slapen is
zelfs de nuchtere
mens min of meer
fantast, indruk
ken van geziciit
en gehoor, die
niets met elkaar
te maken hebben,
spelen hun dro
merig spel. Doodeenvoudig door
hun gelijktijdigheid legt de
mens in die schemertoestand
verband tussen de meest onge
lijksoortige zaken. Zijn wereld
is vloeibaar en kneedbaar ge
worden. Zolang Droogstoppel
zelf nog slaapt, is de dichter,
die diep in elke Droogstoppel
schuilt, wakker.
Hoor! Er is een geluid in de
nog donkere wintermorgen, een
roep, een kreet, kort, maar uit
een overmaat van gevoel. Roept
een koortsig kind in zijn half
slaap, heeft het angst? Of is er
in die roep de hartbrekende be
rusting van iemand, die de strijd
heeft opgegeven en die, nauwe
lijks terecht in het leven, al
voor de poort van de dood staat?
Is het een vrouw, wie het ver
driet te machtig is geworden en
in één enkele, korte, herhaalde
kreet zich uitschrext (wat op
zichzelf al verlichting en ge
nade is)? Ach, het is maar een
doodgew.one haan, die zijn eerste
jeugd voorbij is. Zijn roep heeft
mets uitdagends meerhy mist
De roep in
de morgen
het transparante van het ge-
kraai van een joiige haan, dat
zo past bij de eerste lichtstreep
aan de horizon en by de kleu
ren van veren en kam, wanneer
het dag geworden is. Zijn roep
is donker, melancholiek, maar hij
heeft nog niet alle goudglans ver
loren. Het is een roep vol clair-
obscur, vol geheim, schor en
melodieus tegelijk. De stilte van
de morgen omhuift het met een
wonderlijke spanning. Zulk ge-
kraai kan Pascal in de oren heb
ben gehad, toen hij in zyn „Ge
dachten" schreef
over „het myste
rie van Jezus".
Dat gehele frag
ment is een noc
turne, de medita
tie van een door
waakte nacht,
overleggingen en
gebeden in half
slaap, als de ziel het lichaam
als het ware halverwege heeft
verlaten. Ik hoor er hanen
gekraai in en denk dan aan die
jonge vrouw, die jaren geleden
een geestelijke crisis doormaakte
en in die tijd van nacht tot nacht
het lijden van Christus mee
doorleefde en bemediteerde, van
statie tot statie.
Wat een groot ding eigenlijk
dat het heil van Christus zich
associatief verbindt met hanen
gekraai, kandelaar, korenmaat,
beveiliging tegen inbraak, eten
en drinken en de vele kleine
dingen van het dagelijks leven.
Sinds Petrus is het hanenge
kraai als het ware gekerstend,
het kondigt een nieuw „heden
der genade" aan, genade, die
sterker is dan alle menselijk ver
raad. De genade pelt ons niet uit
ons milieu uit, ze komt tot ons
in ons milieu, als eens Gabriel
tot Maria- Voelt men dat hier de
voorwaarde is geschapen en de
liggen
Christelijke cultuur?
nis er van grijpt ver uit
boven die van een gewone
oratio pro domo.
In hoeverre de hoofdpersoon
van deze roman, Trajan Matisi,
samenvalt met de auteur, laat
ons zelfs tamelijk onverschillig,
omdat het in dit boek ook niet in
de eerste plaats om deze Trajan
Matisi gaat. Gheorghiu heeft hem
slechts gekozen om gestalte te ge
ven aan één der duizenden naam
lozen, die soortgelijke ervaringen
hebben opgedaan.
„De
AANKLACHT
Want ook de r
die alleen reisde
klacht togen het verontpersoonlij-
ken van de mens. tegen het roven
van de individualiteit, tegen een
beoordeling van mensen, op grond
alleen van de omstandigheid dat
zij behoren of behoord hebben tot
een bepaalde categorie van men
sen, ook dan, wanneer zij zich
niet hebben schuldig gemaakt aan
de vergrijpen of deel hebben ge
had aan de verdiensten van hun
categorie.
De schrijver legt zijn Matisi. in
een gesprek met de priester Oc-
tavian Barlea in de mond: „Hel
hoofdprobleem is, dat mijn kame
raden en ik niet zijn gearresteerd
als individuen, die een fout heb
ben begaan, maar automatisch
werden gevangen gezet
vergrijp, toegeschreven aan de col
lectiviteit en aan de categorie van
burgers, waarvan wc deel uit
maakten. De ondervraging is nooit
gegaan over wat ik geda,.
als persoon; daarin stelden zij die
mij gevangen hielden niet het
minste belang; het is de categorie
Roemeense ambtena
oordeeld werd".
Trajan Matisi behoorde echter
in wezen niet tot enige categorie.
Hij stelde zich niet alleen niet ach
ter de ideeën van politieke lei
ders. maar idealistisch, jong, dich
terlijk ent in menig opzicht naïef
als hij was. begreep hij dikwijls
niet eens. of verkeerd, welke in
triges de achtergrond vormden
van wat hij aanschouwde.
TROOST
In zoverre is „De man die t
leen reisde" een aanklacht. Ma
ook een troost biedt deze roma
Trajan Matisi behoorde tot geen
enkele categorie van mensen. Hij
werd in zijn korte, wisselvallige
leven hoog geprezen en diep ver
guisd. Maar hij bleef een eenza
me. Aan het eind van zijn leven
moet hij bekennen, dat hij geen
enkele echte vriend heeft gehad.
Maar in de ambulance-auto, waar
in hij, dodelijk gewond door een
aanrijding, naar het ziekenhuis
wordt gereden, bekent hij zichzelf
„Eigenlijk ben ik nooit alleen
geweest. Geen enkel mens is al
leen op de wereld, omdat ieder
een zijn weg gaat naast God, die
zijn schreden leidt op aarde en in
de eeuwigheid'
„De man die Heen reisde'
in meer dan één opzicht een w,
devol boek.
Vlrgll Gheorghiu: De inan die
•en reisde. NV. Ultgeversmaat-
happtj Pax, "s-Gravenhage. (Vert.
C. K- Joh. M. Paimi
PREDIKANT MOET ZEEBENEN HEBBEN
ALS een predikant ongeveer 10.000
zielen heeft te verzorgen en tezamen
met één hulpkracht vijf kerken en nog
tien a elf andere lokaliteiten waarin
godsdienstoefeningen gehouden worden,
moet bedienen dan kan ieder begrij
pen dat de mensen in het hoge Noorden
van Noorwegen niet verwend worden
met mogelijkheden voor kerkgang Met
name van de predikant vergt het leven I
veel meer aan energie dan van zijn
collega's in andere delen van de wereld,
waar men wellicht slechts de straat be
hoeft over te steken om naar de kerk
te gaan. Zo mogelijk maakt hij gebruik
van zijn auto, maar hij moet net zo
vaak over het water gaan. Wie hier
predikant wil wezen, moet zeebenen
hebben
woont aan een der
Noorse fjorden in het
hoge noorden. In het
EvangelischLuthers
Weekblad vertelt ze
van een kerkgang, die
acht uur In beslag
„Toen op een Zon
dag bij ons in de fjord
een kerkdienst zou
zijn, maakten wij on6
natuurlijk ook op om
er heen te gaan. Als
het zo zelden gebeurt
als hier het geval is,
leert men voor zo'n
enkele kerkdienst dank
baar te zijnDe
plaats van de kerk
dienst lag tamelijk ver
Daarom reisden wij
met de dominee mee
in de kerkboot
De vaart duurde lan
ger dan een uur. Maar
het landschap was zo
ongelooflijk mooi, dat
wij niet moe werden
van het kijken. Aan
beide kanten stonaen
de hoge. wilde rotsen.
Slechts hier en daar
zagen wij een paar hul
zen. Die zijn geheel
afgesneden van de be
woonde wereld. Er ko
men geen motorboten
aan. Electrisch licht is
er niet. Post komt er,
niet. En evenmin koop- j
Ook zagen wij het
kleine kerkhof van de
fjord, dat op een stille
plek onder een reus
achtige rots gelegen
was. Het leek, alsof de
mensen helemaal klein
en nietig werden te
midden van deze ma
jestueuze natuur
Toen wij de helft van
onze tocht hadden af
gelegd, kwamen wij in
een maalstroom te
recht, waar dikwijls
zelfs een krachtige mo
torboot niet door kan
komen, als de wind
togen Is. Het water
leek wel te koken. Het
bruiste en siste orr
onze boot. Maar wij
kwamen er doorheen.
Witte kerk
Eindelijk naderden
wij de plaats van be
stemming. Reeds van
verre zagen wij de
witte kerk zich als
een lichtvlek aftekenen
tegen de grijsbruine
rotsen. Er was natuur
lijk geen spoor van
een steigerons
schip ging midden ln
de fjord voor anker
Een roeiboot haalde
ons af
In de kerk waren
mensen uit verschillen
de plaatsen bUeen. En
men kon het de man
nen duidelijk aanzien,
dat ze allen vissers en
zeelieden waren. Na de
dienst dronken wfl met
de predikant koffie by
de onderwyzer. Ik had
al gemerkt, dat het
weer slechter geworden
was en ik dacht aan
de vaart ln het roei
bootjeHet weer
wordt hier altyd ..hy
genoemd. En als „hy
sterk wordt, wil dat
zeggen, dat de wind
tot een storm is aan
gewakkerd. Vlug dron
ken wU onze kopjes
leeg en aten de laatste
boterham, om daarna
meteen naar het strand
te gaan. Het was geen
bemoedigende aanblik
werd elke minuut
Geen idylle
Boven bü de schip
stonden te warmen,
vertelde de dominee,
dat hij zich dikwijls
onbehaaglijk gevoelde,
als hij in alle weer
steeds maar de zee op
moest. In de koude
van het donkere jaar
getijde is het hier vaak
stormweer. En dan is
het geen middernachts-
zon-idylle om hier pre
dikant te wezen.
's Morgens voor negenen
uur in de middag
voor de kerkgang
>Vaar het mogelük is, komen de mensen overal vandaan naar de kerk
diensten. Hier en daar staat een kerk, maar dikwüls worden de diensten
ln scholen gehouden. Die zyn vaak prozaïsch en ongezellig. Ook daar
is God zelf tegenwoordig met Zyn Geest
van Zijn Woord."
Predikanten in hei hoge noorden hebben hel eensaam.
In Thulr, een Eskimodorp in Noord-Groenland (de
noordelijkste nederzetting ter wereldis een
kerk gebouwd. Daarvóór deed de school dienst als
kapel. De 29-jarige predikant en onderwijzer tan het
dorp. Peter Jensen, staat voor het houten
schoolgebouwtje....
In het Noorden van de Kaapprovincie, temidden van het naturellen-
reservaat. de Transkei, ligt een vallei met de naam Sulenkama, „bron
van vele wateren". Weinig zullen de heidense Pondomesi vermoed hebben
dat deze naam eens zou gaan betekenen: „de bron van levend water".
rust de zware taak op hun schouders
om een dertig procent van de begro
ting zelf tc verzorgen. Hun grootste
moeilijkheid is misschien wel het ver
vullen van verpleegster-vacatures.
Prof. dr. J. de Boer uit Johannes
burg vertelt in het Zendingsblad van
de Geref. Kerken: In het centrum
van dit conservatief heidense dis
trict. in het midden van de vallei,
staat het grote zendingshospitaal van
de Schots Presbyteriaanse Kerk, het
Nessie Knight Hospital, genoemd
naar de echtgenote van de directeur
dokter-zendeling R. L. Paterson.
De geschiedenis van dr. Paterson's
werk kan alleen vergeleken worden
met die van prof. dr. Schweitzer te
Lambarene. Toen dr. Paterson in
1927 afstudeerde te Glasgow, werd
hij uitgezonden om de zendingspost
te Sulenkama over te nemen cn om
te vormen tot een zcndingshospitaal.
De gehele opzet bestond op dat mo
twee lemen hutten, één c
Nederlandse zusters, mits -
de voor zendingswerk, zouden hier
van harte welkom zijn..
zelf in te
i één
i pa'.ië
behandelen en de geneesmid
delen te bereiden. Fondsen om een
hospitaal te bouwen waren afwezig,
maaj patiënten waren er in over-
120 BEDDEN
Er staat nu een modern hospitaal
met honderdtwintig bedden. Sinds
het begin zwoegt mevrouw Paterson
dagelijks om de honderdduizenden
guldens bij elkaar te bedelen ten
einde datgene te kunnen kopen, wat
een ziekenhuis iedere dag nodig
heeft en teneinde uitbreidingen te
kunnen bekostigen. Dr. Paterson
heeft letterlijk alle ambachten be
oefend tot daadwerkelijk bouwen toe
en zelfs tot tweemaal toe het leggen
van twee kilometer waterleiding.
Natuurlijk werd dit echtpaar ge
steund door vele vrienden in Schot
land en de Unie, maar zelfs nu nog
Kerk in de wereld
Vtjf kerken in Atlanta, Georgia
(V.S.l hebben «amen een radio-
en teleeisie-statinn geopend, dat
uitsluitend godsdienstige uitzen
dingen zal verzorgen. Het appa
raat kostte 100.000 dollar.
Dr. Norman Goodall wordt se-
van de Internat. Zendingsraad en
de Vereldraad van Kerken. Hy
wordt als «ecretaris voor Europa
van de Zendingsraad opgevolgd
door de Amerikaanse ds. Ronald
K. Orchard.
Plannen worden uitgewerkt voor
intercommunie (volledige erken
ning van elkanders avondmaals-
gemeensehap) tussen de angli-
kaan>e kerk van Engeland en de
presbyteriaanse kerk van Schot
land.
Een groep bekende Italiaanse
liberalen heeft ren vereniging
voor godsdienstvrijheid opgericht,
om te trachten de fascistische
anti-protestantse verordeningen
te doen verdwynen.
Duitse kerken
televisie in
De televisie-commissies van de
evangelische en de rooms-katholieke
kerk in Duitsland hebben „beginselen
voor de Duitse televisie" opgesteld.
Omdat de televisie bijzonder sugges
tief is, vooral voor kinderen, en om
dat zij juist in de intieme sfeer van
het gezin optreedt, achten de kerken
het nodig, dat de verantwoordelijke
personen zekere principes in acht
Nogmaals: rustcUig voor
de dominee
De Rotterdamse arts P. J. F. I)upuis pleitte in „Woord
en Dienst" voor een wekelijkse rustdag voor de dominee
(zie ons biad van 24 Dec.), Daarop kwamen enkele
brieven bfj W. en D. binnen
Is het so erg?
„Mag ik vragen, is het
wel zo erg met de predi
kanten gesteld. Hoeveel
predikanten reizen op hun
vrije Zondag niet naar de
Veluwe of de Zuidhollandse
eilanden om daar voor
de evangelisatieccmmis-
sies VAN (niet voor) bui
tenkerkelijken een dienst te
vervullen. Kent u het getal
der predikanten die hun
vrije tijd besteden door als
leraar op middelbare en
nijverheidsscholen op te
treden of andere functies
vervullen en dan degenen
d:e Jonge Kerkkampen lei
den, liefst in het buitenland,
dit is immers een GRATIS
vacantie. Welk aantal pre
dikanten studeert voor hun
doctoraal of schrijven boe
ken en tijdschriftartikelen?
Dat de werktijden bij pre-
dik-n'.en anders zijn dan bij
vele beroepen is niets bij
zonders. er zijn meer be
roepen waar zulks het ge
val is., ik zou willen vra
gen of het geen tijd wordt
dat de predikanten hun tijd
efficiënter leren besteden."
En het volgende epistel
(wat milder!):
„Letten de predikanten er
net als v zakenlieden wel
voldoende op dat hun werk
goed verdeeld is. Gesteld
dat wij alles, belangrijk en
minder belangrijk werk.
zelf zouden willen doen.
Dan zouden we ook vlug in
een zenuwinrichting zitten.
Zo is het ook met een do
minee. De dominees bij ons
b.v. zijn b.v. voorzitter van
menige vereniging, wonen
dikwijls vergaderingen bij
die toch wel zouden door
gaan. leg-en bezoeken af
die heel goed door een
ouderling zouden kunnen
worden gedaan, en ga zo
maar door. Naar mijn be
scheiden mening zijn de ver
enigingen meest?' helemaal
niet gediend met hun voor
zitterschap. terwlp de uit-
nodigingen die zij ontvan
gen om vergaderingen bij
te wonen, dikwijls meer
een beleefdheids orm is
paraat nu de
opkomst is
voor iedereen; dus geen aesthetise-
rende, snobistische neigingen., maar
ook niet alleen sensationeel amuse
ment.. critiek en satire behoren tot
de democratische vrijheden., maar
vermeden moet worden een onverant
woordelijk bespotten van de grond
slagen van staats- en rechtsorde.
Geen ruwheden voor de TV, geen
misdadige handelingen, geen bespot
ting van huwelijk en gezin. En wat
de religie betreft, zal de televisie
niets uitzenden, dat de godsdienst
vrede (protestants—rooms-kath.
Red.) kan verstoren; men zal bij
zonder eerbiedig zijn bij het noemen
van Gods Naam. bij het vertonen van
vormen van eredienst en kerkelijke
symbolen.
In hpt algemeen wordt er de na
druk op gelegd, dat het TV-program-
ma positief moet staan tegenover
het gezin en dat de juiste verhouding
tussen ouders cn kinderen en de ver
sterking van het verantwoordelijk
heidsbesef met het oog op de huwe
lijksband en het stichten van een
gezin bijzondere aandacht vragen.
Bij de Cup Final
„Blijf bij mij, Heer, want
d'avond is nabij". Voor menig
een is dit lied in benauwde
ogenblikken een troost en
kracht geweest. Dit lied wordt
ieder jaar gezongen bij de Cup-
final van de Football Associa
tion in het Wembleystadicm te
Londen! Ik las daarover deze
bijzonderheid, dat Sir Frederick
J. Wall, die in 1927 secretaris
van de Associatie was, bij het
doornemen van het programma
stuit'e op de mededeling: Mu
ziek van de „Alexander's Rag
time Band". Hij voelde zich
door een mysterieuze kracht
gedrongen om dit door te
schrappen en er voor in de
plaats te zetten „Blijf bij mij,
Hee En sedertdien is dit een
vast nummer gebleven bij de
Cup-final".
(Evang Luth. Weekblad)