Eet U wel eens van de straat?
Wandelende eethuisjes te Djak arta geven daaitoe volop gelegenheid
Het „restaurant" is ook op Uw erf te ontbieden
JA, dat is een heel vreemde
vraag: Eet U wel eens van de
straat?
„Natuurlijk niet!", zult U ver
ontwaardigd en vol afkeer uit
roepen. „Stel je voor.... van de
straat eten. Goed om een
ziekte op te lopen. En je bent
toch geen dier."
Marskramer met zyn pikolon op stop
Ai, zo begin ik mijn verhaaltje zin
helemaal verkeerd. Ik loop nu
de kans, dat U de rest ongelezen
laat, terwijl ik U juist iets wil
vertellen over mensen, die wèl
van de straat eten. En er in de
meeste gevallen niets van op
lopen. Leest U toch verder?
Goed! Dan neem ik U mee
naar Oosterse landen. Nee, het
wordt heus geen sprookje. Er
komen in dit verhaal geen be
toverde prinses of een heks voor.
Alleen maar doodgewone, echt
bestaande mensen.
pisangblad hun portie eten in ont
vangst. De meer gesitueerde verko
per beschikt over een paar borden,
waarvan jan-en-alleman eet en die in
een blik met niet al te helder water,
telkens worden afgespoeld.
De eigenaar van zo'n ..restaurant"
is niet aan een bepaalde plaats ge
bonden. Denkt hij een paar straten
verderop meer klanten te kunnen
trekken, dan bevestigt hij zijn hele
winkel aan de pikolan (een
buigzame bamboelat) en hij
verhuist. Een kleine moeite.
ER zijn ook vele verkopers,
die men steeds op loute
ziet. Op hun verschijnen in
de straat kan men welhaast
de klok gelijk zetten. Pre
cies in het rhythme van hun
op-en-neergaande pikolan
torsen zij met een wonder
lijk wiegende gang hun
vrachtje, ondertussen op een
speciale manier omroepende,
welke lekkernij zij te koop
aanbieden.
Daar is de saté-man. die
boven een klein houtskool
vuurtje stukjes vlees aan
stokjes roostert en er een
heerlijk sausje overheen giet.
En de bami-Chinees, die uit
allerlei donkere gaatjes van
zijn draagbare winkeltje de
vreemdste ingrediënten te
voorschijn tovert. Vergeet
ook niet de verkoper van
katjang (noemen wij pinda's
of olienootjes) en de stroop-
venter, de kroepoek-baas en
nog vele andere heerlijkhe-
den-zeulers.
Zit ge rustig op uw platje
of in de tuin onder een zacht
ruisende klapperboom, dan
kunt ge de hele avond wel
aan het eten en drinken
blijven. Je roept maar
..satééé"en het restau
rant" staat op uw erf. Echt
zin om een stel bananen te eten?..
„Pisang!" En mevrouw mag vertel
len, wat haar zo'n mooie ris pi
sangs waard is. Dan begint het ta-
warren of pingelen, wat een aparte
attractie is. Heel wat anders, dan
hier in Holland, hoor.
De koopman vraagt tien roepiahs
voor vijftien vruchten. „Bagoes dan
manis" mooi en lekker. Tegen de
schandalig hoge prijs stelt u „ander
halve pop."
KIJK, hier zijn we in Djakarta, de
hoofdstad van een millioenenrijk.
Stralend wit ligt het palcis te pron
ken tussen altijd groen geboomte,
omringd door bloemen, exotisch en
fel gekleurd.
Voor het brede, plechtstatige bor
des, staat een erewacht. Gebronsde
soldaten in stramme houding. De
trom wordt geroerd, een volkslied
klinkt en dan schrijdt een nieuwe
ambassadeur langs de in liet niet
starende militairen, die het voorge
schreven eerbewijs brengen.
Straks, na het overhandigen van de
geloofsbrieven, zal die vertegenwoor
diger vnn het Westen ren kort onder
houd hebben met de feitelijke heer
ser over ruim tachtig millioen zielen.
Bedienden in smetteloos wit zullen uit
gelezen Westerse drankjes serveren
Vanavond wordt in datzelfde paleis
een diner gegeven voor de crème-
de-la-créme van het land. Fraai uit
gedoste ceremoniemeesters zullen
hun spiedend oog laten gaan over on
telbare schotels met de kostelijkste
Serechten. Dames en heren in gala
oen zich dan te goed aan bekende en
heel vreemde lekkernijen.
Eb onder de bomen, vlak bij het
palels. wel, daar eet men van de
straat! Bij ren walmend ollepitie
zitten de „restaurateurs" gehurkt
achter hun „buffel", dat meestal be
slaat uit twee houten gevalletjes,
erg gammel, of Krandiangs (man
den), die alle benodigdheden bevat
ten «m de voorbijganger snel een
maaltijd voor te zetten.
sier, maar ook een ambtenaar of jun-
gelui die terugkeren van de les, ne
men in de bekende hurkzit, op een
handig te maken. Maar
alras is men aan de
methode van handelen
gewend. En als je goed
kunt tawarren, heeft de
Oosterse koopman er
zelf het grootste ple-
Ik heb het wel mee
gemaakt, dat een toe-
kang-sajoer me zijn
spullen met een zeker
respect afstond. Omdat
hij mij niet beet kon
Onder Chinezen be
staat een grappige op
vatting omtrent het
maken van winst.
De Baba (gemoedelijke „aan
spreektitel" voor een eenvoudige
Chinese handelaar) berekent bij
voorbeeld, dat hij op een partijtje
textiel duizend roepiahs kan verdie
nen. Blijkt hij echter slechts een
winst van vijfhonderd te hebben ge
boekt, dan zal hij een zorgelijk ge
zicht trekken en ach-en-wee roepen.
Want dan zit er een strop in van
Rp. 500,zegt hij.
„Mevrouw is te erg", zucht de
man beledigd.
Voor misschien twee kwartjes meer
laat hij de vruchten echter bij u
achter, na eerst, natuurlijk met de
nodige wanhoopsgebaren, te hebben
verklaard, dat-ie zo wel gauw „bank
roet" zal zijn.
Dat woord bankroet ligt de Ooster
se handelaar in de mond bestorven.
Bij eerste kennismaking doet zo'n
handenwringende koopman je een
ogenblik beschaamd staan. Je vraagt
je af of je geen afperser bent om
die man voor een krats zijn waar af-
middernachtelijk uur, is bovendien
gemakkelijk. Is je roemruchte kokki
(kookster) ziek of kwaad weggelo
pen en zit je niet al te best bij kas
om naar een restaurant te gaan,
geen nood, want in de straat ver
schijnt weldra een wandelend eet-
Dit is een deftige maaltijd. Maar
tijdens een Soendanese
dez.t foto werd dan ook genomen
huwelijks-plechtigheid.
De koopman glundert; de zaken gaan zeker goed.
Terwijl de toekang-saté zijn vlees-
jes roostert, is hij best te porren
voor een gemoedelijk babbeltje. Ik
had een „lijf-roosteraar", die elke
avond kwam informeren of ik trek
had in zijn saté. Hij zag er uit als
een rover, een rampokker, zoals ze
dat daar noemen. Lange haren, gol
vend over de kraag van een zonder
ling soort tuniek, grote fonkelende
ogen, die je het gevoel gaven, dat
hij je wel rauw lustte
tussen de opgebonden
sarong. Maar een beste
kerel. En een grapjas.
H(j had een spraak
gebrek en dat gaf zijn
taaltje een aparte be
koring. Nu moet u
weten, dat hy nooit op
school was geweest,
ook al kon hij rekenen
als de beste. Toen ik
hem eens vroeg, waar
hij toch die grappige
uitspraak geleerd had,
zei hij glunderend:
„Dari sekolah Haabee-
jes" op de H.B.S.
Ja. en van de politiek
wist hij ook alles.
E meeste Indone-
ërs houden graa*g
een toespraak. Voor
Europeanen is dat op
officiële gelegenheden
niet zelden een bezoe
king. Ik heb (ambts
halve) recepties moe
ten bijwonen, waar een
spreker doodleuk enige
uren bezig bleef. En na
hem voelden nog vele
sprekers zich gedwon
gen, een uitvoerige be
schouwing te geven
over de Indonesische
geschiedenis. 't Was
tjokvol in Hotel des In-
des en ik dreef temet
uit mijn pakean-deftig (avondcostuum)
van hel transpireren. Maar ik had
niet het lef, de droge keel te gaan
moren, hoewel ik me toch heel tac
tisch in de buurt van dranken en
voedsel had opgesteld.
Natuurlijk waren er ook plechtig
heden, waar het woord kort en de
maaltijd lang was. Zo werd ik eens
genodigd bij een selamatan. dat is
een ni„ i.ju met een godsdienstig ka
rakter. bij voorbeeld bij het ingebruik-
nemen van een gebouw. De gelovige
Islamiet staat er op, dat ook de Wes
terling dit gebruik zal eerbiedigen.
De minder gelovige Mohammedaan
vanzelf ook, want er valt rijkelijk te
eten. En wie heeft daar iets op te
gen?
Ik zal u niet vermoeien met een
opsomming vair de plechtige hande
lingen, welke aan de maaltijd voor
af gaan. Hoewel die zeer interessant
zijn. Maar goed, de gasten zaten in
lange rijen op nieuwe matten. Kor
ven met hoge bergen gestoomde
rijst stonden in het midden, met daar
omheen talloze bijgerechten. Ik kreeg
een lepel en een vork. Dat is name
lijk het bestek voor een rijstmaal-
tijd, waarbij men de lepel gebruikt
om het voedsel naar de mond te
b-»n?eri. De Indonesisch? gasten
daarentegen maakten ongelooflijk
snel met de hand een riistba'i'etje
en dat „rolde" op de bijna vlakke
hand van onder naar omhoog gaan
de, zo de mond in, zonder iets te
morsen Later heb ik dat thuis voor
de aardigheid ook eens geprobeerd.
De rijst zat me in neus en oren!
lijkheid niet achterblijven en haalde
O Jt-UBttU/YlU
c~Yïluziekvoor orgel en piano, met en zonder orkeot
GEDRG Friedrich Hfindel schreef zijn
orgelconcerten voor orgel en orkest
en dus niet voor orgel alleen, zoals ze
vaak worden uitgevoerd Men kan na
tuurlijk tegen een dergelijke bewerking
bezwaar maken. In de meeste gevallen
zijn de organisten echter wel verplicht
de bewerking voor orgel alleen te spelen,
daar vooral in ons land het orgel
zozeer als een kerkelijk instrument
wordt beschouwd, dat er maar een en
kele concertzaal is met e»n behoorlijk
Dat is wel -heel erg .e neut-uren, daar
op deze wijze hel orgel niet in het gro
te concertleven kan worden opgenomen
en ook de prachtige Orgelconcerten van
Handel vrijwel nimmer in oorspronke
lijke vorm worden uitgevoerd. HIS MAS
TERS VOICE heeft dit bezwaar willen
voorkomen door met een opname te ko
men (langspeelplaat DLP 1037waarop
twee concerten van Handel door orgel
en orkest worden uitgevoerd, nl. do Cor
F. De
werken worden gespeeld door de Londen-
se organist Geraint Jones met begelei
ding van het Philharmonia Orkest o.l.v
Wilhelm SchUchtcr
Deze opnamen hebben me niet alleen
overtuigd van de grote capaciteiten van
Geraint Jones, maar ook van zijn stijl
gevoel. Handel schreef zijn Concerten niet
voor een enorm groot orgel, maar voor
een positief zonder pedaal en hij merkte
daarbij zelf op: zonder tongwerken,
omdat die voordurend gestemd moeten
worden" Alleen het Concert in Bes
is voor orgel met pedaal geschre
ven. Handel daeht allereerst aan een
zeer doorzichtige klank, ook in de or
kestpartij (strijkers, hobo's en fagotten).
Daar de solopartijen door Handel niet
volledig werden uitgeschreven (hij im
proviseerde die partijen) zijn er heel
wat bewerkers gekomen, die de orgel
partij overladen hebben met harmonie-
Het is de grote verdienste van Ge
raint Jones, dat hij hier een verrukke
lijke transparantie heeft gehouden, waar
door ook het speelse karakter van deze
Concerten (die eigenlijk bedoeld waren
als tussenspelen in de oratoria goed tot
zijn recht komt. En dirigent Schüzhtcr
heeft in de orkestbegeleiding hetzelfde
gedaan. Nergens dus een overdaad aan
harmonie of krocht, dooh overal de stra
ling van HSndels beweeglijke barok-
Dit zijn de beste opnamen, die ik ooit
van Handels Orgelconcerten heb gehoord
en de technici hebben de klankverhou
dingen prachtig afgewogen. Op de plaat
staat niet vermeld dat de opnamen gc-
werden in de Kingsway Hall in
TVT wat het orgel betreft. Op piano-
gebied zijn er opnieuw enkele bij
zondere platen te vermelden. Om met
het meest bekende werk te beginnen:
Het concert no. V voor piano en orkest
van Ludwig van Beethoven. Deze opna
me is een van de laatste die gemaakt
werden van de onlangs overleden Duit
se dirigent prof. Wilhelm Furtwangler,
met niemand minder dan de 63-jarige
Zwitserse pianist Edwin Fischer (geb.
6 Oct. 1886 te Basel) aan de vleugel.
Twee grote cultuurdragers dus in een
bij uitstek heroïsch werk als het Vijfoe
Pianoconcert van Beethoven.
Het heroïsche, in het derde deel mis
schien zelfs uitgelaten karakter van dit
werk, verleidt vele pianisten wel eens
tot een al te hard spel. Men zoekt het
dan alleen in de kracht, slaat daardoor
de toon vaak dood en ook de poëzie, die
achter de noten verscholen is. Zo niet
bij Edwin Fischer, die zelfs in de forte
passages een stralend toucher houdt en
„achter de noten" kijkt. Welk een poë
zie is er in het tweede deel. dat een
bijna onwezenlijke sfeer heeft.
Wellicht heeft FurtwSngler dit fleel
iets te langzaam genomen, maar dat
was nu eenmaal zijn opvatting. Samen
werking tussen piano en orkest is op de
ze HIS MASTERS VOICE-opname
(langspeelplaat ALP 1051) ideaal. Niet
alleen een artistiek prachtige opname,
maar ook een historisch waardevolle.
T"V E Franse componist Gabriel Fauré
U (18451924) heeft talrijke pianower-
ken gefechreven, veelal van een verfijn
de elegantie. Zijn Barcarolles. Im
promptu's en Nocturnes zijn kleine
meesterwerkjes, waarbij invloed van
Chopin, Mendelssohn of Schumann is.
doch waarin zich toch een volkomen
eigen aristocratische geest uit. De gro
te pianist Alfred Cortot sprak eens van
„vlot en sprankelend".
In 1881 schreef Fauré zijn Ballade,
oorspronkelijk voor piano-solo, doch la
ter met orkestbegeleiding. In dit poëti
sche werk toont hij zich de leerling van
Chopin en Saint Saëns (aan laatstge
noemde droeg hij het werk op). De or
kestrale achtergrond is een imaginair
bos welks ontelbare ritselingen van fee-
en en sylphes het zwevende aanvangs-
thema begeleiden, helder, diep en char
mant als een liefdeslied. PHILIPS maak
te er een heel fijne opname van (lang
speelplaat N 00704 R) met ragfijn spel
van de pianist Jean Doyen, begeleid
door het Orchestre des Concerts Lamou-
reux o.l.v. Jean Fournet.
De andere zijde van deze plaat be
vat de bekende Variations Symphoni-
ques van César Franck, uitgevoerd
door dezelfde musici. In deze symphoni
sche variaties voor piano en orkest toont
Franck zich toch de grote orgelmees
ter. De piano is hier eigenlijk als een
orkestinstrument behandeld en als zo
danig is de samenwerking tussen pianist
en orkest buitengewoon goed te noemen.
De opname in haar geheel vind ik ech
ter vlak, zonder ruimte.
TOT slot een plaat met werken voor
A pianosolo. De pianist Robert Casadc-
sus heeft voor PHILIPS de pianowerken
van Ravel gespeeld en daarvan ontving
ik die met de ..Pavane pour une Infan
te défunte" 1898 de Sonatine (1905),
,.A la manière de Chabrier" en ,.A la
manière de Borodin (beide 1913) en
Miroirs 1905Deze opname (langspeel
plaat A 01112 L) is een juweel tc noe-
Deze prachtige werken van de man,
die eens zeide: „Het is niet nodig mijn
muziek te vertolken omdat men vol-'
staan kan met haar te spelen", zijn door
wam
Toren van de Zutderkerk te Enk
huizen. Kerk. toren en omgeving
vormen wel een schilderachtig
gedeelte van deze oude stad.
Uit deze opname spreekt de aristocratie
van componist en van vertolker. Ook op-'
namctechnisch is deze langspeelplaat
van zeer hoog gehalte.
Volgende week weer enkele orkestwer
ken uit Tsjechoslowakije, Italic en
CORN. BASOSKI.
De Engewe organist
Jones, die in Kingsway Hall
Londen twee orgelconcerten wc
Handel speelde.
enige doosjes sigaretten tevoorschijn.
Toevallig rolde ook een pakje kauw
gum uit mijn zak. In de gauwigheid
had ik uitgerekend, dat er voor elk
vnn de gasten drie sigaretten zouden
zijn en dat er nog een stel zou over
blijven.
De doosjes deden de ronde en
kwamen na enige tijd van de andere
kant bij me terug. Leeg! Naast me
lag nog een doosje voor eigen ge
bruik, benevens dat pakje kauwgum.
Ik dacht, dat de voorganger, die de
plechtigheid had geleid en nu in
mijn nabijheid zat, met welgevallen
zijn oog op de genotsmiddelen had la
ten rusten. Maar dat kon ook ver
beelding van me, zijn.
Edoch, aan het einde van de maal
tijd, toen we geen „pap" meer kon
den zeggen en er dikke wolken rond
om ons hingen van de sterk riekende
inheemse kretek-strootjes, die de In
donesische feestgangers rookten, boog
de eerbiedwaardige penghoeloe zich
naar mij over en zei: „Boleh, ja?"
mag wel, hè? en hij griste mijn
sigaretten weg on stak een stukje
kauwgum >n 'ün mond. Mad hij
nog wel zo'n prachtige rede uitgespro
ken over mijn-cn-dijn enzo!
Sindsdien heb ik nooit meer mijn
sigaretten laten slingeren. En kauw
gum kauw ik niet meer. wegens een
slecht gebit, opgelopen door het ver
malen van Indische zoetigheden.
Maar vraagt u: „Als het weer nor
maal wordt, zou je dan terug wil
len?" dan ïcg lk: „Nou, en of! Per
kerende post". Want er is geen
mooier plekje op aarde, waar Je zo
deftig kunt eten. maar ook to gezel
lig „van de straat" kunt peuzelen
als daar, aan die gordel van sma
ragd.
Ik heb soma heimwee, alet u
ARDYH NOTNA
P.S En nu heb ik wan zoveel schoons
nog niets kunnen verhalen. Dit was
maar een nietig facetje ran cm flon
kerende edelsteen. Hi ja. doet U dat
Laat me eens weten of IJ nog meer
zout lx willen horen. En U mag ook
schryven. dat U het at meer dan
welletjes vindt. A. N.
ZtvtvtrtiGirtiitirtiiiirtvtctiliillitiictrfvttictrCiirtvCt
Geval zonder eind (27)
Uit de
VOLKSWIJK
QOK de uitkeringen uit een onge
vallenwet hebben een eind. Er
komt een dag waarop de controle
rende geneesheer als z\jn oordeel
uitspreekt, dat de patiënt weer be
kwaam tot werken is en de finan-
tiële ondersteuningen dus automa
tisch ophouden.
Ongetwijfeld liggen hier bepaalde
addertjes onder het gras. Er bestaat
immers de mogelykheid, dat de
patiënt om een of amlere reden nog
niet zo volledig hersteld is. ais
ziektebeeld en uiterlijke verschij
ning mogen doen verwachten, en
dat de arts zulks niet opmerkt, het
zij omdat deze zoveel te controleren
heeft, hetzij omdat deze zovaak ge
nomen werd, hetzij omdat het wer
kelijk niet zonder meer va*t tc stel
len valt.
Ik vermoed dat cr van dergelijke
mogelijkheden wel statistickjes be
slaan en ik heb alle reden om te
verwachten, dat het hierbij dan niet
om procentuele maar om promil-
liaire gevallen gaat. Maar hoe dan
ook, Sjaarlie gaat zo'n gevul vor
men. Hij wordt ontslagen verklaard,
zijn ziekte-uitkeringen houden op.
aan het werk tijgt hij niet, want hij
blijft ziek.
,Js dat waar?" hoor ik u vra
gen U vraagt het met gefronste
wenkbrauwen, want ik weet maar
al te goed, dat U zo langzamerhand
Sjaarlie wel rauw lust. Er zijn al
verschillende lezers geweest, die
ine schreven: ,J5la die vent tot mos
terd!" of .Jlierbij tien gulden voor
je werk. maar niet voor Sjaarlie"
of „Word je nou nooit eens gek van
zo'n kerel?"
Met dank aan gevers, adviseurs
en belangstellenden moge ik op
merken, dat ik zelf deze ziekte van
Sjaarlie eveneens ernstig in twijfel
heb getrokken, althans in dit acute
stadium. Niet dat ik er aan twijfel
dat Sjaarlie in een bepaalde mate
onloochenbaar patiënt is. Deze angst
voor urbeid, deze vrees voor ver
antwoordelijkheid, deze onwil tot
zorgzaamheid ze zyn «tuk voor
stuk symptomen wan een geestelijk
ziekteproces.
Jammer dat ik noch medicus noch
psychiater ben en dus daarover niet
oordeten kan. Jammer dat ik geen
directe medewerker heb, die dit wel
is en die ons dus kan voorlichten-
Jammer dat heel dit verschijnsel
wan de a- en zwak-socialiteit by
mijn u-cten althans nog maar zo
weinig medisch ontward is gewor
den. Maar daar gaat het thans niet
over. Het gaat om vrij vage alge
mene klachten omtrent een totaal
onwel-wezen welke Sjaarlie oy *yn
normale onwellevendheid voegt.
Maagklachten vooral met sterke
verhalen over krampen en steken
cn opgeblazenheid en geen asem
kunnen halen en nog twee dozijn
andere, welke ik U voor alle zeker
heid mitsgaders voor de welvoeg
lijkheid onthoud. Waarheid? Of
verbeelding?
Vast staat: magen zijn trefbare
gebieden. Behalve hoogst reële
maagzweren kunnen allerlei invloe
den cr een storende uitwerking op
hebben. Ik behoef slechts te denken
aan twee dezer verschijnselen. Het
eerste heet senuwen op de maag".
Het andere ontstaat indien men on
regelmatig buitensporige hoeveel
heden vet voedsel nuttigt.
En nu weten wij, dat Sjaarlie op
beide punten mee kan spreken, cu
dan vooral op het terrein wan de
onregelmatige cn overdadige voe
dingen. Immersils er geen geld in
huis is, komt Sjaarlie aan geen
enkele maaltijd toe. maar zodra er
wat gebeurd wordt, is hij er als de
kippen bij om mateloze kwantiteiten
tegclyk naar binnen te werken.
Wii vertelden al iets van wier
eitjes op een rijtje. We kunnen ook
vertellen van twaalf gebakjes,
waarvan Sjaantje en de oudste
kleuter er trouwens samen één
mochten verorberen. We weten
voorts nog van polsdikke palingen
en wan regimenten worstjes cn cro-
quetlen. Best mogelijk dus dat de
maagklachten serieus zijn. Maar we
hebben per slot van rekening geen
oordelen uit te spreken: tbij noteren
slechts de levensware historie!
Sjaarlie is dus hersteld en blyft
nochtans ziek. En nu verschijnt al
dra het begrip „Sociale Zakenten
tonele in de persoon van een huis
bezoeker, die poolshoogte komt ne
men. Een serieus cn bekwaam amb-
tcnaar, die de weg effent tot een
regelmatige ondersteuning. Terdege
op de hoogte van de wettelijke be
palingen en niet minder begiftigd
met een zielkundig inzicht.
Hem klaagt Sjaarlie zyn diepe
nood wan onrechtvaardig behandeld
werknemer, ziek en niet-ziek, uit
gestoten door de ongevallen-wet en
door andere maatregelen nog met
opgevangen. Hem klaagt ook Sjaan
haar nood ran huisvrouwtje-aan-
de-rand-van-de-afgrond, met schul
den hier en tekorten daar. En zelfs
de kleuters schijnen méé te klagen
vanuit boks en wieg. En zo belandt
Sjaarlie don in de steun!
Vergis ik me, of protesteert
iemand uit de lezerskring daar al
weer? Vindt men het meer dan er
gerlijk, dat zulke nietsnutten dan
maar voor rekening van de gemeen
schap komen?! Smaalt men dat ons
kostelijke belastinggeld béter ge
bruikt zou kunnen worden?/ Preekt
men dat wie niet werkt ook niet
Ach, al die opmerkingen heb ik
al jaren lang overwogen, maar wat
moet er dan toch gedaan worden als
Sociale Zaken met meer ondersteu-
nen mag? Moet men de Sjaarlie'*
en Sjaantjes dan aan hun lot over
laten? Wenst men opnieuw de be
delaars op de straten te zien ver
schijnen? Speelt men in gedachten
met concentratiekampen? Ook dit
vormt immers geen oplossing wan
het vraagstuk waar we ons in ge
stoken hebben!
Het enige wat we doen kunnen
ts: ons wijden uan het opgroeiende
geslacht en de ivegen zoeken om
dat voor deze ellende te bewan n.
Zoeken met heel veel toewijding
enerzyds en met heel weinig succes
anderzijds. Want wellicht betekent
het geval Sjaarlie en Sjaantje wel
een teken van de verlorenheid dezer
Indeling Misschien oefenen derge
lijke gezinnen wel de functie in de
samenlewinp uit welke een ziekte
proces in ons lichaam uitoefent:
heide signalen dat we in ren geval
len wereld leven, waarin zonde,
graf en hel schijnbaar het laatste
woord hebben.
Toch 2al niemand zeggen dat art
sen overbodig zijn.
Toch mag niemand zeggen dat
steun gemist kan worden!
WIJ KPREDI KANT