Eet U wel eens van de straat? Wandelende eethuisjes te Djak arta geven daaitoe volop gelegenheid Het „restaurant" is ook op Uw erf te ontbieden JA, dat is een heel vreemde vraag: Eet U wel eens van de straat? „Natuurlijk niet!", zult U ver ontwaardigd en vol afkeer uit roepen. „Stel je voor.... van de straat eten. Goed om een ziekte op te lopen. En je bent toch geen dier." Marskramer met zyn pikolon op stop Ai, zo begin ik mijn verhaaltje zin helemaal verkeerd. Ik loop nu de kans, dat U de rest ongelezen laat, terwijl ik U juist iets wil vertellen over mensen, die wèl van de straat eten. En er in de meeste gevallen niets van op lopen. Leest U toch verder? Goed! Dan neem ik U mee naar Oosterse landen. Nee, het wordt heus geen sprookje. Er komen in dit verhaal geen be toverde prinses of een heks voor. Alleen maar doodgewone, echt bestaande mensen. pisangblad hun portie eten in ont vangst. De meer gesitueerde verko per beschikt over een paar borden, waarvan jan-en-alleman eet en die in een blik met niet al te helder water, telkens worden afgespoeld. De eigenaar van zo'n ..restaurant" is niet aan een bepaalde plaats ge bonden. Denkt hij een paar straten verderop meer klanten te kunnen trekken, dan bevestigt hij zijn hele winkel aan de pikolan (een buigzame bamboelat) en hij verhuist. Een kleine moeite. ER zijn ook vele verkopers, die men steeds op loute ziet. Op hun verschijnen in de straat kan men welhaast de klok gelijk zetten. Pre cies in het rhythme van hun op-en-neergaande pikolan torsen zij met een wonder lijk wiegende gang hun vrachtje, ondertussen op een speciale manier omroepende, welke lekkernij zij te koop aanbieden. Daar is de saté-man. die boven een klein houtskool vuurtje stukjes vlees aan stokjes roostert en er een heerlijk sausje overheen giet. En de bami-Chinees, die uit allerlei donkere gaatjes van zijn draagbare winkeltje de vreemdste ingrediënten te voorschijn tovert. Vergeet ook niet de verkoper van katjang (noemen wij pinda's of olienootjes) en de stroop- venter, de kroepoek-baas en nog vele andere heerlijkhe- den-zeulers. Zit ge rustig op uw platje of in de tuin onder een zacht ruisende klapperboom, dan kunt ge de hele avond wel aan het eten en drinken blijven. Je roept maar ..satééé"en het restau rant" staat op uw erf. Echt zin om een stel bananen te eten?.. „Pisang!" En mevrouw mag vertel len, wat haar zo'n mooie ris pi sangs waard is. Dan begint het ta- warren of pingelen, wat een aparte attractie is. Heel wat anders, dan hier in Holland, hoor. De koopman vraagt tien roepiahs voor vijftien vruchten. „Bagoes dan manis" mooi en lekker. Tegen de schandalig hoge prijs stelt u „ander halve pop." KIJK, hier zijn we in Djakarta, de hoofdstad van een millioenenrijk. Stralend wit ligt het palcis te pron ken tussen altijd groen geboomte, omringd door bloemen, exotisch en fel gekleurd. Voor het brede, plechtstatige bor des, staat een erewacht. Gebronsde soldaten in stramme houding. De trom wordt geroerd, een volkslied klinkt en dan schrijdt een nieuwe ambassadeur langs de in liet niet starende militairen, die het voorge schreven eerbewijs brengen. Straks, na het overhandigen van de geloofsbrieven, zal die vertegenwoor diger vnn het Westen ren kort onder houd hebben met de feitelijke heer ser over ruim tachtig millioen zielen. Bedienden in smetteloos wit zullen uit gelezen Westerse drankjes serveren Vanavond wordt in datzelfde paleis een diner gegeven voor de crème- de-la-créme van het land. Fraai uit gedoste ceremoniemeesters zullen hun spiedend oog laten gaan over on telbare schotels met de kostelijkste Serechten. Dames en heren in gala oen zich dan te goed aan bekende en heel vreemde lekkernijen. Eb onder de bomen, vlak bij het palels. wel, daar eet men van de straat! Bij ren walmend ollepitie zitten de „restaurateurs" gehurkt achter hun „buffel", dat meestal be slaat uit twee houten gevalletjes, erg gammel, of Krandiangs (man den), die alle benodigdheden bevat ten «m de voorbijganger snel een maaltijd voor te zetten. sier, maar ook een ambtenaar of jun- gelui die terugkeren van de les, ne men in de bekende hurkzit, op een handig te maken. Maar alras is men aan de methode van handelen gewend. En als je goed kunt tawarren, heeft de Oosterse koopman er zelf het grootste ple- Ik heb het wel mee gemaakt, dat een toe- kang-sajoer me zijn spullen met een zeker respect afstond. Omdat hij mij niet beet kon Onder Chinezen be staat een grappige op vatting omtrent het maken van winst. De Baba (gemoedelijke „aan spreektitel" voor een eenvoudige Chinese handelaar) berekent bij voorbeeld, dat hij op een partijtje textiel duizend roepiahs kan verdie nen. Blijkt hij echter slechts een winst van vijfhonderd te hebben ge boekt, dan zal hij een zorgelijk ge zicht trekken en ach-en-wee roepen. Want dan zit er een strop in van Rp. 500,zegt hij. „Mevrouw is te erg", zucht de man beledigd. Voor misschien twee kwartjes meer laat hij de vruchten echter bij u achter, na eerst, natuurlijk met de nodige wanhoopsgebaren, te hebben verklaard, dat-ie zo wel gauw „bank roet" zal zijn. Dat woord bankroet ligt de Ooster se handelaar in de mond bestorven. Bij eerste kennismaking doet zo'n handenwringende koopman je een ogenblik beschaamd staan. Je vraagt je af of je geen afperser bent om die man voor een krats zijn waar af- middernachtelijk uur, is bovendien gemakkelijk. Is je roemruchte kokki (kookster) ziek of kwaad weggelo pen en zit je niet al te best bij kas om naar een restaurant te gaan, geen nood, want in de straat ver schijnt weldra een wandelend eet- Dit is een deftige maaltijd. Maar tijdens een Soendanese dez.t foto werd dan ook genomen huwelijks-plechtigheid. De koopman glundert; de zaken gaan zeker goed. Terwijl de toekang-saté zijn vlees- jes roostert, is hij best te porren voor een gemoedelijk babbeltje. Ik had een „lijf-roosteraar", die elke avond kwam informeren of ik trek had in zijn saté. Hij zag er uit als een rover, een rampokker, zoals ze dat daar noemen. Lange haren, gol vend over de kraag van een zonder ling soort tuniek, grote fonkelende ogen, die je het gevoel gaven, dat hij je wel rauw lustte tussen de opgebonden sarong. Maar een beste kerel. En een grapjas. H(j had een spraak gebrek en dat gaf zijn taaltje een aparte be koring. Nu moet u weten, dat hy nooit op school was geweest, ook al kon hij rekenen als de beste. Toen ik hem eens vroeg, waar hij toch die grappige uitspraak geleerd had, zei hij glunderend: „Dari sekolah Haabee- jes" op de H.B.S. Ja. en van de politiek wist hij ook alles. E meeste Indone- ërs houden graa*g een toespraak. Voor Europeanen is dat op officiële gelegenheden niet zelden een bezoe king. Ik heb (ambts halve) recepties moe ten bijwonen, waar een spreker doodleuk enige uren bezig bleef. En na hem voelden nog vele sprekers zich gedwon gen, een uitvoerige be schouwing te geven over de Indonesische geschiedenis. 't Was tjokvol in Hotel des In- des en ik dreef temet uit mijn pakean-deftig (avondcostuum) van hel transpireren. Maar ik had niet het lef, de droge keel te gaan moren, hoewel ik me toch heel tac tisch in de buurt van dranken en voedsel had opgesteld. Natuurlijk waren er ook plechtig heden, waar het woord kort en de maaltijd lang was. Zo werd ik eens genodigd bij een selamatan. dat is een ni„ i.ju met een godsdienstig ka rakter. bij voorbeeld bij het ingebruik- nemen van een gebouw. De gelovige Islamiet staat er op, dat ook de Wes terling dit gebruik zal eerbiedigen. De minder gelovige Mohammedaan vanzelf ook, want er valt rijkelijk te eten. En wie heeft daar iets op te gen? Ik zal u niet vermoeien met een opsomming vair de plechtige hande lingen, welke aan de maaltijd voor af gaan. Hoewel die zeer interessant zijn. Maar goed, de gasten zaten in lange rijen op nieuwe matten. Kor ven met hoge bergen gestoomde rijst stonden in het midden, met daar omheen talloze bijgerechten. Ik kreeg een lepel en een vork. Dat is name lijk het bestek voor een rijstmaal- tijd, waarbij men de lepel gebruikt om het voedsel naar de mond te b-»n?eri. De Indonesisch? gasten daarentegen maakten ongelooflijk snel met de hand een riistba'i'etje en dat „rolde" op de bijna vlakke hand van onder naar omhoog gaan de, zo de mond in, zonder iets te morsen Later heb ik dat thuis voor de aardigheid ook eens geprobeerd. De rijst zat me in neus en oren! lijkheid niet achterblijven en haalde O Jt-UBttU/YlU c~Yïluziekvoor orgel en piano, met en zonder orkeot GEDRG Friedrich Hfindel schreef zijn orgelconcerten voor orgel en orkest en dus niet voor orgel alleen, zoals ze vaak worden uitgevoerd Men kan na tuurlijk tegen een dergelijke bewerking bezwaar maken. In de meeste gevallen zijn de organisten echter wel verplicht de bewerking voor orgel alleen te spelen, daar vooral in ons land het orgel zozeer als een kerkelijk instrument wordt beschouwd, dat er maar een en kele concertzaal is met e»n behoorlijk Dat is wel -heel erg .e neut-uren, daar op deze wijze hel orgel niet in het gro te concertleven kan worden opgenomen en ook de prachtige Orgelconcerten van Handel vrijwel nimmer in oorspronke lijke vorm worden uitgevoerd. HIS MAS TERS VOICE heeft dit bezwaar willen voorkomen door met een opname te ko men (langspeelplaat DLP 1037waarop twee concerten van Handel door orgel en orkest worden uitgevoerd, nl. do Cor F. De werken worden gespeeld door de Londen- se organist Geraint Jones met begelei ding van het Philharmonia Orkest o.l.v Wilhelm SchUchtcr Deze opnamen hebben me niet alleen overtuigd van de grote capaciteiten van Geraint Jones, maar ook van zijn stijl gevoel. Handel schreef zijn Concerten niet voor een enorm groot orgel, maar voor een positief zonder pedaal en hij merkte daarbij zelf op: zonder tongwerken, omdat die voordurend gestemd moeten worden" Alleen het Concert in Bes is voor orgel met pedaal geschre ven. Handel daeht allereerst aan een zeer doorzichtige klank, ook in de or kestpartij (strijkers, hobo's en fagotten). Daar de solopartijen door Handel niet volledig werden uitgeschreven (hij im proviseerde die partijen) zijn er heel wat bewerkers gekomen, die de orgel partij overladen hebben met harmonie- Het is de grote verdienste van Ge raint Jones, dat hij hier een verrukke lijke transparantie heeft gehouden, waar door ook het speelse karakter van deze Concerten (die eigenlijk bedoeld waren als tussenspelen in de oratoria goed tot zijn recht komt. En dirigent Schüzhtcr heeft in de orkestbegeleiding hetzelfde gedaan. Nergens dus een overdaad aan harmonie of krocht, dooh overal de stra ling van HSndels beweeglijke barok- Dit zijn de beste opnamen, die ik ooit van Handels Orgelconcerten heb gehoord en de technici hebben de klankverhou dingen prachtig afgewogen. Op de plaat staat niet vermeld dat de opnamen gc- werden in de Kingsway Hall in TVT wat het orgel betreft. Op piano- gebied zijn er opnieuw enkele bij zondere platen te vermelden. Om met het meest bekende werk te beginnen: Het concert no. V voor piano en orkest van Ludwig van Beethoven. Deze opna me is een van de laatste die gemaakt werden van de onlangs overleden Duit se dirigent prof. Wilhelm Furtwangler, met niemand minder dan de 63-jarige Zwitserse pianist Edwin Fischer (geb. 6 Oct. 1886 te Basel) aan de vleugel. Twee grote cultuurdragers dus in een bij uitstek heroïsch werk als het Vijfoe Pianoconcert van Beethoven. Het heroïsche, in het derde deel mis schien zelfs uitgelaten karakter van dit werk, verleidt vele pianisten wel eens tot een al te hard spel. Men zoekt het dan alleen in de kracht, slaat daardoor de toon vaak dood en ook de poëzie, die achter de noten verscholen is. Zo niet bij Edwin Fischer, die zelfs in de forte passages een stralend toucher houdt en „achter de noten" kijkt. Welk een poë zie is er in het tweede deel. dat een bijna onwezenlijke sfeer heeft. Wellicht heeft FurtwSngler dit fleel iets te langzaam genomen, maar dat was nu eenmaal zijn opvatting. Samen werking tussen piano en orkest is op de ze HIS MASTERS VOICE-opname (langspeelplaat ALP 1051) ideaal. Niet alleen een artistiek prachtige opname, maar ook een historisch waardevolle. T"V E Franse componist Gabriel Fauré U (18451924) heeft talrijke pianower- ken gefechreven, veelal van een verfijn de elegantie. Zijn Barcarolles. Im promptu's en Nocturnes zijn kleine meesterwerkjes, waarbij invloed van Chopin, Mendelssohn of Schumann is. doch waarin zich toch een volkomen eigen aristocratische geest uit. De gro te pianist Alfred Cortot sprak eens van „vlot en sprankelend". In 1881 schreef Fauré zijn Ballade, oorspronkelijk voor piano-solo, doch la ter met orkestbegeleiding. In dit poëti sche werk toont hij zich de leerling van Chopin en Saint Saëns (aan laatstge noemde droeg hij het werk op). De or kestrale achtergrond is een imaginair bos welks ontelbare ritselingen van fee- en en sylphes het zwevende aanvangs- thema begeleiden, helder, diep en char mant als een liefdeslied. PHILIPS maak te er een heel fijne opname van (lang speelplaat N 00704 R) met ragfijn spel van de pianist Jean Doyen, begeleid door het Orchestre des Concerts Lamou- reux o.l.v. Jean Fournet. De andere zijde van deze plaat be vat de bekende Variations Symphoni- ques van César Franck, uitgevoerd door dezelfde musici. In deze symphoni sche variaties voor piano en orkest toont Franck zich toch de grote orgelmees ter. De piano is hier eigenlijk als een orkestinstrument behandeld en als zo danig is de samenwerking tussen pianist en orkest buitengewoon goed te noemen. De opname in haar geheel vind ik ech ter vlak, zonder ruimte. TOT slot een plaat met werken voor A pianosolo. De pianist Robert Casadc- sus heeft voor PHILIPS de pianowerken van Ravel gespeeld en daarvan ontving ik die met de ..Pavane pour une Infan te défunte" 1898 de Sonatine (1905), ,.A la manière de Chabrier" en ,.A la manière de Borodin (beide 1913) en Miroirs 1905Deze opname (langspeel plaat A 01112 L) is een juweel tc noe- Deze prachtige werken van de man, die eens zeide: „Het is niet nodig mijn muziek te vertolken omdat men vol-' staan kan met haar te spelen", zijn door wam Toren van de Zutderkerk te Enk huizen. Kerk. toren en omgeving vormen wel een schilderachtig gedeelte van deze oude stad. Uit deze opname spreekt de aristocratie van componist en van vertolker. Ook op-' namctechnisch is deze langspeelplaat van zeer hoog gehalte. Volgende week weer enkele orkestwer ken uit Tsjechoslowakije, Italic en CORN. BASOSKI. De Engewe organist Jones, die in Kingsway Hall Londen twee orgelconcerten wc Handel speelde. enige doosjes sigaretten tevoorschijn. Toevallig rolde ook een pakje kauw gum uit mijn zak. In de gauwigheid had ik uitgerekend, dat er voor elk vnn de gasten drie sigaretten zouden zijn en dat er nog een stel zou over blijven. De doosjes deden de ronde en kwamen na enige tijd van de andere kant bij me terug. Leeg! Naast me lag nog een doosje voor eigen ge bruik, benevens dat pakje kauwgum. Ik dacht, dat de voorganger, die de plechtigheid had geleid en nu in mijn nabijheid zat, met welgevallen zijn oog op de genotsmiddelen had la ten rusten. Maar dat kon ook ver beelding van me, zijn. Edoch, aan het einde van de maal tijd, toen we geen „pap" meer kon den zeggen en er dikke wolken rond om ons hingen van de sterk riekende inheemse kretek-strootjes, die de In donesische feestgangers rookten, boog de eerbiedwaardige penghoeloe zich naar mij over en zei: „Boleh, ja?" mag wel, hè? en hij griste mijn sigaretten weg on stak een stukje kauwgum >n 'ün mond. Mad hij nog wel zo'n prachtige rede uitgespro ken over mijn-cn-dijn enzo! Sindsdien heb ik nooit meer mijn sigaretten laten slingeren. En kauw gum kauw ik niet meer. wegens een slecht gebit, opgelopen door het ver malen van Indische zoetigheden. Maar vraagt u: „Als het weer nor maal wordt, zou je dan terug wil len?" dan ïcg lk: „Nou, en of! Per kerende post". Want er is geen mooier plekje op aarde, waar Je zo deftig kunt eten. maar ook to gezel lig „van de straat" kunt peuzelen als daar, aan die gordel van sma ragd. Ik heb soma heimwee, alet u ARDYH NOTNA P.S En nu heb ik wan zoveel schoons nog niets kunnen verhalen. Dit was maar een nietig facetje ran cm flon kerende edelsteen. Hi ja. doet U dat Laat me eens weten of IJ nog meer zout lx willen horen. En U mag ook schryven. dat U het at meer dan welletjes vindt. A. N. ZtvtvtrtiGirtiitirtiiiirtvtctiliillitiictrfvttictrCiirtvCt Geval zonder eind (27) Uit de VOLKSWIJK QOK de uitkeringen uit een onge vallenwet hebben een eind. Er komt een dag waarop de controle rende geneesheer als z\jn oordeel uitspreekt, dat de patiënt weer be kwaam tot werken is en de finan- tiële ondersteuningen dus automa tisch ophouden. Ongetwijfeld liggen hier bepaalde addertjes onder het gras. Er bestaat immers de mogelykheid, dat de patiënt om een of amlere reden nog niet zo volledig hersteld is. ais ziektebeeld en uiterlijke verschij ning mogen doen verwachten, en dat de arts zulks niet opmerkt, het zij omdat deze zoveel te controleren heeft, hetzij omdat deze zovaak ge nomen werd, hetzij omdat het wer kelijk niet zonder meer va*t tc stel len valt. Ik vermoed dat cr van dergelijke mogelijkheden wel statistickjes be slaan en ik heb alle reden om te verwachten, dat het hierbij dan niet om procentuele maar om promil- liaire gevallen gaat. Maar hoe dan ook, Sjaarlie gaat zo'n gevul vor men. Hij wordt ontslagen verklaard, zijn ziekte-uitkeringen houden op. aan het werk tijgt hij niet, want hij blijft ziek. ,Js dat waar?" hoor ik u vra gen U vraagt het met gefronste wenkbrauwen, want ik weet maar al te goed, dat U zo langzamerhand Sjaarlie wel rauw lust. Er zijn al verschillende lezers geweest, die ine schreven: ,J5la die vent tot mos terd!" of .Jlierbij tien gulden voor je werk. maar niet voor Sjaarlie" of „Word je nou nooit eens gek van zo'n kerel?" Met dank aan gevers, adviseurs en belangstellenden moge ik op merken, dat ik zelf deze ziekte van Sjaarlie eveneens ernstig in twijfel heb getrokken, althans in dit acute stadium. Niet dat ik er aan twijfel dat Sjaarlie in een bepaalde mate onloochenbaar patiënt is. Deze angst voor urbeid, deze vrees voor ver antwoordelijkheid, deze onwil tot zorgzaamheid ze zyn «tuk voor stuk symptomen wan een geestelijk ziekteproces. Jammer dat ik noch medicus noch psychiater ben en dus daarover niet oordeten kan. Jammer dat ik geen directe medewerker heb, die dit wel is en die ons dus kan voorlichten- Jammer dat heel dit verschijnsel wan de a- en zwak-socialiteit by mijn u-cten althans nog maar zo weinig medisch ontward is gewor den. Maar daar gaat het thans niet over. Het gaat om vrij vage alge mene klachten omtrent een totaal onwel-wezen welke Sjaarlie oy *yn normale onwellevendheid voegt. Maagklachten vooral met sterke verhalen over krampen en steken cn opgeblazenheid en geen asem kunnen halen en nog twee dozijn andere, welke ik U voor alle zeker heid mitsgaders voor de welvoeg lijkheid onthoud. Waarheid? Of verbeelding? Vast staat: magen zijn trefbare gebieden. Behalve hoogst reële maagzweren kunnen allerlei invloe den cr een storende uitwerking op hebben. Ik behoef slechts te denken aan twee dezer verschijnselen. Het eerste heet senuwen op de maag". Het andere ontstaat indien men on regelmatig buitensporige hoeveel heden vet voedsel nuttigt. En nu weten wij, dat Sjaarlie op beide punten mee kan spreken, cu dan vooral op het terrein wan de onregelmatige cn overdadige voe dingen. Immersils er geen geld in huis is, komt Sjaarlie aan geen enkele maaltijd toe. maar zodra er wat gebeurd wordt, is hij er als de kippen bij om mateloze kwantiteiten tegclyk naar binnen te werken. Wii vertelden al iets van wier eitjes op een rijtje. We kunnen ook vertellen van twaalf gebakjes, waarvan Sjaantje en de oudste kleuter er trouwens samen één mochten verorberen. We weten voorts nog van polsdikke palingen en wan regimenten worstjes cn cro- quetlen. Best mogelijk dus dat de maagklachten serieus zijn. Maar we hebben per slot van rekening geen oordelen uit te spreken: tbij noteren slechts de levensware historie! Sjaarlie is dus hersteld en blyft nochtans ziek. En nu verschijnt al dra het begrip „Sociale Zakenten tonele in de persoon van een huis bezoeker, die poolshoogte komt ne men. Een serieus cn bekwaam amb- tcnaar, die de weg effent tot een regelmatige ondersteuning. Terdege op de hoogte van de wettelijke be palingen en niet minder begiftigd met een zielkundig inzicht. Hem klaagt Sjaarlie zyn diepe nood wan onrechtvaardig behandeld werknemer, ziek en niet-ziek, uit gestoten door de ongevallen-wet en door andere maatregelen nog met opgevangen. Hem klaagt ook Sjaan haar nood ran huisvrouwtje-aan- de-rand-van-de-afgrond, met schul den hier en tekorten daar. En zelfs de kleuters schijnen méé te klagen vanuit boks en wieg. En zo belandt Sjaarlie don in de steun! Vergis ik me, of protesteert iemand uit de lezerskring daar al weer? Vindt men het meer dan er gerlijk, dat zulke nietsnutten dan maar voor rekening van de gemeen schap komen?! Smaalt men dat ons kostelijke belastinggeld béter ge bruikt zou kunnen worden?/ Preekt men dat wie niet werkt ook niet Ach, al die opmerkingen heb ik al jaren lang overwogen, maar wat moet er dan toch gedaan worden als Sociale Zaken met meer ondersteu- nen mag? Moet men de Sjaarlie'* en Sjaantjes dan aan hun lot over laten? Wenst men opnieuw de be delaars op de straten te zien ver schijnen? Speelt men in gedachten met concentratiekampen? Ook dit vormt immers geen oplossing wan het vraagstuk waar we ons in ge stoken hebben! Het enige wat we doen kunnen ts: ons wijden uan het opgroeiende geslacht en de ivegen zoeken om dat voor deze ellende te bewan n. Zoeken met heel veel toewijding enerzyds en met heel weinig succes anderzijds. Want wellicht betekent het geval Sjaarlie en Sjaantje wel een teken van de verlorenheid dezer Indeling Misschien oefenen derge lijke gezinnen wel de functie in de samenlewinp uit welke een ziekte proces in ons lichaam uitoefent: heide signalen dat we in ren geval len wereld leven, waarin zonde, graf en hel schijnbaar het laatste woord hebben. Toch 2al niemand zeggen dat art sen overbodig zijn. Toch mag niemand zeggen dat steun gemist kan worden! WIJ KPREDI KANT

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 14