Achter donkere winterdagen staat de lichte lente 4 ZONDAGSBLAD 29 JANUARI 1955 HET BOS IN WINTERSFEER Vele dieren maken moeilijke tijd door ALS de Noord-Oostenwind de winter over bet land draagt, als de bodem rust onder een sneeuwdek en honger en nood bos en veld binnentrekken, dan be gint de anders zo zwijgzame natuur te vertellen. In talrijke hoofdstukken teke nen alle wezens, die zieh in bos en veld ophouden, eigenhandig en eigenvoetlg. Er is een intieme sfeer voor hem, die de eenzaamheid mint en het genoegen kent van het speuren naar de dingen der natuur. Zo zal dit jaargetijde soms zelfs meer bevrediging schenken, dan als het zonlicht de gehele natuur voor ons opensluit en de bezienswaardigheden aan alle kanten vooi het grijpen liggen. Tijdens de felste winterkoude, als de ijzige Noord-Ooster giert over de wit- besneeuwde vlakte van het Veluwse heeft een groep wilde zwijnen de bodem tot diep los- en omgewoeld. Aardklom pen, vermengd met sneeuw duiden op de grote kracht van hun wroetschijven. Rondom zulke plaatsen kan men altijd sporen van bosmuizen waarnemen. Uiterst fijn is het spoor, prent bij prent; tussen de indrukken der pootjes loopt een ondiepe streep: het sleepspoor van de muizenstaart. Hazen en konijnen vin den nagenoeg geen andere mondvoor raad dan wrange eikenbast. Nu treffen de patrijzen, fazanten en korhoenders geen zachte bodem meer aan voor hun nooddruft. IN deze tijd worden de vocderplaatsen ln orde gebracht. Op gezette tijden worden de edelherten en reeën, de mou- flons en wilde zwijnen, hazen, konijnen, Edelherten op de voederplaats. landschap, is er altijd nog het vrolijk gekras der zwarte kraaien of de rauwe roep van Vlaamse gaai en ekster. Een troepje pestvogels, die in het hoge Noorden van Scandinavië en Rusland broeden, echte bes- en vruchtetendc Elunderaars, doet zich te goed aan de essen van de Gelderse roos. Behalve op deze heester worden ze aangetroffen op eglantier- cn rozenbottels, coton- easter, hulst, meidoorn, lijsterbes, hondsroos, berberis, Italiaanse liguster. Jeneverbes cn kamperfoelie. Ook kunnen we nog volop plezier hebben van de andere vruchten, welke de natuur ons in de voorgaande herfst schonk. De slee doorns dragen de bekende blauwe pruimpjes, die vanwege hun wrange smaak ook wel ..bekketrekkers" ge noemd worden. Als het vriest worden zij eetbaar! Van de kardinaalsmuts zijn heel wat oranjekleurige zaden in de ma gen van de roodborsten verdwenen, maar er zijn toch nog genoeg over gebleven om het oog te bekoren. TEGEN de avond staken de vogels hun nijver zoeken naar voedsel cn zwijgen, de stilte keert terug in het bos. dat daar in vallende schemering staat in de ongerepte blankheid van zijn wintertooi. Sneeuw en stilte zijn als het ware van gelijke aard. Nu de bomen kaal zijn. hebben we een prachtige gelegenheid om te letten op de vorm van de kruin, die voor vele boomsoorten zo kenmerkend is. Welk winterse landschap. Aan de kale takken vinden we reeds de knoppen, die ln het volgende voorjaar zullen uitlopen en waaruit bladeren en bloemen te voor schijn zullen komen. Ook deze knoppen zijn de moeite van het bekijken ten ▼olie waard. Plantkundig bekeken, is een knop niets anders dan een tak met bladeren in zakformaat en naar de in houd van de knoppen verdeelt men ze nog weer in: bladknoppcn, bloemknop pen en gemengde knoppen. Nu alles kaal geworden Is, komen ook de vogelnesten voor het voetlicht. De ge hele zomer hebben ze keurig verstopt gezeten tussen het gebladerte van de bomen. 7iJ kunnen ons Interessant stu diemateriaal leveren, want elke vogel soort heeft niet alleen haar eigen bouw trant, doch zij gebruikt ook bepaalde grondstoffen voor de inrichting van haar nest. OOK de dierenwereld verdient In dezo tijd van het jaar onze bijzondere aan dacht. Sneeuw en vorst bemoeilijken het bemachtigen van de noodzakelijke leeftocht. Urenlange tochten moeten •rden gemaakt, waarbij de kans zeer groot is, dat de dieren zich de lopers aan de bevroren bovenlaag van het sneeuwdek verwonden. Bovendien is het nen dan niet mogelijk met de voor lopers de sneeuwlaag van de veldakkers te verwijderen, teneinde voedsel tot zich te nemen. In het bos, onder de beschutting van fazanten, bos- en bolenduiven, zang vogels bijgevoerd met dikke voeder bieten, mals, eikels, geurig hooi cn spe cialiteiten. Vele sporen lijnen naar zulke voeder- plekken. Voederplaatsen dienen dan zorgvuldig gemeden te worden. Niets is de in het wild levende zoogdieren meer ongezind dan de lucht, die duidt op de aanwezigheid van de mens, helaas hun ergste vijand. Voor de zeearend, die als een ver vaarlijk en geducht vijand door dc lucht wiekt, is de dis nu rijkelijk gedekt Ook de vos houdt nog kranig stand. Hoe wel het bemachtigen van 't noodzake lijke rantsoen moeilijker wordt voor hem en urenlange nachtelijke, tochten vergt. In deze tijd is hij nog moeilijker VOOR sommige zoog dieren is de over wintering geheel geen probleem, omdat ze wèl 'een winterslaap houden. Vroeger heeft men altijd gedacht, dat deze dieren in die periode zouden teren op enorme reserve- voorraden, die ze in het lichaam zouden hebben aangelegd. Later is ge bleken, dat dit niet het geval is. Tijdens de win terslaap blijkt de stof wisseling namelijk zeer traag te verlopen. De lichaamstemperatuur van een vleermuis en een egel, die in de zomer tijd constant is, gaat zich tegen de win ter aanpassen bij de temperatuur van de omgeving. Bovendien gaan de adem haling en de hartslag veel trager. Het gevolg is dan ook, dat het stofverbruik bij deze winterslapers gedurende de win terslaap uiterst klein is, zodat het niet noodzakelijk is in het lichaam geweldige voorraden op te slaan. Wat is nu de oorzaak van deze win terslaaptoestand? De stofwisseling van het lichaam is in sterke mate afhanke lijk van de werkzaamheid van de schildklier, welke ter hoogte van het strottenhoofd is gelegen. Deze klier pro duceert een bepaald hormoon, dat thy roxine heet. Bij winterslapende zoogdieren nu be gint de schildklier in de herfst ineen te schrompelen en de productie van thyro xine loopt sterk terug. Daardoor zakt dus ook het peil van de gehele stof wisseling. In het voorjaar begint dc schildklier weer actief te worden en zo dra het thyroxine-gehalte van het bloed weer een bepaald niveau bereikt heeft, kan de winterslaap worden beëindigd. Verschillende zoogdieren gaan tegen de winter voorraden aanleggen, waar voor dikwijls zelfs bepaalde voorraad kamers gebouwd worden. Zeer bekend is dit van de hamster, welke in het zuiden van Limburg voorkomt. Ook bij Reeën in het besneeuwde bos. muizen en eekhoorns kan men dit ech- Hetzelfde verschijnsel is ook bekend van de bijen, die tegen de winter voor ccn behoorlijk gevulde raat zorgen. Bij de bijen overwintert immers het gehele volk met uitzondering van de darren (mannelijke bijen) zodat er een be hoorlijke voorraad nodig is om het volk gedurende de winter van de nodige ca lorieën te voorzien. Bij de wespen is dat heel anders. Laar sterft het gehele volk in de herfst uit en overwintert alleen de bevruchte koningin, die in het komende voorjaar geheel op haar eentje een nieuw volk moet stichten. 's Morgens vlak vóór het licht worden is het op z'n duisterst. Het is een be moedigende les, die daarin ligt: het licht staat vlak achter de diepste duis ternis. Achter het ongerief van de don kere middenwinterse dagen staat de lichte lente en als de winter op het felst wordt, betekent dat dc nadering van milder tijd. Gelukkig is de eenvoudige mens, die oog en oor en hart daarvoor opent, want hem is bet leven heilig in al zijn vormen, hij kent de vreugde om het Wonder cn de eerbied ervoor. Zijn klare, reine bekoring onttrekt de mens een wijle aan alle aardse zorgen en doet hem denken aan Hoger dingen. F. VAN OMMEN tR&qeöie van 'n mongooltje Leeftijö öeR moeöeR speeLt qRote rol (Van c medische medewerker) Dc sen zijn overdag bijna niet in beweging doch zitten in het hol en slapen, want de nachten zijn zo lang. dat het niet nodig is zich overdag te laten zien. Ook de zeldzame das, een zoolganger, wordt somtijds waargenomen. Weinig bekend is dc dikwijls onderbroken win- terrust van dit zoogdier, die onjuist veel al als winterslaap beschouwd wordt. Het zelfde verschijnsel is van toepas sing op de bruine beer. Tijdens warme winternachten kan men de das waar nemen, daar hij zijn hol niet alleen uit reinheidsoverwegingen, doch tevens voor vocdselopname verlaat. of meer hulp- n ontwikkeling zijn achtergebleven, zijn het voor werp van bijzondere zorg der ouders. liet is vaak ontroerend te zien hoe veel zorgen een moeder zich maakt over zo'n kind, als zij op een ziek bed ligt, dat het sterfbed gaat wor den. Vandaag wilde ik U over een be paalde groep van deze kinderen iets vertellen. Zo langzamerhand weet iedereen wat men onder een „mongooltje" vcr- uiiun ur urscn de bomen, het afgevallen loof en ae g ringere sneeuwlaag, is de bodem niet zo diep bevroren als in het vrije veld. Hier Edelherten in het Imbosch. Toen het kind pas geboren was, zag men er eigenlijk weinig aan, behal ve dat het een beetje klein was. Naarmate het zich ontwikkelde bleek het echter niet te gedijen zoals an dere kinderen. Natuurlijk vergelijkt de moeder van zo'n kind het met die van an deren. Deze kunnen al goed overeind zitten en het hoofd rechtop de romp houden, maar haar kind valt nog dub bel wanneer men het alleen zou la ten zitten en het hoofd staat wat men noemt nog volkomen los, d.w. z. het richt zich naar de wetten van de zwaartekracht en valt dus deze of gene kant uit. Ook het tanden krijgen gebeurt op een later tijdstip en vanzelfspre kend ook het staan en lopen. In die tijd begint de moeder, die ziet dat het kind wat achterblijft, zich af te vragen, of het geestelijk wel helemaal normaal is. De andere kinderen nemen meer nota van de omgeving en zijn soms al pienter, terwijl haar kind min of meer een vegetatief bestaan leidt. Deze vrees is het ergste van alles en hierover maakt men zich dan ook de meeste zorgen. Ziet men deze kinderen op oudere leeftijd, dan zijn ze gemoedelijke typen, vrolijk en opgeruimd, gemak kelijk lachend, muziek beminnend om het rhythme, anderen nabootsend zodat zij meestal vreugde in hun om geving verspreiden. Beziet men ze wat nader, dan is het net alsof zij tot een meer pri mitief mensenras behoren. De oog spleten zijn nauw, staan scheef, de kleine oortjes zijn ook met de lellen aan het hoofd vergroeid. Dc schedel is betrekkelijk klein, het achterhoofd wat plat, de handen en voeten maken door de korte vingers en tenen een plompe indruk. Het verhemelte is hoog, de tong is dik alsof hij tc groot is voor de mond. Zij kwijlen dan ook gemakkelijk. De tanden zijn in ont wikkeling achtergebleven en die er zijn, staan schots en scheef. De huid is droog en eczemateus. Zij krijgen dan ook gemakkelijk ontstekingen. Ziet men deze kinderen lopen, dan houden zij hun knieën gebogen en ZONDAGSBLAD 29 JANUARI 1955 5 Twee grote zangeressen Irmgard Seefried en Rita Streich XJET is opvallend, dat meerdere com- AAponisten, die ons de schoonste lie deren hebben nagelaten, steeds weer als ideaal stelden eens een opera te compo neren. De 16-jarige Franz Schubert toonzette de toveropera van Kotzebue „Des Teufels Lustschlosz" en tijdens de arbeid aan de opera „Der Graf von Gleichen" (tekst van Bauernfeld) stierf deze schepper van het nieuwe Duitse lied. Daartussen liggen 15 opera's, waarvan er drie onvoltooid bleven. Wie kent ze nu nog? Irmgard Seefried. Robert Schumann, de grote liedcom ponist van de hoogromantiek, had de plannen voor niet minder dan 30 opera's (de titels had hij reeds opgeschreven), doch bracht het niet verder dan één opera, nl. „Genoveva" (tekstbewerking naar Hebbel). Ze is vergeten? Ook Johan nes Brahms, de klassiek-romantische liedcomponist, liet zich steeds weer door het fantoom opera verleiden en noteer de eveneens verschillende opera-gege- vens. Eindelijk gaf hij de moed op en in 1887 (op 54-jarige leeftijd) ver klaart hij tot twee „mooie principes" te zijn gekomen, nl. .keine Oper und kei- ne Heirat mehr zu versuchen". En dan was er ten slotte nog Hugo Wolf, de grote meester van het Goethe- en Mörikclied, die meende niet volwaar dig te zijn zonder operawerk. De stroom van liederen brak hij plotseling af om dat hij geloofde „zum Opernkomponisten berufen" te zijn. Van 1890 - 1895 was hij met 25 libretto's bezig. Van 9 Juli 1895 na 100 dagen ingespannen ar- zakken telkens door de knieën heen; ze sloffen. De armen zijn als vast genaaid aan de romp. Zij slingeren en zwaaien om het lichaam heen. Het hoofd wordt naar voren gestrekt. Het gezicht maakt een ouwelijke indruk door de plooien bij de mond en oog hoeken en vaak zijn er rimpels in het voorhoofd. Een mongooltje van 30 jaar kan er al uitzien als iemand die tussen de 50 en 60 jaar is. De ontwikkelingsstoornissen betref fen niet alleen de hersenen en de uitwendige lichaamsbouw, maar ook aan de inwendige organen vindt men vaak afwijkingen. Men vindt b.v. aangeboren hartafwijkingen, longaf wijkingen, breuken e.d. Juist de afwijkingen aan de inwen dige organen maken dat deze kin deren meestal op jonge leeftijd over lijden. Maar zij die de leeftijd van 40 jaar bereiken, zijn in hun soort al oud te noemen. U heeft al begrepen, dat deze kin deren, die zeer afleidbaar zijn, moei lijk iets kunnen leren. Lezen en schrijven kan men ze gewoonlijk niet bijbrengen. Tot eenvoudige bezighe den zijn zij meestal wel in staat. De oorzaak van de ontwikkelings stoornissen is nog niet helemaal dui delijk. Wel weten wij, dat de leeftijd van de moeder een grote rol speelt. Op ongeveer 22 23-jarige leeftijd b. v is de kans dat men een mongooltje krijgt, zeer gering te noemen. Is de moeder echter de 45 gepasseerd, dan wordt deze kans vele malen groter. Zijn er in het begin van de zwan gerschap stoornissen geweest, dan verhoogt dit ook de kansen op de geboorte van een mongooltje. De bloedvoorziening van de zich ontwik kelende vrucht speelt een belangrijke rol, evenals de organen met inwen dige afscheiding. Het voorkómen berust dus op een zo vroeg mogelijk signaleren van af wijkingen in dc orgaanfuncties, die met de geboorte te maken hebben. Reeds in de derde maand van de zwangerschap komen deze afwijkin gen tot stand. dor"? De voorbereidingen voor de eerste op voering van deze opera in Mannheim waren in volle gang en men verwacht te, dat Hugo Wolf natuurlijk alleen maar aan dit werk zou denken. Mis, zijn eigenlijke instelling als componist liet hem niet los cn tijdens de voorbe reidingen schreef hij de tweede band van het „Italienisches Liederbuch", op teksten van de Munchener dichter Paul von Heyse (ln 1911 winnaar van de No belprijs voor letterkunde). Het is eigenlijk wel merkwaardig, dat een componist als Hugo Wolf, die in zijn liederen de meest verschillende mensentypes zo volkomen muzikaal wist uit te beelden, ja ze zelfs soms een be paalde muzikale handeling geeft, niet met succes de opera hanteerde. Zeker, in „Der Corregidor" is de psychologi sche uitbeelding prachtig, maar nergens komt het toch tot een werkelijke drama tische handeling. De grootheid van geest lag in het kleine lied en is het daarom niet typerend, dat Wolf de eerste band van zijn „Italienisches Liederbuch" be gint met dat heel tere lied „Auch kleine Dinge können uns entzucken", geschre ven op 9 December 1891. V\N de 46 liederen uit het „Italie nisches Liederbuch" (3 banden) heeft de Deutsche Grammophon Ge- sellschaft (D.G.G.) er 22 uitgezocht, die wel speciaal voor een vrouwenstem ge schikt zijn. Op één langspeelplaat (18192 LPM) zijn de nummers 1, 2, 6, 10, 11 12. 15, 16. 19. 20, 21. 25, 28. 29. 32, 36 39. 40, 41, 43, 45 en 46 opgenomen. En ze worden gezongen door niemand min der dan de beroemde sopraan van de Weense Staatsopera Irmgard Seefried. begeleid door de Weense pianist dr Erik Werba. Irmgard Seefried is geen Weense van geboorte, doch zag op 9 October 1919 in Köngetried (Beieren) het levenslicht. Het eerste onderricht kreeg ze van haar vader en op 11-jarige leeftijd zong ze al als Gretel in de Humperdinck- opera „Hansel und Gretel". Na een op leiding aan het Conservatorium te Augs burg, haalde Herbert von Karajan haar naar de Opera in Aken. Daar zong ze ook heel vaak geestelijke muziek in de Domkerk o.l.v. Theodor Rehmann. In 1943 debuteerde Irmgard Seefried als Eva in Wagners „Meistersinger" aan de Weense Staatsopera o.l.v. dr Karl Böhm. Tot heden is ze nog steeds aar. deze Opera verbonden, werkt ze regel matig mee aan de grote internationale muziekfestivals (ook in Amerika) en geeft door de gehele wereld liederen- avonden (ook in Nederland) of zingt oratoria. Irmgard Seefried is gehuwd met de befaamde Weense violist prof. Wolfgang Schneiderhan. Wat bij deze sublieme vertolkingen van Irmgard Seefried opvalt is vooral de gaafheid van expressie. Ze speelt het lied als het ware, geeft aan elke teke ning in het lied het juiste relief en ka rakteriseert daarmee tevens personen en toestanden. Soms de tragiek van een „Mir ward gesagt du reisest in die Fer- ne", dan weer het declamatorische in een „Wer rief dich denn? Wer hat died herbestellt?", dan weer het speelse van ..Mein Liebster hat zu Tische mich ge laden" of de dramatische tegenstellin gen in „Heut' Nacht erhob ich mich um Mitternacht". Steeds is er het grijpen naar de tekst, de zingende verklaring van het woord, speels of bewogen, tra gisch of hartstochtelijk. Heel bijzonder is het laatste lied „Ich hab' in Penna einen Liebsten wohnen", waarin een Italiaanse schone al haar minnaars op somt in de verschillende dorpen en be sluit, dat ze er in Castiglione wel tien heeft. Hier gebruikt Irmgard Seefried al haar voordrachtskunst, ze declameert de woorden en toch blijft het zang. Dc pianopartij, die bij Wolf altijd een ge heel zelfstandige partij is en geen be geleiding, verzorgt Erk Werba meester lijk. Een sublieme opname. In een van mijn vorige pla- tenbesprekingen noemde ik reeds de naam van de Duitse sopraan Rita Streich. Een nieuwe opname van de D.G.G. (normaalplaat LVM 72447, met verlengde speelduur) heeft haar stem opnieuw onder de aandacht gebracht. Rita Streich is een der Jonge sopraan- zangeressen van Duitsland, en wel iemand die in korte tijd de harten van alle muziekliefhebbers veroverde. Haar eerste theaterjaar bracht ze door in Aussig an der Elbe en terstond daarna in 1945 werd ze aan dc Staats opera in Berlijn geëngageerd. Haar eerste grote succes was door de rol van de pop in Hoffmann's Erzëhlungcn van Offenbach, direct gevolgd door Blond- Rita Streich. der Nacht uit Mozarts „Zauberflön Waldvogcl uit Wagners „Siegfried",, etc). Liederen- en aria-avonden ging ze geven door heel Duitsland en reeds en kele jaren werkt ze mede aan de Fest- spielen in Bayreuth en Munchem Rits Streich krecE aanvankelijk wat les van Maria Ivogün en werd daarna dc eni ge leerlinge van Erna Berger. Een zeldzaam mooie, lyrische stem, die in tegenstelling tot vele colora tuursopranen ook in het middenre- gister vol is cn glans heeft. De stem van Rita Streich doet me steeds den ken aan heel fijn en kostbaar kristal, glaszuiver als ze is. Op de gemelde plaat zingt Rita Streich uitsluitend Kerstliederen onder de titel „Von Hirten und der heiligen Nacht". Hier is ner gens op het effect berekend, alles is van een zuivere en ontroerende schoon heid. met prachtige medewerking van het Rias-Knapcnkoor en het Rias-Sym- phonie-erkest o.l.v. Kurt Gaebel. „Alle Jahre wieder", „Es ist ein Ros' en- sprungen", „O du frühlichc", „Vom Himmel hcch" cn „Stille Nacht", de al oude Kerstliederen krijgen nieuwe glans door deze eenvoudige cn Juist daardoor zo schone vertolkingen van de toonaan gevende coloratuursopraan van deze tijd: Rita Streich. En wat zijn die oude Kerstliederen dan mooi. COR. BASOSXI Geval zonder eind (26) Uit de VOLKSWIJK pinnen met poede voornemens, waarmede immers de weg naar de hel geplaveid is maar het is in geen geval prijzenswaardig als het dan nog slechte voornemens blij ken te zijnl En toch: Sjaarlie heeft besloten om nu nóóit meer tc gaan werken. Omdut het werk hem cn hij het werk niet ligt. Omdat het toch al tijd op mets uitdraait. Omdat je er enkel diepe sneden in je arm. ge broken enkels en armen, gekort wiekte vingers cn andere kwetsuren bij oploopt, die je uiterlijk niet verfraaien. Alsmede omdat de sociale uitkeringen ingeval van on geluk en ziekte verre beneden zijn loensen liggen. Hij mag toch minstens verwach ten. dat de getroffen werknemer onder zulke omstandigheden extra premies beurt en zie daar de maatschappij begint hem onmid dellijk tc korten. Hem in zijn brood te treffen. Hem alles te onthouden waarop hij recht heeft. Want hij heeft er tenslotte zelf altijd voor betaald. In al de jaren dat hij werkte hp verbeeldt zich dat hij vanaf zijn wieg aan één stuk door in het arbeidsproces is opgenomen geweest! heeft hij immers al maar centen moeten dokken om verzekerd te 2yn en nu hy om zijn geld komt zijn eigen bloedig- verdiende geld! stuurt de sa- nleving hem met een kluitje in het riet en scheept hem met een aalmoe* af. Conclusie: wij leven in rot-wereld; er bestaat geen recht voor een arm mens! Sjaarlie is dus in het stadium het zelfbeklag aangeland. Dat een héél gevaarlijk stadium. Mensen, die daarin peraken, rijn voor de nabestaanden een dage lijkse kwelling. Eerstens omdat zij hun gezin op eindeloze jeremiades onthalen, waaraan een zekere een tonigheid niet ontbreekt. Als Sjaarlie laat ontwaakt. bepint hij met foeteren. Hij rekt zich eens prinsheerlijk vit op een tijdstip waarop zoveel millioen an dere werkers al aan de slag zijn i h\j vat zijn dromen en gedach ten samen met de zin: ..Het is een schandaal'" Hij bedoelt daarmede niet zichzelf of rijn gerekte mor genslaapje. hij bedoelt de Neder landse staat en speciaal de groep der werkgevers. Daarover raast hy dan meteen een poosje door, net zo lang totdat hy echt op toeren gekomen is. Is hij zó ver dan krijgt Sjaantje er om een andere reden van langs. Voor een goed uitgeslapen man valt er aan diens vrouw altijd wel wat te ontdekken waarom zij z'n mishagen kan wegdragen. De ene dag omdat ze hem wakker heeft gemaakt door haar heen en weer geloop en de andere dag omdat ze zit te niksen. Morgen omdat de kleuters blèrren. en overmorgen omdat ze nog niet geholpen rijn. Gisteren aangezien ze rammelt met potjes en pannetjes en eergisteren omdat ze die maar laat staan bij gebrek aan voedingsingrediënten. Kortom: voor Sjaarlie deugt Sjaan 's ochtends tussen 10 en 12 nergens toe als om zyn tirades te beluis teren. Hoe Sjaan zelf dat t'indt? Men kan daar niet altijd antwoord op geven. Misschien is ze er allengs aan gewend en hoort ze het bij tijden niet eens meer. Misschien zet ze op andere dagen de radio wat harder en laat hem kletsen zonder er aandacht aan te schen ken. Misschien ook loopt ze, als het haar te bar wordt, de straat op. Terwijl ze een heel enkele keer haar man de volle laag ruimschoots terug geeft. Dan taint ze onmiddel lijk op alle fronten, uianf als Sjaan haar mondje opendoet, doet ze dat ook con amore Ze doet het zo gepassioneerd dat allengs buren en roorbypanpers opmerkzaam worden en blyren luisteren. Ze roeien dat ze hier iets leren kunnen op het pebied ran scheldwoorden en verwijten. Ze zien hun taalschat binnen een kwartier uitermate verrijkt, zy het dan ook dat ze er geen woorden boek van kunnen samenstellen zon der rechtstreeks met de strafrech ter in aanrakinp te komen, trant de vrijheid van drukpers betekent nop niet dat wij alle lasterlijkheden welke Sjaantje uitbraakt zwart op wit mogen stellen. Doet dit laatste rerschijnsel zich voor, dan is het gegarandeerd Sjaarlie, die de erhtelyke woninp binnen afzienbare tijd verlaat. Hij staat eren. toeinip pekamd en be slist onpcwas.sen in rijn huisdeur en maakt dan dat hy wegkomt. Hij heeft even zeker een halve straat 5 nodip eer hij zijn beroemde flaneer- J tred terup rindf: de eerste tiental- i Ien nieters doet hy meer aan een vluchtend wat lichtelijk aange- t schoten hert denken. Maar hy u-eet uiteindelijk wraak te nemen, en daarom beperkt Sjaantje haar driftaanvallen: zij zal toch aan het kortste eind trekken. Dat gaat zo: een vriendelijke buurvrouw brengt wat eitjes mee Ze heeft wel in de gaten dat Schraalhans hier meester is en ze wil dat bleke vrouwtje en die paar zwakke hummeltjes toch nop eens vertroetelen. Asjeblieft, vier eitjes. lekker eten.' liet is een wijze buur vrouw. die het allanp bekeken heeft dat Sjaarlie werkelijk niet zal toekijken als zyn vrouw en kroost lekker zitten te smullen. Daarom heeft ze hem maar meteen op de begroting gezetvier eitjes, voor ieder mens in huis één. de slagvelden inderhaast heeft ruimd om enkele uren buitenshuis verstrooiing te zoeken. „Weet ik het?!" antwoordt Sjaan, „hij heb ze allemaal zelf op gegeten En hierdoor is Sjaarlie in deze fase van zijn eindeloze geschiedenis wel het best getgpoerd. Dit is dc manier waarop hij tich schaloos stelt voor al het onrecht, dat dr samenleving hem berokkent. Zó zoekt hij zijn vermeende recht en zó wreekt hij zich op zijn levens gezellin. Het is niet moeilyk om zich hem voor tc stellen. Daar zit hij met een verbeten trek op zyn pezicht. Wie beeft d'r nou méér recht op eieren dan ik" vraagt hy zich af. Jk werk me al jaren te sap pel!" Ik varlies myn gezond heid en myn geld." ,Jk krijg nog niet eens uitbetaald wat me toekomt!" „Ik word niet naar waarde geëerd!" „Nou poed, dan zal ik zelf wel zorgen dat ik aan mijn trek kom!" Sjaarlie eet. Vier eieren achter mekaar. Men moet er maar op komen. En er tegen kunnen.' WIJKPREDIKANT.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 10