<2>e óprookjeó van cJJ-ncleróén cl-tollandó vlag aan cz&jrikaó &oótkuót Tekeningen BOERGE PRAMVIG ■i. iNu was lompe Hannes aan de beurt, lij kwam op rijn bok de kamer binnenrij- cn. ..Wat is het hier ongeloofelijk warm", ei hij. ..Ja. want ik braad vandaag snoeshanen," ei de koningsdochter. ..Dal tref ik erg." zei lompe Hannes „Dan kan ik ook wel een kraai gebraden Ie konings- ,.Ja zeker, kijkt u maar eens." zei hij, haalde de oude klomp te voorschijn en leg de de kraai daar middenin. „Dat wordt een hele maaltijd", zei de ko ningsdochter. „Maar hoe komen wij aan krijger „Dal Dat kunt u heel goed." zei dochter, „maar hebt u iets. om braden" Want ik heb geen pan „Die heb ik „en het doet ei „Dat staat mi ter „Jij bent i nijn zak,", zei Hannes, et toe of ik wat mors" an." zei de koningsdoch- gen. Jij bent de Maar weeffWHHI t wij zeggen opgeschreven wordt •oord verle- ik wil trou- wel, dat ieder woord gen in de krant komt? Bij ieder raam staan drie klerken en ook onze secretaris, „Dat zijn dus waardigheidsbekleders," zei lompe Hannes. „Dan moet ik de secre taris wel het beste geven," en hij smeet een handvol modder pardoes in diens gezicht. „Dat was knap gedaan." zei de konings dochter. „Dat had ik niet kunnen doen, maar ik zal het wel leren." En toen werd lompe Hannes koning, kreeg een vrouw en een kroon en zat op 5. De standvastige linnen soldaai zij waren alle geboren uit dezelfde oude tin nen lepel. Rood en blauw was hun prachti ge uniform Het allereerste wat zij op de wereld hoorden was het woord: „Tinnen soldaten! Dat riep een kleine jongen. Hij had de soldaatjes gekregen, omdat hij jarig was. en nu zette hij ze op de tafel De ene sol daat leek precies op de andere, slechts.- één zag er een beetje anders uit. hij had maar één been. want hij was het laatste gegoten, en toen was er geen tin genoeg meer. Toch stond hij op zijn ene been even stevig, als de anderen op hun twee benen, en hij is het juist die aardige dingen be leefde. Op de tafel stond nog een heleboel ander speelgoed; maar dat. wat 't meest in het oog viel, was een prachtig kasteel van pa pier. Voor het kasteel stonden twee kleine boompjes rondom een kleine spiegel, die een vijver moest verbeelden. Zwanen van was zwommen er op. maar het aardigst was toch een kleine dame. Zij was ook van papier geknipt, maar zij had een kleine, smalle, blauwe band over de schouder; in het midden daarvan zat een blinkende ster. De kleine dame strekte haar beide armen uit. want zij was een danseres, en hief haar ene been zo hoog op. dat de tinnen soldaat niets anders den ken kon. dan dat zij maar één been had. evenals hijzelf. „Dat zou een goede vrouw voor mij zijn" dacht hij. „maar zij is zo heel voornaam, zij woont in een kasteel; ik slechts in e doos, en daar zijn we met ons tigen in; dat is geen woning zal toch zien, dat ik kennis met haar 2. Toen het avond werd kwamen alle an dere tinnen soldaten in hun doos. en de mensen in huis gingen naar bed. Nu begon het speelgoed spelletjes te doen. b v. dat er visite kwam. dat het oorlog was of dat ze met elkaar gingen dansen. De notenkra ker maakte allerlei buitelingen en de grif fel werkte op de lei; het was zo'n lawaai, dat de kanarievogel er wakker van werd begon te praten, nog wel op rijm. en de kleine danseres: zij stond recht over eind op haar tenen; hij stond even onwrik baar op zijn ene been als zij, zijn ogen geen ogenblik van haar afgewend. Nu sloeg de klok twaalf en flap, daar sprong het deksel van de snuifdoos, maar er was geen tabakssnuif in, neen maar een klein, zwart kaboutertje, een waar kunst stuk. „Tinnen soldaat!" zei het kaboutertje. „wil je wel i Maar de tinnen niets gehoord had. deed, alsof hij „Ja. wacht maar. morgenzei de kabouter. Toen het nu morgen werd. werd de tin nen soldaat voor het raam neergezet, en of het door de kabouter of door de tocht kwam, maar opeens vloog het venster open, en viel de soldaat hals over kop naar bui ten uit de derde verdieping. Het was een vreselijke buiteling; hij 9tak zijn ene been juist in de hoogte en bleef op zijn schako en met zijn bajonet tussen de straatstenen 3. Het dienstmeisje en de kleine jongen kwamen dadelijk naar beneden om hem te zoeken, maar hoewel zij zo dichtbij waren, dat zij bijna op hem trapten, konden zij hem toch niet vinden. Nu begon het te regenen, de droppels vie len steeds dichter neer, en het werd een vreselijke bui; toen die voorbjj was. kwamen er twee straatjongens. „Kijk eens!" zei de een. „daar ligt een tinnen soldaat! die moet schuitje varen!" En toen maakten zij een bootje van een stuk krant, zetten de tinnen soldaat er mid- i lieten hem zo door de goot Nee maar, wat kwamen er hoge golven in de goot, en wat was er een stroom in. De papieren boot slingerde heen en weer, maar de tinnen soldaat bleef standvastig, vertrok zijn gezicht niet, zag recht voor zich uit en hield het geweer in de armen. Opeens dreef de boot onder een lange plank door en het werd zo donker, alsof de soldaat in zijn doos was. „Waar zal ik nu terecht komen?" dacht hij. „Ja. ja, het is de schuld van de kabouter!" Op hetzelfde ogenblik kwam er een gro te waterrat, die onder de plank van d® goot woonde. „Heb je een pas?" vroeg de rat. „Toon mij Je pas!" Bah, wat liet zij haar tanden zien. terwiil zij riep: „Houd hem! houd hem! hij heeft geen tol betaald! hij heeft geen pas getoond!" Maar de stroom werd sterker en sterker en de tinnen soldaat hoorde een bruisend geluid, dat zelf de dapperste man schrik zou aanjagen. Denk toch een3 aan, de goot stortte zich in een groot kanaal uit. Nu was hij er al zo dicht bij. dat hij niet meer terug kon. jfgiwS - "tnrëfr Onvergetelijke ontmoeting in Beira door MARY POS „Schrobben HET Nederlandse volk is een volk van grote kwaliteiten, maar onder zijn tekortkomingen vindt men een fout, zo onbegrijpelijk en zo onverklaarbaar, dat men het een onvergéfelijke fout zou kuit staand buitenlander tegen mij. „Die fout is dat de Nederlanders al heel weinig trots op hun nationaliteit schijnen te zijn, dat Uw roemruchte verleden en Uw culturele schatten voor het overgro te deel van Uw volk niets schijnen te betekenen en dat men evenmin schijnt te beseffen wat Uw volk ook in onze tijd, met z'n ontzaglijke moeilijkheden en problemen, presteert". Ik heb dikwijls op mijn reizen aan de ze woorden moeten denken, juist omdat men ver van huis in staat is vergelij kingen te treffen tussen zijn eigen land en andere gebieden en ook omdat men zijn grieven over veel wat men in het eigen land anders zou willen zien. schijnt te vergeten en steeds meer oog krijgt voor het goede en grote. Hoe sterk heb ik op mi}n laatste zwerftocht gevoeld wat wij als volk presteren. Hoe actief zijn in Oost-Afri- ka onze zakenmensen. Hoe hebben ze noals we zagen ook het vertrouwen van de bevolking, of dit nu blanken. Azia ten of naturellen zijn, weten te winnen. Met welke verblijdende resultaten zijn Nederlanders, wie na het verlies van Indië het le-ven en werken in dit eer tijds tropenparadijs onmogelijk werd ge maakt. in de Rhodesia's en in Tanga nyika en Kenya gaan pionieren, maar bovendien, welk een activiteit ont plooien onze scheepvaartmaatschappijen er langs de kusten en door hun kanto ren ook in dat oostelijke deel van Afri- Geen haven of men ziet er in de warme wind de Nederlandse vlag wappe ren. Een enkele maal is het een passa giersaccommodatie. Ook zijn schillende plaatsen kustvaarders 'gests- tionneerd, moderne schepen, die regel matig de kleinere havenplaatsen aan doen om er te lossen en te laden. Ne derlandse vrachtboten uit de wilde vaart en andere op weg naar het verre Oos ten en Australië verschijnen er herhaal delijk. Een enkele maal ziet men er er gens een kolossale baggermachine aan het werk en dan zijn er „last but not least" ook de kwieke sleepboten, die hier of daar opdoemen om als de „van Gend en Loos" der wereldzeeën te fun geren. 1") AT de belangstelling van ons volk voor de mannen, die onze schepen bevolken en die voor het allergrootste deel door hun houding, gedrag en pres taties, de eer van ons volk over de ge hele wereld hooghouden, veel groter sou kunnen en moeten zijn, ls bijna van zelfsprekend als men denkt aan de hier boven aangehaalde woorden van een buitenlander. Hoe toch hangt van onze zeelieden een groot deel van ons aanzien in de we reld af. Dat ambtenaren in de diploma tieke dienst zich behoorlijk gedragen is bijna vanzelfsprekend. Bovendien tre den zij zelden buiten hun eigen kringen. Emigranten strijken op een bepaalde plaats neer. waar de gehele omgeving onmiddellijk haar invloed op de nieuw komers gaat uitoefenen en mede zal werken om hen zich te doen schikken en aan te doen passen, maar onze zee lieden. van de kapitein van het trotse vlaggeschip der koopvaardijvloot tot aan de eenvoudigste olieman en het jongste ketelbinkie, verschijnen ergens ter wereld, in een haven, doen hun werk, komen onder het volk en verdwij nen weer. om elders weer op te dui ken en na gedane arbeid opnieuw te vertrekken, met als begin en einddoel van al hun reizen: het eigen land met zijn geweldige binding en invloeden. Onze zeelieden nemen geen eigen schappen en gewoonten van een ander volk over. zij werken niet in de veilige beslotenheid van een ambassade, een wereldje op zichzelf, waarvan een bui tenstaander nooit het leven zal leren kennen, maar in de brandpunten van de samenleving, in de havens, hebben zij hun werk openlijk te doen. Als hun schip in verwaarloosde toestand ver keert. zien dat duizenden ogen, als het blinkt van reinheid en frisse verf. als het koper glanst als goud. gaan de blik ken der bewoners van de vreemde ha venstad er onwillekeurig overheen. Het land m kwestie verschijnt in hun ogen met een glanzend visitekaartje, zo als elk vervuild schip een beduimeld en verfomfaaid visitekaartje is. Als onze zeelieden beschaafd en fatsoenlijk in hun optreden zijn. kunnen wij dat nooit genoeg waarderen, want zij en zij in de eerste plaats zijn onze reizende ambas sadeurs. Het kleinste of geringste vecht partijtje. waarbij zeelieden betrokken zijn. komt met vette koppen in de kran ten en een staking of een ernstig me ningsverschil aan boord van een schip wordt wereldkundig gemaakt, terwijl wanneer hetzelfde in een fabriek plaats vindt (waarbij evenveel mensen betrok ken zouden zijn) hoogstens het eigen land er enige aandacht aan zou wijden, en dan alleen nog als er werkelijk na deel Van ondervonden wordt. Daarom kan niet voldoende op be langstelling voor en werkelijk medele ven mét onse teelleden worden aange drongen. die «o'n uiterst belangrijke taak voor ons allen vervullen en van wier leven wij nog altijd veel te wei nig weten. Hoe verrukt is men wanneer men als Nederlander ergens alleen ter wereld vertoeft en men daar opeens het rood-, wit en blauw van de eigen vlag op een schip in die vreemde haven ziet wappe ren. En als men dan de stoute schoe nen aantrekt om aan boord te klimmen, dan zal men in negen en negentig van de honderd gevallen niet bang behoe ven te zijn. dat men met een „ga heen en wordt warm" zal worden tegemoet getreden; men zal integendeel met hartelijke gastvrijheid wor den ontvangen. rk zal nooit vergeten welk een blijdschap het zien van onze vlag op een stoere, maar temidden der oceaanrauzen zo nietige sleepboot, aan de kust van Oost-Afrika mij heeft ge- NA een maandenlange reis was ik ln Beira, één der belangrijkste havenplaatsen in Portugees Afrika, aangekomen om er aan boord van de „Rid derkerk" le gaan, een vracht schip van de Verenigde Neder landse Scheepvaartmaatschappij. Doordat het weer uitermate bewogen was voor de tijd van het jaar. met stormen en tro pische buien, ondervond het lossen en laden der schepen grote vertraging, waarvan het gevolg was, dat boten dagenlang bui tengaats moesten wachten om eindelijk een plaats aan één der kaden te kunnen krijgen. Van Beira gaat een rechtstreekse treinverbinding naar Umtali in Zuid- Rhodesia en men begrijpt de belangrijk heid van deze haven ook voor de ki en uitvoer der beide Rhodesia's Kapitein Engels. Welk een bittere teleurstelling het von alle natuurschoon gespeende ongastvrije Beira was. na het verblijf in het aan de voet van het Vumbagebergte zo liefe lijk gelegen Umtali. waar ik met een overstromende hartelijkheid was ontvan gen, is niet onder woorden te brengen De wachtenstijd in het hete Beira want tussen de buien door kon de zon onbarmhartig branden en het niet weten waarheen te gaan. want de gast vrijheid van de zijde der Nederlandse kolonie, een enkele uitzondering daar 't Waren prachtkerelsI boord van de „Tgne". En toen, terwijl ik opnieuw met een moedeloos hart, bitter teleurgesteld door de onverschillige houding van oud-land genoten, na een doelloze tocht door Bei ra aan de kade wachtte op een motor bootje, dal mij naar de nog steeds ver op de rede liggende „Ridderkerk" zou terugbrengen, meende ik op het fel be wogen water boven een sleepboot de Ne derlandse vlag te zien waaien. Ik kon mijn ogen nauwelijks geloven, maar ik wees de zwarte jongens, die de beman ning van het bootje vormden, waarheen ik gebracht wenste te worden. Het begon al te schemeren, doch toen we ons doel naderden, las ik de naam „Tyne" op de op en neer dansende sleepboot. Een Engelse naam dus, maar hert was heus de Nederlandse vlag. wel ke daar wapperde! Ik zag op dat ogenblik slechts één man aan boord en ik schreeuwde boven de wind uit: „Ik kom jullie opzoeken! Help me aan boord te komen". Onmiddellijk doemde een tweede man op en van de op en neer springende no- tedop met zijn zwarte bemanning werd ik letterlijk aan boord van de dansende sleepboot gesleurd. ALS men bedenkt, dat na dit bezoek nog twee visites op dezelfde wijze volgden en ook het afdalen en bestijgen van de scheepstrap van de „Ridder kerk" bij een tropische storm de nodige klappen opleverde, dan kan men zich voorstellen hoe nog dagenlang na het vertrek uit Beira mijn armen en benen met blauwe plekken waren bedekt. Maar ik zou graag die tol nog eens betalen Indien ik er hetzelfde voor terug kreeg aan hartelijkheid, zoals aan boord van die Nederlandse sleepboot. Ook de „Tyne". één der boten van Smit's sleepdienst te Rotterdam, bleek net als de ..Ridderkerk" een zeer groot oponthoud te hebben door het ongekend slechte weer Zij lag hier om een sleep van Beira naar Bombay te brengen De Ned. Maatschappij tot uitvoering van Havenwerken had hier een opdracht van de Portugese autoriteiten tot een goed einde gebracht. De havencapaciteit speciale erts-laadplaats gekomen, maar ik heb van dit alles niets gezien, of schoon ik mij onmiddellijk na aankomst reeds met de Nederlandse ingenieur, die nog in Beira was achtergebleven, in ver bind ing stelde. Het was oen mens, die volkomen in de sfeer van Beira paste en wie het volmaakt onverschillig bleek of men in ons land een beetje trots zou zijn over de prestaties van Neder landers in den vreemde, of niet. Nu het werk gereed was moesten drie grote bakken, een paar sleepboot jes en motorbootjes naar elders ge bracht worden en daarvoor was de „Tyne" nu hier. Maar de bemanning van deze boot bleek zich al dagenlang „op te vreten" van ergernis over het onver wacht oponthoud en ook om hen bleek niemand In Beira zich leU gelegen la ten liggen, in tegenstelling met andere plaatsen In de wereld, waar men zich toms tijdens enig oponthoud in de groot ste belangstelling had mogen verheugen (Zie pag. 7)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1955 | | pagina 11