't Mooie plannetje van Jaap en Kees
Kinderkerstlied
"AAARIETJE lachte vrolijk, toen Jaap en
1*1 Kre* met rode wangen en hijgend
van het harde lopen, de kamer binnen
•loven. Ze keek de jongen* vol verwach-
„Kn hoe waa de boom?" vroeg ae
nieuwsgierig-
„Heel groot," zei Jaap.
„Nou, wel zo hoog als de kerk", pochte
Kce«.
„Ben je mal, jóh. Dat kan toch niet.
Dan zou de boom niet eens in de winkel
van Bram Pol kunnen staan!" riep Jaap.
Kees keek beteuterd naar Marietje.
„Maar.maar toch net zo hoog als deze
deur", stotterde hij.
„Ja. dat is waar", gaf Jaap toe.
Marietje luisterde met grote ogen naar
kaar broertje en zijn vriendje.
„Hoe zag de boom eruit? Waren er licht
jes in?" vroeg ze.
„O ja, wel honderd!" riep Kees. „En
ballen en klokjes."
„En engelenhaar en kransjes", vulde
Jaap aan. „En boven in de boom een grote
•ter."
„Dat was de ster ren Betleham", peinsde
Marietje hardop.
Opeens rolde een dikke traan over Ma-
rietje's wangen De jongens schrokken,
maar durfden niet3 zeggen. Een tweede
traan gleed over het witte gezichtje, boven
op de rode deken van Marietje's bed.
„O", snikte Marietje. „ik heb nog nooit
een echte kerstboom gezien. Ik kan niet
naar de winkel van Pol gaan zoals jullie.
Ik. ik wil zo graag die lichtjes zien, en.,
en die mooie ballen, en ook die grote ster."
Bedremmeld keken de jongens elkaar
aan. Ja. zij hadden die mooie boom wel
gezien, maar Marietje kon niet lopen en
moest altijd maar op bed blijven liggen.
„Misschien krijg je een kerstboom in de
kamer", troostte Kees.
Marietje droogde haar tranen. maar
•chudde verdrietig haar hoofdje. „Dat kan
niet, joh. want een kerstboom kost een he
leboel geld."
EES en Jaap zaten naast elkaar op
school. De tekenles was begonnen. Dat
was een fijn vak voor de jongens, maar
vandaag kwam er van hun tekening weinig
terecht. Ze moesten maar steeds aan Ma
rietje's verlangen denken.
„Zeg. Jaap", fluisterde Kees.
„Wat is er?"
„Ik heb een plannetje." Kees' stem
klonk geheimzinnig.
„Wat voor een plannetje?" fluisterde
Jaap nieuwsgierig.
„Marietje krijgt een kerstboom", zei
Kees beslist.
„Hè, wat?" schrok Jaap hardop.
Zr> gauw de jongens op straat liepen,
vroeg Jaap: „Hoe kom jij aan een kerst
boom?"
„Stil, niet zo hard praten, het is een ge
heim", antwoordde Kees zacht. „Ga maar
roet me mee, dan zal ik je wat laten zien."
Jaap holde achter Kees aan, de drukke
straatweg over. „Wat moeten we hier
doen?" nep hij. toen Kees het stadsplant-
soen in liep. Maar Kees gaf geen antwoord
en sloeg een klein zijpad in. Opeens stond
hij stil en zei zacht: „Hier is 't-ie."
Jaap stond paf. Hij keek verwonderd
naar een kleine maar mooie den, die Kees
aanwees.
„Nou", vroeg Kees ongeduldig. „Hoe
vind je 'm?"
„Maar maar", stotterde Jaap. „Dat
gaat toch niet?"
„Zeur niet." Kets' stem klonk boos
„Het gaat best." Hij keerde zich om en
wilde kwaad weglopen.
Maar Jaap hield hem tegen: „Wat wou
Je dan doen. Kees?"
..We moeten immers je zusje helpen en
omdat we geen geld hebben, kunnen we
gèen kerstboom kopen. Er staan er hier
genoeg ze zullen deze vast niet missen."
„Goed". Jaap gaf zich gewonnen. „Met
Kerstavond dan."
Voor Marietje wilde hij alles doen
|7 INDELIJK was het Kerstfeest. Jaap en
Kees gingen 's morgens naar de kerk
en luisterden stil naar het voorlezen van
de Kerstgeschiedenis En ook naar de preek
van de dominee Wel begrepen zij niet al
les Maar toch luisterden zij met veel meer
aandacht dan anders. Er werd veel gezon
gen Dat vonden de jongens fijn. Ze had
den hun kerkboekje bij zich, maar de mees
te liederen kenden zij uit 't hoofd.
Marietje kon niet naar de kerk. Maar ook
was 't voor haar Kerstfeest. Moeder las
voor uit de kinderbijbel en samen luister
den zij naar de liederen van de radio. Er
waren bekende kerstversjes bij. zodat ze ook
konden meezingen
Marietje was helemaal niet bedroefd. Op
gewekt en blij klonk haar helder stemme
tje ..Ook voor mij hebt Ge Uw rijkdom
ontzegdwerd Ge in stro en in doeken ge-
§00d.
De avond was erg koud en erg donker
Kerstvertelling voor kinderen door
E. C. GROOTHOFF-VAN OSNABRUGGE
op straat. Alle mensen zaten lekker bij de
warme kachel.
Allemaal? Nee, twee paar klompjes klep
perden luid door de stille straten. Het wa
ren twee jongetjes. Waar moesten ze nog
zo laat naar toe? Het was zo koud en zo
verschrikkelijk donker. En wat droegen ze
toch tussen hen in?
Jaap en Kees droegen samen een schep,
die had Kees uit Vaders schuur gehaald.
Niemand had het gemerkt.
In het plantsoen loeide de wind door de
bomen. HoeijoeEen griezelig geluid. En
wat was het koud. Brrrr..
„Weet Jij nog, waar die staat?" bibberde
Jaap.
„Ja hoor. Kom maar dit laantje in."
Het was hier nog donkerder. Maar dat
gaf niets, want Jaap had een kleine zak
lantaren meegenomen, nu konden ze toch
„Daar staat-ie!" wees Kees.
„Laten we maar vlug opschieten", zei
Jaap gejaagd. Hii lichtte met de lamp bij
terwijl Kees de boom uit de grond ging
graven. Het viel niet mee, de grond was
hard, want het had gevroren. Af en toe stop
te Kees om uit te rusten. Ze deden zwij
gend hun werk. Je hoorde niets dan de
loeiende wind.
Opens een stem, een harde sterns „Wie
is daar?"
Arme Jaap en Kees, ze schrokken ont
zettend. Jaaps lantaren trilde in zijn han
den. Ze konden geen woord uitbrengen.
Plotseling flitste een licht aan, een fel licht.
Ze durfden niet opkijken.
„Komt er geen antwoord?" vroeg de har
de stem weer.
Het licht scheen nu op hun bange gezich
ten. Ze moesten nu wel opkijken. Hun
ogen knipperden.
„Wat voeren jullie hier uit?" Het wa?
een grote dikke meneer, hij keek heel erg
boos.
„We we., ik., kerstboom.. Marie
tje.." stotterde Jaap en Kees snikte: ,,'t
Is mijn 9chuld. meneer."
De meneer begreep er niets van. „Jullie
gaat met me mee. 't is hier veel te koud.
„Loop maar achter me aan", zei de bo
ze meneer.
Ze moesten wel. maar wat waren ze
bang! Ze volgden de meneer door het plant
soen, maar ze hielden elkaar stevig vast.
Een poosje later stonden ze in een grote
kamer, en de meneer zat achter een bu
reau. Nu begrepen ze pas, dat het de bur
gemeester was, die in het plantsoen woon
de.
„Zo. nu netjes vertellen, wat jullie bui
ten uitvoerden." De burgemeester keek ge
lukkig niet zo erg boos meer.
De jongens vertelden alles van Marietje,
die niet lopen kon en die nog nooit een
echte kerstboom gezien had. Van het plan
netje om haar te helpen door een boom uit
het plantsoen te spitten.
„Maar weet jullie dan niet, dat jullie
aan het stelen waren?"
Het was ineens akelig 9til.
Maar plotseling vloog de deur open en
een klein meisje huppelde naar binnen. Ze
droeg een rose lange nachtpon.
„O. Pappa", riep ze. moet niet zo
boos zijn, hoor, want morgen is het toch
Kerstfeest!"
„Ja. dat weet ik, maar moet jij niet
naar bed. Marijke?" zei de burgemeester
„Ik kwam alleen nog een nachtzoentje
halen", lachte de kleine meid. „Hebben
jullie ook een kerstboom?" babbelde ze
verder tegen de jongens.
Jaap en Kees zwegen verlegen en ke
ken bang naar de burgemeester Maar
En hoe is het verder met dat
Kindje gegaann
Dat zouden wij zo graag weten
Het is met dat Kindje niet goed gegaan
Ben je dat verhaal vergeten''
Dat Kindje heeft veel verdriet gehad.
Want men wilde Hem met geloven.
Maar Hij wees toch de mensen het
smalle pat
Dat leidde recht naar bonen.
Dit Kindje heeft alles voor ons betaald.
Mijn schuld en ook de jouwe,
Want irij u-aren zo heel ver weg gedwaa'
En wij konden maar niet pertrouwen.
Daarom ging dat Kindje door nacht en noot
En Gods vensters waren dicht.
Maar met Pasen stond Hij op uit de dood
Aan 't einde werd het licht.'
ANNA MEKTEN'S
Marijke's vader lachte vrolijk: „Marijke,
deze jongens hebben geen kerstboom thuis,
maar ze krijgen er wel één."
Jaap en Kees wisten niet, wat ze hoor
den. Wat zei de burgemeester daar?
„Marijke, blijf jij even bij de jongens
babbelen, ik moet een ogenblik wat in orde
maken." En de burgemeester liep vlug de
kamer uit.
En Kees en Jaap vertelden nog eens
alles van Marietje en de kerstboom. Ma
rijke luisterde vol aandacht.
„Arme Marietje", zei ze, toen ze hoorde,
dat Jaaps zusje niet kon lopen. „Arme Ma
rietje."
Het was erg donker en erg koud. Er
reed een mooie auto in de nauwe straatjes
van de stad. Jaap en Kees zaten achterin
en ze hielden samen iets stevig vast. Het
prikte wel een beetje, maar dat gaf niets.
„Fijn hè?" fluisterde Jaap.
„Nou", fluisterde Kees terug.
De burgemeester zat achter het stuur.
Hij keek helemaal niet boos meer, hij
lachte een beetje.
De auto stopte in een nauwe straat, vlak
voor Marietje's raam. Maar Marietje zag
het niet. Ze sliep al lang en de goixlijnen
waren dicht.
Jaaps moeder opende de deur. Ze was
blij, dat ze de jongens zag. Het was al zo
laat, ze was een beetje ongerust geweest.
Maar moeder was heel erg verwonderd,
dat de burgemeester Jaap en Kees thuis
bracht.
De jongens sjouwden iets naar binnen.
Moeder begreep er niets van. „Wat is dat?"
vroeg ze verbaasd.
„Marietje's kerstboom", fluisterden de
jongens.
De burgemeester praatte nog een hele
poos met moeder in de gang. Maar in 't
kleine keukentje versierden Jaap en Kees
de boom. Ze hadden kaarsjes en mooie bal
len van de burgemeester gekregen. En ook
een prachtig glinsterende slinger. Maar het
mooiste was de ster.
Toen Marietje 's morgens wakker werd,
staarde ze vol bewondering naar de kerst
boom. Tranen rolden weer op de rode de
ken. Maar dat was nu van blijdschap. Ein
delijk had Marietje een kerstboom, en ze
fluisterde: „Net de ster van Betlehem.
Nergens in Nederland is het altijd weer, elke avond, zn*n fee6t van licht
als op de Oude Maas tussen Dordrecht en Zwijndrecht. Tegen de rossige
achtergrond schijnsel van de vele lampen, die de oude Merwestad ver
lichten staat daar als een goedige fmu de toren van de eerbiedwaardige
Grotekerk.
In de loop der eeuwen zijn over Dordt talloze stormen gegaan. Middeleeuwse
poorters hebben met hun zoons gevist op het grillige Maaswater. De orkaan
van 1572 de komst der Geuzen heeft Dordt evenmin onberoerd gelaten
en in het rampjaar 1672 verklaarde de goede 6tad bij de samenstroming der
drie rivieren Maas, Merwede en Noord sich, ondanks de De Witten, vóór de
Prins van Oranje. Dat is alles historie geworden. Nu twinkelen de lichtjes bij
honderden in het water, grillige, strepen trekkend over de rivier, op sommige
avonden zelfs tot de overbuur Zwijndrecht. Uit de vensters komt licht. Andere
ramen zijn donker. Mensen werken. Mensen slapen. Maar hoven de stad
waakt de oude toren. Zijn verlichte klokwijzers vertellen de tijd, die wegebt
als de Oude Maas, wanneer het vloed geweest i«: minuut na minuut, uur na
uurEn al6 het dan morgen is, zijn de lichten niet meer nodig. Dan ligt
Dordrecht daar nuchter en achter het stadssilhouet begint de zon te rijzen.
Bij het Electriciteitsbedrijf is de straatverlichting al lang uitgedraaid en er
wordt energie verzameld voor een ni«uw« avond van lichtspel op de rivier»
VAGEBOND
Jonker Frederik Augustijn
van Snets tot Snatsenkader.
kreeg op z\jn verjaardag een heel
groot pak
de baron, zijn vader.
En jonker Frederik Augustijn
van Snets tot Snatsenkader.
die wuifde op de slotbrug nog
naar meneer de baron, zijn vader.
De lakei droeg het pak op gen
zilveren bladt
bedekt met een witkanten doekje,
het was gewikkeld in goudpapier
met een strik aan ieder hoekje.
Meneer de baron sprak: Frederik,
we zullen 't er maar op wagen,
je krijgt van mij een echt geweer,
om eens flink op de haasjes te jagen!
Toen stapte hy de velden door
om eens even een haasje te jagen,
het geweer, dat glom en blonk in de zon
dat moest de lakei maar dragen.
Maar op het linker achterveld,
zo'n beetje aan het randje,
daar zat de familie van der Haas
juist in het knollenlandje.
Ze waren net aan het ontbijt
en atén knol met spruiten,
en opa, die wat dovig werd.
zei: „'t Wordt al frisjes buiten!"
En jonker Frederik Augustijn
die scheurde 't papier aan stukken,
bekeek het geweer en zei voornaam:
..Nou vader, dat zal me wel lukken!"
Hij kreeg van zijn moeder, de barones,
een jagershoed met een veertje,
en wollen wanten met een kwast,
want 't was al aardig koud weertje.
Hij zette het hoedje op zijn hoofd,
en zou haast zijn wanten vergeten:
..Vanavond eten we haas. Mama,
laat U dat de kok maar vast weten!"
En kleine Hazepietje zat
zo vreselijk te schrokken,
dat vader zei: .Zeg, schaam je wat,
zijn dat nou knollebrokken
Oom Haastra blies de fluitefluit,
Hasientje zat zoetjes te dromen
En toen zei Opoe: „Zie ik nou
wat over het 't veld heen komen
Meteen zat vader van der Haas
rechtop met lange oren:
„Da's jonker Frederik Augustijn!
Dat had ik toch moeten horen!"
VOOR DE JEUQD
De hele familie van der Haas
dook wat weg in het knollenlandje
Maar Pa zei: ..Hij heeft een hoedje op,
er is zeker wat aan 't handje!"
„En wit er aan het handje Is,
dat hoef je niet te vragen!
Hij heeft een lakei met een
schietgeweer
hij komt vóst op ons jagen!"
door PHÊ WIJNBEEK
En met dat touwtje achter zich aan
daar ging me die muis aan 't rennen
En de pluim sprong telkens en
telkens omhoog,
die kon je van verre herkennen!
Natuurlijk draafde de slimme muis
ver weg over velden en wegen,
en jonker Frederik riep: „Een haas/
Ik zie ïn, staartje bewegen!"
De lakei gaf deftig het schietgeweer^
hij hoefde er niet om te vragen,
en jonker Frederik legde aan.
nu kon h\j eens echt gaan jagen!
„Nou, nou," sprak moeder van der Haas,
daar mogen we wel om denken.'
En ik heb net de koffie bruin,
ik wou juist in gaan schenken!"
Schenk jij dan maar in," zei vader toen,
„Waar is de pluim met het touwtje?
Want jonker Frederik Augustijn,
die wil natuurlijk een boutje!"
Hier ben ik al!" piepte buurman muis,
,Jk heb zin in een ochtendloopje,
't is niet de baron, maar de jonker zelf,
dat is voor mij maar een koopje!"
Knets, knats, daar knalden de schoten
los,
en dat pluimpje bleef maar springen,
van rechts naar links, van hier naar
daar.
dat waren toch vreemde dingen!
Want hóé jonker Frederik ook schoot,
.en rende met een vaartje,
er viel zowaar geen enkele haas
en tóch zag je aldoor z'n staartje!
En toen jonker Frederik eindelijk naar
zijn verjaardagsmaal ging verlangen,
toen had hij, hoe was dat nou mogelijk,
nog geen enkel haasje gevangen!
„Wel buurman, jij komt net op tijd,
nog even een kopje koffie?
En had je juist zin in een frisse neus?
Dan heb je vanmorgen een b off ie!"
Buur veldmuis dronk staande zijn
koffie op,
en zou maar géén tweede gebruiken
„Dan ga ik nu maar." zei hij achter
zijn snor,
„En jullie maar weer netjes duiken!"
Hij knoopte een touwtje om zijn hals
van drie en een halve meter,
met aan het einde een hazenpluim,
een witte, want die zie je beter.
„Dat geweer is niet goed," zei de
jonker boos,
„en ik voel me ook snipverkouden!"
,fia's fijn", dacht de muis en hij blies
er eens uit,
„dan kan ik vacantie gaan houden!"
En toen jonker Frederik Augustijn
de poort achter zich liet sluiten,
toen at de familie van der Haas
weer smakelijk knollen en spruiten!