Verwondering door de open staldeur van het schilderij D kERSTBIJLAGE 1954 Pagina 5 door Corn. Basoski Het wonder in de kunst R LAGEN HERDERS in een veld. het was nacht. Zij sliepen niet, want ze moesten de wacht houden over de kudde. Niet één schaap mocht er weglopen, niet eén schaap mocht er geroofd worden. Maan en sterren gaven in de nachtelijke donkerte net voldoende schijnsel voor de herders. En toen plotseling dat felle licht uit de hemel, een licht dat scha pen en herders verschrikte. Een wonder? Midden in dat licht een engel, die sprak over de geboorte van een Zaligmaker. En alsof dat al niet genoeg was kwamen er plotseling een heleboel engelen; die zongen iets over de eer van God en de Vrede op aarde. Even snel als ze gekomen waren verdwenen die engelen weer, zijn zij weggevaren naar de hemel. En de herders? Zij dachten niet meer aan de kudde, zij waren verwonderd, zij waren verrast, zij waren blij om wat ze hadden meegemaakt. Een schaap meer of minder was ineens :iiet belangrijk meer: naar Bethlehem, doen wat de engelen gezegd hadden. De herders geloofden nog in wonderen en lieten alles in de steek. Met haast naar Bethlehem, de stad Davids, waar de Zaligmaker geboren is. Christus de Heer. Zij vonden een kindeke in een kribbe, een houten voederbak voor de dieren. Maria en Jozef zaten er naast. ..Komt verwondert U hier mensen", riepen de herders door de open staldeur. Maar het was nacht, er kwam nie mand langs. Wonderlijk verhaal toch, maar ook mooi. Mooi om die engelenzang, mooi om die intense blijdschap van de herders, mooi om de spanning, mooi bovenal om die blijde geboorte. Telkens ^eer als dat verhaal uit Lukas 2 ge lezen wordt komt er als vanzelf een visuele voorstelling bij de lezer: hij ziet als het ware wat gebeurde. Hij ziet de hemel scheuren, hij ziet de angstige schapen hij ziet de verwon derde herders en hij ontdekt ook dat vredige tafereel in de stal: Maria met de witte hoofddoek, Jozef met de baard. Is zijn voorstellingsvermogen sterk dan ziet hij ook nog dat het koud is: er ligt sneeuw en er staat veel wind. Als de herders weggaan kruipen ze diep in hun mantels, alvorens ze naar üe kudde teruggaan en alvorens ze het •onder aan anderen vertellen. Telkens weer verwondert de lrter ziet) ver het gebeurde, telkens weer beleeft ij de geboorte in Bethlehem mee, telkens veer wil hij met de herders meeknielen n de stal en meebidden: ..Ach kindje, ch laat ons uw paden betreden". Ja. is dat zo. wil de lezer van nu dat nog tel kens, wilt u dat telkens, of ik? Verwon deren wij ons allen nog steeds? Ofis het verhaal al zo bekend, dat we het al leen maar mooi vinden om voor te lezen bij de kerstboom? Het wonder gebeurt niet meer bij ons of in ons? Gelukkige men sen waren die herders dan. Zij zagen het wonder, en knielden, en aanbaden. De koude Noordenwind snerpte in hun gezich ten en hun voeten zakten weg in de kou de. natte sneeuw. Wij lezen .het Kerstver haal bij de warme kachel met voor ons op tafel de kerst- punch of de kerst gans. Verwonde ren over hetgeen ons gezegd is van de herders,nee. eigenlijk doen we dat niet. Het wonder dat ge kend wordt is toch geen wonder meer? De her- ders kenden het nog niet, zij hadden nog geen Bjjbel waar het zo mooi in staat. Wat we beslist wel doen is er ons telkens weer een voorstelling van maken, maar dan in feite alleen maar te komen. Maar en dat „En allendie het hoordenver wonderden zich over hetgeen hun gezegd werd van de herders Luk. 2 18. ILLUSTRATIE II De tgn. „Meester der vrouwelijke halffigu- ren" maakte een niet grote, maar kleurrijke en beweeglijke Madonna met kind. Welk een weelde is er hier in de voorstelling, welk een verrukking om liet met de witte doek spelende kind, welk een blijdschap om de lichtval op marmeren tuil en muur. welk een genieting om die rode kersen en de bloeien de plant in de gouden vaas. De 15e eeuwer Hans Mem line schilderde op zijn beroemde altaarstuk ..De zeven vreugden van Maria" de boodschap aan de herders op een gewone weide bij de stadstoren, daarmee het hemelse won- 2der en de alle daagse werkelijk heid aan elkaar bindend. Dat won der gebeurde toch de wereld en ook voor de wereld, waarom het dan een hogere, mys tieke sfeer ge vend0 Die werke lijk hogere sfeer. Wee* u wat het woord renaissance bete kent? Het bedoelt te zeggen wedergeboorte of herleving. Het woord is ontstaan in de 15e eeuw in Italië. Middeleeuwse levensvormen en levensopvattingen werden geleidelijk overwon nen en die der antieke beschaving weer ten voorbeeld gesteld (daarom de naam: weder geboorte der antieken i; de beeldhouwkunst en architectuur der Romeinen werden ijverig be studeerd en vrij nagevolgd. Maar er kwam met die Renaissance eigenlijk meer dan al leen maar een terugkeer der antieke cultuur: er kwam een nieuwe levenshouding. 'Indivi dualisme. liefde voor de waarneembare wer kelijkheid. de eredienst der schoonheid, de verminderde gelding der kerkelijke idealen, de hoge zelfwaardering van de humanistische geleerde, alle kenmerken van deze periode, waarin de volle ontplooiing kwam van de zin- nelijk-geestelijke mens. De Renaissance begon al met enkele voorlopers, van wie de belang rijkste is de dichter Petrarca (1304—1374»In zijn Sonnetten en Canzonen aan Laura is Pe trarca de eerste dichter, die eigen zieleleven beluistert. Hij is in eigen innerlijk verdiept en openbaart in het dichterlijk woord wat daar voorvalt. Het objectieve wordt subjectief. Maar de kunstenaars bleven zich verwonde ren, vrijer, minder gebonden, meer zoekend naar een echo voor hun subjectieve gevoe lens. Het Kindeke in de kribbe werd nog veel meer bezit van henzelf, ze legden het als het ware in hun eigen atelier neer. of midden in hun eigen stad. of op het land waar zij woon den en in het jaargetijde waarin ze schil derden. Ze verdiepten zich net als Petrar ca in eigen innerlijk. En hun echt men selijke verwondering zetten zij op het doek. Heeft u de oude stad Gent wel eens bezocht en daar in de St. Baafs-kathedraal het enor me altaarstuk van de gebroeders Hubert en Jan van Eyck bewonderd. Welk een bont schilderij (illustratie r\T> met al die taferelen, waarop we pelgrims en heiligen zien optrekken tot de aanbidding van het Lam; waarop zin gende en musicerende engelen zijn afgebeeld in kostbare kleding met veel goudbrocaat; waarop God de Vader troont als een eerbied waardige paus, tussen Johannes de Doper en Maria, waarop Adam en Eva zijn geschil derd als symbolen van de vruchtbaarheid. Zijn de luiken van dit altaarstuk dichtgeslagen, dan zien we plotseling wat er aan het cen trale stuk, de aanbidding van het Lam, is voorafgegaan: het is de aankondiging aan Ma ria door de engel Gabriël. de devote verwon dering van Maria midden in een rijke .Vlaam se architectuur, waarin door de open vensters een uitzicht is op de stad Gent. In halve ron den zijn boven dit tafereel geschilderd de pro feten Zacharia en Micha en in het midden twee Sibyllen. Het wonder is als het ware tastbaar op dit deel van het altaar, het wonder van de aan kondiging en het wonder van de onbevlekte ontvangenis. ..Vrees niet Maria, want gij hebt genade bij God gevonden. En zie, gij zult be vrucht worden en een zoon baren en zult zijn naam heten Jezus.De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen". Hier ligt het begin van de lofzang van Maria: „Mijn ziel maakt groot de Heer Annie RomeinVerschoor schreef eens van dit paneel: „De heilige gestalten moeten hun waardigheid vooral ontlenen aan de plooienrijkdom van hun gewaad, de stijl loos-vermenselijkte engel wenkt Maria als een schooljuffrouw, die een standje uit gaat delen, maar hoe barst de vreugde om de din gen zelf als het ware los in het koperen fon teintje van Maria's Vlaams vertrek." De zeer geleerde schrijfster ziet hier echter de geest van de tijd over het hoofd: haar 20e eeuwse nuchteiheid speelt haar hier parten en het is alsof een soort a-religieuze houding haar lich telijk ironisch doet zijn over de geloofsblijd- schap van kunstenaars uit lang voorbije eeu- Geloofsblijdschap, ja dat is hier bij deze kunstenaars, dat spreekt uit elk detail van hun weelderige voorstellingen. „De schil derkunst der 15e eeuw", schreef wijlen prof. dr. J. Huizinga, „ligt in de sfeer waar de i bepaalde sfeer het doel beschouwing hoe is het nu met de kunste naar .Roept hij nog 9teeds door de open staldeur <>p zijn schilderij: „Komt verwon dert u hier mensen" en knielt hij nog steeds mee met de herders. Nog steeds? Ja. want dat deden du kunstenaars, in hei lige overgave, in heilige vervoering, in hei lige blijdschap. De eenvoud van Bethle hem verrijkend met vele menselijk-warme en soms diepzinnige trekken, die alles saamgenomen de zin van het Evange lie niet verwringen of verkleinen, maar vervullen. De primitieve kunstenaar uit de 9e eeuw was een en al verrukking en verwondering toen hij in een miniatuur de boodschap van de engel aan de herders verbeeldde: (zie il lustratie I). Het is alsof de kunstenaar zelf herder is en zijn hand in verwondering en in blijdschap opheft om direct de boodschap van de engel te ontvangen. Hij heeft zich reeds omgedraaid om de boodschap door te geven Met die primitieve oud-Nederlandse dichter zong hij: „Laat ons gaan om te besoeken. dat kleyn Kintjen zoet van aart. dat Maria heeft gebaart Die hele gefantaseerde voorstelling ging niet aan hem voorbij: al schilderende en al dich tende werd het opnieuw een wonder voor hem. ILLUSTRATIE I ukking lil de 9e eeuw i verwondering, hei Evangelie- mink II. Staatsbibliotheek Mum chen I de boodschap van tie engel aan de herder* verbeeldde. De prin oen hij ii kathedraal van Monreale op Sicilië, zantijnse kunstenaars (plm. 1190) in de absis mozaïeken maakten met als motto ..Christus als wereldheerser" Daar zien we met veel goud en met veel waardigheid Maria en het Kind. als een Keizerin troont zij daar geflan keerd dóór twee aartsengelen en een plechtsta tige engelenrij. Daarboven in de nis heel groot Christus als beheerser van het heelal, de rechterhand opgeheven tot de zegen. De gelo vigen in de kerk werden en worden nog dus direct visueel geconfronteerd met dat on metelijke wonder in Bethlehem in de geboor te van het Kind en in de woorden van de engelen: ,.U is heden geboren de Zaligmaker, welke is Christus de Heer" En Paus Grego- rius de Grote had zulke kunstwerken ln de kerk goed gevonden, want zei hij „schilderingen kunnen voor de ongeletterden hetzelfde uit richten wat het schrift doet voor hen. die kun nen lezen". Hier lag dus al de grote taak van de kunstenaar, de taak om anderen te ver wonderen. om ook te zeggen: „Laat ons gaan om te besoeken Maar hoe zou die kunste naar dat kunnen zonder zelf verwonderd te zijn. De bekende Amerikaanse journalist-cri ticus Henry Lewis Mencken, die o m eer groot werk schreef over Shaw, zei eens: „Niets kan uit de kunstenaar komen, dat niet in d» mens is". De kunstenaar droeg zijn verwonde ring over op al de gelovigen, die jaar in jaar uit. telkens weer door die verheven symboler van de heilige Waarheid de Bijbelwoorder konden lezen Dat de bovengemelde uitspraak van Paus Gregorius de Grote ook van enorm groot be lang is geweest voor de kunstgeschiedenis, besefte men eerst later. Die uitspraak bete kende voor de kunstenaars de mogelijkheid om zich geheel te kunnen overgeven aan het wonder van de Kerstnacht, aan de kern van het geboortegeheim, nl. dat God mens werd en dat daarmede hemel en aarde, tijd en eeu wigheid in elkaar zijn opgegaan De liefde verbintenis tussen God en mens. dat wondei gaven de kunstenaars, in geloof, of beter ir gelovige fantasie. „Komt verwondert u hie- mensen" riepen zij en eeuwen na hun door roepen zij het nog Laten wij ons ook noi door hen verwonderen0 Of menen we het alle maal wel te weten0 Voelen we ons boven di kunstenaars verheven0 Wij hebben genoe- aan het Woord binnen de kale muren van on- kerkgebouw eti we lachen om die oude vrouw voor wie de 'aat-middeleeuwse Franse dich ter Francois Villon het vers maakte: .Jk ben een arme en oude vrouw, Onwetend en ik kan met lezen. Zij toonden me in mijn dorpskerkje 't Geschilderd paradijs met harpen En ook de hel waar de verdoemden brandei. 't Eén geeft mij vreugd', wijl 't andere my verschrikt We slaan ons op de borst, wij men •en van 1954: „O God, ik dank U, da ik niet ben gelijk de andere mensen Ik weet alles zo goed, ik heb g»er gesneden of geschilderd beeld nodig Uw Woord alleen leert mij het wonder De andere mensen zijn maar klein gelovigen." We zingen „Stille Nacht' of liever nog een psalm. Bij het orgel zonder kerstboom, zonder schilderij, in trotse eenvoud, die we zo graag zuiverheid noemen. Verwonderen over hetgeen gezegd is van de herders7 ILLUSTRATIE III let* lo*«er van het geestelijk element *ton< Ie beeldhouwer Artus (Jucllinu- de Jongc »iï wiens houten gepolychromeerde beeld d. nineljjke aantrekkelijkheid van de vrouv Maria sterker meespeelde en de middeleeuw*» devotie van de Moeder Gods ph Rube Mei itersten van het mystische en het gro) ardse elkander raken. Het geloof, dat hiei preekt, is zo onmiddellijk dat geen aardse '•erbeeldinp er te zinnelijk of te zwaai voor is. Van Eyck kan zijn engelen er- goddelijke figuren behangen met de zwart oraal van stijve gewaden, druipende var loud en stenen, om naar omhoog te wijzen lehoeft by nog niet de fladderende slippen •n spartelende benen der barok". Ook de ichilder Jan van Eyck zegt hier op zijn wijze en aansluitend aan de verlangens ran de gelovigen uit zijn tijd, de oproep tot verwondering: .Jiomt verwondert V hier mensenHet wonder van Christus' jeboorte onderging een renaissance in de kunst; met smachtende armen had men de lemel omlaag getrokken. En toch was de schilder Jan van Eyck eigenlyk nog maar een voorloper van de Re naissance. in feite behoorde hij nog bij de middeleeuwen. De uitbloei van de Renaissan- o« sou nog veel grote vrijheden brengen, mm. der devoot misschien, maar daarom toch niet minder geloofsblij. De verwondering van de kunstenaar uitte zich niet alleen in de directe weergave van het heilige onderwerp, maar ook in zuiver schilderkundige dingen, in de picturale kwaliteiten tot uiting komend. Vol en warm koloriet, de glans van schitterende juwelen en gewaden, het spel van het licht op een harnas of een muur of de plavuizen der vloeren, het is alles mede belangrijk in de verbeelding van het wonder van Christus' geboorte. Het zinnelijke element Door die opbloei verloor de kunst natuurlijk iets van haar sterk vergeestelijkt karakter, nieuwe elementen van visuele schoonheid wer den ontdekt, schilderachtige aspecten begonnen steeds meer te boeien en het zinnelijke ele ment ging ook een woordje meespreken. Vol komen begrijpelijk natuurlijk, daar ook de sohikler een gewoon mens is en geen asceet. De stal van Bethlehem was voor hem zeker nog wel een heilige plaats, maar hij plaatste die stal midden in de wereld, evenals Maria en het Kind. Wat bij Jan van Eyck nog ver langen was. werd bij de latere schilders wer kelijkheid. Weer gaan we even naar België en wel naar het Kon. Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen. Aan een der wanden hangt (thans tijdelijk in het Centraal Museum te Utrecht voor de expositie „De Madonna in de kunst") een kleurrijke „Madonna met Kind", niet groot maar boeiend door de gro te beweeglijkheid (illustratie II). Het is van een onbekende meester, indertijd door de Duit se critiek „Meister der weiblichen Halbfigu- ren" gedoopt, werkzaam in het 2e kwart van de 16e eeuw. Welk een weelde is er hier in de voorstelling en in het diepe rood van het kleed van Maria, welk een verrukking om het met de witte doek spelende kind, welke een blijdschap om de lichtval op marmeren zuil en op de muur, welk een genieting om die rode kersen en de bloeiende plant in de gou den vaas. Maar toch is er de heilige verwon dering gebleven, het gelaat van Maria is toch niet dat van een gewone vrouw en het Kind is maar geen alledaags kind geworden. Ook deze Meester der Vrouwelijke Halffiguren schijnt ons toe te roepen: „Komt verwondert u hier mensen", .om de schconheid, de blijd schap en het wonder van dit moederschap. Iets losser van het geestelijke element stond de beeldhouwer Artus Quellinus de Jonge (16251700»die van hout een Madonna met Kind sneed, welk gepolychromeerde beeld prijkt in de O.L. Vrouwekerk te St. Truiden (eveneens tot 2 Februari op de expositie in het Centraal Museum te Utrecht illustratie III). De zinnelijke aantrekkelijkheid van de vrouw Maria speelt hier nóg sterker mee en de middeleeuwse devotie van de Moeder Gods heeft plaats gemaakt voor het door Rubens geprezen Mens sana in corpore sano. Doch al is dit van leven stralende lichaam nog zo weelderig en al is het Kind nog zo mollig, de beeldhouwer heeft toch op eerlijke wijze zijn levensgevoel tot uitdrukking gebracht, zijn grootste verwondering dat uit de gewone vrouw Maria het Goddelijke Kind geboren werd. Als tegenstelling tot dit houtsnijwerk een ander uit eikenhout gesneden Kerstfragment van een retabel (achterbouw van het altaar) uit de 15e eeuw. voorstellende de geboorte van Christus illustratie V). Hoe ingetogen, hoe onwezenlijk haast, hoe geheel uit een andere wereld, is hier de verbeelding, waarbij het zinnelijke element geheel ontbreekt doch aan de andere kant weer sterk de nadruk is gelegd op de armoede van stal en ouderpaar Het wonder van de Kerstnacht werd eigen lijk maar schoorvoetend benaderd, al werd het door de kunstenaar dan wel intens be leefd. 't Hageld' en sneeuwde en 't was er zo en de rijm lag op de daken: Sint Joseph tegen Maria sprak: .Jdariatje, wat zullen wij maken? Gaat er nog een kleen weinig je voort, ja tot aan een ijdel schure". Waar Jesus wilde geboren zijn. daar en sloot er noch venster noch deure, zong de onbekende dichter-tijdgenoot van de eveneens onbekende houtsnijder. De tijdgenoot van de latere Artus Quellinus de Jonge, een onbekende dichter uit de 17e eeuw, stelde evenals het eerstgenoemde beeld het Kersttafereel meer menselijk, meer zinnelijk voor: Herders, brengt melk en soetigheyd den lieve Jesus legt en schreyt; hangt uwen lankrock voor de wind, den voedstervader sorgt voor 't kind. Maria geeft hem suykerpap, en Joseph brengt den windelap; den lieven Jesus kryt van dorst, zyn moeder geeft hem haere bórst. Doch deze meer zinnelijke instelling, deze meer menselijke verbeelding, verhinderde toch niet het wonder van de geboorte te beleven. Dat blijkt wel uit de laatste strofe van het gedicht: Uyt Jesus wesen vloeyt een soet, een soet dat myn ziel leven doet- segge ik nog Bethlehem, ik mis. want nu den Stal een hemel is'. In woord en beeld leefden de kun stenaars uit vroeger eeuwen met het Kerstverhaal uit de Bijbel mee en al was dan het gevaar niet denkbeeldig, dat het werkelijke Kerstfeit bedekt werd door het doorgefantaseerde Kerst verhaal, toch gaven deze kunstenaars uiting aan hun geloof, toch „verwon derden zij zich over hetgeen hun gezegd werd van de herders". In dit verband willen we wijzen op de werkelijk unieke expositie in het Centraal Mu seum te Utrecht „De Madonna in de kunst", welke expositie tot 2 Februari duurt en een zeer uitgebreid beeld geeft in schilderijen, beeldhouwwerken en gravures van de inspiratie, die de kunstenaar van de Mariafiguur onder ging. Van een oud Byzantijns kruisje uit de 7e eeuw tot een weelderige Spaansejionker-ogige Madonna uit 1700 foe, elk stuk is van grote waarde. Noem al deze stukken het gevolg van een Roomse Mariaverering, zeg desnoods dat dit on-Bijbels is en de herders in Bethlehem al leen voor het Kind knielden, terwijl Maria hierbij niet eens genoemd wordt. Weiger even tueel de verwondering van die vroegere kunste naars te erkennen. Maar wat stellen onze kunstenaars hier tegenover? Smaken zij nog de blijdschap van het Kerstfeest0 En wordt dan ook niet vaak vergeten wat er geschre ven staat in Luk 1: „Wees gegroet gij begena digde; de Here is met u; gij zijt gezegend onder de vrouwen". Dat was Maria, de be genadigde, de gezegende onder de vrouwen Hebben die kunstenaars niet elk naar eigen aard iets weergegeven van de verwondering van Mana. die plotseling door een engel Gods zo werd aangesproken" De 14e eeuwse mys ticus Johannes Tauler hield eens een Kerst preek. waaruit ik het volgende wil citeren: „Men viert thans een drievoudige geboorte in de heilige Christenheid, waaruit ieder Christenmens zo grote verkwikking en blijd schap zou behoren te putten, dat hij van louter geluk zou moeten uitbarsten in jubel en vreug de, in dankbaarheid en inwendige blijdschap. En een mens die daarvan niets in zich voelt, moet zich ongerust maken over zichzelf. De eerste en hoogste geboorte nu is die. dat de hemelse Vader zijn eniggeboren Zoon in god delijke wezenheid en persoonlijke onderschei ding heeft gebaard. De tweede geboorte, die men thans viert, betreft de moederlijke vrucht baarheid. die aan jonkvrouwelijke kuisheid in echte zuiverheid ten deel viel. De derde ge boorte bestaat daarin, dat God alle dagen en alle uren in een goede ziel met genade en met liefde waarachtig geestelijk wordt gebo ren". De Zwitserse hoogleraar Walter Nigg merkt hierbij dan heel terecht op: „Aan dit drievoudige Kerstgebeuren mag men niet ra tionalistisch gaan tornen, omdat het eenvou dig niet geheel in woorden is te vatten. Het moet vrijblijven van alle dialektiek van het verstand" Die mystieke Kerstpreek van Tauler was het in woorden uitgedrukte geloof, dat door schilders en beeldhouwers visueel werd voor gesteld. Hierover valt niet verstandelijk te theologiseren of te dogmatiseren; men kan er alleen maar blij om zijn. dat die kunste naars het wonder van de blijdschap zo intens vlak i Het was wijlen de dichter Martinus Nijhoff die in dit vers aai. de heel bijzon dere sfeer van het Kerstfeest uiting gaf. aan de sfeer van de herinnering die toch iets wakker roept in ons en telkens weer het wonder van Bethlehem doet beleven Ja en dan zijn er zo hier en daar ook nog wel kunstenaars, die zich verwonderen. De Ned. dichter Freek van Leeuwen heeft dat nog niet eens zo lang geleden in een kerst vers bewezen, getiteld „Christusgeboort": Hü werd in het midden der barre nacht ILLUSTRATIE IV Zijn de luiken van het befaamde Gentse altaar van- de gebroeders Hubert en Jan van Eyck dichtgeslagen, dan zien we de aankon diging aau Maria door de engel Gabriël, de devote verwondering van Maria midden in een rijke, Vlaamse architectuur, waarin door de open vensters een uitzicht is op de stad Gent. In halve ronden zyn boven dit tafereel geschilderd de profeten Zarharia en Micha en in het midden twee Sibyllen. ILLUSTRATIE V Een uit eikenhout gesneden Kerstfragment van een retabel arhterbouw van het altaar) uit de 15e eeuw. Hoe ingetogen, hoe onwezen lijk haast, hoe geheel uit een andere wereld, is«hicr de verbeelding, waarbij het zinnelijke element geheel ontbreekt, doch aan de andere zijde weer sterk de nadruk is gelegd op de hebben beleefd, subjectief maar volkomen. Dat maakt beschaamd, om onze nuchterheid, om onze verstandelijkheid, om het feit. dat het ons zo moeilijk afgaat te worden als een kind, zoals de schilders van voorbije eeuwen. Ileel bijzonder feest De tijd gaat verder, de geesten evolueren, de maatschappelijke omstandigheden wijzigen zich, er komen andere normen en zeden, maar het Kerstfeest blijft steeds dezelfde lichten de plek in de geschiedenis der mensheid. Ze ker. door de jaarlijkse herhaling loopt het Kerstfeest wel het gevaar te veel sleur en gewoonte te worden en gaat zijn inhoud ook wel eens verloren in formele fraseologie. In deze tijd is het zelfs soms een opgeschroefd handelszaakje, dat alleen maar innerlijk leeg te achterlaat. Maar toch is er nog steeds om het Kerstfeest die wonderlijke sfeer van een blij en toch ernstig feest. Van een heel bij zonder feest, dat elk jaar weer herinneringen oproept. De kaarsen branden tussen mandarijnen, Sneeuwsterren, speelgoed en gekleurde noten. De kind ren zingen, en de dauw der grote ogen beweegt en blinkt in 't trillend schjjnen Hoor hoe ze zingen: „Nu zijt wellekome" 'k Voel moeders hand weer die de mijne houdt En huiver bij de geur van 't schroeiend hout Als toen ik zong: „Gy zijt van ver gekomen". En daar staat weer de stal van Bethlehem Sneeuw op het dak en licht door rode ramen Moeder, wij waren veel te lang niet samen Ik heb het lied vergeten met uw stem Zij strijkt weer door mijn haar en zegt: .Ach jongen ieder jaar dat je er niet bent bij geweest meende ik je stem te horen, hier op 't feesi en wenend als de kind'ren zongen". In bloed en pijnen op d'aard gebracht. Daar was geen luier, geen doek of zo De moeder dekte Hem toe met stro. En zelve rillend van kooi -s en kou peinsde ze hoe ze hem voeden zou. En toen een ster was hun voorgegaan klopten drie wijzen ten poorten aan. De eerste bracht Hem symbool van leed als offerande een bloedrood kleed. De tweede bode van smaad en hoon bracht Hem een staf en een doornenkroon. De derde gebukt onder 's werels wee zeulde het kruis op de schouders mee. Opk waren de herderen opgegaan Zij voerden een duistere kudde aan. eind'loze rij van 't gesmade ras dat aan de arbeid geketend was Aan d'arbeid verkocht voor luttel geld, eeuwen al leeg'rend in Effratha's veld. Spiedend aar. iedere horizont of het ook zijn Verlosser vond. En geen die zijn Koning iets schenken kon, Zij smeekten slechts: Kyrie Eleison. En Hij, verheerlijkt in hemels licht, heeft van de kribbe zich opgericht. Bood hun in opperste Liefde aan al wat Hij had: Zijn naakt bestaan. Het is een moderne ballade vol verwon dering, maar met de ondertoon van tragiek, een ondertoon die men miste bij die vroe gere schilders en beeldhouwers. Bij hen was het alleen, verwondering, of blijdschap, of devotie. Als een kind waren die schilders nog, als een blij en spelend kind, spontaan en naief, zonder iedere dag „als een dreig brief" te voelen, zoals de huidige dichteres Ellen Warmond. En de beeldende kunstenaars? Ja, ik heb ze twee eeuwen geleden in de steek gelaten. Die twee eeuwen zijn trouwens ook niet zo belangrijk voor m'n onderwerp. Er is heel erg veel geschilderd in die tijd, maar het lijkt alsof de Kerstnacht geen voldoende inspiratie meer bracht, alsof men uitgeput raakte op dat thema. Of was er een geeste lijke inzinking, een losmaken van alles wat de Bijbel vertelde? Rembrandt, Rubens en Vz*} Dijck om er maar drie te noemen hebben in het begin nog vaak naar die Bijbel gegrepen, hebben zich nog vaak ver wonderd over hetgeen hun gezegd werd van de herders. En zo incidenteel kwam er na hen nog wel eens een schilder met een kunstwerk over de Kerstnacht. Maar die veelheid als bjj middeleeuwen en Renais sance was er niet meer. De 19e eeuw werd in beslag genomen door het romantische levensgevoel en daarin was eigenlijk geen plaats voor het Kerstthema. De „Welt schmerz" was belangrijker en het wonder van een schone, maanverlichte zomeravond of het wonder van een beeldschone jonk vrouw vond men veel groter en veel reëler, dan het wonder van zoveel eeuwen geleden in Bethlehem. Lord Byron zei ..The great object of life is sensation to feel that we exist, even though in pain" en daarmee was de levens sfeer wel getekend. Later liet het historisch materialisme van Karl Marx weinig ruimte voor geestelijke verwondering. De herders in het veld. het Kind in de kribbe, de armoede van Jozef en Maria, de aanbidding door de Koningen, ach het is al zo lang geleden om telkens weer te zeggen met het penseel: „Laat ons gaan om te bezoeken".. Maar het is niet juist hier alleen de schuld Vooi pagina 9. ILLUSTRATIE VI De kunstenaar Jan Groenestein kinderlijk geloof hel Bijbelwoord simpel als het Bijbelwoord zelf, m schoon. Ontroerd hoort Morin de b van de engel, die in een straal van de hemel neerdaalde. Hier alleen i feil zelf zonder franje, zonder hel fantaseerde verhaal.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 18