Verwondering door de open staldeur
van het schilderij
D
kERSTBIJLAGE 1954
Pagina 5
door Corn. Basoski
Het wonder
in de kunst
R LAGEN HERDERS in een veld. het was nacht. Zij sliepen niet,
want ze moesten de wacht houden over de kudde. Niet één schaap
mocht er weglopen, niet eén schaap mocht er geroofd worden. Maan
en sterren gaven in de nachtelijke donkerte net voldoende schijnsel voor de
herders. En toen plotseling dat felle licht uit de hemel, een licht dat scha
pen en herders verschrikte. Een wonder? Midden in dat licht een engel, die
sprak over de geboorte van een Zaligmaker. En alsof dat al niet genoeg was
kwamen er plotseling een heleboel engelen; die zongen iets over de eer van
God en de Vrede op aarde. Even snel als ze gekomen waren verdwenen die
engelen weer, zijn zij weggevaren naar de hemel. En de herders? Zij dachten
niet meer aan de kudde, zij waren verwonderd, zij waren verrast, zij waren
blij om wat ze hadden meegemaakt. Een schaap meer of minder was ineens
:iiet belangrijk meer: naar Bethlehem, doen wat de engelen gezegd hadden.
De herders geloofden nog in wonderen en lieten alles in de steek. Met haast
naar Bethlehem, de stad Davids, waar de Zaligmaker geboren is. Christus de
Heer. Zij vonden een kindeke in een kribbe, een houten voederbak voor de
dieren. Maria en Jozef zaten er naast. ..Komt verwondert U hier mensen",
riepen de herders door de open staldeur. Maar het was nacht, er kwam nie
mand langs.
Wonderlijk verhaal toch, maar ook
mooi. Mooi om die engelenzang, mooi
om die intense blijdschap van de
herders, mooi om de spanning, mooi
bovenal om die blijde geboorte. Telkens
^eer als dat verhaal uit Lukas 2 ge
lezen wordt komt er als vanzelf een
visuele voorstelling bij de lezer: hij
ziet als het ware wat gebeurde. Hij
ziet de hemel scheuren, hij ziet de
angstige schapen hij ziet de verwon
derde herders en hij ontdekt ook dat
vredige tafereel in de stal: Maria
met de witte hoofddoek, Jozef met de
baard. Is zijn voorstellingsvermogen
sterk dan ziet hij ook nog dat het koud
is: er ligt sneeuw en er staat veel wind.
Als de herders weggaan kruipen ze
diep in hun mantels, alvorens ze naar
üe kudde teruggaan en alvorens ze het
•onder aan anderen vertellen.
Telkens weer verwondert de lrter ziet)
ver het gebeurde, telkens weer beleeft
ij de geboorte in Bethlehem mee, telkens
veer wil hij met de herders meeknielen
n de stal en meebidden: ..Ach kindje,
ch laat ons uw paden betreden". Ja. is
dat zo. wil de lezer van nu dat nog tel
kens, wilt u dat telkens, of ik? Verwon
deren wij ons allen nog steeds? Ofis
het verhaal al zo bekend, dat we het al
leen maar mooi vinden om voor te lezen
bij de kerstboom? Het wonder gebeurt niet
meer bij ons of in ons? Gelukkige men
sen waren die herders dan. Zij zagen het
wonder, en knielden, en aanbaden. De
koude Noordenwind snerpte in hun gezich
ten en hun voeten zakten weg in de kou
de. natte sneeuw. Wij lezen .het Kerstver
haal bij de warme kachel met voor ons
op tafel de kerst-
punch of de kerst
gans. Verwonde
ren over hetgeen
ons gezegd is van
de herders,nee.
eigenlijk doen
we dat niet. Het
wonder dat ge
kend wordt is
toch geen wonder
meer? De her-
ders kenden het
nog niet, zij hadden nog geen Bjjbel
waar het zo mooi in staat. Wat we
beslist wel doen is er ons telkens weer
een voorstelling van maken, maar dan in
feite alleen maar
te komen.
Maar en dat
„En allendie het hoordenver
wonderden zich over hetgeen hun
gezegd werd van de herders
Luk. 2 18.
ILLUSTRATIE II
De tgn. „Meester der vrouwelijke halffigu-
ren" maakte een niet grote, maar kleurrijke
en beweeglijke Madonna met kind. Welk een
weelde is er hier in de voorstelling, welk
een verrukking om liet met de witte doek
spelende kind, welk een blijdschap om de
lichtval op marmeren tuil en muur. welk een
genieting om die rode kersen en de bloeien
de plant in de gouden vaas.
De 15e eeuwer Hans Mem line schilderde op
zijn beroemde altaarstuk ..De zeven vreugden
van Maria" de boodschap aan de herders op
een gewone weide bij de stadstoren, daarmee
het hemelse won-
2der en de alle
daagse werkelijk
heid aan elkaar
bindend. Dat won
der gebeurde toch
de wereld en ook
voor de wereld,
waarom het dan
een hogere, mys
tieke sfeer ge
vend0 Die werke
lijk hogere sfeer.
Wee* u wat het woord renaissance bete
kent? Het bedoelt te zeggen wedergeboorte
of herleving. Het woord is ontstaan in de 15e
eeuw in Italië. Middeleeuwse levensvormen en
levensopvattingen werden geleidelijk overwon
nen en die der antieke beschaving weer ten
voorbeeld gesteld (daarom de naam: weder
geboorte der antieken i; de beeldhouwkunst en
architectuur der Romeinen werden ijverig be
studeerd en vrij nagevolgd. Maar er kwam
met die Renaissance eigenlijk meer dan al
leen maar een terugkeer der antieke cultuur:
er kwam een nieuwe levenshouding. 'Indivi
dualisme. liefde voor de waarneembare wer
kelijkheid. de eredienst der schoonheid, de
verminderde gelding der kerkelijke idealen,
de hoge zelfwaardering van de humanistische
geleerde, alle kenmerken van deze periode,
waarin de volle ontplooiing kwam van de zin-
nelijk-geestelijke mens. De Renaissance begon
al met enkele voorlopers, van wie de belang
rijkste is de dichter Petrarca (1304—1374»In
zijn Sonnetten en Canzonen aan Laura is Pe
trarca de eerste dichter, die eigen zieleleven
beluistert. Hij is in eigen innerlijk verdiept en
openbaart in het dichterlijk woord wat daar
voorvalt. Het objectieve wordt subjectief.
Maar de kunstenaars bleven zich verwonde
ren, vrijer, minder gebonden, meer zoekend
naar een echo voor hun subjectieve gevoe
lens. Het Kindeke in de kribbe werd nog veel
meer bezit van henzelf, ze legden het als het
ware in hun eigen atelier neer. of midden in
hun eigen stad. of op het land waar zij woon
den en in het jaargetijde waarin ze schil
derden. Ze verdiepten zich net als Petrar
ca in eigen innerlijk. En hun echt men
selijke verwondering zetten zij op het doek.
Heeft u de oude stad Gent wel eens bezocht
en daar in de St. Baafs-kathedraal het enor
me altaarstuk van de gebroeders Hubert en
Jan van Eyck bewonderd. Welk een bont
schilderij (illustratie r\T> met al die taferelen,
waarop we pelgrims en heiligen zien optrekken
tot de aanbidding van het Lam; waarop zin
gende en musicerende engelen zijn afgebeeld
in kostbare kleding met veel goudbrocaat;
waarop God de Vader troont als een eerbied
waardige paus, tussen Johannes de Doper en
Maria, waarop Adam en Eva zijn geschil
derd als symbolen van de vruchtbaarheid. Zijn
de luiken van dit altaarstuk dichtgeslagen,
dan zien we plotseling wat er aan het cen
trale stuk, de aanbidding van het Lam, is
voorafgegaan: het is de aankondiging aan Ma
ria door de engel Gabriël. de devote verwon
dering van Maria midden in een rijke .Vlaam
se architectuur, waarin door de open vensters
een uitzicht is op de stad Gent. In halve ron
den zijn boven dit tafereel geschilderd de pro
feten Zacharia en Micha en in het midden
twee Sibyllen.
Het wonder is als het ware tastbaar op dit
deel van het altaar, het wonder van de aan
kondiging en het wonder van de onbevlekte
ontvangenis. ..Vrees niet Maria, want gij hebt
genade bij God gevonden. En zie, gij zult be
vrucht worden en een zoon baren en zult zijn
naam heten Jezus.De Heilige Geest zal over
u komen en de kracht des Allerhoogsten zal
u overschaduwen". Hier ligt het begin van
de lofzang van Maria: „Mijn ziel maakt groot
de Heer Annie RomeinVerschoor schreef
eens van dit paneel: „De heilige gestalten
moeten hun waardigheid vooral ontlenen aan
de plooienrijkdom van hun gewaad, de stijl
loos-vermenselijkte engel wenkt Maria als
een schooljuffrouw, die een standje uit gaat
delen, maar hoe barst de vreugde om de din
gen zelf als het ware los in het koperen fon
teintje van Maria's Vlaams vertrek." De zeer
geleerde schrijfster ziet hier echter de geest
van de tijd over het hoofd: haar 20e eeuwse
nuchteiheid speelt haar hier parten en het is
alsof een soort a-religieuze houding haar lich
telijk ironisch doet zijn over de geloofsblijd-
schap van kunstenaars uit lang voorbije eeu-
Geloofsblijdschap, ja dat is hier bij deze
kunstenaars, dat spreekt uit elk detail van
hun weelderige voorstellingen. „De schil
derkunst der 15e eeuw", schreef wijlen prof.
dr. J. Huizinga, „ligt in de sfeer waar de
i bepaalde sfeer
het doel
beschouwing hoe is het nu met de kunste
naar .Roept hij nog 9teeds door de open
staldeur <>p zijn schilderij: „Komt verwon
dert u hier mensen" en knielt hij nog
steeds mee met de herders. Nog steeds?
Ja. want dat deden du kunstenaars, in hei
lige overgave, in heilige vervoering, in hei
lige blijdschap. De eenvoud van Bethle
hem verrijkend met vele menselijk-warme
en soms diepzinnige trekken, die alles
saamgenomen de zin van het Evange
lie niet verwringen of verkleinen, maar
vervullen.
De primitieve kunstenaar uit de 9e eeuw
was een en al verrukking en verwondering
toen hij in een miniatuur de boodschap van
de engel aan de herders verbeeldde: (zie il
lustratie I). Het is alsof de kunstenaar zelf
herder is en zijn hand in verwondering en in
blijdschap opheft om direct de boodschap van
de engel te ontvangen. Hij heeft zich reeds
omgedraaid om de boodschap door te geven
Met die primitieve oud-Nederlandse dichter
zong hij:
„Laat ons gaan om te besoeken.
dat kleyn Kintjen zoet van aart.
dat Maria heeft gebaart
Die hele gefantaseerde voorstelling ging niet
aan hem voorbij: al schilderende en al dich
tende werd het opnieuw een wonder voor hem.
ILLUSTRATIE I
ukking
lil de 9e eeuw
i verwondering,
hei Evangelie-
mink II. Staatsbibliotheek Mum
chen I de boodschap van tie engel aan de
herder* verbeeldde.
De prin
oen hij ii
kathedraal van Monreale op Sicilië,
zantijnse kunstenaars (plm. 1190) in de absis
mozaïeken maakten met als motto ..Christus
als wereldheerser" Daar zien we met veel
goud en met veel waardigheid Maria en het
Kind. als een Keizerin troont zij daar geflan
keerd dóór twee aartsengelen en een plechtsta
tige engelenrij. Daarboven in de nis heel groot
Christus als beheerser van het heelal, de
rechterhand opgeheven tot de zegen. De gelo
vigen in de kerk werden en worden nog
dus direct visueel geconfronteerd met dat on
metelijke wonder in Bethlehem in de geboor
te van het Kind en in de woorden van de
engelen: ,.U is heden geboren de Zaligmaker,
welke is Christus de Heer" En Paus Grego-
rius de Grote had zulke kunstwerken ln de kerk
goed gevonden, want zei hij „schilderingen
kunnen voor de ongeletterden hetzelfde uit
richten wat het schrift doet voor hen. die kun
nen lezen". Hier lag dus al de grote taak van
de kunstenaar, de taak om anderen te ver
wonderen. om ook te zeggen: „Laat ons gaan
om te besoeken Maar hoe zou die kunste
naar dat kunnen zonder zelf verwonderd te
zijn. De bekende Amerikaanse journalist-cri
ticus Henry Lewis Mencken, die o m eer
groot werk schreef over Shaw, zei eens: „Niets
kan uit de kunstenaar komen, dat niet in d»
mens is". De kunstenaar droeg zijn verwonde
ring over op al de gelovigen, die jaar in jaar
uit. telkens weer door die verheven symboler
van de heilige Waarheid de Bijbelwoorder
konden lezen
Dat de bovengemelde uitspraak van Paus
Gregorius de Grote ook van enorm groot be
lang is geweest voor de kunstgeschiedenis,
besefte men eerst later. Die uitspraak bete
kende voor de kunstenaars de mogelijkheid
om zich geheel te kunnen overgeven aan het
wonder van de Kerstnacht, aan de kern van
het geboortegeheim, nl. dat God mens werd
en dat daarmede hemel en aarde, tijd en eeu
wigheid in elkaar zijn opgegaan De liefde
verbintenis tussen God en mens. dat wondei
gaven de kunstenaars, in geloof, of beter ir
gelovige fantasie. „Komt verwondert u hie-
mensen" riepen zij en eeuwen na hun door
roepen zij het nog Laten wij ons ook noi
door hen verwonderen0 Of menen we het alle
maal wel te weten0 Voelen we ons boven di
kunstenaars verheven0 Wij hebben genoe-
aan het Woord binnen de kale muren van on-
kerkgebouw eti we lachen om die oude vrouw
voor wie de 'aat-middeleeuwse Franse dich
ter Francois Villon het vers maakte:
.Jk ben een arme en oude vrouw,
Onwetend en ik kan met lezen.
Zij toonden me in mijn dorpskerkje
't Geschilderd paradijs met harpen
En ook de hel waar de verdoemden
brandei.
't Eén geeft mij vreugd', wijl 't
andere my verschrikt
We slaan ons op de borst, wij men
•en van 1954: „O God, ik dank U, da
ik niet ben gelijk de andere mensen
Ik weet alles zo goed, ik heb g»er
gesneden of geschilderd beeld nodig
Uw Woord alleen leert mij het wonder
De andere mensen zijn maar klein
gelovigen." We zingen „Stille Nacht'
of liever nog een psalm. Bij het orgel
zonder kerstboom, zonder schilderij, in
trotse eenvoud, die we zo graag
zuiverheid noemen. Verwonderen over
hetgeen gezegd is van de herders7
ILLUSTRATIE III
let* lo*«er van het geestelijk element *ton<
Ie beeldhouwer Artus (Jucllinu- de Jongc
»iï wiens houten gepolychromeerde beeld d.
nineljjke aantrekkelijkheid van de vrouv
Maria sterker meespeelde en de middeleeuw*»
devotie van de Moeder Gods ph
Rube
Mei
itersten van het mystische en het gro)
ardse elkander raken. Het geloof, dat hiei
preekt, is zo onmiddellijk dat geen aardse
'•erbeeldinp er te zinnelijk of te zwaai
voor is. Van Eyck kan zijn engelen er-
goddelijke figuren behangen met de zwart
oraal van stijve gewaden, druipende var
loud en stenen, om naar omhoog te wijzen
lehoeft by nog niet de fladderende slippen
•n spartelende benen der barok". Ook de
ichilder Jan van Eyck zegt hier op zijn
wijze en aansluitend aan de verlangens
ran de gelovigen uit zijn tijd, de oproep
tot verwondering: .Jiomt verwondert V
hier mensenHet wonder van Christus'
jeboorte onderging een renaissance in de
kunst; met smachtende armen had men de
lemel omlaag getrokken.
En toch was de schilder Jan van Eyck
eigenlyk nog maar een voorloper van de Re
naissance. in feite behoorde hij nog bij de
middeleeuwen. De uitbloei van de Renaissan-
o« sou nog veel grote vrijheden brengen, mm.
der devoot misschien, maar daarom toch niet
minder geloofsblij. De verwondering van de
kunstenaar uitte zich niet alleen in de directe
weergave van het heilige onderwerp, maar
ook in zuiver schilderkundige dingen, in de
picturale kwaliteiten tot uiting komend. Vol
en warm koloriet, de glans van schitterende
juwelen en gewaden, het spel van het licht
op een harnas of een muur of de plavuizen
der vloeren, het is alles mede belangrijk in
de verbeelding van het wonder van Christus'
geboorte.
Het zinnelijke element
Door die opbloei verloor de kunst natuurlijk
iets van haar sterk vergeestelijkt karakter,
nieuwe elementen van visuele schoonheid wer
den ontdekt, schilderachtige aspecten begonnen
steeds meer te boeien en het zinnelijke ele
ment ging ook een woordje meespreken. Vol
komen begrijpelijk natuurlijk, daar ook de
sohikler een gewoon mens is en geen asceet.
De stal van Bethlehem was voor hem zeker
nog wel een heilige plaats, maar hij plaatste
die stal midden in de wereld, evenals Maria
en het Kind. Wat bij Jan van Eyck nog ver
langen was. werd bij de latere schilders wer
kelijkheid.
Weer gaan we even naar België en wel
naar het Kon. Museum voor Schone Kunsten
te Antwerpen. Aan een der wanden hangt
(thans tijdelijk in het Centraal Museum te
Utrecht voor de expositie „De Madonna in
de kunst") een kleurrijke „Madonna met
Kind", niet groot maar boeiend door de gro
te beweeglijkheid (illustratie II). Het is van
een onbekende meester, indertijd door de Duit
se critiek „Meister der weiblichen Halbfigu-
ren" gedoopt, werkzaam in het 2e kwart van
de 16e eeuw. Welk een weelde is er hier in
de voorstelling en in het diepe rood van het
kleed van Maria, welk een verrukking om het
met de witte doek spelende kind, welke een
blijdschap om de lichtval op marmeren zuil
en op de muur, welk een genieting om die
rode kersen en de bloeiende plant in de gou
den vaas. Maar toch is er de heilige verwon
dering gebleven, het gelaat van Maria is toch
niet dat van een gewone vrouw en het Kind
is maar geen alledaags kind geworden. Ook
deze Meester der Vrouwelijke Halffiguren
schijnt ons toe te roepen: „Komt verwondert
u hier mensen", .om de schconheid, de blijd
schap en het wonder van dit moederschap.
Iets losser van het geestelijke element stond
de beeldhouwer Artus Quellinus de Jonge
(16251700»die van hout een Madonna met
Kind sneed, welk gepolychromeerde beeld
prijkt in de O.L. Vrouwekerk te St. Truiden
(eveneens tot 2 Februari op de expositie in
het Centraal Museum te Utrecht illustratie
III). De zinnelijke aantrekkelijkheid van de
vrouw Maria speelt hier nóg sterker mee en
de middeleeuwse devotie van de Moeder Gods
heeft plaats gemaakt voor het door Rubens
geprezen Mens sana in corpore sano. Doch
al is dit van leven stralende lichaam nog zo
weelderig en al is het Kind nog zo mollig,
de beeldhouwer heeft toch op eerlijke wijze
zijn levensgevoel tot uitdrukking gebracht,
zijn grootste verwondering dat uit de gewone
vrouw Maria het Goddelijke Kind geboren
werd.
Als tegenstelling tot dit houtsnijwerk een
ander uit eikenhout gesneden Kerstfragment
van een retabel (achterbouw van het altaar)
uit de 15e eeuw. voorstellende de geboorte
van Christus illustratie V). Hoe ingetogen,
hoe onwezenlijk haast, hoe geheel uit een
andere wereld, is hier de verbeelding, waarbij
het zinnelijke element geheel ontbreekt doch
aan de andere kant weer sterk de nadruk is
gelegd op de armoede van stal en ouderpaar
Het wonder van de Kerstnacht werd eigen
lijk maar schoorvoetend benaderd, al werd
het door de kunstenaar dan wel intens be
leefd.
't Hageld' en sneeuwde en 't was er zo
en de rijm lag op de daken:
Sint Joseph tegen Maria sprak:
.Jdariatje, wat zullen wij maken?
Gaat er nog een kleen weinig je voort,
ja tot aan een ijdel schure".
Waar Jesus wilde geboren zijn.
daar en sloot er noch venster noch deure,
zong de onbekende dichter-tijdgenoot van
de eveneens onbekende houtsnijder. De
tijdgenoot van de latere Artus Quellinus de
Jonge, een onbekende dichter uit de 17e
eeuw, stelde evenals het eerstgenoemde
beeld het Kersttafereel meer menselijk,
meer zinnelijk voor:
Herders, brengt melk en soetigheyd
den lieve Jesus legt en schreyt;
hangt uwen lankrock voor de wind,
den voedstervader sorgt voor 't kind.
Maria geeft hem suykerpap,
en Joseph brengt den windelap;
den lieven Jesus kryt van dorst,
zyn moeder geeft hem haere bórst.
Doch deze meer zinnelijke instelling, deze
meer menselijke verbeelding, verhinderde
toch niet het wonder van de geboorte te
beleven. Dat blijkt wel uit de laatste strofe
van het gedicht:
Uyt Jesus wesen vloeyt een soet,
een soet dat myn ziel leven doet-
segge ik nog Bethlehem, ik mis.
want nu den Stal een hemel is'.
In woord en beeld leefden de kun
stenaars uit vroeger eeuwen met het
Kerstverhaal uit de Bijbel mee en al
was dan het gevaar niet denkbeeldig,
dat het werkelijke Kerstfeit bedekt
werd door het doorgefantaseerde Kerst
verhaal, toch gaven deze kunstenaars
uiting aan hun geloof, toch „verwon
derden zij zich over hetgeen hun gezegd
werd van de herders". In dit verband
willen we wijzen op de werkelijk
unieke expositie in het Centraal Mu
seum te Utrecht „De Madonna in de
kunst", welke expositie tot 2 Februari
duurt en een zeer uitgebreid beeld
geeft in schilderijen, beeldhouwwerken
en gravures van de inspiratie, die de
kunstenaar van de Mariafiguur onder
ging. Van een oud Byzantijns kruisje
uit de 7e eeuw tot een weelderige
Spaansejionker-ogige Madonna uit 1700
foe, elk stuk is van grote waarde.
Noem al deze stukken het gevolg van een
Roomse Mariaverering, zeg desnoods dat dit
on-Bijbels is en de herders in Bethlehem al
leen voor het Kind knielden, terwijl Maria
hierbij niet eens genoemd wordt. Weiger even
tueel de verwondering van die vroegere kunste
naars te erkennen. Maar wat stellen onze
kunstenaars hier tegenover? Smaken zij nog
de blijdschap van het Kerstfeest0 En wordt
dan ook niet vaak vergeten wat er geschre
ven staat in Luk 1: „Wees gegroet gij begena
digde; de Here is met u; gij zijt gezegend
onder de vrouwen". Dat was Maria, de be
genadigde, de gezegende onder de vrouwen
Hebben die kunstenaars niet elk naar eigen
aard iets weergegeven van de verwondering
van Mana. die plotseling door een engel Gods
zo werd aangesproken" De 14e eeuwse mys
ticus Johannes Tauler hield eens een Kerst
preek. waaruit ik het volgende wil citeren:
„Men viert thans een drievoudige geboorte
in de heilige Christenheid, waaruit ieder
Christenmens zo grote verkwikking en blijd
schap zou behoren te putten, dat hij van louter
geluk zou moeten uitbarsten in jubel en vreug
de, in dankbaarheid en inwendige blijdschap.
En een mens die daarvan niets in zich voelt,
moet zich ongerust maken over zichzelf. De
eerste en hoogste geboorte nu is die. dat de
hemelse Vader zijn eniggeboren Zoon in god
delijke wezenheid en persoonlijke onderschei
ding heeft gebaard. De tweede geboorte, die
men thans viert, betreft de moederlijke vrucht
baarheid. die aan jonkvrouwelijke kuisheid in
echte zuiverheid ten deel viel. De derde ge
boorte bestaat daarin, dat God alle dagen en
alle uren in een goede ziel met genade en
met liefde waarachtig geestelijk wordt gebo
ren". De Zwitserse hoogleraar Walter Nigg
merkt hierbij dan heel terecht op: „Aan dit
drievoudige Kerstgebeuren mag men niet ra
tionalistisch gaan tornen, omdat het eenvou
dig niet geheel in woorden is te vatten. Het
moet vrijblijven van alle dialektiek van het
verstand"
Die mystieke Kerstpreek van Tauler was
het in woorden uitgedrukte geloof, dat door
schilders en beeldhouwers visueel werd voor
gesteld. Hierover valt niet verstandelijk te
theologiseren of te dogmatiseren; men kan
er alleen maar blij om zijn. dat die kunste
naars het wonder van de blijdschap zo intens
vlak i
Het was wijlen de dichter Martinus
Nijhoff die in dit vers aai. de heel bijzon
dere sfeer van het Kerstfeest uiting gaf.
aan de sfeer van de herinnering die toch
iets wakker roept in ons en telkens weer
het wonder van Bethlehem doet beleven
Ja en dan zijn er zo hier en daar ook nog
wel kunstenaars, die zich verwonderen. De
Ned. dichter Freek van Leeuwen heeft dat
nog niet eens zo lang geleden in een kerst
vers bewezen, getiteld „Christusgeboort":
Hü werd in het midden der barre nacht
ILLUSTRATIE IV
Zijn de luiken van het befaamde Gentse
altaar van- de gebroeders Hubert en Jan van
Eyck dichtgeslagen, dan zien we de aankon
diging aau Maria door de engel Gabriël, de
devote verwondering van Maria midden in
een rijke, Vlaamse architectuur, waarin door
de open vensters een uitzicht is op de stad
Gent. In halve ronden zyn boven dit tafereel
geschilderd de profeten Zarharia en Micha
en in het midden twee Sibyllen.
ILLUSTRATIE V
Een uit eikenhout gesneden Kerstfragment
van een retabel arhterbouw van het altaar)
uit de 15e eeuw. Hoe ingetogen, hoe onwezen
lijk haast, hoe geheel uit een andere wereld,
is«hicr de verbeelding, waarbij het zinnelijke
element geheel ontbreekt, doch aan de andere
zijde weer sterk de nadruk is gelegd op de
hebben beleefd, subjectief maar volkomen.
Dat maakt beschaamd, om onze nuchterheid,
om onze verstandelijkheid, om het feit. dat
het ons zo moeilijk afgaat te worden als een
kind, zoals de schilders van voorbije eeuwen.
Ileel bijzonder feest
De tijd gaat verder, de geesten evolueren,
de maatschappelijke omstandigheden wijzigen
zich, er komen andere normen en zeden, maar
het Kerstfeest blijft steeds dezelfde lichten
de plek in de geschiedenis der mensheid. Ze
ker. door de jaarlijkse herhaling loopt het
Kerstfeest wel het gevaar te veel sleur en
gewoonte te worden en gaat zijn inhoud ook
wel eens verloren in formele fraseologie. In
deze tijd is het zelfs soms een opgeschroefd
handelszaakje, dat alleen maar innerlijk leeg
te achterlaat. Maar toch is er nog steeds om
het Kerstfeest die wonderlijke sfeer van een
blij en toch ernstig feest. Van een heel bij
zonder feest, dat elk jaar weer herinneringen
oproept.
De kaarsen branden tussen mandarijnen,
Sneeuwsterren, speelgoed en gekleurde
noten.
De kind ren zingen, en de dauw der grote
ogen beweegt en blinkt in 't trillend
schjjnen
Hoor hoe ze zingen: „Nu zijt
wellekome"
'k Voel moeders hand weer die de
mijne houdt
En huiver bij de geur van 't
schroeiend hout
Als toen ik zong: „Gy zijt van ver
gekomen".
En daar staat weer de stal van
Bethlehem
Sneeuw op het dak en licht door
rode ramen
Moeder, wij waren veel te lang
niet samen
Ik heb het lied vergeten met
uw stem
Zij strijkt weer door mijn haar en zegt:
.Ach jongen
ieder jaar dat je er niet bent bij geweest
meende ik je stem te horen, hier op
't feesi
en wenend als de
kind'ren zongen".
In bloed en pijnen op d'aard gebracht.
Daar was geen luier, geen doek of zo
De moeder dekte Hem toe met stro.
En zelve rillend van kooi -s en kou
peinsde ze hoe ze hem voeden zou.
En toen een ster was hun
voorgegaan
klopten drie wijzen ten poorten aan.
De eerste bracht Hem symbool
van leed
als offerande een bloedrood kleed.
De tweede bode van smaad en hoon
bracht Hem een staf en een doornenkroon.
De derde gebukt onder 's werels wee
zeulde het kruis op de schouders mee.
Opk waren de herderen opgegaan
Zij voerden een duistere kudde aan.
eind'loze rij van 't gesmade ras
dat aan de arbeid geketend was
Aan d'arbeid verkocht voor luttel geld,
eeuwen al leeg'rend in Effratha's veld.
Spiedend aar. iedere horizont
of het ook zijn Verlosser vond.
En geen die zijn Koning iets
schenken kon,
Zij smeekten slechts: Kyrie Eleison.
En Hij, verheerlijkt in hemels licht,
heeft van de kribbe zich opgericht.
Bood hun in opperste Liefde aan
al wat Hij had: Zijn naakt bestaan.
Het is een moderne ballade vol verwon
dering, maar met de ondertoon van tragiek,
een ondertoon die men miste bij die vroe
gere schilders en beeldhouwers. Bij hen was
het alleen, verwondering, of blijdschap, of
devotie. Als een kind waren die schilders
nog, als een blij en spelend kind, spontaan
en naief, zonder iedere dag „als een dreig
brief" te voelen, zoals de huidige dichteres
Ellen Warmond.
En de beeldende kunstenaars? Ja, ik heb
ze twee eeuwen geleden in de steek gelaten.
Die twee eeuwen zijn trouwens ook niet
zo belangrijk voor m'n onderwerp. Er is
heel erg veel geschilderd in die tijd, maar
het lijkt alsof de Kerstnacht geen voldoende
inspiratie meer bracht, alsof men uitgeput
raakte op dat thema. Of was er een geeste
lijke inzinking, een losmaken van alles wat
de Bijbel vertelde? Rembrandt, Rubens en
Vz*} Dijck om er maar drie te noemen
hebben in het begin nog vaak naar die
Bijbel gegrepen, hebben zich nog vaak ver
wonderd over hetgeen hun gezegd werd van
de herders. En zo incidenteel kwam er na
hen nog wel eens een schilder met een
kunstwerk over de Kerstnacht. Maar die
veelheid als bjj middeleeuwen en Renais
sance was er niet meer. De 19e eeuw werd
in beslag genomen door het romantische
levensgevoel en daarin was eigenlijk geen
plaats voor het Kerstthema. De „Welt
schmerz" was belangrijker en het wonder
van een schone, maanverlichte zomeravond
of het wonder van een beeldschone jonk
vrouw vond men veel groter en veel reëler,
dan het wonder van zoveel eeuwen geleden
in Bethlehem.
Lord Byron zei ..The great object of life
is sensation to feel that we exist, even
though in pain" en daarmee was de levens
sfeer wel getekend. Later liet het historisch
materialisme van Karl Marx weinig ruimte
voor geestelijke verwondering. De herders in
het veld. het Kind in de kribbe, de armoede
van Jozef en Maria, de aanbidding door de
Koningen, ach het is al zo lang geleden om
telkens weer te zeggen met het penseel: „Laat
ons gaan om te bezoeken"..
Maar het is niet juist hier alleen de schuld
Vooi
pagina 9.
ILLUSTRATIE VI
De kunstenaar Jan Groenestein
kinderlijk geloof hel Bijbelwoord
simpel als het Bijbelwoord zelf, m
schoon. Ontroerd hoort Morin de b
van de engel, die in een straal van
de hemel neerdaalde. Hier alleen i
feil zelf zonder franje, zonder hel
fantaseerde verhaal.