Hij kwam toch Kerstfeest in 1944 KERSTBIJLAGE 1954 Pagina 6 Ann do welvoorziene tafel van nu, kwamen de beelden terug van dat H' •el etei op De grote piiftdin/ilrppl bijft even gevaar- lijk 'stil boren het heldere tafellaken, en meteen ia het al gebeurd: een dikke drup/wl roae vla is er afgedropen. „Oooo Moeder knoeit Moeder knoeit r I oor de dertien jarige Frits, die nogal eens een vermaning hoort over slordig heid met „het schone tafellaken", is dit Vijftienjarig Jeantje, die de morsenj eigenlijk op haar geweten heeft, kijkt eventjes schuldig, maar moet toch ook lachen om het gejoel van Fnts. J.eur dan ook niet altijd zo over je eten," kapittelt Jan zijn jonger zusje, „wees blij, dal je het kunt krijgen Ze kibbelen gezellig verder en dan pas valt het op, dat moeder de lepel stilletjes in de schaal teruggelegd heeft en zelfs vergeet om de rose druppel weg te vegen. Dat is iets ongewoons En kijk ze nu eens diep in gedachten haar vla eten ze proeft vast mets van de bijzondere tractntie.' Moeder waar zit u helemaal grapt Frits, die het maar raar vindt. Mevrouw Verduin kijkt op en dan is Jeantje helemaal van de wijs. .Moeder, huilt u nou om die schep vla? Geef me dan maar een heel bord vol och alstublieft, moeder De tafel komt in rep en roer. Frits schalt verwijten naar zijn zusje: Jan roept hem als ik nog denk aan dat gevecht bij schuit met groen vergeefs tot de orde en Jeantje huilt zelf bijna Maar moeder Iacht alweer. ,.Sttoch, kinderen, stil toch Jeantje, kijk met zo ongelukkig, je hoeft heus geen vla meer Kom Frits, hou op, en doe niet zo érg braaf, jongen Ze heeft die paar tranen al weggeveegd, schudt haar hoofd en zegt .Met was niets." ..Maar 'naar dacht u dan aan? Toe nou, moeder Even zucht mevrouw Verduin diep. „Och kind het trof me ineens zo. dat jij zo n drukte maakte tegen de vla. lek kere vla nog wel, die je heus niet iedere dag krugt. Ik dacht toen plotseling aan tien .iaar geleden, daar weet jij niet meer van. Tien jaar geleden drie dagen vóór Kerstmis Je was toen nog maar vijf jaar en je huilde de hele dag omdat je honger had. En ik had zo'n verschrikkelijke zorg om jullie. Frits nog maar drie, jij vijf en Jan negen ik uust niet, hoe ik jullie te eten moest geren. Drie dagen voor Kerstmis zou vader thuiskomen ran een tocht naar Hattem om eten. Hij kwam maar niet wat heb ik die dag m angst gezeten „Ik weet het nog wel." zegt Jan schor. ,Jk herinner me vader ook nog heel goed." Ze schuiven wat dichter naar de tafel toe. leRKcn hun armen er op. dat mag nu wel. dan ben je dichter bij elkaar. Jeantje en Frits weten het alleen maar van moeder s vertellen, keer op keer. hoe vader maar juist nog de bevrijding van Nederland heeft meegemaakt. Na zijn vier maanden gevangenschap als gijze- a»r was hij nooit meer helemaal gezond ge- weest en de hongertochten, die hij op moe- der's oude fiets ondernam, naar de boeren rond Hattem. zijn geboorteplaats, brachten hem s'.'-ods meer achterop In Juni 1945 stierf hij Sindsdien is moeder het middelpunt van hun leven geweest Ze heeft vader levend ge houden in hun gedachten Jeantje denkt, dat ze zich nog wel iets van hem herinnert, maar het zijn meer de foto's en de verhalen van vroeger, die hetn terugbrengen. „Vertel n«>g eons, moeder van dat Kerst feest toe-, Vader kwam pas twee dagen later, hé""' Ach ze kennen het verhaal wel. maar ze willen het altijd opnieuw horen ..Ja. net op de dag vóór Kerstfeest kwam hij Met tarwe en een konijn en drie pond spek en een stuk boter Dat was feest maar ik zag het nauwelijks omdat ik zo ongerust was geweest". „En toen moeder" En toen?" Maar mevrouw Verduin wil zich niet weer verdiepen in die nare herinneringen, ze wil de kinderen met verdrietig maken Daarom zegt ze vrolijk: „Nou. ik heb hele feestmalen gekookt op de kachel och Jeantje.wat zou jij er een ple zier in gehad hebben, dat gekokkerel met een oannetje op de kachel en twee er naast er, dan weer balancerend op de pijp toen had ik alleen maar zorg. dat jij of Frits iets zouden omstoten Maar Jan paste prachtig op jullie, weet je 't nog. jongen?'" Jan knikt ..En of' En u bakte kleine pannekoekjes, die maar niet gaar wilden worden en wij aten ze lekker ongaar op' U kon het niet bijhouden!" Mevrouw Verduin lacht eens ..Kom. nu niet meer over die zorgelijke tijd Het was tenslotte een van de mooiste Kerst feesten d.<- we hebben gevierd We waren allemaal bij elkaar en we hadden Later, als ze alleen in de huiskamer zit, als Jan naar les is, Jeantje naar haar club en Fnts. omdat het toch vacantie is, „nog héél eventjes naar zijn vriend", leeft ze toch weer terug in die tijd, tien jaar geleden. Negen jaar lang heeft ze nu al alleen voor haar gezin gestaan, en de herinneringen aan de hongerwinter, vooral aan Kerstmis, staan haar des te scherper voor de geest, omdat het ook Gerard's laatste Kerstfeest was. Heeft ze misschien daarom juist nu zo'n be hoefte, deze dagen bijzonder te maken, zomaar in de week een Zondagse tractatie op tafel te brengen, de kinderen eigenlijk teveel eten op te dringen" Ze schrikt op. als er gebeld wordt, maar blij verrast is ze, als ze haar beste vriendin met haar man op de stoep ziet staan. „Kom binnen hè, ik had net behoefte aan gezelschap!" ..Dat had ik wel gedacht", zegt Meta's har telijke stem en Kees staat al omslachtig zijn jas uit te trekken. ..Ben je alleen? Zijn de kinderen er weer vandoor?" „Ja. och. 't is vacantie voor Jeantje en Frits en Jan is naar Franse les". Ze schuift de grote stoelen wat dichter om „Zal ik eens poken?", vraagt Kees. die een groot stoker is ,.Doe dat. dan maak ik gauw koffie", zegt Maar natuurlijk gaat. bij koffie en koek. het gesprek tóch dadelijk over ..tien jaar geleden „Toen hadden we niets dan etenszorgen in ons hoofd, weet je nog. Tine?" vraagt Meta. „Ja en nee. Wij vieren wilden immers daar niet aan meedoen" Als ik nog denk aan de avonden, dat jullie bij ons waren en Gerard bij dat oliepitje voorlas en wij niet naar anze rammelenden magen wilden luisteren!" ..Dat is waar. Maar toch hèd je die zorgen wij hadden toen Kees' ouders in huis. de stak kerds. Ik ben nog altijd verbaasd, dat vader er zo goed doorheen is gerold. Als je hem ni^ ziet met zijn embonpoint., en zo mager Kees lacht ..Maar moeders gal maakte het best in die tijd. Daarvoor was dat vetgebrek een uitkomst!" „Nou. spot er maar niet mee' 't Was voor haar evengoed een harde dobber". „Tien jaar geleden wat zat ik op Gerard te wachten! Jij kwam 's middags aanslepen met die zak vetkolen. Kees. weet je nog" Het achterwiel van je fiets was er bij ingezakt „Als ik daar nog aan denk! Ja. die kolen kon ik krijgen door de fabriek. We deelden ze natuurlijk, we waren er allebei hard aan toe. hè? Jij met die kleintjes En later ben ik toen nog uit gegaan om dennegroen te halen. Er was wat aangekomen en we hoopten dat er boompjes zouden zijn, die je dan laten kon opstoken! Maar dèt was grondig mis! Als ik nog denk aan dat gevecht bU de schuit met groen en toen de straat af!" Ik had geen fiets meer en ik holde een zijstraat in. Daar stond al een Duitser midden op de rijweg. Ik terug, de hoek om dwars door een winkel de tuinen in nou ja, 't was gauw voorbij Ze pakten alleen maar fietsen. De winkelier haalde me uit zijn schuur, toen ze weg waren. En toch stond ik even later weer bij die schuit met groen. Regenen dat het deed ik weet het nog als de dag van gisteren. Ja. als je er nou aan denkt, snap je niet hoe je dat allemaal durfde ..Toch waren er toen mooie cyclames ook te koop", weet Meta nog. ..Je bracht voor mij zo'n zacht-lila mee ik heb nooit weer zo n prachtige plant gezien. Gek hè, terwijl er toch niets meer te koop was. Dat hadden de kwe kers goed uitgekiend „En ze werden gekocht ook! Ach ja. wat deed je met je geld" Proberen schandelijk- dure broodbonnen op de kop te tikken en wat Belgische shag dus waarom geen cyclame gekocht" Ik kon toch niets anders meer krij gen en Meta was er blij mee 't was toch een prachtig Kerstfeest, toen". Ze zwijgen, denken allemaal terug aan die wonderlijke dagen Lang had de vroege sneeuw, door regen versudderd. de straten blank laten staan. Wie ruimde de verstopte riolen nog" Toen. op de 23ste December, viel de felle vorst in. O, de ellende van hardge- worden. kapotte schoenen! Je liep maar met beige zijden kousen waarin je lustig met blauwe of groene bor- duurwol dikke stoppen had gelegd. Een blote teen uit een "van de zool losgebarsten schoen was geen ongewoon gezicht. Veel meer viel een paar goede, waterdichte schoenen op. Hoe kwam iemand daaraan? En werden die niet geruild voor eten. ergens tijdens die smade lijke hongertochten? Was het dan wel goede kleding. Alle sporen van welvaart waren verdacht' Toen Gerard dan. die dag voor Kerstmis 1944. belader, maar uitgeput thuis kwam, tegen donker, nog juist vóór de spertijd begon, deed hij zijn verhaal: „Het weer was zo vreselijk tegengevallen, harde wind. zware slagregens, tater bittere kou Het fietsen op de massieve banden was niet uit te houden tegen de wind in. Dat werd uren lopen, soms alleen, soms met andere zwoegers, met wie je, lotgenoten als je was. binnen het kwartier innig bevriend raakte. Je hielp elkaar met reparaties aan vervoermiddel en schoenen, je sjorde wegzakkende bagage- vaster daarmee vergingen de uren van trieste winterdagen. Je keek samen angstig uit naar ..vallen' aan de grens van de stad... als je maar binnenkwam, dan had je het meeste gewon- Gerard had bij alles nog wonderlijk geboft, die keer In de verte zagen ze de Duitse val. zagen ze de mensen aanhouden en beroven van hur met zoveel moeite veroverde etens waren en met z'n drieën slopen ze het land in. de fietsen in een bevroren greppel sjorrend Twee uur wachtten ze. verstijfd van kou. maar ze wonnen! De Duitsers, met volgeladen kar ren. gaven het op. Misschien ook was de diensttijd op dat uur verstreken. Zo kwamen ze veilig de stad binnen, konden het zo duuiv gerui 1de ..eten" thuisbrengen „Toch hebben we nog gelachen, op die eer ste Kerstdag weet je nog hoe Gerard en ik met de kinderen 's middags bij jullie kwa men" Jullie zaten driehoog en je had nog zo'n beetje gas „Praat me er niet van", zegt Meta, ..onze groenteman had een pracht-hrander op mijn fornuis gemaakt, het was een groot geheim en het kostte me zés broodbonnen en tien siga retten dat was acht en zeventig gulden en de moeite die voorraad bij elkaar te krijgen' Verschrikkelijk! Nou. hij kwam dan en deed een stuk buis met allemaal keepjes erin aan de gasslang Je kreeg er wel een grote vlam door. maar erg veel hitte gaf het niet. En een paar weken later kende iedereen dat ge heim en maakte iedereen zelf zo'n wonder- brander voor niets!" „En toen was 't meteen uit met die gas- erin zo lekker vond. dat ik dacht: na de oorlog wil ik niet an ders meer eten", zegt Kees. „Ja., dat dachten we altijd van iets als we dat konden krij gen maar je zou nou gek opkijken als ik het je voor je neus zette, jongetje!" „Och ja. dat zal wel. natuurlijk... maar tóch was het lekker, tenminste heel wat beter, dan later dat tulDenbollengedoe. „Er. of" Maar Meta. weet jij nog. hoe Kees en Gerard op die eer ste Kerstdag de hele middag hebben zitten lamp te maken? Een stuk slang aan het fornuis muur naar de kamer doorheen. En Vier en dertig keer had dominee Wolmer een Kerstpreek ge maakt. Zou hij dit jaar in staat zijn van gewichtige mensen Lenie Stafleu- verwonderde kinderen te maken? Zouden ze hun eigen drukke Kruikemeier leven vergeten om zich dat ene te herinneren: I „Moeder, waar zit u helemaal?" vroeg Frits i rooie. wollen draad aan gat in de daar dat stukje buis ül RN 7_ □het perka- iten boekomslag gemaakt de stukken met eIkaAchn?a.ieen wij maar bij het kacheltje sui kerstroop koken en ongerust zijn. dat de hele kap in brand zou gaan zo zonder gaskous. „Nou. maar jullie kunnen zeggen wat je wilt. maar wij hebben vijf avonden gas licht gehad. Alleen moest je die goeie kap er af doen om wat aan het licht te hebben „Ja zeker, ik heb het die middag nog zien branden. Jammer, dat wij 's avonds nooit bij jullie konden komen om de kin deren. Maar jullie kwamen vaak bij ons weet je nog. Meta, jij op de divan en Kees op stoelkussens op de grond slapen? En maar onder tafelkleden en jassen je dééd toen toch wat. omdat je niet meer over straat mochtHoe zou het je mi lijken. Kees, zo'n bedje En zo'n gas lamp „Zeg jij nou maar niets van mijn gas lamp." gromt Kees, „want dan denk ik weer aan jullie kerstverlichting, met je twee rose boomkaarsjes die in vijf minuten afdropen en je geleende carbidlamp Meta en Tine schieten in de lach. ..Ja, weet je dat nog? Vier gulden per stuk kostten die kaarsjes en ik kwam er zo groots mee thuis! 'k Had ze van onze slager die ver der alleen nog maar zoetstof en essences on der de toonbank verkocht. En in een mum van tijd dropen ze af én walmen! Wat dat toch voor rommel mag zijn geweest! En toen die carbidlamp van de Van Hengels. maar dat was niet op Kerstmis, dat was op Nieuw jaarsdag. toen zij zelf uitgingen en wij de lamp mochten lenen. Piet had nog gezegd: hij ploft wel eens. maar wat wisten wij van ploffen af" Je waagde toch ook alles maar' Als ik er nog aan denk! De mannen samen met die stinkende carbid knoeien.... zestien gulden een kilo' Maar hij brandde zo enig. hele brander omhoog tond in!" „Ja." grinnikt Kees. ..maar het ergste was nog. dat het ding muurvast in de kalk zat en wij het bij dat oliedrijvertje weer uit moesten rukken 't was grondig kapot ook. Hebben we niet de halve avond zitten prutsen om het nog te redden?" „Nou! En uit dank voor jullie geknoei moes ten wij die ejgenteelt-tabaksbladeren zitten knippen wat een werk!" Dan komen ze toch weer op dat wonder lijke Kerstfeest terug. De kerkgang door de stille straten, de mannen schichtig op straat, de vrouwen nerveus rondkijkend Kou in de kerk, vrieskou Maar een preek om nooit te vergeten, een innige gemeen schap en verbondenheid tussen allen, die nomt meer uit je hart wordt gebannen. Later, thuis, de schamele feestmalen. Mager wild van hongertochten, graankoekjes met verkleide suikerbietenstroop. wat aardappelen en kool-zo-uit-het-water Een gelukkige had een partij kale botten op de kop getikt. Niet trachten uit te finden fan welk beest maar met zhinig- gesoaarde groene erwten er bij werd het toch „echte erwtensoep!" De kamers, waarin men kouwelijk om hoog-geroosterde kachels schoof, getooid met wat kerstuersiering, wal groen soms. Saamhorigheid in veel te lange schemer uren. een buurman die nieuws van radio Oranje kwam fluisteren een kerstgroet uit Engeland Armoede, honger, dood en ellende, ge- dan i i wel e deden onbrandbare rommel in de buizen, weet je nog wel? En het heette dat als stuk dankbaarder Je daar een lucifer bijhield, je hele huis kon i kleurt Ze neemt haar bordje op. Moeder geeft u me toch nog maar een beetje vla Het is erg lekker'" Nu lacht mevrouw Verduin hardop. „Malle meid. dat was heus geen ateek op Jou. Nee hoor. je hebt je best gedaan, ik wou je ook wel wat veel geven Morgen krijg Jij bet restantje'" „Dat ls teveel voor haar alleen!" roept Frits gauw itploffen!" „Kind. schei me uit over die toesrtand! i'n achtenzeventig gulden' Had twee pond hav voor gekocht toen 'die kwam. kon ik het net niet meer betalen Nou ja. de aanbieding was na tuurlijk meteen weg' Wat scharrelden we toch met geld in die tijd „En toch weet ik nog. dat ik die tarwepap uren wachtten ze vangenschap, vervuilingspanning en ver driet maar toch het feest van het Kind. in Bethlehem geboren toch het „Ere zij God" door duizenden ontroerde stemmen gezongen geen wereldbrand immers raakt aan het wonder van Kerstfeest? Tien jaar geledenhebben we piet allen onze herinnering aan die van vrieskoude en duisternis doortrokken dagen? Aan de zegen en de saamhorigheid, de innige beslotenheid van de gezinnen, ook al miste men geliefden uit die kring Denken wij nu terug aan die tijd. dan vra gen wij ons af: hoe hebben wij het kunnen doormaken? Hoe hebben wij Kerstvreugde kun nen beleven in zulk een angst, ontbering en on zekerheid" En toch kijk zelf eens terug en erken het: was uw Kerstfeest ook zo wonderlijk, zo geze gend als toen. hoe zwaar de omstandigheden ook waren? Nauwelijks kunnen wij ons meer echt voor stellen, hoe het was: die kerstliederen in de schemering, brachten ze ons niet dichter dan ooit bij de arme sta! van Bethlehem? Nu. tien jaar later, vieren we weer Kerst feest. We hebben te klagen en te mopperen over wat te duur is. over het weer. over de haard die niet trekt, over het gebraad, dat we niet op tafel zullen krijgen. We hebben heel wat te vertellen over hoe het is en hoe het eigenlijk zou moeten wezen. en ondertussen, schaffen we ons de smakelijk- E oude dominee Wolmer sleep een scherpe punt aan het stompje potlood, bedacht zich I I en nam uit de la een nieuwe faber, waar- aan hij weer begon te slijpen. Hij zocht een schoon velletje in de bijna vol be schreven blocnote, schoof zijn stoel wat dichter aan het bureau en zuchtte. Hij rekende in gedachten. Ja, het was nu de vijfen dertigste keer dat hij een kerstpreek moest maken. Hoe komt het, dat ik het elk jaar moeilijker vind? peinsde hij. Is het omdat ik de oude boodschap telkens in een nieuwe vorm wil gieten, omdat ik origineel wil zijn en het niet meer kan? Nee, nee! Hij schudde energiek zijn grijze krullen. Dat was het niet. Hij was wel oud en misschien zeer moe geworden, maar hij was het preken niet moede. De vreugde om het brengen van het evangelie leefde nog in hem, doortintelde hem soms en deed hem hunkeren naar de Zondag. Maar zijn onmacht om hen te laten zién, om hen t'an gewichtige, fatsoen lijke mensen verwonderde kinderen te maken, met een lach van herkenning in hun ogen en een psalm van vreugde in hun hart, verdriette hem zozeer, dat hij soms, bij het verlaten van de kansel, zou willen schreien van bewogenheid Zijn gedachten gingen terug naar de voorbije adventsweken. Hoe heeft hij hen willen leiden naar het grote ge beuren van de Kerstnacht. Maar zij wa ren met andere dingen bezig, scheen het. Er gebeurde zoveel in deze wereld, en ieder leven apart werd overstelpt door gebeurtenissen, die het verlangen naar Kerstfeest terugduwden tot het uiterste hoekje van hun hart. Of misschien daar buiten? Hij tekende cirkeltjes op zijn blanco papier. Kereltjes werden het, met een rond hoofd en stijve rechte benen, ogen van twee potlood punten, die hem aan zagen met een tikje spot. En ineens begreep hij, dat hij niet genoeg wist. wat hun harten vervulde. De potloodpunt brak op het oog van een poppetje. Het hinderde niet: hij sloeg zijn blocnote dicht. Hij leunde een beetje voorover en probeerde naar hen te luisteren. „Man," mevrouw Alphen kamer, „een brief van Jan en Tine ke. Ze komen met de kerstda gen." „Daar zijn ze ook laat mee", bromde mijnheer. Hij schoof zijn krant opzij en stak zijn hand uit naar de brief, die hij vlug in zag. „Een hele drukte er bij, hij dan. „Is 't je „Ja," antwoordde ze blij, „dan heb ben we ze allemaal bij elkaar." Ze ging even op het puntje van een stoel zitten. „Wat gelukkig dat je je sa laris zo vroeg gekregen hebt, anders had ik niet geweten hoe het moest, 'k Zal nou toch maar een konijn nemen, vind je niet?" „Welja," zei hij goedig, „maar 't wordt een lange maand, hoor, denk er om." Ze knikte, liep dan weer haastig naar de keuken. Zo, es even denken, wat moest er nou nog allemaal gebeuren? Bij konijn kon ze het beste appelmoes nemen, dat was gemakkelijk. Hoewel, voor vader was dat niet stevig genoeg. Misschien een klein bloemkooltje. Én voor Gerrit een biefstukje, die joeg je de deur uit met kippe- of konijnebout. En Willy zeurde al weken om plumpud ding op Kerstmis. En 's avonds zouden de getrouwde kinderen ook komen. Dat was traditie. Elke eerste Kerstdag hadden ze met el kaar een kersttafel. Meestal bakte ze dan croquetten en maakte ze een»slaatje. Vader las het Kerstevangelie, ze zongen een paar liederen en Wim las een ver haal. onder het wegsmelten van de flak kerende kaarsen, die dan meestal onder veel gesis en geknetter doofden. Misschien gaf ze zich daarom zoveel moeite voor alles en nam de drukte voor lief om ze daar bij elkaar te zien zitten om de uitgeschoven versierde tafel, bij het schemerige licht van de kaarsen. Haar koppel van zeven, met drie schoonzoons en twee verloofden er bij. Welgeteld met zijn veertienen. Ach, ze deed het graag. Maar ze was wel moe. verschrikkelijk moe. Het was ook zo'n gek drukke maand geweest. Eerst Sint Nicolaas, en toen die ver jaardagen, en nu weer Kerst. Ze moes ten Zaterdag maar naar de vroege dienst gaan. Dan kon ze misschien na kerk tijd die croquetten nog even door de paneermeel halen. Kwam Willy nu maar met de gist, dan kon ze tenminste met die tulband verder gaan. Mijnheer Van Alphen stak zijn hoofd ..Blijf je nog lang in die keuken? 'k Zie je de hele avond niet!" heden voor de kerstviering aan klagend, dat het zo druk is in de winkels! i tooien we on ze woning, stoken we naar believen imaar wat zijn de kolenprijzen hoog. als het nou maar niet zo'n strenge winer wordt!1» reilen en zeilen we volop met licht en gas, zetten we de radio aan en hebben dan critiek op allerlei programma's. Och. u weet het allemaal wel. Die critiek. daarmee houden wij Nederlanders, toch nooit op. Tenzij in een hongerwinter vol werke lijke ellende. Toen vierden we Kerstfeest, mis schien mooier en rijker dan we het ooit daar vóór beleefden Tien jaar geledendenk er eens aan, wanneer ge nu ergens onvoldaan over zijt. En tracht vooral nog iets terug te vinden van de menselijke saamhorigheid, welke het Kerstfeest 1944 tot een glanspunt in de zwartste tijd maakte „Nog even het beslag voor de tulband, en dan die vaatboel." „Maak toch niet overal zo'n w^erk van", bromde mijnheer, „het is veel te druk voor je." „Ach." glimlachte ze, „het komt alle maal wel weer. Als eerst die kerstdagen maar achter de rug zijn." „Morgen, eindelijk, eindelijk, Ieteke. Ik dacht dat het nooit Kerstfeest zou worden! „En ik dan." zuchtte het meisje. „Is nou heus alles in orde, Hans? Heb je dat adres van oom Teun nog gevonden? Want als die geen kaartje krijgt, zwaait er wat." „Ja, Dinsdag al gepost, hoor. Nee, iedereen weet vandaag dat Hans Ancken en Ida Schouten zich op de eerste Kerst dag verloven." „Nog geen spijt, Ieteke?" „Ik ben zo verschrikkelijk gelukkig," zuchtte ze. „Denk je, dat er veel men sen op de receptie komen?" „Vast wel," knikte Hans. „Och jbh, op zo'n dag is iedereen vrij, moet je rekenen. En met Pasen gaat men nog eens uit, maar daar is het nu toch geen weer voor. Ik verwacht er zeker wel vijftig. Hoe dat moet gaan in dat kleine kamertje. „O, dat rolt wel," vond Ieteke opti mistisch. „Als ze zien dat het te vol wordt, verdwijnen ze vanzelf wel weer. We hebben het zo druk gehad de laatste dagen thuis, met al die voorbereidingen, 't Kost een bom duiten, Hansje!" „Dat geeft allemaal niks. Morgen is het onze dag." Hij sloeg zijn arm om haar heen. ..Ieteke, wat zal dat vreemd zijn, hè, zo'n ding aan je vinger." „Ja," zei ze dromerig, „en ik ben zo benieuwd hoe je mijn jurk zult vinden!" Hans lachte. Jij. o. ik ben er van overtuigd, dat ze prachtig zal zijn. Is ze nu helemaal af?" „Nog een paar knoopjes en een lusje voor de ceintuur. Dat doe ik vanavond nog wel even. O joh, er was toch zo'n werk aan. We hebben het nog nooit zo druk gehad als deze maand. Ik heb, ge loof ik, nergens anders aan gedacht dan aan onze verloving, de jurk, de receptie, de kaartjes, de ringen.. Pff, wat een druk.e." „Straks rusten we heerlijk uit," troost te Hans. „Twee vrije kerstdagen. Het is wel een strop, dat ze nou net op Za terdag en Zondag vallen. Eigenlijk is het maar een half dagje vrijaf van kan toor. Nou ja. weet je wat we doen. Iet? Laten we Zon- tweede dienst gaan. Dan kom ik je heel vroeg halen voor een wandeling. En.." fluisterde hij in haar oordan verloven we ons onderweg." „Ja", zei stralend, „dan hebben we nog alleen te zyn. Dit wordt een Kerstmis die ik nooit zal verge ten." „Is Bert alweer niet thuis vanavond?" vroeg vader. Hij greep van achter zijn krant naar zijn dampende koffie. „Ik heb hem de hele week nog niet gezien, geloof ik." „De hele week?" zei moeder met een zucht. „Dat is al wel langer. Zeg maar gerust, dat hij de hele maand in touw is voor die Kerstfeestvieringen. Maar het zal nu wel gauw afgelopen zijn. Wacht, daar hoor ik hem. Meteen maar even koffie inschenken." In de deuropening stond Bert! zijn korte jekker met de bontkraag op, nog „Dag moeder, vader. Ha, koffie, daar kwam ik nou juist voor." „Doe je jas uit, jongen, en doe de deur dicht," bromde vader er achter aan, ..daar komt me een tocht uit!" Bert sloot de deur en ging bjj de tafel zitten ,.Ik moet zo nog even weg." „Nou nog weer? 't Is al negen uur," zei moeder. „Even maar," antwoordde Bert. Hij stak een sigaret op en roerde zijn kof fie. „Hè, hè, je loopt van 't kastje naar de muur. Maar 't is nou zowat voor el kaar." „Het is dan ook de avond voor Kerst mis," vond vader geprikkeld. „Hoeveel kerstavonden heb je nu al gehad?" „Vier," zei Bert, „en morgen de laatste." „Moet je dan ook vertellen, jongen0" „Ja moeder. Nou ja. ik kan 't nou wel dromen, zowat. Maar eerlijk gezegd ben ik het een beetje beu. Ik heb een hele maand niet anders gedaan dan organi seren zalen huren versieren pro beren geld los te krijgen bij de mensen programma samenstellen. Kerstliede ren, kerstgerichten, kerstverhalen, voor uit maar jongens! Wie heeft ook weer gezegd: „Verlos ons van het Kerstfeest. Heer"? Nou ja. Hij doofde zijn siga ret uit en begon zijn jas dicht te kno pen. Hij zag moeders bezorgde blik. „Je ziet er moe uit." zei ze. „Ach." Hij wuifde met zijn hand. „Het is nou bijna gebeurd hoor, en het duurt' nog een heel jaar voor het weer Kerst feest wordt.." „Nou, Jan Willem," zei vader, „mor gen, hè?" Jan Willem knikte stralend. „Ik krijg nou wel een gebonden boek, denk ik," zei hij gewichtig. „Het is de derde keer, en ik ben al negen!" Vader lachte. „Het gaat toch niet alleen om het „Nee," zei Jan direct. „Je krijgt alle maal lekkers en aan het eind een hele zak vol. Met een sinaasappel en specu laas en en een heleboel. En juf frouw Witsen vertelt. Die kan het fijn, hoor! Veel echter dan de meester! Vo rig jaar over die wolven die dat oude vrouwtje in de sneeuw achterna zaten. Weet u nog wel?" Vader knikte peinzend. „En het Kerstverhaal dan?" vroeg hij. „O. Jan Willem haalde zijn schou ders op. „Ik weet niet, wie dat vertelt. Maar dat ken ik immers allang?" Met een zucht sloot Miep van Dalen de schooldeur achter de kinderen. Ze aarzelde even om' de stilte plotseling. De hoge blije stemmen van de kinde ren, al buiten in de natte- winterzon, klonken nog vaag. Maar hier was het geluid van haar voetstappen hol en een zaam in de hoge gang. Maar ineens waren de kinderen er niet meer, en schoten haar gedachten naar morgen, overmorgen! Eindelijk weer naar huis. Een hele week weg uit het dorp. dat tot enig vertier een mu ziektent had, op het plein. Ze snakte naar de stad, naar vreemde mensen om zich heen en een beetje leven. Thuis zijn bij vader en je heerlijk laten verwennen door moeder. Geen eigen potje koken. Jammer dat die kerstvacantie maar zo kort was Ze had zoveel plannen. Ein delijk een nieuwe winterjas kopen en als het er op overschoot, een vest. En dan, wie hadden er allemaal niet gevraagd of ze kwam! De kerstdagen waren al zó vol. Moeder zou wel weer mopperen dat ze alleen thuiskwam om te eten en te slapen Nou ja, ze meende het niet zo kwaad. Zg wou toch in ieder geval naar Atie. Misschien was Wybo wel over met de Kerst. Ze moest slagen met een jas. Ik sjouw er morgen desnoods de hele stad voor af, dacht ze. Maar ik wil haar vóór Kerstmis hebben. Misschien kon ze uit het station wel even langs Thijs lopen, om de kerkbode van West. Ze wilde beslist morgen do minee Van Benthem horen. Vader kon wel zeggen dat ze in Oost thuishoorde, maar ze wilde eindelijk weer eens een goede preek horen. En Van Benthem was fantastisch. Hij wist. Ze veegde nog haastig een paar som men van het bord, schoot dan haar man tel aan. Even de baas een handje geven. Waar dacht ze nou net ook weer over? O ja. Van Benthem. Hij wist je zelfs op Kerstmis nog een boeiende preek te geven. Het kopje koffie stond dampend op het antieke, zwaar-zilveren blaadje. Me vrouw Wolmer legde er een koekje bij en nam het blaadje op. Het was al die jaren'zo geweest. Als David aan zijn preek werkte, kwam hij niet gezellig in de kamer voor zijn bak je. Dan stond hij maar nauwelijks toe, dat ze zonder iets te zeggen de koffie bij hem neerzette. Ze schoof behoedzaam de studeer kamer in. David!" riep ze verwonderd. „Slaap je? Ik dacht dat je aan je Kerstpreek bezig was." Dominee Wolmer lichtte zijn hoofd op en glimlachte. „Zet daar maar neer op die boeken, zo. Ik sliep niet, Wies," zei hij ernstig. .Jk werkte aan mijn preek." „Gaat het een beetje?" vroeg ze aar zelend. „Wat zou je er van denken," zei hij, „als ik tot tekst nam: Martha, Martha, gij bekommert en verontrust u over vele dingen, maar één ding is nodig...?" „Maar dat kan niet, op Kerstfeest!" „Nee," zei hij mismoedig, „dat kan niet." „Kun jekun je dan niet ge- „Ik weet het niet meer. Kerstfeest is een antwoord. Wat begint men met een antwoord zonder vraag? Ken je dat kerstvers: „Nu Gij weer haast tot ons zult komen, heb ik niets dan mijn ang stig hartVrouw, onze harten zijn niet angstig meer. Wij schreeuwen niet om een antwoord en wij hunkeren niet naar onze verlossing. Wij hebben heel andere dingen dan een angstig hart. Ons kerst-etentje, onze logees, ons uitje, ons feestje. Wies. ik heb wel eens gedacht dat het grote wereldgebeuren, de ram pendie elkander snel opvolgen, de vluch telingen in Oostenrijk, de atoombom of de vliegende schotels dat die ons zó beheersten, dat we ons niet meer kon den verdiepen in de dingen die boven zijn." ,Moarvroeg ze, toen hij zweeg. „Maar," zei hij, „het zijn de kleine dingen. We zijn voL boordevol van ons zelf. Hoe kan Christus nederdalen in onze harten, als zelfs de allerlaatste plaats bezet is met gedachten aan ons eigen ik?" Zijn vrouw draaide het zilveren blaad je rond in haar handen. „Nee," zei ze, vreemd opgewonden. „Nee. Jij wil geen antwoord geven om dat er geen vraag meer is. Maar Jezus heeft toch ook geweten, toen Hij nog niet eens gekomen was. dat ze niet naar Hem vroegen? Altijd al! Door alle eeu wen heen doodden ze de profeten en stenigden ze hen, die Hij zond. En Hij kwam toch tot het Zijne, terwijl Hij wist dat ze Hem niet zouden aannemen. Hij wilde wèl antwoord zijn zonder vraag. Hij wilde, wel vervulling zijn zonder verlangen. En Hij wil het nog. Nu nog IJf Ze hield plotseling op toen ze zag hoe hij voor zich uit staarde en begon te denken Even bleef ze zo zwijgend bij hem staan. Dan verliet ze de kamer even zacht als ze gekomen was.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 16