Hij kwam toch
Kerstfeest in 1944
KERSTBIJLAGE 1954
Pagina 6
Ann do welvoorziene tafel van nu,
kwamen de beelden terug van dat
H'
•el etei
op
De grote piiftdin/ilrppl bijft even gevaar-
lijk 'stil boren het heldere tafellaken, en
meteen ia het al gebeurd: een dikke
drup/wl roae vla is er afgedropen.
„Oooo Moeder knoeit Moeder knoeit
r
I oor de dertien jarige Frits, die nogal
eens een vermaning hoort over slordig
heid met „het schone tafellaken", is dit
Vijftienjarig Jeantje, die de morsenj
eigenlijk op haar geweten heeft, kijkt
eventjes schuldig, maar moet toch ook
lachen om het gejoel van Fnts.
J.eur dan ook niet altijd zo over je
eten," kapittelt Jan zijn jonger zusje, „wees
blij, dal je het kunt krijgen
Ze kibbelen gezellig verder en dan pas
valt het op, dat moeder de lepel stilletjes
in de schaal teruggelegd heeft en zelfs
vergeet om de rose druppel weg te vegen.
Dat is iets ongewoons
En kijk ze nu eens diep in gedachten
haar vla eten ze proeft vast mets van
de bijzondere tractntie.'
Moeder waar zit u helemaal
grapt Frits, die het maar raar vindt.
Mevrouw Verduin kijkt op en dan is
Jeantje helemaal van de wijs.
.Moeder, huilt u nou om die schep vla?
Geef me dan maar een heel bord vol
och alstublieft, moeder
De tafel komt in rep en roer. Frits schalt
verwijten naar zijn zusje: Jan roept hem
als ik nog denk aan dat gevecht bij
schuit met groen
vergeefs tot de orde en Jeantje huilt zelf
bijna
Maar moeder Iacht alweer.
,.Sttoch, kinderen, stil toch Jeantje,
kijk met zo ongelukkig, je hoeft heus geen
vla meer Kom Frits, hou op, en doe niet
zo érg braaf, jongen
Ze heeft die paar tranen al weggeveegd,
schudt haar hoofd en zegt .Met was niets."
..Maar 'naar dacht u dan aan? Toe nou,
moeder
Even zucht mevrouw Verduin diep.
„Och kind het trof me ineens zo. dat
jij zo n drukte maakte tegen de vla. lek
kere vla nog wel, die je heus niet iedere
dag krugt. Ik dacht toen plotseling aan tien
.iaar geleden, daar weet jij niet meer van.
Tien jaar geleden drie dagen vóór
Kerstmis Je was toen nog maar vijf jaar
en je huilde de hele dag omdat je honger
had. En ik had zo'n verschrikkelijke zorg
om jullie. Frits nog maar drie, jij vijf en
Jan negen ik uust niet, hoe ik jullie te
eten moest geren. Drie dagen voor Kerstmis
zou vader thuiskomen ran een tocht naar
Hattem om eten. Hij kwam maar niet
wat heb ik die dag m angst gezeten
„Ik weet het nog wel." zegt Jan schor.
,Jk herinner me vader ook nog heel goed."
Ze schuiven wat dichter naar de tafel toe.
leRKcn hun armen er op. dat mag nu wel.
dan ben je dichter bij elkaar. Jeantje en Frits
weten het alleen maar van moeder s vertellen,
keer op keer. hoe vader maar juist nog de
bevrijding van Nederland heeft meegemaakt.
Na zijn vier maanden gevangenschap als gijze-
a»r was hij nooit meer helemaal gezond ge-
weest en de hongertochten, die hij op moe-
der's oude fiets ondernam, naar de boeren
rond Hattem. zijn geboorteplaats, brachten
hem s'.'-ods meer achterop In Juni 1945 stierf
hij Sindsdien is moeder het middelpunt van
hun leven geweest Ze heeft vader levend ge
houden in hun gedachten Jeantje denkt, dat
ze zich nog wel iets van hem herinnert, maar
het zijn meer de foto's en de verhalen van
vroeger, die hetn terugbrengen.
„Vertel n«>g eons, moeder van dat Kerst
feest toe-, Vader kwam pas twee dagen
later, hé""'
Ach ze kennen het verhaal wel. maar ze
willen het altijd opnieuw horen
..Ja. net op de dag vóór Kerstfeest kwam
hij Met tarwe en een konijn en drie pond spek
en een stuk boter Dat was feest maar ik
zag het nauwelijks omdat ik zo ongerust was
geweest".
„En toen moeder" En toen?"
Maar mevrouw Verduin wil zich niet weer
verdiepen in die nare herinneringen, ze wil de
kinderen met verdrietig maken Daarom zegt
ze vrolijk:
„Nou. ik heb hele feestmalen gekookt op de
kachel och Jeantje.wat zou jij er een ple
zier in gehad hebben, dat gekokkerel met een
oannetje op de kachel en twee er naast er,
dan weer balancerend op de pijp toen had ik
alleen maar zorg. dat jij of Frits iets zouden
omstoten Maar Jan paste prachtig op jullie,
weet je 't nog. jongen?'"
Jan knikt
..En of' En u bakte kleine pannekoekjes, die
maar niet gaar wilden worden en wij aten ze
lekker ongaar op' U kon het niet bijhouden!"
Mevrouw Verduin lacht eens
..Kom. nu niet meer over die zorgelijke tijd
Het was tenslotte een van de mooiste Kerst
feesten d.<- we hebben gevierd We waren
allemaal bij elkaar en we hadden
Later, als ze alleen in de huiskamer
zit, als Jan naar les is, Jeantje naar
haar club en Fnts. omdat het toch
vacantie is, „nog héél eventjes naar zijn
vriend", leeft ze toch weer terug in
die tijd, tien jaar geleden.
Negen jaar lang heeft ze nu al alleen voor
haar gezin gestaan, en de herinneringen aan
de hongerwinter, vooral aan Kerstmis, staan
haar des te scherper voor de geest, omdat het
ook Gerard's laatste Kerstfeest was.
Heeft ze misschien daarom juist nu zo'n be
hoefte, deze dagen bijzonder te maken, zomaar
in de week een Zondagse tractatie op tafel te
brengen, de kinderen eigenlijk teveel eten op
te dringen"
Ze schrikt op. als er gebeld wordt, maar blij
verrast is ze, als ze haar beste vriendin met
haar man op de stoep ziet staan.
„Kom binnen hè, ik had net behoefte aan
gezelschap!"
..Dat had ik wel gedacht", zegt Meta's har
telijke stem en Kees staat al omslachtig zijn
jas uit te trekken.
..Ben je alleen? Zijn de kinderen er weer
vandoor?"
„Ja. och. 't is vacantie voor Jeantje en Frits
en Jan is naar Franse les".
Ze schuift de grote stoelen wat dichter om
„Zal ik eens poken?", vraagt Kees. die een
groot stoker is
,.Doe dat. dan maak ik gauw koffie", zegt
Maar natuurlijk gaat. bij koffie en koek. het
gesprek tóch dadelijk over ..tien jaar geleden
„Toen hadden we niets dan etenszorgen in
ons hoofd, weet je nog. Tine?" vraagt Meta.
„Ja en nee. Wij vieren wilden immers daar
niet aan meedoen" Als ik nog denk aan de
avonden, dat jullie bij ons waren en Gerard
bij dat oliepitje voorlas en wij niet naar
anze rammelenden magen wilden luisteren!"
..Dat is waar. Maar toch hèd je die zorgen
wij hadden toen Kees' ouders in huis. de stak
kerds. Ik ben nog altijd verbaasd, dat vader
er zo goed doorheen is gerold. Als je hem
ni^ ziet met zijn embonpoint., en zo mager
Kees lacht ..Maar moeders gal maakte het
best in die tijd. Daarvoor was dat vetgebrek
een uitkomst!"
„Nou. spot er maar niet mee' 't Was voor
haar evengoed een harde dobber".
„Tien jaar geleden wat zat ik op Gerard
te wachten! Jij kwam 's middags aanslepen
met die zak vetkolen. Kees. weet je nog" Het
achterwiel van je fiets was er bij ingezakt
„Als ik daar nog aan denk! Ja. die kolen
kon ik krijgen door de fabriek. We deelden ze
natuurlijk, we waren er allebei hard aan toe.
hè? Jij met die kleintjes En later ben ik
toen nog uit gegaan om dennegroen te halen.
Er was wat aangekomen en we hoopten
dat er boompjes zouden zijn, die je
dan laten kon opstoken! Maar dèt was
grondig mis! Als ik nog denk aan dat
gevecht bU de schuit met groen en toen de
straat af!" Ik had geen fiets meer en ik holde
een zijstraat in. Daar stond al een Duitser
midden op de rijweg. Ik terug, de hoek om
dwars door een winkel de tuinen in nou ja,
't was gauw voorbij Ze pakten alleen maar
fietsen. De winkelier haalde me uit zijn schuur,
toen ze weg waren. En toch stond ik even
later weer bij die schuit met groen. Regenen
dat het deed ik weet het nog als de dag
van gisteren. Ja. als je er nou aan denkt,
snap je niet hoe je dat allemaal durfde
..Toch waren er toen mooie cyclames ook
te koop", weet Meta nog. ..Je bracht voor mij
zo'n zacht-lila mee ik heb nooit weer zo n
prachtige plant gezien. Gek hè, terwijl er toch
niets meer te koop was. Dat hadden de kwe
kers goed uitgekiend
„En ze werden gekocht ook! Ach ja. wat
deed je met je geld" Proberen schandelijk-
dure broodbonnen op de kop te tikken en wat
Belgische shag dus waarom geen cyclame
gekocht" Ik kon toch niets anders meer krij
gen en Meta was er blij mee 't was toch
een prachtig Kerstfeest, toen".
Ze zwijgen, denken allemaal terug aan die
wonderlijke dagen Lang had de vroege
sneeuw, door regen versudderd. de straten
blank laten staan. Wie ruimde de verstopte
riolen nog" Toen. op de 23ste December, viel
de felle vorst in. O, de ellende van hardge-
worden. kapotte schoenen!
Je liep maar met beige zijden kousen
waarin je lustig met blauwe of groene bor-
duurwol dikke stoppen had gelegd. Een blote
teen uit een "van de zool losgebarsten schoen
was geen ongewoon gezicht. Veel meer viel
een paar goede, waterdichte schoenen op. Hoe
kwam iemand daaraan? En werden die niet
geruild voor eten. ergens tijdens die smade
lijke hongertochten?
Was het dan wel
goede kleding. Alle sporen van welvaart waren
verdacht'
Toen Gerard dan. die dag voor Kerstmis
1944. belader, maar uitgeput thuis kwam, tegen
donker, nog juist vóór de spertijd begon, deed
hij zijn verhaal:
„Het weer was zo vreselijk tegengevallen,
harde wind. zware slagregens, tater bittere
kou Het fietsen op de massieve banden was
niet uit te houden tegen de wind in. Dat werd
uren lopen, soms alleen, soms met andere
zwoegers, met wie je, lotgenoten als je was.
binnen het kwartier innig bevriend raakte. Je
hielp elkaar met reparaties aan vervoermiddel
en schoenen, je sjorde wegzakkende bagage-
vaster daarmee vergingen de uren van
trieste winterdagen.
Je keek samen angstig uit naar ..vallen'
aan de grens van de stad... als je maar
binnenkwam, dan had je het meeste gewon-
Gerard had bij alles nog wonderlijk geboft,
die keer In de verte zagen ze de Duitse val.
zagen ze de mensen aanhouden en beroven
van hur met zoveel moeite veroverde etens
waren en met z'n drieën slopen ze het land
in. de fietsen in een bevroren greppel sjorrend
Twee uur wachtten ze. verstijfd van kou. maar
ze wonnen! De Duitsers, met volgeladen kar
ren. gaven het op. Misschien ook was de
diensttijd op dat uur verstreken. Zo kwamen
ze veilig de stad binnen, konden het zo duuiv
gerui 1de ..eten" thuisbrengen
„Toch hebben we nog gelachen, op die eer
ste Kerstdag weet je nog hoe Gerard en ik
met de kinderen 's middags bij jullie kwa
men" Jullie zaten driehoog en je had nog zo'n
beetje gas
„Praat me er niet van", zegt Meta, ..onze
groenteman had een pracht-hrander op mijn
fornuis gemaakt, het was een groot geheim en
het kostte me zés broodbonnen en tien siga
retten dat was acht en zeventig gulden en
de moeite die voorraad bij elkaar te krijgen'
Verschrikkelijk! Nou. hij kwam dan en deed
een stuk buis met allemaal keepjes erin aan
de gasslang Je kreeg er wel een grote vlam
door. maar erg veel hitte gaf het niet. En
een paar weken later kende iedereen dat ge
heim en maakte iedereen zelf zo'n wonder-
brander voor niets!"
„En toen was 't meteen uit met die gas-
erin zo lekker vond.
dat ik dacht: na de
oorlog wil ik niet an
ders meer eten", zegt
Kees.
„Ja., dat dachten
we altijd van iets als
we dat konden krij
gen maar je zou
nou gek opkijken als
ik het je voor je neus
zette, jongetje!"
„Och ja. dat zal
wel. natuurlijk... maar
tóch was het lekker,
tenminste heel wat
beter, dan later dat
tulDenbollengedoe.
„Er. of" Maar Meta.
weet jij nog. hoe Kees
en Gerard op die eer
ste Kerstdag de hele
middag hebben zitten
lamp te maken? Een
stuk slang aan het fornuis
muur naar de kamer
doorheen. En
Vier en dertig keer had dominee Wolmer een Kerstpreek ge
maakt. Zou hij dit jaar in staat zijn van gewichtige mensen Lenie Stafleu-
verwonderde kinderen te maken? Zouden ze hun eigen drukke Kruikemeier
leven vergeten om zich dat ene te herinneren: I
„Moeder, waar zit u helemaal?" vroeg Frits
i rooie. wollen draad aan
gat in de
daar dat stukje buis
ül RN 7_ □het perka-
iten boekomslag gemaakt
de stukken met
eIkaAchn?a.ieen wij maar bij het kacheltje sui
kerstroop koken en ongerust zijn. dat de hele
kap in brand zou gaan zo zonder gaskous.
„Nou. maar jullie kunnen zeggen wat je
wilt. maar wij hebben vijf avonden gas
licht gehad. Alleen moest je die goeie kap
er af doen om wat aan het licht te
hebben
„Ja zeker, ik heb het die middag nog
zien branden. Jammer, dat wij 's avonds
nooit bij jullie konden komen om de kin
deren. Maar jullie kwamen vaak bij ons
weet je nog. Meta, jij op de divan en Kees
op stoelkussens op de grond slapen? En
maar onder tafelkleden en jassen je
dééd toen toch wat. omdat je niet meer
over straat mochtHoe zou het je mi
lijken. Kees, zo'n bedje En zo'n gas
lamp
„Zeg jij nou maar niets van mijn gas
lamp." gromt Kees, „want dan denk ik weer
aan jullie kerstverlichting, met je twee
rose boomkaarsjes die in vijf minuten
afdropen en je geleende carbidlamp
Meta en Tine schieten in de lach.
..Ja, weet je dat nog? Vier gulden per stuk
kostten die kaarsjes en ik kwam er zo groots
mee thuis! 'k Had ze van onze slager die ver
der alleen nog maar zoetstof en essences on
der de toonbank verkocht. En in een mum van
tijd dropen ze af én walmen! Wat dat toch
voor rommel mag zijn geweest! En toen die
carbidlamp van de Van Hengels. maar
dat was niet op Kerstmis, dat was op Nieuw
jaarsdag. toen zij zelf uitgingen en wij de
lamp mochten lenen. Piet had nog gezegd:
hij ploft wel eens. maar wat wisten wij van
ploffen af" Je waagde toch ook alles maar'
Als ik er nog aan denk! De mannen samen
met die stinkende carbid knoeien.... zestien
gulden een kilo' Maar hij brandde zo enig.
hele brander omhoog
tond in!"
„Ja." grinnikt Kees. ..maar het ergste was
nog. dat het ding muurvast in de kalk zat en
wij het bij dat oliedrijvertje weer uit moesten
rukken 't was grondig kapot ook. Hebben
we niet de halve avond zitten prutsen om het
nog te redden?"
„Nou! En uit dank voor jullie geknoei moes
ten wij die ejgenteelt-tabaksbladeren zitten
knippen wat een werk!"
Dan komen ze toch weer op dat wonder
lijke Kerstfeest terug. De kerkgang door
de stille straten, de mannen schichtig op
straat, de vrouwen nerveus rondkijkend
Kou in de kerk, vrieskou Maar een preek
om nooit te vergeten, een innige gemeen
schap en verbondenheid tussen allen, die
nomt meer uit je hart wordt gebannen.
Later, thuis, de schamele feestmalen.
Mager wild van hongertochten, graankoekjes
met verkleide suikerbietenstroop. wat
aardappelen en kool-zo-uit-het-water
Een gelukkige had een partij kale botten
op de kop getikt. Niet trachten uit te
finden fan welk beest maar met zhinig-
gesoaarde groene erwten er bij werd het
toch „echte erwtensoep!"
De kamers, waarin men kouwelijk om
hoog-geroosterde kachels schoof, getooid
met wat kerstuersiering, wal groen soms.
Saamhorigheid in veel te lange schemer
uren. een buurman die nieuws van radio
Oranje kwam fluisteren een kerstgroet
uit Engeland
Armoede, honger, dood en ellende, ge-
dan i
i wel e
deden onbrandbare rommel in de
buizen, weet je nog wel? En het heette dat als
stuk dankbaarder Je daar een lucifer bijhield, je hele huis kon
i kleurt Ze neemt haar bordje op.
Moeder geeft u me toch nog maar een
beetje vla Het is erg lekker'"
Nu lacht mevrouw Verduin hardop.
„Malle meid. dat was heus geen ateek op
Jou. Nee hoor. je hebt je best gedaan, ik wou
je ook wel wat veel geven Morgen krijg Jij
bet restantje'"
„Dat ls teveel voor haar alleen!" roept Frits
gauw
itploffen!"
„Kind. schei me uit over die toesrtand!
i'n achtenzeventig gulden' Had
twee pond hav
voor gekocht
toen 'die kwam. kon ik het net niet
meer betalen Nou ja. de aanbieding was na
tuurlijk meteen weg' Wat scharrelden we toch
met geld in die tijd
„En toch weet ik nog. dat ik die tarwepap
uren wachtten ze
vangenschap, vervuilingspanning en ver
driet maar toch het feest van het Kind.
in Bethlehem geboren toch het „Ere zij
God" door duizenden ontroerde stemmen
gezongen geen wereldbrand immers
raakt aan het wonder van Kerstfeest?
Tien jaar geledenhebben we piet allen
onze herinnering aan die van vrieskoude en
duisternis doortrokken dagen? Aan de zegen
en de saamhorigheid, de innige beslotenheid
van de gezinnen, ook al miste men geliefden
uit die kring
Denken wij nu terug aan die tijd. dan vra
gen wij ons af: hoe hebben wij het kunnen
doormaken? Hoe hebben wij Kerstvreugde kun
nen beleven in zulk een angst, ontbering en on
zekerheid"
En toch kijk zelf eens terug en erken het:
was uw Kerstfeest ook zo wonderlijk, zo geze
gend als toen. hoe zwaar de omstandigheden
ook waren?
Nauwelijks kunnen wij ons meer echt voor
stellen, hoe het was: die kerstliederen in de
schemering, brachten ze ons niet dichter dan
ooit bij de arme sta! van Bethlehem?
Nu. tien jaar later, vieren we weer Kerst
feest. We hebben te klagen en te mopperen
over wat te duur is. over het weer. over de
haard die niet trekt, over het gebraad, dat we
niet op tafel zullen krijgen.
We hebben heel wat te vertellen over hoe
het is en hoe het eigenlijk zou moeten wezen.
en ondertussen, schaffen we ons de smakelijk-
E oude dominee Wolmer sleep een scherpe
punt aan het stompje potlood, bedacht zich
I I en nam uit de la een nieuwe faber, waar-
aan hij weer begon te slijpen. Hij zocht
een schoon velletje in de bijna vol be
schreven blocnote, schoof zijn stoel wat dichter aan
het bureau en zuchtte.
Hij rekende in gedachten. Ja, het was nu de vijfen
dertigste keer dat hij een kerstpreek moest maken.
Hoe komt het, dat ik het elk jaar moeilijker vind?
peinsde hij. Is het omdat ik de oude boodschap telkens
in een nieuwe vorm wil gieten, omdat ik origineel
wil zijn en het niet meer kan?
Nee, nee! Hij schudde energiek zijn grijze krullen.
Dat was het niet. Hij was wel oud en misschien zeer
moe geworden, maar hij was het preken niet moede.
De vreugde om het brengen van het evangelie leefde
nog in hem, doortintelde hem soms en deed hem
hunkeren naar de Zondag.
Maar zijn onmacht om hen te laten
zién, om hen t'an gewichtige, fatsoen
lijke mensen verwonderde kinderen te
maken, met een lach van herkenning
in hun ogen en een psalm van vreugde
in hun hart, verdriette hem zozeer, dat
hij soms, bij het verlaten van de kansel,
zou willen schreien van bewogenheid
Zijn gedachten gingen terug naar de
voorbije adventsweken. Hoe heeft hij
hen willen leiden naar het grote ge
beuren van de Kerstnacht. Maar zij wa
ren met andere dingen bezig, scheen het.
Er gebeurde zoveel in deze wereld, en
ieder leven apart werd overstelpt door
gebeurtenissen, die het verlangen naar
Kerstfeest terugduwden tot het uiterste
hoekje van hun hart. Of misschien daar
buiten?
Hij tekende cirkeltjes op zijn blanco
papier. Kereltjes werden het, met een
rond hoofd en stijve rechte benen, ogen
van twee potlood punten, die hem aan
zagen met een tikje spot.
En ineens begreep hij, dat hij niet
genoeg wist. wat hun harten vervulde.
De potloodpunt brak op het oog van een
poppetje. Het hinderde niet: hij sloeg
zijn blocnote dicht. Hij leunde een beetje
voorover en probeerde naar hen te
luisteren.
„Man,"
mevrouw
Alphen
kamer, „een brief
van Jan en Tine
ke. Ze komen
met de kerstda
gen."
„Daar zijn ze
ook laat mee",
bromde mijnheer.
Hij schoof zijn
krant opzij en
stak zijn hand
uit naar de brief,
die hij vlug in
zag. „Een hele
drukte er bij,
hij dan. „Is
't
je
„Ja," antwoordde ze blij, „dan heb
ben we ze allemaal bij elkaar."
Ze ging even op het puntje van een
stoel zitten. „Wat gelukkig dat je je sa
laris zo vroeg gekregen hebt, anders had
ik niet geweten hoe het moest, 'k Zal
nou toch maar een konijn nemen, vind
je niet?"
„Welja," zei hij goedig, „maar 't wordt
een lange maand, hoor, denk er om."
Ze knikte, liep dan weer haastig naar
de keuken. Zo, es even denken, wat
moest er nou nog allemaal gebeuren?
Bij konijn kon ze het beste appelmoes
nemen, dat was gemakkelijk. Hoewel,
voor vader was dat niet stevig genoeg.
Misschien een klein bloemkooltje. Én
voor Gerrit een biefstukje, die joeg je
de deur uit met kippe- of konijnebout.
En Willy zeurde al weken om plumpud
ding op Kerstmis.
En 's avonds zouden de getrouwde
kinderen ook komen. Dat was traditie.
Elke eerste Kerstdag hadden ze met el
kaar een kersttafel. Meestal bakte ze dan
croquetten en maakte ze een»slaatje.
Vader las het Kerstevangelie, ze zongen
een paar liederen en Wim las een ver
haal. onder het wegsmelten van de flak
kerende kaarsen, die dan meestal onder
veel gesis en geknetter doofden.
Misschien gaf ze zich daarom zoveel
moeite voor alles en nam de drukte
voor lief om ze daar bij elkaar te
zien zitten om de uitgeschoven versierde
tafel, bij het schemerige licht van de
kaarsen. Haar koppel van zeven, met
drie schoonzoons en twee verloofden er
bij. Welgeteld met zijn veertienen.
Ach, ze deed het graag. Maar ze was
wel moe. verschrikkelijk moe. Het was
ook zo'n gek drukke maand geweest.
Eerst Sint Nicolaas, en toen die ver
jaardagen, en nu weer Kerst. Ze moes
ten Zaterdag maar naar de vroege dienst
gaan. Dan kon ze misschien na kerk
tijd die croquetten nog even door de
paneermeel halen. Kwam Willy nu maar
met de gist, dan kon ze tenminste met
die tulband verder gaan.
Mijnheer Van Alphen stak zijn hoofd
..Blijf je nog lang in die keuken?
'k Zie je de hele avond niet!"
heden voor de kerstviering aan klagend, dat
het zo druk is in de winkels! i tooien we on
ze woning, stoken we naar believen imaar
wat zijn de kolenprijzen hoog. als het nou
maar niet zo'n strenge winer wordt!1» reilen en
zeilen we volop met licht en gas, zetten we de
radio aan en hebben dan critiek op allerlei
programma's.
Och. u weet het allemaal wel. Die critiek.
daarmee houden wij Nederlanders, toch nooit
op. Tenzij in een hongerwinter vol werke
lijke ellende. Toen vierden we Kerstfeest, mis
schien mooier en rijker dan we het ooit daar
vóór beleefden
Tien jaar geledendenk er eens
aan, wanneer ge nu ergens onvoldaan
over zijt. En tracht vooral nog iets
terug te vinden van de menselijke
saamhorigheid, welke het Kerstfeest
1944 tot een glanspunt in de zwartste
tijd maakte
„Nog even het beslag voor de tulband,
en dan die vaatboel."
„Maak toch niet overal zo'n w^erk van",
bromde mijnheer, „het is veel te druk
voor je."
„Ach." glimlachte ze, „het komt alle
maal wel weer. Als eerst die kerstdagen
maar achter de rug zijn."
„Morgen, eindelijk, eindelijk, Ieteke.
Ik dacht dat het nooit Kerstfeest zou
worden!
„En ik dan." zuchtte het meisje. „Is
nou heus alles in orde, Hans? Heb je
dat adres van oom Teun nog gevonden?
Want als die geen kaartje krijgt, zwaait
er wat."
„Ja, Dinsdag al gepost, hoor. Nee,
iedereen weet vandaag dat Hans Ancken
en Ida Schouten zich op de eerste Kerst
dag verloven."
„Nog geen spijt, Ieteke?"
„Ik ben zo verschrikkelijk gelukkig,"
zuchtte ze. „Denk je, dat er veel men
sen op de receptie komen?"
„Vast wel," knikte Hans. „Och jbh,
op zo'n dag is iedereen vrij, moet je
rekenen. En met Pasen gaat men nog
eens uit, maar daar is het nu toch geen
weer voor. Ik verwacht er zeker wel
vijftig. Hoe dat moet gaan in dat kleine
kamertje.
„O, dat rolt wel," vond Ieteke opti
mistisch. „Als ze zien dat het te vol
wordt, verdwijnen ze vanzelf wel weer.
We hebben het zo druk gehad de laatste
dagen thuis, met al die voorbereidingen,
't Kost een bom duiten, Hansje!"
„Dat geeft allemaal niks. Morgen is
het onze dag." Hij sloeg zijn arm om
haar heen. ..Ieteke, wat zal dat vreemd
zijn, hè, zo'n ding aan je vinger."
„Ja," zei ze dromerig, „en ik ben zo
benieuwd hoe je mijn jurk zult vinden!"
Hans lachte.
Jij. o. ik ben er van overtuigd, dat
ze prachtig zal zijn. Is ze nu helemaal
af?"
„Nog een paar knoopjes en een lusje
voor de ceintuur. Dat doe ik vanavond
nog wel even. O joh, er was toch zo'n
werk aan. We hebben het nog nooit zo
druk gehad als deze maand. Ik heb, ge
loof ik, nergens anders aan gedacht dan
aan onze verloving, de jurk, de receptie,
de kaartjes, de ringen.. Pff, wat een
druk.e."
„Straks rusten we heerlijk uit," troost
te Hans. „Twee vrije kerstdagen. Het
is wel een strop, dat ze nou net op Za
terdag en Zondag vallen. Eigenlijk is
het maar een half dagje vrijaf van kan
toor. Nou ja. weet je wat we doen. Iet?
Laten we Zon-
tweede dienst
gaan. Dan kom
ik je heel vroeg
halen voor een
wandeling. En.."
fluisterde hij in
haar oordan
verloven we ons
onderweg."
„Ja",
zei
stralend, „dan
hebben we nog
alleen te zyn.
Dit wordt een
Kerstmis die ik
nooit zal verge
ten."
„Is Bert alweer niet thuis vanavond?"
vroeg vader. Hij greep van achter zijn
krant naar zijn dampende koffie. „Ik
heb hem de hele week nog niet gezien,
geloof ik."
„De hele week?" zei moeder met een
zucht. „Dat is al wel langer. Zeg maar
gerust, dat hij de hele maand in touw
is voor die Kerstfeestvieringen. Maar
het zal nu wel gauw afgelopen zijn.
Wacht, daar hoor ik hem. Meteen maar
even koffie inschenken."
In de deuropening stond Bert! zijn
korte jekker met de bontkraag op, nog
„Dag moeder, vader. Ha, koffie, daar
kwam ik nou juist voor."
„Doe je jas uit, jongen, en doe de
deur dicht," bromde vader er achter
aan, ..daar komt me een tocht uit!"
Bert sloot de deur en ging bjj de
tafel zitten
,.Ik moet zo nog even weg."
„Nou nog weer? 't Is al negen uur,"
zei moeder.
„Even maar," antwoordde Bert. Hij
stak een sigaret op en roerde zijn kof
fie. „Hè, hè, je loopt van 't kastje naar
de muur. Maar 't is nou zowat voor el
kaar."
„Het is dan ook de avond voor Kerst
mis," vond vader geprikkeld. „Hoeveel
kerstavonden heb je nu al gehad?"
„Vier," zei Bert, „en morgen de
laatste."
„Moet je dan ook vertellen, jongen0"
„Ja moeder. Nou ja. ik kan 't nou wel
dromen, zowat. Maar eerlijk gezegd ben
ik het een beetje beu. Ik heb een hele
maand niet anders gedaan dan organi
seren zalen huren versieren pro
beren geld los te krijgen bij de mensen
programma samenstellen. Kerstliede
ren, kerstgerichten, kerstverhalen, voor
uit maar jongens! Wie heeft ook weer
gezegd: „Verlos ons van het Kerstfeest.
Heer"? Nou ja. Hij doofde zijn siga
ret uit en begon zijn jas dicht te kno
pen.
Hij zag moeders bezorgde blik.
„Je ziet er moe uit." zei ze.
„Ach." Hij wuifde met zijn hand. „Het
is nou bijna gebeurd hoor, en het duurt'
nog een heel jaar voor het weer Kerst
feest wordt.."
„Nou, Jan Willem," zei vader, „mor
gen, hè?"
Jan Willem knikte stralend.
„Ik krijg nou wel een gebonden boek,
denk ik," zei hij gewichtig. „Het is de
derde keer, en ik ben al negen!"
Vader lachte.
„Het gaat toch niet alleen om het
„Nee," zei Jan direct. „Je krijgt alle
maal lekkers en aan het eind een hele
zak vol. Met een sinaasappel en specu
laas en en een heleboel. En juf
frouw Witsen vertelt. Die kan het fijn,
hoor! Veel echter dan de meester! Vo
rig jaar over die wolven die dat oude
vrouwtje in de sneeuw achterna zaten.
Weet u nog wel?"
Vader knikte peinzend.
„En het Kerstverhaal dan?" vroeg hij.
„O. Jan Willem haalde zijn schou
ders op. „Ik weet niet, wie dat vertelt.
Maar dat ken ik immers allang?"
Met een zucht sloot Miep van Dalen
de schooldeur achter de kinderen. Ze
aarzelde even om' de stilte plotseling.
De hoge blije stemmen van de kinde
ren, al buiten in de natte- winterzon,
klonken nog vaag. Maar hier was het
geluid van haar voetstappen hol en een
zaam in de hoge gang.
Maar ineens waren de kinderen er
niet meer, en schoten haar gedachten
naar morgen, overmorgen! Eindelijk
weer naar huis. Een hele week weg uit
het dorp. dat tot enig vertier een mu
ziektent had, op het plein. Ze snakte
naar de stad, naar vreemde mensen om
zich heen en een beetje leven. Thuis zijn
bij vader en je heerlijk laten verwennen
door moeder. Geen eigen potje koken.
Jammer dat die kerstvacantie maar
zo kort was Ze had zoveel plannen. Ein
delijk een nieuwe winterjas kopen en als
het er op overschoot, een vest. En dan,
wie hadden er allemaal niet gevraagd
of ze kwam! De kerstdagen waren al zó
vol. Moeder zou wel weer mopperen dat
ze alleen thuiskwam om te eten en te
slapen Nou ja, ze meende het niet zo
kwaad. Zg wou toch in ieder geval naar
Atie. Misschien was Wybo wel over met
de Kerst. Ze moest slagen met een jas.
Ik sjouw er morgen desnoods de hele
stad voor af, dacht ze. Maar ik wil haar
vóór Kerstmis hebben.
Misschien kon ze uit het station wel
even langs Thijs lopen, om de kerkbode
van West. Ze wilde beslist morgen do
minee Van Benthem horen. Vader kon
wel zeggen dat ze in Oost thuishoorde,
maar ze wilde eindelijk weer eens een
goede preek horen. En Van Benthem
was fantastisch. Hij wist.
Ze veegde nog haastig een paar som
men van het bord, schoot dan haar man
tel aan. Even de baas een handje geven.
Waar dacht ze nou net ook weer over?
O ja. Van Benthem. Hij wist je zelfs
op Kerstmis nog een boeiende preek te
geven.
Het kopje koffie stond dampend op
het antieke, zwaar-zilveren blaadje. Me
vrouw Wolmer legde er een koekje bij
en nam het blaadje op.
Het was al die jaren'zo geweest. Als
David aan zijn preek werkte, kwam hij
niet gezellig in de kamer voor zijn bak
je. Dan stond hij maar nauwelijks toe,
dat ze zonder iets te zeggen de koffie
bij hem neerzette.
Ze schoof behoedzaam de studeer
kamer in.
David!" riep ze verwonderd. „Slaap
je? Ik dacht dat je aan je Kerstpreek
bezig was."
Dominee Wolmer lichtte zijn hoofd op
en glimlachte.
„Zet daar maar neer op die boeken,
zo. Ik sliep niet, Wies," zei hij ernstig.
.Jk werkte aan mijn preek."
„Gaat het een beetje?" vroeg ze aar
zelend.
„Wat zou je er van denken," zei hij,
„als ik tot tekst nam: Martha, Martha,
gij bekommert en verontrust u over
vele dingen, maar één ding is nodig...?"
„Maar dat kan niet, op Kerstfeest!"
„Nee," zei hij mismoedig, „dat kan
niet."
„Kun jekun je dan niet ge-
„Ik weet het niet meer. Kerstfeest is
een antwoord. Wat begint men met een
antwoord zonder vraag? Ken je dat
kerstvers: „Nu Gij weer haast tot ons
zult komen, heb ik niets dan mijn ang
stig hartVrouw, onze harten zijn
niet angstig meer. Wij schreeuwen niet
om een antwoord en wij hunkeren niet
naar onze verlossing. Wij hebben heel
andere dingen dan een angstig hart. Ons
kerst-etentje, onze logees, ons uitje, ons
feestje. Wies. ik heb wel eens gedacht
dat het grote wereldgebeuren, de ram
pendie elkander snel opvolgen, de vluch
telingen in Oostenrijk, de atoombom of
de vliegende schotels dat die ons zó
beheersten, dat we ons niet meer kon
den verdiepen in de dingen die boven
zijn."
,Moarvroeg ze, toen hij zweeg.
„Maar," zei hij, „het zijn de kleine
dingen. We zijn voL boordevol van ons
zelf. Hoe kan Christus nederdalen in
onze harten, als zelfs de allerlaatste
plaats bezet is met gedachten aan ons
eigen ik?"
Zijn vrouw draaide het zilveren blaad
je rond in haar handen.
„Nee," zei ze, vreemd opgewonden.
„Nee. Jij wil geen antwoord geven om
dat er geen vraag meer is. Maar Jezus
heeft toch ook geweten, toen Hij nog
niet eens gekomen was. dat ze niet naar
Hem vroegen? Altijd al! Door alle eeu
wen heen doodden ze de profeten en
stenigden ze hen, die Hij zond. En Hij
kwam toch tot het Zijne, terwijl Hij
wist dat ze Hem niet zouden aannemen.
Hij wilde wèl antwoord zijn zonder
vraag. Hij wilde, wel vervulling zijn
zonder verlangen. En Hij wil het nog.
Nu nog IJf
Ze hield plotseling op toen ze zag hoe
hij voor zich uit staarde en begon te
denken
Even bleef ze zo zwijgend bij hem
staan. Dan verliet ze de kamer even
zacht als ze gekomen was.