S)< papieren kerótklok óprak KERST-BIJLAGE 1934 Pagina 4 Ge«n Tin de dertien kleinkinderen mocht hem .opa" noemen. Zij wilt, dat grootvader haar wat liever mocht, omdat aij naar rijn vrouw was genoemd. Dat de naam Alette tot «Letje" werd verhaspeld had hij nooit vergeven, tot MIJN grootvader van moeders kant woorden nauwelijks, want de openbaring was een man, die het patriarchale van een geheimzinnigheid, het feest bij «telsel nimmer heeft losgelaten, hetgeen ^tv*der' h'eld mij buiten om tot veel verkeerd begrip heeft geleid Ik'had twee weken van steeds klimmen Misschien was hij ZO vergroeid met de vreugde achter de rug: onze Netta had zijn allure van onaantastbaarheid, dat hij deze niet eens meer kon afleggen, maar de papieren kerstklok heeft mij. zij het dan veel te laat, de waarheid van zijn leven verteld. de huisnaaister een jurk voor mij laten ma ken. In gedachten zie ik dat jurkje nog voor me: zachte witte wol met geborduur de randen in lichtblauwe zij en er werd een blauw lint met kwasten omheen ge strikt. Ik had er zwarte lakschoentjes en witte wollen kousen bij gekregen en een Hij was een man met een militair- haarlint, dat bij de ceintuur paste, rechte, forse gestalte en ik herinner Met Netta samen 'nad ik, zonder dat va- hem mij niet anders dan met de zorg- der er iets va" wist- geschenken gekocht; vuldig-gespleten, witte^ baard en de vmchf™ ™°r roodpapieren kerstklok, die toen iets hee! en aparts was. Ze zouden verbaasd licht-bedekte rose schedel. Hij paste wonderwel in de grote, wat luistere villa met lancasters, omkapte draperieën en zware gothische meube- len; bij de brede gangen met lage de prachtige kerstklok ophangen tussen de koperen kranen waaraan blinkend l— *J -j fejÉMÉ streng-verboden knoeien verleidden; bij de voordeur met de leeuwenkop en de rste vruchtje kiezen en grootvader - prachtige kerstklok ophangen tussen schuifdeuren, net zoals bij ons het kleine klokje dat mijn broertje aan vader gaf en waarmee vader zó verrast was geweest... Eén voor één ging* tuin vol fuchsia's en stokrozen, met °Pe"- Wij reisde de geheimen voor 's avonds laat en niet. zoals ik altijd had geloofd, 's morgens in de vroegte. Er werd stilletjes, zodat mijn broertje niets merkte, een koffertje voor mij gepakt en toen hij aillang sliep. Geen van de dertien kleinkinderen, bij- reden wij in een rijtuig naar het station. achterin verstopte groentenbedden en de beide moerbeibomen eengebracht door de gezinnen vier dochters, mocht hem „Opa" noemen, trouwens, wij zouden het niet hebben ge durfd, hoewel wij grootmoeder met haar «mal wit kopje en haar gaarne-liefkozende han den .Omaatje" noem- den Wij zagen onze grootouders van moeders waren omdat zij de kinderen weer hadden kant bij het traditionele zomerbezoek dat moeten verlaten, zij ons jaarlijks brachten (waart>ij zij per rijtuig van en naar het station reden) en I wanneer wij. in de vacanties. onder moe- dia en ze kleurde fel. ders zorg een dagje bij hen doorbrachten. Toen wij aankwamen Later, na de dood van mijn moeder, en la, werd ik meteen vooral toen mijn vader, drie jaar later," Onderweg ontmoetten wij twee en tantes, zij stapten bij ons in de coupé, keken bezorgd, schud den het hoofd en vroe gen, of ik geen slaap had. Ze praatten zacht jes met elkaar en soms even in een vreemde taal en ineens begreep k, dat zij ontstemd in grootvaders vil- bed gebracht. Oma had het te druk met zoveel gasten, dan Het wonder van de Dr. W. J. ASchouten heeft voor onze lezers een boeiende beschou wing geschreven over de grootsheid van het heeled. VAN de vroegste tijden af heeft de mens met belangstelling en verwondering uitgezien naar de wereld waarin hij zich bevindt. Hij staat niet onbewogen te midden van de verschijnselen in de natuur. Hij verwerkt de waarnemingen die zijn zintuigen hem verschaffen, en zo vormt hij zich een beeld van de wereld waarin hij leeft. was hertrouwd, sleten hun bezoeken aan dat zij dit zelf kon doen, en I op veel van mijn grootvader gehouden, en mocht met vader. »iet alleen om de geschenken die hij meebracht of om het tientje, dat elk Nieuw jaar op ons spaarbankboekje werd gestort. Mijn jongere broer was ronduit bang voor hem, gaf nauwelijks een handje, maar liet zich gewillig en met slaafse ogen exa mineren omtrent de vorderingen van zijn schoolse kennis. Ik was speelser, onverechrokkener, wist ook, dat grootvader mij wat liever mocht omdat ik naar zijn vrouw was genoemd. .Vaar hij scheen het ons nooit te vergeven, Met een vaag gevoel van ontreddering sliep ;k in. De volgende ochtend was er geen feest. Er werd vlug ontbeten en ik zat tussen oma en vader in. Niemand zei vrolijke dingen en er was geen dennen groen. Ook zag ik nergens kaarsen zoals thuis. Eer ik cr naar kon vragen was het tijd om naar de kerk te gaan. Na de kerk werd ik met een platenboek in de serre gezet omdat de óoms en tan tes met grootvader en grootmoeder hadden te praten. Mijn ontijdige vlucht dat de naam Alette tot Letje werd verhas- keuken werd ontdekt en verijdeld. Ik pie kerde over mijn cadeaux: ik had ze nog niet gegeven omdat ik heel speciaal wacht te op het begin van het feest, dat komen moest. Mijn verwarring nam toe aan het maal, waarbij ik nauwelijks het zware zilver wist te hanteren en te klein was voor de grote ovale tafel vol schittering van kris tal en zilver op koel-afwijzend damast. Mijn soepbord was nog niet leeg, toen ik oma's hand greep, haar tot aandacht dwong. Zij boog zich naar mijn fluisteren de mond: „Oma... wanneer begint nu het feest...?" „Fluistert Alette aan tafel...?" Grootva ders strenge vraag deed een plotselinge stilte vallen. Teveel ogen keken naar mij en misschien was het dat, wat mjj tot on gewone drift bracht. „Wanneer begint nou het feest?" schreeuwde ik in 't wilde weg. „Ssst, stil. m'n kind", suste- grootmoe der naast mü, „het is nu toch Kerstfeest... wat wil je dan...?" „Neen, neen! Er is geen feest!" „Letje..." riep vader /.acht en ik vergat al mijn manieren en rende naar hem toe. „Vader., en ik heb nog niet eens mijn cadeautjes kunnen geven..." Vader begreep mij niet. Hij wist niet van cadeautjes op Kerstfeest en mijn ver warde uitleg maakte hem onzeker. Ik ver gat alles, holde weg naar de kleine logeer kamer waar mijn koffertje stond. Toen ik in de eetkamer terugkwam keken opnieuw alle ogen mij aan. maar ik was in één wil de vaart bij grootmoeder, duwde haar het prachtige pakje in de hand, stond dan bij grootvader en schoof de in wit papiej ge- De wijzen Zij zochten naar een koningskind en vonden no hun longe tocht het Kind, dot zelf de zondaar zocht en in 't gevonden worden vindt. Zij werden door de ster geleid. Het Kind leidde hen na die nacht en heeft hen veilig tihuis gebracht en van de zondelast bevrijd Anthon'te Stolk Ik kon er niet toe komen het pakketje te openen, wachtte ermee tot ver in de avond. Langzaam nam ik het papier van de platte doos. Daar lag, nog in het witte vloeipa pier, de rode papieren kerstklok. Maar de dunne kartonnen kanten die tegen elkander moesten sluiten als men de klok uithaalde, waren volgeschreven met data en enkele woorden. Ik las: Kerstfeest 1916: Letje niet geko men. Kerstfeest 1917: Letje niet gekomen. Als een litanie ging dit door; jaar op jaar moet hij datum en feit hebben ingevuld. Nooit iets anders dan: Letje niet geko men. Ik zag, hoe zijn handschrift tenslotte met de jaren zwakker werd, de laatste aanduiding was bijna onleesbaar. Aan de verkleuring van de randen be merkte ik, dat de klok nimmer was uitge vouwen. toch moet hij 'het -ding ieder jaar in handen hebben genomen. Ster der Wij. ijzen Het paste volkomen bij hem. streng vast te houden aan tradities en één daarvan was de familiereünie op Eerste Kerstdag. Hierbij waren echter de kinderen niet ge wenst: zy hadden hun reünie by grootva der in de zomervacantie. Nimmer heeft een van de dochters, noch ha.r echtgenoten. die traditie durven bre- kerelklok op Zijn taiï ken. Toch moet zich in al die gezinnen de zelfde teleurstelling hebben voorgedaan als in het onze: vader en moeder nooit thuis op die dag. Wij vierden dan een wonderlijk Kerstfeest, dat met luister en innigheid be gon op Kerstavond, de volgende morgen zijn tegenpool vond in het lusteloos rond hangen in het verlaten huis, waar onze goede Netta ons na dc kerkgang maar veel in de keuken nam. chocolademelk kookte en appels pofte, maar vooral onze snelle ruzies suste. Het ontwaken op de Tweede Kerstdag, zó feestelijk en vol verwachting, vergeet ik nooit. Vader en moeder maakten dan de teleurstelling aan ons goed en het werd een bijzonder feest met die donkere dag als nabije achtergrond. In het jaar dat mijn moeder stierf, werd fle negen. Zij verliet ons op een lichte Mei dag nadat zij twee dagen had ziek gelegen Nooit is het mij goed duidelijk geworden, wat er daarna gebeurde. Er praatten ver goelijkende stemmen, er was gekraak van papier, een lieve uitroep van oma... maar ik zag alleen grootvaders onbewogen blik. „Wat is dit?" Ik greep met stuurloze handen de ge vouwen klok, sloeg hem uit. bood de rode, ritselende heerlijkheid hem opnieuw aan... „Dat zijn wereldse dingen", hoorde ik hem afwijzend zeggen en hij zei nog meer. maar ik zag alleen het gebaar waarmee hij de klok terzijde schoof. Op dat ogenblik gebeurde het: ik moet buiten mijzelf zijn geweest, want ik griste de papieren klok weg en gooide hem naar de koele ogen, die mij bestraffend aanza- Ik Kerinner mij de benauwende tegenstel ling van het donkergemaakte huis en de Van de rest van deze dag heb ik geen •oorstelling meer. Later heeft vader mij ens verteld, hoe ik huilend en schreeu wend naar bed ben gebracht en tenslotte felle, witte zonneschijn in de straat, wan- sliep tot de volgende morgen heel vroeg. neer ik even het gordijn terzyde schoof, oendat dit niet mocht. Ik herinner mij ook. dat mijn broertje •n ik niet begrepen, dat moeder voorgoed van ons was weggegaan, wij huilden meer om de ontreddering in huis en de vreemde Thuis werd er niet meer over de kerst klok gepraat. Maar toen het weer Kerst feest was, nam vader mij niet mee. Jaar op jaar :s er vergeefs een uitnodiging voor mij gekomen; eerst smeekte rk vader, mij toch thuis te laten, later besliste ik zelf. duistere drukte, dan om moeder Dit deden pe Znmerbezoeken van mijn grootouders wij pas. toen de gordijnen weer open wa- wist dikwijls te ontlopen, plichtmatig ren en zij er in het gewone schoolleven ging jn de vacanties met mijn broer het niet meer was. Het Kerstfeest in dit jaar bracht de gro te verrassing: mét vader werd ik uitgeno- tegenbezoek brengen. Op de dag, dat wij aan zijn graf ston den, had ik mijn eigen tienjarig dochtertje u., oen, «HU UI lll.jll cigcu digd voor het feest bij grootvader. Het aan de ^and. Grootmoeder was hem lang maakte mij wild van vreugde, zó. dat va- voorgegaan grootvader werd zeer oud. d.r jni) ta de „n de Kerst. JL,.. „IC m.n die een te, avond bij zich nep in de voorkamer, waar het lantaarnlicht al naar binnen scheen. „Je moet niet ro blij zijn", zei hij on handig en wat schor, „je moet niet zo blij win. Letje. Het is geen geen erg vrolijk [ia. «jn ROSS» feest Het is een ernstig fee»t met grote hoorde ik nauwelijks Ik moest, ronder mijn man die een lange buitenlandse reis maakte, de opening van het testament bijwonen. Wij zaten :n het onpersoonlijke kantoor van de familienota ris. Wat zijn monotone stem voordroeg, Opeens noemde hij mijn naam. overhan- 111 Ik heb ja'vader!" gezegd, maar de digde mij een pakje. Na de formaliteiten gespannen' verwachting van een groot fes- reisde ik snel naar hui»; mijn kinderen tijn raakte dit niet. Ik begreep vader» wachtten. Mijn grootvader. Naast de klok vond ik een klein juwe liersetui, vrij nieuw van uiterlijk. In het fluwelen bedje stak een zware gouden ring met een enkele smaragd gesierd. De da tum, er in gegraveerd, luidde: 25 Decem ber 1915. Er was geen brief of verklaring bij, de kerstklok vertelde mij genoeg. Tegen het einde van zijn leven moet hij de ring heb ben gekocht, en hij ging heen, zoals hij nad geleefd: een man, vastgeklonken aan principes en stijfhoofdige allures. Zwijgend jaar in jaar uit over een steeds weerkerende teleurstelling, toch niet in staat het hoofd te buigen. Nooit heeft hij tegenover mij het vormelijke „Alette" la ten vallen, nooit heeft hij met een enkel woord zijn misvatting van een kinderlijke onhandigheid kunnen laten blijken, maar in de stilte van de Kerstnacht heeft hij zich niettemin jaar na jaar voor zichzelf verootmoedigd. De papieren kerstklok heeft mij deze man leren kennen zoals hij werkelijk was... maar op het moment, dat ik dit besefte, scheen hijzelf mij een vraag te stellen: „En jij. Letje... wanneer heb jy getoond, dat jij anders was...?" Nimmer, want ik ben altijd zijn» gelijk» geweest Veel is er in vroegere eeuwen gedacht en geschreven over deze ster der Wijzen. Men stelde de vraag, hoe we ons dit hemellicht moeten voorstellen. Aanvankelijk was er on der de exegeten en de sterrenkundigen veel verschil van mening over het antwoord dat op deze vraag moet worden gegeven. De Christen-astronoom Johannes Kepler heeft in de 17de eeuw aan dit probleem echter diep gaande onderzoekingen gewijd en op grond daarvan een opvatting verdedigd die door ve len als juist wordt aanvaard. Opmerkelijk is de manier waarop Kep ler dit vraagstuk heeft aangevat. Toen de Wijzen in hun land de ster zagen, togen zij op reis naar Kanaan. Kepler onderzocht daarom oude astrologische handboeken om te weten te komen, welke hemelverschijn selen de Magiërs plachten te combineren met de geboorte van een koning. Hij vond, dat zij een conjunctie van twee planeten hiermede in verband brachten. Onder een conjunctie of een samenstand van twee pla neten verstaat men, dat deze hemellicha men zich dicht bij elkaar in eenzelfde ster renbeeld bevinden. Volgens de regels van de Babylonische sterrenwichelaars mag men verwachten, dat er in het Westen een koning is geboren bij een conjunctie van de planeten Jupiter en Saturnus in het beeld de Vissen. Toen Kepler dit had ontdekt, is hij gaan cijferen. Het bleek hem daarbij, dat om streeks het begin van onze jaartelling deze zeldzame samenstand van Jupiter en Sa turnus inderdaad heeft plaatsgevonden. Van dat ogenblik af meende hij, dat geen twijfel meer mogelijk was. Het stond voor hem vast, dat met de ster der Wijzen een conjunctie van Jupiter en Saturnus bedoeld wordt. Deze mening wordt door vele theologen en natuurkundigen gedeeld. Absolute zekerheid omtrent de juistheid ervan hebben wij uiter aard niet. Eén ding is echter zeker. Toen de Heiland werd geboren, heeft God een sterren kundig verschijnsel gebruikt om de vertegen woordigers van de heidenwereld de weg te wij zen naar Bethlehem. De Magiërs hebben deze ster beschouwd als een hemelse boodschap, als een wonder. Zij waren dan ook zeer ver heugd, toen zij ln de velden van Efratha het reeds eerder waargenomen hemelverschijnsel opnieuw zagen. Eén groot wonder De ster der Wijzen is niet het enige won der van de sterrenhemel. AHes wat de mens weet van de sterrenwereld, een deel van Gods Lichtji Bovenstaande plaat (de Wijzen uit het Oosten) is een tekening van J. H. Isings en werd door ons ontleend aan „De Bijbel, behan deld voor jonge mensen", uitgave van J. H. Kok, Kampen. De moderne spiegeltelescoop Leidse Sterrenwacht is niet groot, maar voldoet aan de hoogste eisen. begrensd systeem vormen. Als we renverzameling, waartoe ook onze zc eens van buiten af konden waarnem we een afgeplat lensvormig stelsel Duits astronoom heeft de vorm va: renstelsel duidelijk gemaakt met ee beeld, toen hij zei: „De ruimte die de zameling van al deze sterren inneemt, heeft de vorm die we krijgen, als we twee soep borden met de randen op elkaar leggen." deze ster- in behoort, en, zouden zien. Een i populair I De zon, de maan, de planeten en de sterren, die hij aan de nachtelijke hemel zag schitteren, maakten steeds een diepe indruk op zijn gemoed. De schoonheid en reine pracht van de sterrenhemel werden reeds door de dichters van de Oudheid telkens bezongen. In vele hei dense landen had men voor de hemel lichten zulk een diepe eerbied, dat men ze als goden aanbad en vereerde. Geheel anders was de gewaarwording die de pracht van de sterrenhemel opriep in het gemoed van de godvruchtige Israëliet. Bij hem eindigde de na tuurbeschouwing in een verheerlijking van de majesteit van de Schepper: „De hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel verkondigt het werk zij ner handen" zong hij in zijn lofpsalm (Ps. 19:2). En de profeet Jesaja riep de hemellichten op als getuigen van Gods almacht: „Heft uw ogen naar om hoog en ziet: wie heeft dit alles geschapen? Hij, die het heir daarvan in groten getale uitleidt en elk daarvan bij name roept door de grootheid zijner sterkte en omdat Hij geweldig van vermogen is, er blijft er niet één achter" (Je saja 4026). Ook voor ons zijn de lichten aan het nachte lijk uitspansel bewijzen vari Gods almacht en van zijn bemoeienis met de wereld waarin wij Het Kerstfeest brengt ons dit op een bij zondere manier in herinnering. Het Kerstge beuren is immers het enige heilswonder waar in een ster een rol speelt. Wat Mattheus ons vertelt van de ster die de Magiërs de weg wees naar de kribbe van de Heiland, is een verhaal van ontroerende schoonheid. Ieder jaar opnieuw worden jong en oud geboeid door de geschiedenis van deze mannen uit het verre heidenland, die de Koning der wereld te Bethlehem hun hulde brachten. Melkwegstelsel Het lensvormig middengedeelte van dit mo del stelt de ruimte voor waarin het meeren- deel der sterren, ook onze zon, zich bevindt, i de rand correspondeert met de Melkweg. Deze Melkweg, een aaneenschakeling van sterren- wolken en nevelmassa's, hebt u zonder twij fel weieens op een heldere avond als een melk witte band aan de hemel gezien. De Melkweg vormt de begrenzing van ons sterrenstelsel. We noemen deze sterrenverzameling daarom het' Melkwegstelsel of het galactisch systeem, i Het is goed er op te letten, dat de zojuist omschreven vorm de gedaante is waaronder we het Melkwegstelsel zouden zien, als we het van buiten af konden waarnemen. Doordat onze aarde zioh met de zon midden in deze) sterrenmassa bevindt, krijgen we er bij op-! pervlakkige beschouwing een andere, een on-j juiste voorstelling van. In de eerste twintig jaren van onze eeuw zijn nadere onderzoekingen naar het Melk wegstelsel verricht. Het is daarbij gelukt zijn afmetingen te bepa len. De grootste middellijn heeft een lengte' van 90:000 lichtjaren, dat wil zeggen, dat een lichtsignaal, met zijn bekende grote snelheid,! 90.000 jaren nodig heeft om dit systeem van rand tot rand te doorlopen. De kleinste mid-i dellijn bedraagt 15.000 lichtjaren. Het aantal sterren dat tot dit stelsel behoort, wordt op 30 milliard geschat. De laatste kwarteeuw is gebleken, dat het Melkwegstelsel niet het enige sterren-I stelsel is. Reeds vroeger had men tussen! de sterren spiraalnevels waargenomenJ maar nu kon men aantonen, dat dit uèr-| verwijderde sterrensystemen waren, van dezelfde orde van grootte als het Melkweg stelsel. Een ontzaglijk groot aantal van deze sterrenverzamelingen zijn ontdekt. Hun onderlinge afstand bedraagt gemiddeld 2 millioen lichtjaren. Met de grote telescoop van Mount Palomar is dit galactisch systeem vlijtig bestudeerd. In de ruimte die zij met dit machtige instru ment (waarvan de kijkerbuis een diameter van 5 meter heeft) kunnen overzien, bevinden zich 100 millioen sterrenstelsels! Merkwaardig is, dat al deze sterrenverzamelingen met grote snelheden van ons Melkwegstelsel wegvluch ten. De verstverwijderde hebben snelheden van 90.000 km per seconde. Sterrenstelsels Deze opname vervaardigd op de Mount Wilson Sterrenwacht beslaat een klein stukje van de hemel in het sterrenbeeld Zwaan (Cygnus). Deze lichtgevende nevel heeft een eigen aardige structuur; hij bestaat uit laagjes, uit flarden. De nevel werd Cirrusnevel genoemd, daar hij op de aardse cirruswolken lijkt. (Uit: Sir James Jeans: Het Heelal.) openbaring in de natuur, is voor hem één groot wonder. Dit gold voor de kennis die de mens 4000 jaar geleden van deze sterrenwe reld had, maar evenzeer van het astronomi sche wereldbeeld in het midden van de twin tigste eeuw. Hoe ziet dit modern sterrenkundig wereld beeld er uit? We zullen het u in enkele hoofd lijnen schetsen. In vroegere eeuwen hebben de astronomen zich voornamelijk beziggehouden met de be studering van de zon en de negen planeten, die cirkelvormige banen om de zon als mid delpunt beschrijven. Onze aarde is één van deze planeten, de derde van deze af gere kend. Dit zonnestelsel is slechts een heel klein eilandje in de onmetelijke wereldoceaan. Het licht, dat 300.000 km per seconde af legt, heeft 8 minuten nodig om van de zon de aarde te bereiken en het gebruikt elf uren om de middellijn van het zonnestelsel te doorlopen. Maar het licht dat de zon uit straalt, moet zich jaren lang door de le dige ruimte voortbewegen, voordat het ster ren bereikt. Het hedendaagse astronomische wereldbeeld kunnen we als volgt formuleren- Het heelal bestaat uit een zeer groot aantal sterrenstel sels (of spiraalnevels). Hoe groot dit aantal is. weten we niet; maar met de grootste telescoop waarover we thans beschikken, zien we er 100 millioen. Al deze sterrenstelsels be wegen zich van ons af, met snelheden die des te groter zijn naarmate zij zich op grotere afstanden bevinden. Onder deze millioenen spi raalnevels is er één voor ons van bijzonder belang. Dat is het Melkwegstelsel, dat 30 mil liard sterren telt, waarvan er één omcirkeld wordt door een planeet die de woonplaats der Wie zich rekensohap geeft van de afmetin gen en de inrichting van de sterrenwereld kan het heelal niet anders zien dan als een groot wonder, waarin de Schepper zijn almacht ma nifesteert. De hedendaagse sterrenkundigen zijn over het algemeen bereid hiermee in te stemmen. De vorige eeuw verkeerde de wetenschap in de ban van het materialisme. Toen werd zelfs de schepping geloochend. Vele sterrenkundigen zijn van dat standpunt teruggekomen. Zij zijn van oordeel, dat de bewegingen van de spiraal nevels er op wijzen, dat de geschiedenis van ons heelal een beginpunt heeft. Als men gaat uitrekenen, hoe de toestand in het verle-l den geweest moet zijn, blijkt, dat alle ons bekende spiraalnevels zich enkele milliarden jaren geleden in een zeer kleine ruimte be vonden. Vele sterrenkundigen zijn geneigd dit tijdstip met dat van de schepping te identi ficeren. Een paar jaar geleden vroeg de B.B.C. aan' de vooraanstaande Engelse astronoom F. Hoy- le enige radiovoordrachten te houden over het moderne astronomische wereldbeeld. Op een voortreffelijke wijze kweet deze spreker zich Geschapen aar Daar de kilometer een veel te kleine een heid is om er de afstanden van sterren in uit te drukken, gebruikt men hiervoor het licht jaar. Dit omvat ongeveer 9.5 billioen kilome ters. het is de weg die het licht in een jaar tijds aflegt. De afstand van de dichtstbijzijnde ster, Alpha Centauri, bedraagt 4 1/3 lichtjaar Sirius is 9 lichtjaar van ons verwijderd, de Poolster 57 en Spica 300. Als u vanavond naar de «ter Spica kijkt, vangt uw oog licht op. dat in het jaar 1654 dit hemellicht heeft ver laten! Dit zijn afstanden van enige heldere sterren. De zwakke, alleen in grote telescopen zichtbare zijn in het algemeen veel verder van ons verwijderd. Hun afstanden bedragen vaak duizenden li ahtj a ren. In het begin van onze eeuw Is reeds ontdekt, dat alle .sterren die men destijds met het on gewapende oog en met kijkers kon zien, een Met kracht verdedigde Hoyle, hoewel zelf geen gelovig Christen, dat deze wereld gescha pen is. Hij meende, dat uit de waarnemingen blijkt, dat de schepping nog voortduurt, dal er voortdurend nog materie wordt geschapen een theorie, waarop we thans niet ingaan. Wel willen we tot besluit vermelden, dat de Christen-filosoof Sir Edmund Whittaker. toen Hoyle zijn radiolezingen had voltooid, het woord nam. Hij sprak voor de microfoon van de B.B.C. ovpr de consequentie van het mo-, deme astronomische wereldbeeld. In deze rede zeide hij: „Het is belangrijk, dat de laatste tijd de studie van de materiële wereld er de mens toe brengt te geloven, dat de verschijn selen die wij waarnemen, hun oorsprong dan ken aan dingen die achter de schermen ge beuren. Zo brengt het wetenschappelijk denken de mens dichter bij het religieuze denken. Want de religie heeft ons steeds geleerd, dat' er een ongeziene realiteit ligt. achter de din gen die wij waarnemen." Bij het uitspreken van deze woorden heeft Sir Edmund zonder twij fel gedacht aan het woord uit de Hebreeër- brief, dat verklaart waarom de sterrenwereld voor ons een wonder is en zal blijven: „Door! het geloof verstaan wij. dat de wereld door het woord Gods tot stand gekomen is zodaf het zichtbare niet ontstaan 's uit hel waak neembare" (Hebr. 11:2).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 14