Heer en Knecht
Vrienden onder de Logen
van Pont Neuf
DE
KERSTBIJLAITR 1954
Pagina 2
DE LAKEI DENIS WERKTE OP DE ZENUWEN VAN DE EDELMAN GRAAF DE \TVÈS. STEEDS
KLEMMENDER WERD DIE GROTE VRAAG IN ZIJN GEDACHTEN: HOE BLIJF IK HEM
MEESTER t HET KIND MAAKTE HEM DUIDELIJK, DAT ER VERSCHIL WAS TUSSEN
Een novelle door C. Rijnsdorp
leve ^ÏTlarkiez in.
Zo juist ben ik van'
een lange middagwan
deling door de herfsti-,
ge bossen weer thuis
gekomen. U had mep*®
moeten zien: het hemd aan de hals
open, een knoestige stok in de hand,
blootshoofds, vrijwel a la Jean-Jacques.
Er staan nog kisten onuitgepakt, maar
het weer was zó mooi en zacht, dat
ik er uit ben gelopen.. Ik zie uw lieve
grijze wenkbrauwen omhooggaan. Nee,
mijn beste vriendin, dat uitpakken
laat ik niet aan de domestique over.
Hij hoort bij het huis, maar het is een
slungel. Hoewel ik moet erkennen, dat
hij vlug en handig een vuurtje kan
aanleggen. Ik strek mijn moede benen
er welbehaaglijk naar uit. De trek
heeft mijn zintuigen gescherpt: ik ruik
het vlees in de keuken. Ik heb Denis
gezegd, dat hij hier moet dekken: de
eetzaal is nog koud en rommelig. Het
is intussen donker geworden. De klok
in de kapel slaat zes uur. Ziehier de
eerste dag na jaren, dat ik wat wel
behagen gevoel. Dat dank ik aan uw
bemiddeling, mijn moederlijke vrien
din. Ik kus u eerbiedig de handen.
Schrijf me spoedig hoe gij u bevindt.
Ach wat' Worden de
i als
ze dicht bij de natuur le-
- wtot Ik werxeker u,
vriendin, dat ze een ver-»-
velend gezelschap vormen: deze oude ab-
bé, eerlijk maar verzuurd, mijnheer de no
taris, plechtstatig en belachelijk, een gro
ve houthandelaar, die bijna niet kan bui
gen door Zijn dikke buik. U moet weten:
de inboedel van wijlen de burgemeester is
geveild. Uit verveling heb ik de vendu bij
gewoond. En dat na een nacht... doch nee,
we hebben immers afgesproken, dat het
verleden afgesloten moet blijven! Maar,
weet u. het is ermee als met een kist,
die te volgepakt is. Het deksel schiet om
hoog en er valt van alles op de grond. Ik
had de hele nacht werk die oude verdrie
telijkheden op te rapen, maar ik kon de
kist niet dichtkrijgen. Met Denis heb ik
een scène gehad (hij moet nodig een nieu
we livrei hebben) en daarna vertelde hij
mij zuurzoet van de verkoping. Voor mijn
fatsoen heb ik een bod gedaan op een
schilderij, en ik ben er aan blijven hangen.
Een Madonna met het Kind. Italiaans
werk. De vendumeester mompelde geloof
ik iets van quattrocento. Achthonderd li-
vres. Het is gesigneerd Fra Jacopo en men
beweert, dat er zich een erkend meester
achter verschuilt. Ofschoon de vendumees
ter een Parijzenaar is, geloof ik hem.
Maar hier is de bode al. Vlug af-
strooien. Ik ku« het adres en proef het
De rentmeester heeft m - - -
me rekening en verant
woording gedaan over de
afgelopen maand. Ik heb
hem uit uw naam voorlo- **-
pig gedéchargeerd, maar hij reist naar u
toe en ik geef deze brief aan hem mee.
Als alle burgerlieden waren als deze man!
Hij heeft iets van uw kalmte en mildheid.
Denis moést het schilderij wel ophangen,
want hij is lang. Het licht viel op zijn
kale ellebogen. Het boordsel is al lang geen'
goud meer. En dan die vaalwitte kousen
om zijn magere benen! Iets krabbigs
heeft hij. Waarom besteed ik zoveel aan
dacht aan zo'n domestique? Hij moet óók
maar in de kist. Maar nee, als ik bedenk,
dat het deksel dan 's nachts omhoog-
springt en dat hij op de grond terecht
komt, naast mijn bed... Affreus. Ik heb
hem willen wegjagen, die dag van de ven
du. Wit van drift, wees ik hem met een
trillende vinger de deur. Ik kon geen woord
uitbrengen. Wat hij gedaan had? Niets,
dat is het juiat. Hij werkt op mijn zenu
wen. Hij keek mij lang aan, boog heel
diep en ging langzaam achterwaarts de
deur uit. Maar tegen het avondeten was
hij weer terug. De impertinentie zit in zijn
wezen, ook al blijft hij correct. Enfin, ik
moet toch ook mannelijke hulp hebben.
Van het vrouwelijk personeel merk ik ge
lukkig niets. Het schilderij valt me met
mee: de madonna is te zwaar en het Kind
te schriel. Barbaarse kunst eigenlijk, en
dan al dat goud. Lieve markiezin, mijn ze
nuwen komen hier toch niet tot rust. Mis
schien heb ik te veel politique geschriften
gelezen. Mijn boekhandelaar stuurt ze mij.
Schrijf me een lange, moederlijke brief,
op diezelfde toon. die mij toen van een
wanhoopsdaad heeft gered. Het zien van
het handschrift alleen al zal me kalmeren.
Alweer over die DenisWWM PTT
Waarom zwijgt u over de-
ze man in alle talen? Had
ik de rentmeester moeten
belasten met de bestel-*
ling van een nieuwe livrei voor Dems? Ver
beeld u wat me gisteren overkomen is. Het
maal was gedaan, hij had afgenomen en
bracht het licht met de wijn. Ik houd van
uw oude meubilair, en uw antiek zilveren
wijnatel heeft mijn hart gestolen. Graag zit
ik op de bank, met mijn rug tegen de ta
fel en de voeten naar het vuur. Toen hij
de luchter en de kan had neergezet, en ik
al met meer naar hem keek, zag ik hem
even later op het andere eind van de bank
zitten, gebogen en in gedachten, de handen
en de lompe schoenen kouwelijk naar het
houtvuur gestrekt. Ik was zo stom ver
baasd over deze ongehoorde brutaliteit, dat
ik. alweer! geen woord kon uitbrengen. Ik
schonk me met een bevende hand een be
ker wijn in en toen het deksel rinkelde,
keek hij op en zag me aan. Ik werd koud
van die blik en voelde op een of andere
wanhopige manier, dat ik het pleit bij voor.
baat al verloren had. Had hij in mijn vlug
schriften zitten lezen? De haat scherpt het
verstand van het vroeger zo domme volk
Was dit de revolutie, waarover die mijn
heer Siêyés van 't voorjaar die avond met"
ons sprak? Ellendig temperament, dat me
altijd verhindert het juiste woord te spre
ken. als het nodig is! In mijn drift sprong
ik op en greep naar mijn degen. Maar De-
nis legde met een nadrukkelijke beweging
zijn rechter been over het linker en sloot
zijn armen kruiselings met een nijdige ruk
tegen zijn borst, alsof hij zeggen wou: j'y
suis, j'y reste. Ik moet niet goed bij zin
nen zijn geweest. Of was ik laf? Het is hier
eenzaam Ik bedacht, dat hij te laag stond
om met de degen van een edelman kennis
te maken. En bovendien, wat moest ik met
een lijk beginnen? Of ontwapende mij zijn
onverschillige moed? Want hij keek me
niet eens aan Ik stak mijn degen weer in
de schede en ging zitten, met mijn rug
naar hem toe. Er lagen een paar boeken
binnen mijn bereik en ik greep er een.
Maar ik weet niet eens meer welk boek het
was. Ik keek als het ware met mijn rug
en al bladerend ving ik ieder geluid op. De
kaars wierp onze vergrote schaduwen te
gen de wand bij het vuur. De aureolen om
de madonnafiguur en het Kind glansden
zachtjes, maar de figuren waren levenloos
in de zware schemer. Heer en knecht, op
dezelfde bank. En het vreemdste komt nog.
Ik ben. zo zittend, in slaap gevallen. Toen
ik omstreeks middernacht wakker schrok,
was de kaars uitgegaan. Het haardvuur
gloeide nog na. Denis was verdwenen. Op
mijn koude slaapkamer gekomen begon ik
plotseling te klappertanden.
(fragment uit een grotere"
brief)
..Thuis hadden we ook 4 -
een knecht Denis. Hij was
gek op me en ik op hem.
Terwijl ik dit schrijf krijg ik een vreemde
gedachte: is dat zijn vader geweest? Mama
was een wereldse vrouw; vader een stren
ge Protestant van de oude stempel, die zijn
ongelukkig huwelijk, erfenis van een paar
dwaze jeugdjaren, probeerde te vergeten
in het beheer van zijn landgoed en boerde
rijen. En zijn gobelinweverij niet te verge
ten! Denis sloop dan 's avonds naar mijn
kamer en kwam bij mijn bed zitten. We
maakten zachtjes pret, want vader mocht
het in zijn werkkamer niet horen. Mijn De-
nis was jong. nog geen twintig jaar, of
schoon ik, zoals dat met kinderen gaat, van
zijn leeftijd geen besef had. Kinderen zien
het leeftijdsverschil geloof ik voor verschil
van wezen en karakter aan. Hij vertelde
eindeloze verhalen, grappige en ernstige
Met opzet zei ik vaak. zonder aanleiding:
Denis, Dems. alleen maar oni dan iets in
zijn ogen te zien opglanzen. Zo beleefden
wij onze ongelijke vriendschap. Soms keek
hij treurig en zuchtte. Ja. uw Denis lijkt
op hem, doch in het zure en schrale, in
het oudbakkene, maar meteen in het drei
gende. Ja, laat ik. graaf de Vivès, het
maar ruiterlijk bekennen, althans tegen u
en in vertrouwen: er is een probleem
Denis. Op het ogenblik is het wapenstil
stand tussen ons
Hoewel ik weet dat u op
reis bent, lieve, moeder- >.*-■-
lijke markiezin, kan ik
niet nalaten te blijven
schrijven aan uw adres
thuis. Ik weet niet wat er van me zou wor
den. als ik dit niet deed. De gedachte, dat
mijn brieven zich op uw toilettafeltje opsta
pelen, doet me goed. Op deze wijze heb
ik toch nog contact met u. Ja. het is ver
met me gekomen. Bedrogen en verlaten
door mijn vrouw niet alleen, maar sluw
bestolen door de duistere lieden, die haar
entoureerden en die onder mijn ogen met
haar heulden, (hier is een stuk uit de brief
geknipt). Ik heb Denis gezegd, dat hij het
schilderij moet verhangen. Hij kijkt er al
tijd even naar als hij binnenkomt en dat
verveelt me. Het is of Maria steeds majes
tueuzer, groter en zwaarder wordt en het
Kind steeds onbetekenender, niet meer dan
een kleine, magere, naakte scharminkel.
Is dit mijn Hugenotenbloed, dat protes
teert? Wat denkt Denis eigenlijk van het
schilderij, wat ziet hij er in? Ik kan het
hem niet vragen, maar ik zou het willen
Nu houdt alles op. Aan'
rijn boekenkast kan men
nog gehecht zijn, maar
wie voelt iets voor een la
kei? Dat deze domestique
avond aan avond bij mij aan het vuur zit.
net zo lang tot ik in slaap val, hoe absurd
het ook klinken moge, het is nu eenmaal
zo. Ik heb het eens getolereerd en kan mij
zelf daarin niet verloochenen, al houd ik
hem bars de rug toegekeerd. Zo zijn we el
ke avond bij elkaar: ik, mijn knecht, dè
madonna en het Kind. Dat schilderij had ik
overigens al lang weggedaan, als niet van
tijd tot tijd de abbé mij bezocht om bij een
pijp en een fles Bourgogne met me te rede
twisten. Ik heb hem toegestaan, dat in de
kapel wordt voortgegaan met mislezen;
verder gaat mijn tolerantie niet. Omdat ik
Diderot ken. en Lamettrie, Holbach en Vol
taire, meent hij dat ik een vrijgeest ben
Hij kijkt misprijzend naar die boeken. Uit
hoogmoed houd ik vol, dat de mens een au
tomaat is, en niet eens een goedlopende.
Hij wijst mij op de heilloze invloed van die
geschriften op het volk en profeteert de on
dergang van Frankrijk. Ik ben te trots om
te erkennen, dat ik met dat schilderij een
verkeerde koop gedaan heb. Het vreemdste
is, dat Denis, als er bezoek komt, zich al
tijd de onderdanigheid en correctheid zelve
betoont. Zijn impertinentie heeft duidelijke
grenzen en dat is wat mij verhindert hem
te doorsteken. Ik hoor uw zachte, wereld
wijze lach. Het voorgaande heb ik snel even
opgeschreven, maar ik ga nu verder met
mijn beginregel. Sinds gisteren houdt alles
op. 's Middags half vier stond hij ineens
voor me in de grote zaal, met twee scherm
degens. Zwijgend reikte hij mij eer» van de
sabels toe en nam de andere in de rechter
hand over. Er gloeide iets in zijn kleine
ogen, dat ik er nog nooit in had gezien. Hij
moet ongeveer even oud zijn als ik zelf,
maar het leek of hij eerst nu geheel vol
wassen was geworden, anders dan zijn va
der, op wie hij toch blijft lijken. Ik dacht;
ik drijf hem in een hoek en verneder hem,
dan is de ban meteen gebroken. We voch
ten zwijgend, dreven elkaar in de vier hoe
ken van de zaal, tot we op een ogenblik hij
gend neus aan neus stonden en we in el
kanders ogen lazen, dat het voor die dag
genoeg geweest was.
Er is gisteren vroege
sneeuw gevallen en van
daag vriest het bij helde
re lucht. Vanmorgen was
Denis nergens te zien.
In maanden voelde ik me niet zo opgelucht.
Al glijdend en struikelend heb ik door het
bos gewandeld. De zon leek wel de glim
mende buik van een roodkoperen ketel. Ie
dere ademhaling was een rein genot. Mijn
stok kwam me goed te pas. want er is
van een boerderij in de buurt een woeste
waakhond losgebroken. Hij valt mensen
zonder waarschuwing aan. Wie geen stok
heeft moet maar proberen zijn huid te red
den door de hond, met een bepaalde into
natie in de stem, bij zijn naam te noemen.
Dan bijt hij niet. zegt men. U raadt het ter
stond of nooit: de hond heet Denis. Ik vind
het niet alleen een zonderlinge toevallig
heid. maar bovenal een belediging voor de
heilige, om honden en lakeien naar hem te
noemen. Als het beest me aanvalt en ik
mijn stok niet gebruiken kan, zal ik zeggen:
Denis, Denis, en daarbij denken aan mijn
kinderjaren.
De catasfrofe is geko-
men. Ik kan u niet be
schrijven in wat voor
stemming ik deze brief
aan u richt. Laat ik eerst
vertellen onder wat voor omstandigheden
ik schrijf. Het is Kerstmis en druilerig
weer. De klokken van het dorp dringen
vaag tot me door. Ik zit aan het raam, waar
voor ik mijn tafel heb geschoven om zo
veel mogelijk van het daglicht te profite
ren. Want deze brief moet licht geschreven
worden en van het licht getuigenis geven.
Het kwam, onverwacht, zo. Dagen lang
wilde Denis maar niet uit mijn gezicht ver
dwijnen. Terwijl hij gisteren opdiende,
sprong ik, tot het uiterste gebracht, van ta
fel op. Om iets te doen, wat dan ook, rukte
ik het doek weg, dat het Kind bedekt hield.
Meteen had Denis zich op mij gestort. Ik
besefte, dat dit bittere ernst was, een strijd
op leven en dood. Ik vocht van mij af met
de wanhoop in het hart. Stoelen vielen om,
een schaal sloeg met een smak van tafel
aan gruizels op de vloer. Nu en dan zag ik
het kaarslicht in één oog of in beide ogen
van mijn tegenstander schijnen en las er
vernietigingswil in, demonische vastbera
denheid, triumf. Een laatste keer schudde
ik mij vrij, waarbij een kandelaar van. het
buffet afstortte. Terwijl ik zijn nieuwe aan
val verwachtte, keek ik, één ondeelbaar
ogenblik, naar de schilderij. Het was een
moment, zoals men dat maar éénmaal be
leeft. Mijn jeugd, de lessen van mijn vader,
gesprekken met de predikant, de Franse
bijbel met de kopergravures, psalmen en
gebeden uit de kerk van mijn geboortedorp,
vervende Hollandse letterkundige
had een ereplicht te vervullen. Hij
het jaar te voren rond de Kerst-
- - - uoscn Parijs geiveest en daar hadden
het leek alles samengedrongen tot éen ge- -- ,in
klaard besef. Het ging alles om het Kind, voe/en en,zlJn *P*"rnen hem naar de
het Kind. En ik zag het Kind. Door het val- kaden langs de rivier geleid, de machtige
len en uitdoven van die kaars bescheen het levende Seine die, als ze spreken kon,
overgebleven licht nu het lagere gedeelte ^tof zou klinnen verschaffen voor vele,
van de schilderij Over de moeder viel een r„m„„
zware schaduw. Het Kind scheen te leven vele verhalen Verhalen van zoete roman-
en strekte zijn handjes naar me uit. Ik tiek maar ook en eigenlijk veel meer
moet er. dat onderdeel van die seconde, geschiedenissen met een tragische in-
naar gekeken hebben met een verwilderde
blik. vol vertwijfeling en toch met verwach-
ting, met een stomme smeekbede om hulp. En nu moest hij onherroepelijk weer
Toen voelde ik kracht in mij opstaan, ik daar zijn want op Kerstavond had hij met
01-oon groep onbekenden een plechtige
Ik blijf maar brieven'
schrijven in het ongewis
se. De wegen zijn onder
gesneeuwd. De laatste
post, die me heeft kunnen I
bereiken, bracht alweer géén brief van u,
alleen maar vlugschriftenen e$n rojnan:
Paul en Virginie, wezens die'het 's winters
in Noord-Frankrijk zeker niet zouden uit
houden. De schrijver is een zekere Bernar-
din de St. Pierre. Hij moet een bereisd man
zijn. Ik maak me zorgen over uw gezond
heid tijdens die moeizame terugreis uit Ita
lië in de winter, lieve markiezin. Denis
sliep tot voor kort bij zijn oude moeder in
het molenaarshuis, maar sinds verleden
week heeft hij het opkamertje bij de kapel
betrokken. Nu ik vaak met hem scherm
(waar is mijn fierheid gebleven? In iedere
brief gaat het over Denis en ik schaam me
er niet meer voor), weet ik hoe gespierd de
kerel is onder zijn oude jas. We zijn maar
net tegen elkaar opgewassen en na iedere
ronde lees ik in zijn ogen, dat hij het gaat
winnen Hij heeft ook een schaakspel in de
bibliotheek gebracht en ik waag het niet
het spel te ontwijken. Ik ben altijd een
sterke schaker geweest, maar de ene ein
deloze partij, die we elke avond voortzet
ten. staat op remise Hij koos zwart, voor
ik tot wit kon besluiten. Als ik speel, kijk
ik toch weer tegen dat schilderij van Fra
Jacopo aan Ik vraag me af hoe de schil
der werkelijk geheten heeft. De kaarsen
staan toevallig zo, dat de moeder meer
licht krijgt dan het Kind. Onder zijn be
scheiden aureooltje Hjkt het geheel in de
macht van de reuzin, op welker knieën het
per gratie, en dat nog ongemakkelijk, zit
ten mag.
attaqueerde mijn knecht en greep hem
beet met een ijzeren greep. Met één ruk
wierp ik hem van mij af, zodat hij in een
hoek tegen de grond smakte Hij bleef lig
gen. Maar toen ik naar mijn degen greep
om hem te doorsteken, hield iets (of ie
mand?) mij tegen. Ik boog mij over De-
nis. Hij was niet bewusteloos. Hij sloeg
zijn ogen naar me op. Andere ogen. De
ogen van een knecht. En in de volkomen
stilte, waarin ik alleen mijn hart
hoorde, begon de klok van de kapel te lui
den. eerst onzeker, dan regelmatig en
krachtig. De koster moest gekomen zijn
om de boeren uit de omtrek tot de nacht
mis in de kapel op te roepen. Ik stak mijn
hand uit naar Denis en hij richtte zich
daaraan op. Een ogenblik stonden we, oog
,in oqg. Maar ik was niet bang meer. Hij
had'zijn meestér gevonden, omdat ik mijn
Meester weergevonden had. En boven ons
het Kind.
spraak gemaakt, nadat zij in veilig isole
ment, weggedoken onder de bogen van de
Pont Neuf op wel zeer vreemdsoortige
wijze me.t elkander bevriend waren ge
raakt.
Het waren om te beginnen een man en
een vrouw geweest, twee oude, verkommer
de mensen die daar een soort verblijf had-
adpm ^en met een stapel goenizakken,
een gammele kinderwagen, een stuk of drie
kratten, wat heterogene, aftandse gebruiks
voorwerpen en een walmend houtvuurtje
dat de man in leven hield door er geregeld
een of ander vettig vod op te gooien. Er
waren al heel gauw nog twee mannén bij
gekomen, die zo dicht mogelijk schurkend
bij het vuur kropen. De jongste had zo
waar nog iets heerachtigs over zich, al wa-
zijn kleren uitgesproken schunnig
Clochard op de benedenkade.
Maar de afwezige jongen luisterde
de naam van Riri, de intellectueel richtt
vaak het woord tot hem. Met een vrie
lijk gebaar en een zachte oogopslag.
Louis wees naar een kartonnen doos
naast de vrouw op de grond stond en vro
i! gingen zijn holle wangen schuil onder aa" de Hollandse jongeman die hij v
en baard van minstens twee maanden, scheen te_tnogen lijden.
een baard van minstens twee maanden.
INTELLECTUEEL
VAN DE BALKAN
Hij bleek een intellectueel uit de Balkan-
landen te zijn en was bijna vaderlijk be
zorgd voor zijn kamèraad, een stil voor
zich uitstarende, niet onknappe jongen met
d« glitch d* geestelijk gST^lSSSSt de'T
Het is zeker Kerstmis, monsieur, di
ze dit zoëven hier zijn komen afgevei
Weet u, dat doen ze tegenwoordig...
eens van Abbé Pierre gehoord? Een nob
mens. Die maakt geen onderscheid, dl
deed Jezus ook niet.
En met een warme gloed in zijn uitg
doofde ogen voegde hij eraan toe:
Blijft u hier, monsieur, ik zal het vul
goed aanhouden. U zult geen kou lijde
onvolwaardige.
En zo kwam die Hollandse journalist op
de avond van 24 December opnieuw naar
de plek waar hij met deze mensen onder
de armzaligste omstandigheden serieus
bevriend was geraakt. Want, weet ge, hoe
zich dat had toegedragen? Het is om nooit
te vergeten.
deel van het Kerstfeest met
te vieren. Doe het, terwille van de vi
die beloofd is aan de mensen van goedt
wil.
PARIA'S
En hij begon met zijn oude, bevende hd
Zij waren „clochards". Dat zijn van die den het deksel van de doos te lichten
onverbeterlijke zwervers, zoals alleen Pa- zijn mooie kop werd van blijdschap ov(
rijs ze kent, die van geen nacht-asyl wil- glansd, toen hij de inhoud begon te ond<
len weten en met hautaine minachting scheiden.
voor politiepatrouilles trouw blijven aan Het waren zoveel goede gaven, het al
hun vierkante meter op de beneden-kade, er alles zo verrukkelijk uit. Deze dinge
Vanavond, om de"
krankzinnige spanning te
breken, om iets te zeg
gen. om Denis weg te
krijgen, of waarom dan
ook, zei ik: Denis, breng het Kind naar
zijn bedje, het heeft 't koud". Denis stond
op. boog. haalde gereedschap en een don
kerbruine doek te voorschijn en spande een
bedekking voor het Kind. Ik had intussen
weg kunnen lopen, maar bleef toekijken hoe
Dems mijn dwaze opdracht zou uitvoeren.
Het effect was schrikwekkend! Nu ik het
Kind niet meer ontwaarde, leek zijn moe
der een vijandige godin, koud, zelfgenoeg
zaam, dreigend. Denis ging weer zitten en
we beëindigden de partij. Ik had verloren.
Langzaam wreef hij zijn dorre handen en
de hoeken van zijn dunne mond spitsten
zich. bijna onmerkbaar. Ik vervolg deze
brief op mijn slaapkamer, diep in de nacht
Denis scharrelt nog rond, nu en dan hoor
ik hem. Ik ben in zijn macht en vraag
me af. hoe lang ik nog de schijn van meer
derheid zal kunnen ophouden. Hij heeft nu
zijn intrek genomen in de kamer achter de
mijne en we zijn slechts door een houten
wand gescheiden. Soms verbeeld ik me zijn
adem in mijn gezicht te voelen. Waarom
schrijf je me niet, mijn lieve, aangeno
men moeder? Waarom reis je in Italië, zo
dat ik je niet bereiken kan? Ik durf niet
meer naar bed; «in mijn kamerjapon blijf
ik zitten huiveren tot de morgen.
Dit moét op een cata-' 1
strofe uitlopen: de toe- ;-|fi
stand wordt onhoudbaar
Hij komt 's nachts op
mijn kamer. Gisteren
nacht werd ik wakker en raakte met mijn
tastende hand zijn gezicht aan. Meteen
was hij verdwenen. Ik kan niet meer gere
geld denken. Zal ik hulp van de abbé inroe
pen, of van de notaris, of van de houthan
delaar? Ach. tegenover Denis kan ik ma
vernederen, maar tegenover deze lieden.
nee. Tenslotte ben ik graaf de Vivès. Ten
slotte! ..Het is wél ver met me gekomen.
Ik sta voor het raam en zie de maan boven
het winterse bos uitrijzen. Als hij hoger
klimt worden de bomen één compacte,
zwarte massa, onherkenbaar. Een bevro
ren wereld, een landschap als op de maan.
waar ze zelf een schuttinkje optrekken of
stenen opstapelen om zich een eigen do
mein te suggereren. Het domein van de
paria der wereldstad...
De oude man bleek Louis te heten, de
vrouw haif liggend op de vuile zakken werd
door niemand bij haar voornaam aange
sproken. Dat was ook van minder belang.
^tropl1
en voor
3Cerót
Schrijf nu een zeven
en teken een vis.
Weet dat de Godd'lijke som hiervon is:
Ons leven.
En teken een ster
In een rond van goud.
Dit is het teken van ons eeuwig behoud:
Ons leven.
En teken een harr
doorwond van een zwaard.
Maria heeft ons Gods Zoon gebaard:
Ons leven.
En kras dan een kruis
door een dubbele kroon.
Dot is he<t beeld van de Goddlijke Zoon:
Ons leven.
Ontsteek don een kaars
want het Kind breekt de nacht.
Zijn komst heelt vol en opstanding gebracht
voor velen.
En schrijf don 'm eerbied
de volgende namen:
Wonderlijk, Rood, Sterke God,
Vader der eeuwigheid, Vredevorst.
Amen.
Herm. Steggerda.
Kerstfeest 1954.
blikjes vlees en wijn en vruchten kregjl
ze letterlijk nooit, de arme paria's!
Louis zei met van aandoening trilleijfj
stem, dat ze nu gingen delen en dat in
deze avond geen enkel woord van wrokjE
verbittering mocht vallen.
De ziekelijke vrouw belastte zich
de glorieuze uitstalling en een ogenblik ij
ter vroeg de Hollander verlof om voorll|
mogen gaan in gebed, nu de Here zo dg
dclijk zijn zorg voor de „clochards"
monstreerde.
En ze baden. Ze sloten allen voor
wijle de ogen in het vaste geloof' dat
thans dok behoorden tot de mensen
goeden wille.
Het was voor de reporter wel een
merkwaardige Kerstavond Hij dronk
de vier anderen uit dezelfde wijnfles,
kraakte de noten tussen zijn harde joi
handpalmen en hij bood zijn goede si
retten aan Louis, aan de intellectueel
aan Riri. Maar de laatste schudde
neen, hij kreeg daarom een extra hap
het blikje paté, want men scheen in f
paria-milieu veel met de onnozele op
hebben.
OISS EIGE1S WERELDJE
Ach ja, zei de man van de Balljl
wij hebben zo ons eigen wereldje. AJjl
met hebt hetgeen je graag zou willen 1'
zitten, dan is het de kunst om tevredei
zijn met wat je hebt. De gulden vrij!
is daarvan wel een der voornaamste i
gen. Einstein heeft gezegd dat alles bet}
kelijk is. Misschien hebt u. monsieur,!
zelfs moeilijker dan wij. Of... is het j
andersom? Wie zal het zeggen? Maar fl
neer wij het zó opvatten, met tevrei
heid en in de ware christelijke geest
huist ook in het paupershart de vrede v-
het Kerstkind.
Het was om die laatste woorden vaiX
exotische intellectueel, veel meer dan "*1
de goede gaven van de makkers van A
Pierre, dat op deze nieuwe 24e Decent-'
de Hollandse journalist de Pont Neuf vjBÉ
had opgezocht en er met een soort d; f:
baarheid zijn vervuilde, doch diep me Bg
lijke vrienden had hervonden.
Zie, monsieur, zei de asthmatii
vrouw, die ditmaal rechtop zat bij het ki M
perende vuur, de Notre Dame staal
de schijnwerpers. Is ze niet een hee
symbool?
Zij had de woorden nog niet uitgeé
ken, of daar begonnen de zware klol
te luiden.
„Vrede aan de mensen van goeden wil
Ik houd van dit gebeier, zei de oi
zele en hij vouwde devoot zijn handen