Heer en Knecht Vrienden onder de Logen van Pont Neuf DE KERSTBIJLAITR 1954 Pagina 2 DE LAKEI DENIS WERKTE OP DE ZENUWEN VAN DE EDELMAN GRAAF DE \TVÈS. STEEDS KLEMMENDER WERD DIE GROTE VRAAG IN ZIJN GEDACHTEN: HOE BLIJF IK HEM MEESTER t HET KIND MAAKTE HEM DUIDELIJK, DAT ER VERSCHIL WAS TUSSEN Een novelle door C. Rijnsdorp leve ^ÏTlarkiez in. Zo juist ben ik van' een lange middagwan deling door de herfsti-, ge bossen weer thuis gekomen. U had mep*® moeten zien: het hemd aan de hals open, een knoestige stok in de hand, blootshoofds, vrijwel a la Jean-Jacques. Er staan nog kisten onuitgepakt, maar het weer was zó mooi en zacht, dat ik er uit ben gelopen.. Ik zie uw lieve grijze wenkbrauwen omhooggaan. Nee, mijn beste vriendin, dat uitpakken laat ik niet aan de domestique over. Hij hoort bij het huis, maar het is een slungel. Hoewel ik moet erkennen, dat hij vlug en handig een vuurtje kan aanleggen. Ik strek mijn moede benen er welbehaaglijk naar uit. De trek heeft mijn zintuigen gescherpt: ik ruik het vlees in de keuken. Ik heb Denis gezegd, dat hij hier moet dekken: de eetzaal is nog koud en rommelig. Het is intussen donker geworden. De klok in de kapel slaat zes uur. Ziehier de eerste dag na jaren, dat ik wat wel behagen gevoel. Dat dank ik aan uw bemiddeling, mijn moederlijke vrien din. Ik kus u eerbiedig de handen. Schrijf me spoedig hoe gij u bevindt. Ach wat' Worden de i als ze dicht bij de natuur le- - wtot Ik werxeker u, vriendin, dat ze een ver-»- velend gezelschap vormen: deze oude ab- bé, eerlijk maar verzuurd, mijnheer de no taris, plechtstatig en belachelijk, een gro ve houthandelaar, die bijna niet kan bui gen door Zijn dikke buik. U moet weten: de inboedel van wijlen de burgemeester is geveild. Uit verveling heb ik de vendu bij gewoond. En dat na een nacht... doch nee, we hebben immers afgesproken, dat het verleden afgesloten moet blijven! Maar, weet u. het is ermee als met een kist, die te volgepakt is. Het deksel schiet om hoog en er valt van alles op de grond. Ik had de hele nacht werk die oude verdrie telijkheden op te rapen, maar ik kon de kist niet dichtkrijgen. Met Denis heb ik een scène gehad (hij moet nodig een nieu we livrei hebben) en daarna vertelde hij mij zuurzoet van de verkoping. Voor mijn fatsoen heb ik een bod gedaan op een schilderij, en ik ben er aan blijven hangen. Een Madonna met het Kind. Italiaans werk. De vendumeester mompelde geloof ik iets van quattrocento. Achthonderd li- vres. Het is gesigneerd Fra Jacopo en men beweert, dat er zich een erkend meester achter verschuilt. Ofschoon de vendumees ter een Parijzenaar is, geloof ik hem. Maar hier is de bode al. Vlug af- strooien. Ik ku« het adres en proef het De rentmeester heeft m - - - me rekening en verant woording gedaan over de afgelopen maand. Ik heb hem uit uw naam voorlo- **- pig gedéchargeerd, maar hij reist naar u toe en ik geef deze brief aan hem mee. Als alle burgerlieden waren als deze man! Hij heeft iets van uw kalmte en mildheid. Denis moést het schilderij wel ophangen, want hij is lang. Het licht viel op zijn kale ellebogen. Het boordsel is al lang geen' goud meer. En dan die vaalwitte kousen om zijn magere benen! Iets krabbigs heeft hij. Waarom besteed ik zoveel aan dacht aan zo'n domestique? Hij moet óók maar in de kist. Maar nee, als ik bedenk, dat het deksel dan 's nachts omhoog- springt en dat hij op de grond terecht komt, naast mijn bed... Affreus. Ik heb hem willen wegjagen, die dag van de ven du. Wit van drift, wees ik hem met een trillende vinger de deur. Ik kon geen woord uitbrengen. Wat hij gedaan had? Niets, dat is het juiat. Hij werkt op mijn zenu wen. Hij keek mij lang aan, boog heel diep en ging langzaam achterwaarts de deur uit. Maar tegen het avondeten was hij weer terug. De impertinentie zit in zijn wezen, ook al blijft hij correct. Enfin, ik moet toch ook mannelijke hulp hebben. Van het vrouwelijk personeel merk ik ge lukkig niets. Het schilderij valt me met mee: de madonna is te zwaar en het Kind te schriel. Barbaarse kunst eigenlijk, en dan al dat goud. Lieve markiezin, mijn ze nuwen komen hier toch niet tot rust. Mis schien heb ik te veel politique geschriften gelezen. Mijn boekhandelaar stuurt ze mij. Schrijf me een lange, moederlijke brief, op diezelfde toon. die mij toen van een wanhoopsdaad heeft gered. Het zien van het handschrift alleen al zal me kalmeren. Alweer over die DenisWWM PTT Waarom zwijgt u over de- ze man in alle talen? Had ik de rentmeester moeten belasten met de bestel-* ling van een nieuwe livrei voor Dems? Ver beeld u wat me gisteren overkomen is. Het maal was gedaan, hij had afgenomen en bracht het licht met de wijn. Ik houd van uw oude meubilair, en uw antiek zilveren wijnatel heeft mijn hart gestolen. Graag zit ik op de bank, met mijn rug tegen de ta fel en de voeten naar het vuur. Toen hij de luchter en de kan had neergezet, en ik al met meer naar hem keek, zag ik hem even later op het andere eind van de bank zitten, gebogen en in gedachten, de handen en de lompe schoenen kouwelijk naar het houtvuur gestrekt. Ik was zo stom ver baasd over deze ongehoorde brutaliteit, dat ik. alweer! geen woord kon uitbrengen. Ik schonk me met een bevende hand een be ker wijn in en toen het deksel rinkelde, keek hij op en zag me aan. Ik werd koud van die blik en voelde op een of andere wanhopige manier, dat ik het pleit bij voor. baat al verloren had. Had hij in mijn vlug schriften zitten lezen? De haat scherpt het verstand van het vroeger zo domme volk Was dit de revolutie, waarover die mijn heer Siêyés van 't voorjaar die avond met" ons sprak? Ellendig temperament, dat me altijd verhindert het juiste woord te spre ken. als het nodig is! In mijn drift sprong ik op en greep naar mijn degen. Maar De- nis legde met een nadrukkelijke beweging zijn rechter been over het linker en sloot zijn armen kruiselings met een nijdige ruk tegen zijn borst, alsof hij zeggen wou: j'y suis, j'y reste. Ik moet niet goed bij zin nen zijn geweest. Of was ik laf? Het is hier eenzaam Ik bedacht, dat hij te laag stond om met de degen van een edelman kennis te maken. En bovendien, wat moest ik met een lijk beginnen? Of ontwapende mij zijn onverschillige moed? Want hij keek me niet eens aan Ik stak mijn degen weer in de schede en ging zitten, met mijn rug naar hem toe. Er lagen een paar boeken binnen mijn bereik en ik greep er een. Maar ik weet niet eens meer welk boek het was. Ik keek als het ware met mijn rug en al bladerend ving ik ieder geluid op. De kaars wierp onze vergrote schaduwen te gen de wand bij het vuur. De aureolen om de madonnafiguur en het Kind glansden zachtjes, maar de figuren waren levenloos in de zware schemer. Heer en knecht, op dezelfde bank. En het vreemdste komt nog. Ik ben. zo zittend, in slaap gevallen. Toen ik omstreeks middernacht wakker schrok, was de kaars uitgegaan. Het haardvuur gloeide nog na. Denis was verdwenen. Op mijn koude slaapkamer gekomen begon ik plotseling te klappertanden. (fragment uit een grotere" brief) ..Thuis hadden we ook 4 - een knecht Denis. Hij was gek op me en ik op hem. Terwijl ik dit schrijf krijg ik een vreemde gedachte: is dat zijn vader geweest? Mama was een wereldse vrouw; vader een stren ge Protestant van de oude stempel, die zijn ongelukkig huwelijk, erfenis van een paar dwaze jeugdjaren, probeerde te vergeten in het beheer van zijn landgoed en boerde rijen. En zijn gobelinweverij niet te verge ten! Denis sloop dan 's avonds naar mijn kamer en kwam bij mijn bed zitten. We maakten zachtjes pret, want vader mocht het in zijn werkkamer niet horen. Mijn De- nis was jong. nog geen twintig jaar, of schoon ik, zoals dat met kinderen gaat, van zijn leeftijd geen besef had. Kinderen zien het leeftijdsverschil geloof ik voor verschil van wezen en karakter aan. Hij vertelde eindeloze verhalen, grappige en ernstige Met opzet zei ik vaak. zonder aanleiding: Denis, Dems. alleen maar oni dan iets in zijn ogen te zien opglanzen. Zo beleefden wij onze ongelijke vriendschap. Soms keek hij treurig en zuchtte. Ja. uw Denis lijkt op hem, doch in het zure en schrale, in het oudbakkene, maar meteen in het drei gende. Ja, laat ik. graaf de Vivès, het maar ruiterlijk bekennen, althans tegen u en in vertrouwen: er is een probleem Denis. Op het ogenblik is het wapenstil stand tussen ons Hoewel ik weet dat u op reis bent, lieve, moeder- >.*-■- lijke markiezin, kan ik niet nalaten te blijven schrijven aan uw adres thuis. Ik weet niet wat er van me zou wor den. als ik dit niet deed. De gedachte, dat mijn brieven zich op uw toilettafeltje opsta pelen, doet me goed. Op deze wijze heb ik toch nog contact met u. Ja. het is ver met me gekomen. Bedrogen en verlaten door mijn vrouw niet alleen, maar sluw bestolen door de duistere lieden, die haar entoureerden en die onder mijn ogen met haar heulden, (hier is een stuk uit de brief geknipt). Ik heb Denis gezegd, dat hij het schilderij moet verhangen. Hij kijkt er al tijd even naar als hij binnenkomt en dat verveelt me. Het is of Maria steeds majes tueuzer, groter en zwaarder wordt en het Kind steeds onbetekenender, niet meer dan een kleine, magere, naakte scharminkel. Is dit mijn Hugenotenbloed, dat protes teert? Wat denkt Denis eigenlijk van het schilderij, wat ziet hij er in? Ik kan het hem niet vragen, maar ik zou het willen Nu houdt alles op. Aan' rijn boekenkast kan men nog gehecht zijn, maar wie voelt iets voor een la kei? Dat deze domestique avond aan avond bij mij aan het vuur zit. net zo lang tot ik in slaap val, hoe absurd het ook klinken moge, het is nu eenmaal zo. Ik heb het eens getolereerd en kan mij zelf daarin niet verloochenen, al houd ik hem bars de rug toegekeerd. Zo zijn we el ke avond bij elkaar: ik, mijn knecht, dè madonna en het Kind. Dat schilderij had ik overigens al lang weggedaan, als niet van tijd tot tijd de abbé mij bezocht om bij een pijp en een fles Bourgogne met me te rede twisten. Ik heb hem toegestaan, dat in de kapel wordt voortgegaan met mislezen; verder gaat mijn tolerantie niet. Omdat ik Diderot ken. en Lamettrie, Holbach en Vol taire, meent hij dat ik een vrijgeest ben Hij kijkt misprijzend naar die boeken. Uit hoogmoed houd ik vol, dat de mens een au tomaat is, en niet eens een goedlopende. Hij wijst mij op de heilloze invloed van die geschriften op het volk en profeteert de on dergang van Frankrijk. Ik ben te trots om te erkennen, dat ik met dat schilderij een verkeerde koop gedaan heb. Het vreemdste is, dat Denis, als er bezoek komt, zich al tijd de onderdanigheid en correctheid zelve betoont. Zijn impertinentie heeft duidelijke grenzen en dat is wat mij verhindert hem te doorsteken. Ik hoor uw zachte, wereld wijze lach. Het voorgaande heb ik snel even opgeschreven, maar ik ga nu verder met mijn beginregel. Sinds gisteren houdt alles op. 's Middags half vier stond hij ineens voor me in de grote zaal, met twee scherm degens. Zwijgend reikte hij mij eer» van de sabels toe en nam de andere in de rechter hand over. Er gloeide iets in zijn kleine ogen, dat ik er nog nooit in had gezien. Hij moet ongeveer even oud zijn als ik zelf, maar het leek of hij eerst nu geheel vol wassen was geworden, anders dan zijn va der, op wie hij toch blijft lijken. Ik dacht; ik drijf hem in een hoek en verneder hem, dan is de ban meteen gebroken. We voch ten zwijgend, dreven elkaar in de vier hoe ken van de zaal, tot we op een ogenblik hij gend neus aan neus stonden en we in el kanders ogen lazen, dat het voor die dag genoeg geweest was. Er is gisteren vroege sneeuw gevallen en van daag vriest het bij helde re lucht. Vanmorgen was Denis nergens te zien. In maanden voelde ik me niet zo opgelucht. Al glijdend en struikelend heb ik door het bos gewandeld. De zon leek wel de glim mende buik van een roodkoperen ketel. Ie dere ademhaling was een rein genot. Mijn stok kwam me goed te pas. want er is van een boerderij in de buurt een woeste waakhond losgebroken. Hij valt mensen zonder waarschuwing aan. Wie geen stok heeft moet maar proberen zijn huid te red den door de hond, met een bepaalde into natie in de stem, bij zijn naam te noemen. Dan bijt hij niet. zegt men. U raadt het ter stond of nooit: de hond heet Denis. Ik vind het niet alleen een zonderlinge toevallig heid. maar bovenal een belediging voor de heilige, om honden en lakeien naar hem te noemen. Als het beest me aanvalt en ik mijn stok niet gebruiken kan, zal ik zeggen: Denis, Denis, en daarbij denken aan mijn kinderjaren. De catasfrofe is geko- men. Ik kan u niet be schrijven in wat voor stemming ik deze brief aan u richt. Laat ik eerst vertellen onder wat voor omstandigheden ik schrijf. Het is Kerstmis en druilerig weer. De klokken van het dorp dringen vaag tot me door. Ik zit aan het raam, waar voor ik mijn tafel heb geschoven om zo veel mogelijk van het daglicht te profite ren. Want deze brief moet licht geschreven worden en van het licht getuigenis geven. Het kwam, onverwacht, zo. Dagen lang wilde Denis maar niet uit mijn gezicht ver dwijnen. Terwijl hij gisteren opdiende, sprong ik, tot het uiterste gebracht, van ta fel op. Om iets te doen, wat dan ook, rukte ik het doek weg, dat het Kind bedekt hield. Meteen had Denis zich op mij gestort. Ik besefte, dat dit bittere ernst was, een strijd op leven en dood. Ik vocht van mij af met de wanhoop in het hart. Stoelen vielen om, een schaal sloeg met een smak van tafel aan gruizels op de vloer. Nu en dan zag ik het kaarslicht in één oog of in beide ogen van mijn tegenstander schijnen en las er vernietigingswil in, demonische vastbera denheid, triumf. Een laatste keer schudde ik mij vrij, waarbij een kandelaar van. het buffet afstortte. Terwijl ik zijn nieuwe aan val verwachtte, keek ik, één ondeelbaar ogenblik, naar de schilderij. Het was een moment, zoals men dat maar éénmaal be leeft. Mijn jeugd, de lessen van mijn vader, gesprekken met de predikant, de Franse bijbel met de kopergravures, psalmen en gebeden uit de kerk van mijn geboortedorp, vervende Hollandse letterkundige had een ereplicht te vervullen. Hij het jaar te voren rond de Kerst- - - - uoscn Parijs geiveest en daar hadden het leek alles samengedrongen tot éen ge- -- ,in klaard besef. Het ging alles om het Kind, voe/en en,zlJn *P*"rnen hem naar de het Kind. En ik zag het Kind. Door het val- kaden langs de rivier geleid, de machtige len en uitdoven van die kaars bescheen het levende Seine die, als ze spreken kon, overgebleven licht nu het lagere gedeelte ^tof zou klinnen verschaffen voor vele, van de schilderij Over de moeder viel een r„m„„ zware schaduw. Het Kind scheen te leven vele verhalen Verhalen van zoete roman- en strekte zijn handjes naar me uit. Ik tiek maar ook en eigenlijk veel meer moet er. dat onderdeel van die seconde, geschiedenissen met een tragische in- naar gekeken hebben met een verwilderde blik. vol vertwijfeling en toch met verwach- ting, met een stomme smeekbede om hulp. En nu moest hij onherroepelijk weer Toen voelde ik kracht in mij opstaan, ik daar zijn want op Kerstavond had hij met 01-oon groep onbekenden een plechtige Ik blijf maar brieven' schrijven in het ongewis se. De wegen zijn onder gesneeuwd. De laatste post, die me heeft kunnen I bereiken, bracht alweer géén brief van u, alleen maar vlugschriftenen e$n rojnan: Paul en Virginie, wezens die'het 's winters in Noord-Frankrijk zeker niet zouden uit houden. De schrijver is een zekere Bernar- din de St. Pierre. Hij moet een bereisd man zijn. Ik maak me zorgen over uw gezond heid tijdens die moeizame terugreis uit Ita lië in de winter, lieve markiezin. Denis sliep tot voor kort bij zijn oude moeder in het molenaarshuis, maar sinds verleden week heeft hij het opkamertje bij de kapel betrokken. Nu ik vaak met hem scherm (waar is mijn fierheid gebleven? In iedere brief gaat het over Denis en ik schaam me er niet meer voor), weet ik hoe gespierd de kerel is onder zijn oude jas. We zijn maar net tegen elkaar opgewassen en na iedere ronde lees ik in zijn ogen, dat hij het gaat winnen Hij heeft ook een schaakspel in de bibliotheek gebracht en ik waag het niet het spel te ontwijken. Ik ben altijd een sterke schaker geweest, maar de ene ein deloze partij, die we elke avond voortzet ten. staat op remise Hij koos zwart, voor ik tot wit kon besluiten. Als ik speel, kijk ik toch weer tegen dat schilderij van Fra Jacopo aan Ik vraag me af hoe de schil der werkelijk geheten heeft. De kaarsen staan toevallig zo, dat de moeder meer licht krijgt dan het Kind. Onder zijn be scheiden aureooltje Hjkt het geheel in de macht van de reuzin, op welker knieën het per gratie, en dat nog ongemakkelijk, zit ten mag. attaqueerde mijn knecht en greep hem beet met een ijzeren greep. Met één ruk wierp ik hem van mij af, zodat hij in een hoek tegen de grond smakte Hij bleef lig gen. Maar toen ik naar mijn degen greep om hem te doorsteken, hield iets (of ie mand?) mij tegen. Ik boog mij over De- nis. Hij was niet bewusteloos. Hij sloeg zijn ogen naar me op. Andere ogen. De ogen van een knecht. En in de volkomen stilte, waarin ik alleen mijn hart hoorde, begon de klok van de kapel te lui den. eerst onzeker, dan regelmatig en krachtig. De koster moest gekomen zijn om de boeren uit de omtrek tot de nacht mis in de kapel op te roepen. Ik stak mijn hand uit naar Denis en hij richtte zich daaraan op. Een ogenblik stonden we, oog ,in oqg. Maar ik was niet bang meer. Hij had'zijn meestér gevonden, omdat ik mijn Meester weergevonden had. En boven ons het Kind. spraak gemaakt, nadat zij in veilig isole ment, weggedoken onder de bogen van de Pont Neuf op wel zeer vreemdsoortige wijze me.t elkander bevriend waren ge raakt. Het waren om te beginnen een man en een vrouw geweest, twee oude, verkommer de mensen die daar een soort verblijf had- adpm ^en met een stapel goenizakken, een gammele kinderwagen, een stuk of drie kratten, wat heterogene, aftandse gebruiks voorwerpen en een walmend houtvuurtje dat de man in leven hield door er geregeld een of ander vettig vod op te gooien. Er waren al heel gauw nog twee mannén bij gekomen, die zo dicht mogelijk schurkend bij het vuur kropen. De jongste had zo waar nog iets heerachtigs over zich, al wa- zijn kleren uitgesproken schunnig Clochard op de benedenkade. Maar de afwezige jongen luisterde de naam van Riri, de intellectueel richtt vaak het woord tot hem. Met een vrie lijk gebaar en een zachte oogopslag. Louis wees naar een kartonnen doos naast de vrouw op de grond stond en vro i! gingen zijn holle wangen schuil onder aa" de Hollandse jongeman die hij v en baard van minstens twee maanden, scheen te_tnogen lijden. een baard van minstens twee maanden. INTELLECTUEEL VAN DE BALKAN Hij bleek een intellectueel uit de Balkan- landen te zijn en was bijna vaderlijk be zorgd voor zijn kamèraad, een stil voor zich uitstarende, niet onknappe jongen met d« glitch d* geestelijk gST^lSSSSt de'T Het is zeker Kerstmis, monsieur, di ze dit zoëven hier zijn komen afgevei Weet u, dat doen ze tegenwoordig... eens van Abbé Pierre gehoord? Een nob mens. Die maakt geen onderscheid, dl deed Jezus ook niet. En met een warme gloed in zijn uitg doofde ogen voegde hij eraan toe: Blijft u hier, monsieur, ik zal het vul goed aanhouden. U zult geen kou lijde onvolwaardige. En zo kwam die Hollandse journalist op de avond van 24 December opnieuw naar de plek waar hij met deze mensen onder de armzaligste omstandigheden serieus bevriend was geraakt. Want, weet ge, hoe zich dat had toegedragen? Het is om nooit te vergeten. deel van het Kerstfeest met te vieren. Doe het, terwille van de vi die beloofd is aan de mensen van goedt wil. PARIA'S En hij begon met zijn oude, bevende hd Zij waren „clochards". Dat zijn van die den het deksel van de doos te lichten onverbeterlijke zwervers, zoals alleen Pa- zijn mooie kop werd van blijdschap ov( rijs ze kent, die van geen nacht-asyl wil- glansd, toen hij de inhoud begon te ond< len weten en met hautaine minachting scheiden. voor politiepatrouilles trouw blijven aan Het waren zoveel goede gaven, het al hun vierkante meter op de beneden-kade, er alles zo verrukkelijk uit. Deze dinge Vanavond, om de" krankzinnige spanning te breken, om iets te zeg gen. om Denis weg te krijgen, of waarom dan ook, zei ik: Denis, breng het Kind naar zijn bedje, het heeft 't koud". Denis stond op. boog. haalde gereedschap en een don kerbruine doek te voorschijn en spande een bedekking voor het Kind. Ik had intussen weg kunnen lopen, maar bleef toekijken hoe Dems mijn dwaze opdracht zou uitvoeren. Het effect was schrikwekkend! Nu ik het Kind niet meer ontwaarde, leek zijn moe der een vijandige godin, koud, zelfgenoeg zaam, dreigend. Denis ging weer zitten en we beëindigden de partij. Ik had verloren. Langzaam wreef hij zijn dorre handen en de hoeken van zijn dunne mond spitsten zich. bijna onmerkbaar. Ik vervolg deze brief op mijn slaapkamer, diep in de nacht Denis scharrelt nog rond, nu en dan hoor ik hem. Ik ben in zijn macht en vraag me af. hoe lang ik nog de schijn van meer derheid zal kunnen ophouden. Hij heeft nu zijn intrek genomen in de kamer achter de mijne en we zijn slechts door een houten wand gescheiden. Soms verbeeld ik me zijn adem in mijn gezicht te voelen. Waarom schrijf je me niet, mijn lieve, aangeno men moeder? Waarom reis je in Italië, zo dat ik je niet bereiken kan? Ik durf niet meer naar bed; «in mijn kamerjapon blijf ik zitten huiveren tot de morgen. Dit moét op een cata-' 1 strofe uitlopen: de toe- ;-|fi stand wordt onhoudbaar Hij komt 's nachts op mijn kamer. Gisteren nacht werd ik wakker en raakte met mijn tastende hand zijn gezicht aan. Meteen was hij verdwenen. Ik kan niet meer gere geld denken. Zal ik hulp van de abbé inroe pen, of van de notaris, of van de houthan delaar? Ach. tegenover Denis kan ik ma vernederen, maar tegenover deze lieden. nee. Tenslotte ben ik graaf de Vivès. Ten slotte! ..Het is wél ver met me gekomen. Ik sta voor het raam en zie de maan boven het winterse bos uitrijzen. Als hij hoger klimt worden de bomen één compacte, zwarte massa, onherkenbaar. Een bevro ren wereld, een landschap als op de maan. waar ze zelf een schuttinkje optrekken of stenen opstapelen om zich een eigen do mein te suggereren. Het domein van de paria der wereldstad... De oude man bleek Louis te heten, de vrouw haif liggend op de vuile zakken werd door niemand bij haar voornaam aange sproken. Dat was ook van minder belang. ^tropl1 en voor 3Cerót Schrijf nu een zeven en teken een vis. Weet dat de Godd'lijke som hiervon is: Ons leven. En teken een ster In een rond van goud. Dit is het teken van ons eeuwig behoud: Ons leven. En teken een harr doorwond van een zwaard. Maria heeft ons Gods Zoon gebaard: Ons leven. En kras dan een kruis door een dubbele kroon. Dot is he<t beeld van de Goddlijke Zoon: Ons leven. Ontsteek don een kaars want het Kind breekt de nacht. Zijn komst heelt vol en opstanding gebracht voor velen. En schrijf don 'm eerbied de volgende namen: Wonderlijk, Rood, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst. Amen. Herm. Steggerda. Kerstfeest 1954. blikjes vlees en wijn en vruchten kregjl ze letterlijk nooit, de arme paria's! Louis zei met van aandoening trilleijfj stem, dat ze nu gingen delen en dat in deze avond geen enkel woord van wrokjE verbittering mocht vallen. De ziekelijke vrouw belastte zich de glorieuze uitstalling en een ogenblik ij ter vroeg de Hollander verlof om voorll| mogen gaan in gebed, nu de Here zo dg dclijk zijn zorg voor de „clochards" monstreerde. En ze baden. Ze sloten allen voor wijle de ogen in het vaste geloof' dat thans dok behoorden tot de mensen goeden wille. Het was voor de reporter wel een merkwaardige Kerstavond Hij dronk de vier anderen uit dezelfde wijnfles, kraakte de noten tussen zijn harde joi handpalmen en hij bood zijn goede si retten aan Louis, aan de intellectueel aan Riri. Maar de laatste schudde neen, hij kreeg daarom een extra hap het blikje paté, want men scheen in f paria-milieu veel met de onnozele op hebben. OISS EIGE1S WERELDJE Ach ja, zei de man van de Balljl wij hebben zo ons eigen wereldje. AJjl met hebt hetgeen je graag zou willen 1' zitten, dan is het de kunst om tevredei zijn met wat je hebt. De gulden vrij! is daarvan wel een der voornaamste i gen. Einstein heeft gezegd dat alles bet} kelijk is. Misschien hebt u. monsieur,! zelfs moeilijker dan wij. Of... is het j andersom? Wie zal het zeggen? Maar fl neer wij het zó opvatten, met tevrei heid en in de ware christelijke geest huist ook in het paupershart de vrede v- het Kerstkind. Het was om die laatste woorden vaiX exotische intellectueel, veel meer dan "*1 de goede gaven van de makkers van A Pierre, dat op deze nieuwe 24e Decent-' de Hollandse journalist de Pont Neuf vjBÉ had opgezocht en er met een soort d; f: baarheid zijn vervuilde, doch diep me Bg lijke vrienden had hervonden. Zie, monsieur, zei de asthmatii vrouw, die ditmaal rechtop zat bij het ki M perende vuur, de Notre Dame staal de schijnwerpers. Is ze niet een hee symbool? Zij had de woorden nog niet uitgeé ken, of daar begonnen de zware klol te luiden. „Vrede aan de mensen van goeden wil Ik houd van dit gebeier, zei de oi zele en hij vouwde devoot zijn handen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 12