NIEUWE LEIDSCHE COUHANT JER IN HET NOORDEN, omspoeld door de zee, ligt een klein plekje grond", zo begint het lied, waarin de schoonheid van de grootste onzer vijf Waddeneilanden wordt bezongen. Ge woonlijk bezoekt men Texel het gelukkige eiland met z'n vogels en z'n schapen in het voorjaar. Of anders in de zomer. Dan staat het gehele eiland in het teken van de toerist. Maar diep in het najaar is het 18.355 ha. grote eiland met zijn 10.000 bewoners weer zichzelf geworden. Het najaar door te brengen op een van de Wadden eilanden. lokte ons aan. Weliswaar is een groot deel van de broedvogels, waar Texel zo beroemd om is geworden, naar milder oorden vertrokken, maar hiervoor zijn de grote vluchten trekvogels in de plaats gekomen. De tocht door de kop van Noord-Holland beloofde al veel goeds. De wei landen waren dicht bevolkt met grote vluchten kieviten, spreeuwen, leeuweriken, kramsvogels en koperwieken, meeuwen en soms ook goud pluvieren e.d. Na ruim drie kwartier varen uit Den Helder met de ..Dr. Wagemaker". bereikten we door een stormachtige zee het haventje van Oudeschild. Onderweg hadden we ons kun nen vermaken met een troepje steenlopers op de piereri van de haven van Den Helder. De oranje pootjes van deze miniatuur schol- ekstertjes waren duidelijk zicht baar. En op zee vertoonden zich j onder de zilver-, kok- en mantel meeuwen ook een enkele dwerg meeuw. Middelste zaagbekken, zwarte- en grote zeeëenden en zelfs een snel, zwaluwachtig storm- vogeltje dat laag over het water in de richting van zee verdween, maakten onze notities volledig- Intussen maak te de dag plaats voor de donkere avond. De pastel- kleurige tinten in lucht en water in de richting van het vasteland waren dan ook al verdwenen, toen we het gemoede lijke haventje van Oudeschild bin nenvoeren. Het "■was alsof men zich overal tegen de nacht keerde en tegen het slechte weer, dat te wachten stond kapitein van de „Dr. Wagemaker" al waarschuwde. Dat zag er dus niet zo erg gun- kunnen zien en regen en wind het hun moeilijk maken, dan vliegen zij als motten op het licht van de vuurtoren af. Dan worden de vogels totaal ver blind en blijven zij rondfladderen. Niet zelden moeten vele van hen dit met de dood bekopen. In De Cocksdorp gunden we ons dan ook nauwelijks tijd, de overbodige bagage te verzorgen en wat te eten. De tippel naar de Eyerlandse vuur toren die op de noordpunt van het eiland ligt, vergde ruim een uur. Aardedonker was het en de regen sltjeg ons striemend in het gezicht zodat het moeilijk was om vooruit te komen. De wind gierde door de tele foondraden langs de kant van de weg. Een felle jonge Jan van Gent. Nog diezelfde donkere avond haastten we ons-in storm en regen het gehele eiland over naar De Cocksdorp waar we onze tenten wil den opslaan. Onderweg wezen we elkaar de plekjes, waar in het voor jaar de kluten broeden en de pol letjes Engels gras bloeien. Totdat de duisternis ons belette nog wat te herkennen. Hier zouden we dus een paar dagen doorbrengen om wat van de machtige vogeltrek, die zich op het eiland zo duidelijk open baart, te kunnen zien. De aanwakkerende storm en regen gaven ons een goede kans, iets van de nachtelijke doortrek van de vogels waar te nemen. Immers als het zicht van de trekkende vogels zo slecht is geworden dat zij het land niet meer Een Steenloper. Een onheilspel lend sinister ge luid als bij een hoorspel. Bij het steed3 weer terug kerend licht van de vuurtoren kon den we onze weg vinden. Hoe dich ter wij de toren naderden, des te beter konden we de vogels door de lichtbundel zien schieten. Verscheidene nachten zijn we naar de Eierland- se vuurtoren ge gaan en het bleek dat de spreeu wen, koperwieken en veldleeuwe riken verreweg de meerderheid vormden van de vo gelsoorten die op het licht afkwamen. Een enkele keer konden bij het schijn sel van het licht ook een waterral of een of andere steltlopersoort herkend worden. De Nederlandse Vereni ging tot Bescherming van Vogels heeft het aantal slachtoffers, dat vroe ger aan de vuurturen ten offer viel tot een minimum weten te beperken. Kosten noch moeiten zijn hiervoor bespaard. Rondom de torens zijn rek ken aangebracht waarop de vogels kunnen rusten als zij door de licht bundels van grote afstand aangetrok ken en verblind worden. Vooral spreeuwen maken hiervan een dank baar gebruik. Er waren nachten dat we duizenden spreeuwen zagen, die daar een tijdje kwamen rusten. „Kortgeleden", vertelde de vuurto renwachter. „was het een ware invasie van vogels. Men kon in de huizen, vlak onder de vuurtoren, waar het personeel woont, niet slapen van het gekwetter. En zelfs 's morgens zaten rondom de vuurtoren duizenden vo gels. Zij waren de huizen binnenge drongen. Door-ramen en zelfs door de schoorstenen kwamen zij bij tiental len tegelijk naar binnen. Nu zal dat niet meer gebeuren, want er is gaas over de schoorstenen aangebracht en de ramen zal men nu wel dichthou den, want het was een ware smeer boel die zij achterlieten." In donkere nachten met veel wind worden dan de beschermingslam pen, welke aan de toren zijn aan gebracht, ontstoken. Een afdoende installatie ter bescherming van de trekkende vogels waarmee de Ver eniging tot Bescherming van Vo gels veel eer heeft ingelegd. Waren er vroeger nachten, dat er duizen den doortrekkende vogels omkwa men en met emmers vol 's mor gens opgeraapt werden, nu mag het er in de meest ongunstige ge vallen een tiental zijn maar daar mee is het dan ook afgelopen. Bij de ingang van de vuurtoren vinden we het volgende opschrift in gemetseld: ..Deze lichttoren opge richt 1863-1864 bij beschieting door Duitsers vernield April 1945 her bouwd 1948". Die beschieting vond plaats tijdens de opstand van de op Texel gelegerde Russen tegen de Duitsers. Er werd toen, zoals bekend, bloedig gevochten. Behalve de 28 treden om tegen het duintje op naar de vuurtoren te ko men, heeft men nog 153 treden te beklimmen om boven te komen. Eens was er een tijd, dat er nog een grote duinvallei voor de vuur toren lag. Dat kunnen wij ons nog wel herinneren. Deze duinvallei is nu totaal verdwenen en dicht on deraan de voet van de vuurtoren klotst het water, dat steeds meer van de duinen afknabbelt. De af slag die wij hier te zien krijgen, is indrukwekkend. Het zal wel niet lang meer duren, dat er een tijd komt dat men een nieuwe vuurtoren verder landinwaarts zal moeten plaatsen. Het bouwen van nieuwe huizen voor het vuurtoren- personeel vindt daarom ook geen doorgang, zodat men naar woon ruimte voor de gezinnen in het dorp moet zoeken. Nog voordat de zon boven de kim was verschenen, trokken we er weer op uit om bij het krieken van de dag de grote troepen trekkers langs de kust te zien gaan. Doordat er het gehele najaar een straffe zuidwester heeft gestaan, zijn er dit jaar wei nig vogels zee ingestoken naar En geland. De stuwing langs de kust bleek dan ook sterker dan gewoon- tnilder oorden is. Een wilde drang, die niet te remmen valt. In de polders, achter de duinen, hielden zich behalve grote troepen meeuwen, ook honderden scholek sters, wulpen, rosse grutto's, kie viten, spreeuwen en verschillende lij sterachtig en op. En het aantal vogels in de Eyerlandse polder was zeker groter dan tijdens de broed tijd. In de bosjes rondom de boer derijen hebben vinken, kepen, groenlingen, ringmussen en m> beschutting gevonden en zoéke\ naar voedsel. Het zijn dan ook de eerste bosjes die zij op l'ónd tegenkomen en daar maken zij gre tig gebruik van. In de eerste morgenuren is de trek het sterkst. Dan spoedt zich een onnoemlijk aantal vogels zuidelijker langs de kust. Geleidelijk aan wordt hun aantal in de loop van de morgen minder. Later op de dag zorgen we ervoor, bij vloed aan de waddenkust te zijn. Dan verzamelen zich de grote troe pen eenden en pluvieren op de vlucht- plaatsen als hun fourageerplaatsen onder water zijn gekomen. Duizenden kanoetstrandlopers ver plaatsen zich in grote woixen over het wad. Onder de kust liggen hon derden bergeenden en op de schor ren bewegen zich rosse grutto's, tureluurs, drieteenstrandlopers en ander klein goed. In het gras onderaan de dijk vin den we een nog levende roodkeel- duiker. Kennelijk een stookolie slachtoffer als hij vlak voor onze voeten het water weer invlucht. De volgende dag vonden we twee nog levende zeejeoeten die ons ook te vlug af waren. Een prachtige Jan van Gent, het vierde levende stookolieslachtoffer dat tegenkwamen, sneden we de pas naar het water af. Naar de vele donkere plekken in het verenkleed te oordelen moest het een jonge vogel in zijn tweede winterkleed zijn. De overgang van het sterk gevlekte jeugdkleed naar het uni form witte volwassen is zeer ge leidelijk. Elk jaar worden de vo gels witter en pas na 4 tot 5 jaar kan men zeggen dat het veren kleed volkomen is. Toen we vlak bij de vogel kwamen, liet hij een onheilspellend „orre-orre" horen. Een geluid dat we gewoonlijk al leen op de broedplaatsen kunnen horen. Nauwelijks was hij op de gevoelige plaat vastgelegd of de vogel, die ongeveer zo groot als een gans is, viel ons met sterke snavelhouwen aan. Bang voor modder- en stookoliespatten spron gen wij opzij, waardoor de vogel kans zag zich uit de voeten te ma ken naar het open water. De Jan van Gent is peen Neder landse broedvogel. De dichtstbijzijnde broedplaatsen bevinden zich in cn aan de Iersdhe zee. Soms worden van deze soort op rotseilanden en aan steile rotskusten zeer grote kolonies gevonden. Het ziin uitstekende vlie gers, die zich bij het bemachtigen van hun prooi van grote hoogte met halfgesloten vleugels, soms verticaal, in zee laten vallen en daarbij vaak geheel onder water verdwijnen. In het voor- en najaar verschijnen zij geregeld aan onze kust. Aan de noordpunt van het eiland, bij de vuurtoren waar we 's nachts de lichttorens van Vlieland, Terschelling van Huisduinen konden ont dekken, zwierf overdag een prachtige volwassen slechtvlxk. Mijn vriend Slijper, zelf valkenier, raakte in ex tase over de grote soepelheid waar- dit prachtige dier boven duinen- ■n zee rond joeg. Zijn vlucht is uiterst snel. De grote afmetingen, grijsblauwe bovenzijde, lange scherp toelopende vleugels, dwarsgestreeptc onderzijde en een duidelijke baard- streep en witte keel sluiten vergissing met andere roofvogels compleet uit Meestal wordt de prooi in de lucht bemachtigd. De overblijfselen van de prooi zijn karakteristiek, namelijk een afgekloven borstbeen met daaraan nog vast de beide vleugels van de prooi. In de winter komen zij ook in steden voor en dan huizen zij op kerktorens en maken vooral jacht op duiven. Vroeger had b.v. in Amster dam bijna elke toren in de winter maanden zijn eigen slechtvlak! Behalve tal van eendsoorten zoals pijlstaarten, slobeenden, brilduikers en vele middelste zaagbokken ontdek ten we voor de polder De Eendracht enkele eidereenden. Het zijn zeer plompe vogels, de wijfjes geheel bruin en de mannetjes met de half-zwarte, half-witte kop. de roomkleurige borst de bijna geheel witte bovendelen er zwarte onderdelen. De dikke hals er de lange driehoekige kop met de on merkbare overgang in de snavel rijn voor beide sexen kenmerkend. Het zijn echte zeevogels, wat schuw. Hun vlucht is loom en meestal laag over het water. Op Vlieland is het een veel voorkomende broedvogel. Andere wintergasten op de Wad den zijn de rotganzen. Enkele gra zende families konden we aan de kust ontdekken. Een kleine gans waarvan de gehele kop, hals, bo venborst en voorste gedeelte van de mantel dofzwart zijn. Het zwart van de zijhals wordt echter even bene den ae kop onderbroken door een onregelmatige smalle witte dwars- vlek. De staart maakt aan de bo venzijde door de lange witte dek- veren een zeer lichte indruk. De on derdelen zijn, behalve de buik en de onderstaartdekveren die wit zijn, van een leigrauwe kleur. De eerste rotganzen komen half September en blijven overwinteren op de Wadden. Van achter de dijk van de Een- drachtpolder waren we in de gele genheid deze grazende ganzen tot op minder dan schotafstand te na deren en te bekijken. Liggend te gen de dijk met onze hoofden er boven uit, konden we met de kijkers 't gehele wad overzien, zonder dat H JSV De strandleeuweriken zijn iets klei ner dan een veldleeuwerik. Vooral de kopjes van deze vogeltjes zijn zo karakteristiek. Het voorhoofd, boven- oogstreep, keel, zijkant van de hals en gedeeltelijk ook van de zijkop zijn bleekgeel. Het midden van de boven- kop is zwart. Enkele verlengde veer tjes vormen hier aan weerszijden een spits horentje. Als het ware een dui veltje onder de vogels! De rest van de bovenkop is donker geelbruin. De zwarte teugel gaat over in een zwarte vlek onder het oog. Tussen de gele keel en borst is een zwarte bef. Achterhals, mantel, schou derveren, rug, stuit cn bovenstaart- dekveren zijn bruin, dikwijls met een rossige gloed. De onderzijde is vuil wit. De Eyerlandse vuurtoren. we voor de vogels al te veel in het oog liepen. Af en toe kwam er eens een klein troepje steenlopers langs. Zij houden zich voornamelijk op bij de bazalten golfbrekers. Twee kleine vogelsoorten, die in ons land niet broeden, hadden onze bij zondere belangstelling. Dat waren de sneeuwgorzen en de strand- of berg- leeuweriken. Zij zoeken hun voedsel in troepjes tussen de weelderig groei ende onkruiden met de zaden waarvan zij zich voeden. De sneeuwgors heeft zulke prach tige pastelkleurige tinten. Van die echte Laplandse kleuren! Zij zijn on geveer zo groot als een geelgors. Bo venkop. oordekveren en achterhals zijn licht rossigbruin. Het voorhoofd is min of meer donker gevlekt. De rest van de kop, de hals en alle on derdelen zijn wit. Om de borst zien wij evenwel een smalle bruine bef. De zijkant van het lichaam is sabel- kleurig, de bovendelen, op een roest kleurige sabel ondergrond, zwart ge vlekt. De bruinzwarte staartpennen hebben lichte randen en de vleu gel is voorzien van een grote witte spiegel. Een dergelijk gekleurd vogel tje moet u zich eens voorstellen en dan afstekend tegen de dikke vette klei waartussen nog kleine plasjes van de regen zijn blijven liggen en waar de helder donkerblauwe lucht in weerkaatst. Wat een kleurencombi natie! En. zo trokken we enkele dagen kris kras over het prachtige eiland van de Eyerlandse duinen naar de polder De Eendracht, vandaar naar De Waal, De Slufter. De Den nen, De Mui, Westerduinen, enfin, te veel om de lezer allemaal op te noemen. We konden nog een zeer late troep kluten waarnemen, die wel eens kon proberen hier te gaan overwinteren. Een andere Het kerkje van De Cocksdorp. maal trokken oeverpiepers, rood- keelduikers of andere vogels de aandacht. Tijdens ons verblijf heeft de vogeltrek ons volledig in de ban gehouden. En toen we dan ook weer voor het laatst naar de typische schapenboeten en de zo den wallen rondom het land kon den kijken, bekroop het ons: het afscheid zou zwaarder vallen dan lurij ooit hadden vermoed. We had den het eiland en z'n bevolking I in die luttele dagen opnieuw leren livaarderen en liefhebben. Texel, het vogeleiland, is een ge lukkig eiland!! Jaap Taapken Wet vocjelparadijó

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 9