Ook In de advent iVVV T I m m -fc koRt v€Rh»Al van Annie s&nöeRS DE kerk stroomt leeg op de Zon dag vóór Kerstmis, de mensen haasten zich, 't wordt al donker op straat en er valt een onplezierige motregen, die het buiten-zijn niet aan lokkelijk maakt. Er is weinig aan dacht voor 't vermanende lied dat mijnheer Waaldijk, de organist, de gemeente nog nazendt. Ga niet alléén door 't leven, Dié last is u te zwaar. v Laat Eén u sterkte geven, ÏP1 Ga tot uw Middelaar1 't Is een vaste gewoonte, dat spe len van een geestelijk lied onder 't uitgaan van de kerk. Er wordt nau welijks meer op gelet Er zijn zoveel andere dingen, die bij 't verlaten van 't gebouw al dadelijk weer de op merkzaamheid vragen. Het leven is vol problemen, die je dikwijls in de op 't orgel hun een boodschap wil meegeven, een boodschap waar ze 't weer zes lange dagen mee kunnen doen wie van de Iroeders en zus ters verdiept zich daarin? Ze vinden dat ze al heel wat presteren door anderhalf uur geduldig te luisteren naar de zware geleerde preken van dominee, die nu niet bepaald de ga ve heeft om het Woord eenvoudig en duidelijk te bedienen. Soms vraagt mijnheer Waaldijk zich af of hij maar niet zal ophouden met dit soort evangelisatie. Of hij niet beter een muziekstuk kan spelen, dat zijn eigen behoefte aan kunst bevre digt. Er is immers toch niemand die luistert, wat maakt het dan uit? Maar telkens als 't Zondag is. kiest hij toch weer een lied dat de mensen kan aanspreken; dat ze wakker schud den, vermanen of troosten kan. 't Is toch altijd nog mogelijk dat hij er iemand mee helpt, al zal hijzelf dat misschien nooit gewaar worden! ALS de stilte rondom het bewijs geeft dat de laatste kerkgangers weggegaan zijn, verzorgt de organist het instrument en daalt langzaam de trap af. De koster, ijverig speurend naar ongerechtigheden als pepermun tjes en verloren kerkcenten, klampt hem aan, belust op een praatje .Slecht weer voor m'n rimmetiek, meneer! Op zo'n dag as vandaag kun je merken dat je geen twintig meer ben!" Mijnheer Waaldijk stemt het toe. ,,Ja, Spalk, we worden oud. De tijd staat niet stil!" •Even staan ze zwijgend bij elkaar Twee in de dienst der kerk vergrijs de mannen, die terugdenken aan de tijd toen ze jong waren en hun taak hier op zich namen. Dan begint de koster opnieuw. ,,'t Mot bar min zijn met Jansje Verlooi, heb meneer 't gehoord? Ze is weer hard achteruitgegaan sinds dat dominee vorige week in de och tenddienst voor d'r gebeden heb!" Jawel, mijnheer Waaldijk heeft het gehoord. Zijn vrouw kwam ermee thuis van de naaikrans, waar Jansjes moeder haar plaats al een hele tijd leeg heeft gelaten. ,,Ze worden daar wel zwaar be proefd!" zegt hij nadenkend, en met die gedachte blijft hij ook op weg naar huis bezig. Ja, 't gezin van Verlooi wordt wel héél zwaar beproefd. De man een jaar of acht geleden aan t.b.c. ge storven, een zoon de verkeerde weg l,P gegaan en midden in de wereld levend, een andere zoon door een ongeval in zijn werk invalide gewor den en dan Jansje! Als kind van twaalf jaar kwam ze te liggen, ver moedelijk met dezelfde kwaal als haar vader. Nu, op haar zestiende, ligt ze nog. Een sanatoriumkuur heeft niet geholpen, al léék het er eerst wel wat op. En de laatste maanden nemen hoar krachten zo schielijk af, dat moeder Verlooi, die zich lange tijd san een strohalm vastklemde, zich zelf nu niets meer wijsmaakt. LIDIA Waaldijk, klein beweeglijk dametje met zilvergrijze krullen om haar lief gezicht, wacht haar man met de late middagthec. Ze is wat grieperig en heeft doorom dc kerk verzuimd. Met Kerstmis hoopt ze ze weer mee te kunnen. „Wel, en hoe was de preek? Nogal goed?" informeert ze al gauw. „Och Ja, voor mensen aü wij ging 't behoorlijk. Je moest er goed bij blijven om de draad niet kwijt te ra ken, maar verder schikte het wel. Alleen de ongeletterde massa, wat zal die er weer aan gehad hebben? Dominee moest bedenken dat hij voor de eenvoudigen evengoed het Woord moet brengen als voor de ontwikkel den. Iedereen heeft nu eenmaal niet het voorrecht een meer dan gewone schoolopleiding genoten te hebben!" Lidia zwijgt Ze is het met haar man eens, zeker, maar dit" onder werp is al zo vaak besproken; ook met de dominee zelf, die maar vol houdt dat hij niet anders preken kan en dat de gemeente hem maar moet nemen zoals hij is. Lidia neemt haar man ongemerkt op, zoals hij in zijn stoel bij dc ka chel gedachteloos m zijn theekopje zit te roeren. Ze weet waar hij nu over tobt, ze kent hem immers door-, en-door. En zacht-vermanend vraagt ze opeens: .,Je gaat toch niet zwaarmoedig worden van die geleerde preken?" Hij kijkt haar aan, een milde glim lach verdrijft de wat zorgelijke trek om zijn mond. „Zwaarmoedig worden? Nee vrouw daar hoop ik door Gods genade voor bewaard te blijven Maar ik zou de mensen hier zo graag wat anders gun nen, meer op 't eenvoudige evangelie gericht. Ze hebben 't zo nodig, 't is zo'n onzekere tijd waar we in leven!" „Vertel het ze dan maar zo goed mogelijk in de muziek!" zegt ze be moedigend. ,,En begin dan nu maar met het mij nog eens te vertellen op ons eigen orgel. Mijn lievelings lied, van de Rots der eeuwen!" DE Kerstdagen zijn voor de orga nist en zijn vrouw vol roezige drukte. Twee dochters zijn met hun gezinnen overgekomen, om bij vader en moeder de laatste week van 't jaar door te brengen Dat kan, nu de oude mensen, na zes jaar lang inwoning te hebben gehad, eindelijk het hele huis weer zelf gebruiken „Die kleine man daar op 't orgel uiil een boodschap meegeven kunnen. De aanwezigheid van de klein kinderen geeft vrolijkheid genoeg en de grootouders genieten ook wel van de afleiding, maar ze zijn er toch heel zeker van dat ze straks nog meer van de weldadige stilte zullen genie ten. Als je 't samen zo rustig ge woon bent, dan valt zo'n plotselinge invasie niet meer mee. Wanneer op de avond van de eer ste Kerstdag het grut in bed ligt op de twee oudsten na, die nog op een vertelling wachten, wordt er opeens gebeld. Lidia gaat naar de voordeur en ziet, als ze opengedaan heeft, een vrouw op de stoep staan, in wie ze tot haar grote verbazing de weduwe Verlooi herkent. Het mensje ziet die verbazing direct, ze is kennelijk met 't geval verlegen en trekt zenuwach tig aan de kraag van haar mantel. „Dag juffrouw! Ja, 't is wel wat astrant zo op Kerstavond, maar ik wou menéér wel even hebben as 't kan!" Mevrouw Waaldijk is er wel aan gewend om door de dorpsmensen met „juffrouw" te worden betiteld Men slaat hier de vrouw van een gepen- sionneerde belasting-ambtenaar nog net iets te laag aan om haar de naam fWWWWIJWWMMWWWWWilWWMWWWWWWJ God heeft Zijn wonder voorbereid, richtte de geest van Zijn profeten, zodat de sterveling kan weten in 's werelds waan Zijn werk'lijkheid. 5 i Weef, dat Hij ook uw schreden richt, de weg naar 't wonder doet betreden en geeft voor een vergeefs verleden het heden van Zijn levend licht. ANTHONIE STOLK 3 2 van „mevrouw" waard te keuren. Ze toont ook geen verwondering over de toch wel heel vreemde boodschap. „Kom er dan maar in, als je m'n man wilt spreken!" nodigt ze vrien delijk uit. De vrouw schudt het hoofd. „U heb logees, hebben ze me ver teld!" „Enkel de kinderen maar!" wil Li dia antwoorden, maar ze bedenkt zich. „Goed", zegt ze, „als je 't liever hier afdoet, wacht dan maar even!" Opgelucht ziet vrouw Verlooi haar in de huiskamer verdwijnen. Och, voor de juffrouw had 't haar niet kunnen schelen. Die is haar als pre sidente van de naaikrans genoeg ver trouwd en mag best weten wat ze te zeggen heeft. Maar die dochters, die natuurlijk echte stadsdames zijn geworden, en die vreemde heren waar ze mee getrouwd zijn... Nee, daar heeft ze 't niet op! Dan verschijnt mijnheer Waaldijk zelf in de gang. Hij is óók verwon derd over het onverwachte bezoek, maar hij heeft net als zijn vrouw tact genoeg om dat tegenover de weduwe niet te laten merken. Hij geeft haar rustig de hand en infor meert oprecht-belangstellenid naar de toestand van haar dochter. En dqn komt ze meteen los. ,,'t Gaat slecht meneer, heel slecht De dokter denkt dat het op r*'n hoogst nog een week of drie duren kan... Voor d'rzelf is 't wel veei beter, ze had 't zo zwaar de laatste tijd en daarom kan ik het nou ook wel over geven!" Toch haalt ze bij die laatste woor den even een zakdoek over haar ogen Je blijft toch moeder, waar of niet? „Maar laat ik het niet te lang ma ken!" vervolgt ze daarna. „Ziet u, onze Jansje heb ziekentillefoon, maar an de preken van domenee heb ze nooit veel gehad. Ikzelf trouwens ook niet, 't gaat allemaal zo hoog boven je hoofd. De man bedoelt het natuur lijk wel goed en ik zal 't ook wel laten om d'r over te mopperen, al was 't alleen maar omdat-ie het kind (Vervolg van pag. I) De stearine is niet, zoals dc was. een direct natuurproduct, maar zij heeft dezelfde eigen schappen als de was: smelt en brandbaar op een zodanige wijze, dat ze in de kaarsenpro ductie bruikbaar is. Ze geeft kaarsen van een diepe witheid, die zuiver branden, gegaran deerd zonder druipen en slap- worden. Gouda is meer grootbedrijf. Daarom heeft men het proces van het begin af aangevat en maakt ook zelf de pitten, die dan ook voor andere fabrikan ten in binnen- en buitenland te koop zijn. Een gedeelte van de fabriek is dus een textielfa briek. een spinnerij, waar de spoelen lustig draaien, om uit de katoenen draden de platte of vierkante pitten te vlechten, nadat tevoren reeds bundels gemaakt zijn van 4 tot 43 dra- Die pit is nu eenmaal het be langrijkste punt in de kaars. Ze mag niet krullen, moet ge heel verteren, mag niet wal men en wat al niet meer. Bo vendien moet bij elk type kaars de geëigende pit ge- gebruikt worden. Zo is er een veelheid van aoorten, waarvan men op de duur in Gouda het geheim heeft leren vinden. De bereiding van de kaarsen geschiedt hier voornamelijk lkngs de mechanische weg, die we ook al in Zwolle hadden le ren kennen. Alleen in veel gro tere omvang, want hier staan rijen machines. En ook meer Hce de kaars gemaakt wordt Sevaricerd. Want men heefti druksysteem. waarbij de kaar- ier niet alleen het optrek- sen van onder af naar boven systeem, waarbij de kaarsen geduwd worden. Dit geeft vee! P* stearine uiordt „koud geroerd". ïj? kaars heeft een roukver- drijvende werking. Z.3.S men weet. In een kamer voi tabaksrook „trekt" zij de ronk tot zich en verteert dc ver brandingsresten, die zich in de lucht bevinden. Dat heeft men in Gouda nog vervolmaakt, door de vervaardiging van een chlorophyl-kaars, groen als het bladgroen, dat er o.m. In ver werkt Is. Die kaars voegt bo vendien aan de lucht neg zui verende bestanddelen toe Maar bij dit alles is ook in Gouda dc reine, rechte wife kaars het hoofdproduct op kaarsengebied gebleven. Dat is in ons besef ook al tijd nog de echte kaars, met haar diepe symboliek, zo in vorm als in functie. Dc kaars 1 s een symbool. Hoe de techniek ook voort schrijdt en hoe heldere techni sche lichtbronnen zij ons geven zal. de kaars zal toch altijd haar plaats behouden. Zelfs ook als plaatsvervan ger. Want het gebeurde nog pas op de kaarsenfabriek in Gouda en het kan in elk Toen prijkten alle bureaus in de vallende avond met een kaars. En merkwaardig, zei iemand oni: bet was, of er in eens een andere stemming heerste. Veel minder koud, veel minder vijandig, veel in tiemer.,,. detailleerde cijfers roet enige voorzich tigheid m*-"-4 beschouwen en hanteren. refC'dt mC* 031116 VOOr ^6 Provinc^e Mannen Vrouwen Totaal Aangezien men slechts zelden cijfers van dit soort onder ogen krijgt hebben wij het C.B.S. de vraag gesteld of deze gegevens nog nader onderverdeeld kunnen worden en zo ja, hoe. Als ge volg van deze vraag werden len opnemen. Alvorens wij dit doen, moeten wjj een enkele opmerking over de tech niek van het steekproefonderzoek ma ken en over de waarde welke men aan de uitkomsten van zulk een on derzoek kan hechten. Onder een steekproefonderzoek ver staat men een telling, waarbij niet de gehele groep (Lc. de bevolking) In het onderzoek wordt betrokkpn, doch •slechts een uiterst klein deel daarvan. Dit kleine gedeelte is echter met zeer veel zorg uitgekozen, waarbij men zeer in het bijzonder die kenmerken in het oog vat, volgens welke men het materiaal wil gaan uitsplitsen. Indien men aldus le werk gaat. is het moge- s nu, aai «ij voor «ix afwijking naar boven nïTan Correspondentie en oplossingen aan de heer H. J. J. Slavekoorde, Goudreinelsiraal 125, Den Haag. Steekproef naar schaken en dammen In April van dit jaar heeft het Cen traal Bureau voor de Statistiek een bijzonder interessante publicatie het licht doen zien. getiteld „Radio en vrije-tijdsbesteding". De hoofdschotel van dit boek, nl. het onderzoek door middel van een steekproef naar de luistergewoonten in ons land, valt he laas buiten het kader van deze rubriek. De dagbladen en tijdschriften hebben er overigens destijds zeer veel ruimte en aandacht aan besteed. In deze rubriek willen wij echter enige aandacht besteden aan een ne venaspect van het zo juist genoemde onderzoek, nl. dat van de vrije-tijds besteding, en daarvan nog in het bij zonder ae cijfers welke op de beoefe ning van schaken en dammen betrek king hebben. In de vermelde publicatie worden nl. voor het gehele land enkele cijfers genoemd, waaruit blijkt welk percen tage der bevolking zijn vrije tijd o.m. vult met schaken en dammen. Deze percentages zijn de volgende: Wii beschikken nu allereerst over een uitsplitsing der hierboven gegeven cijfers naar leeftijdsgroepen. Hieronder volgen ze. Schaken 18—28 jr 29—39 jr 40—59 jr Dammen 18—28 jr 29—39 jr 40—59 jr Mannen Vrouwen Totaal 25% 21% 16% 51% 40% 31% 17% 26% 17% 15% 15% 12% 10% 29% 23% 13% Daarnevens is er dan een uitsplitsing naar beroepsgroepen, waarbij de vol gende groepen van beroepen gebruikt worden Categorie 1 Landarbeiders. Categorie 2 Arbeiders (zonder cat. 1) Categorie 3 Boeren (zonder cal 1 2) Schaken Dammen 18 36 3 18 11 27 Cat. 4 Categorie 4 Loontrekkende mid denstand Categorie 5 Risicodragende mid denstand Categorie 6 Hoger milieu Schaken Cat. 1 Cat. 2 Cat. 3 Cat. 5 Cat. 6 Dammen Cat. 1 Cat. 2 Cat. 3 Cat. 4 Cat. 5 Cat. 6 33% 16% 39% 38% 26% 40% 32% 35% 2% 20% 10% 24% 10% 17% 17% 20% 20% 15% 20% 28% 22% 30% 26% 25% van ons land verdeeld en in percen tages uitgerekend. Hoewel wij ook hierbij de beschikking hebben over af zonderlijke gegevens voor mannen, voor vrouwen, en voor vrouwen en mannen tezamen, geven wij er de voorkeur aan van dit materiaal slechts de totaal cijfers per provincie te publiceren, mede omdat wij dan het gevaar, dat men, ondanks onze waarschuwing, het ma teriaal een al te absolute betekenis toekent, binnen zo gering mogelijke grenzen houden. Hieronder volgen dan de cijfers. Schaken Dammen Groningen 10% 28% Friesland 7% 22% Drenthe 1% 17% Overijssel10% 28% Gelderland 7% 34% Utrecht 8% 23% Noordhólland 14% 26% Zuidholland 13% 25% Zeeland 14% 27% Noordbrabant 6% 26% Limburg 8% 26% Alvorens wij nu enkele opmerkingen over deze cijfers ten beste geven, willen wij eerst nog iets zeggen over de waar de van dit materiaal in zijn totaliteit. Men moet dan allereerst bedenken, dat deze gegevens tot stand zijn gekomen door aan de proefpersonen (dat zijn de berichtgevers voor het steekproefonder zoek) te vragen: Schaakt of domt U wel eens? Antwoordde de proefpersoon be vestigend, dan staat hy als schaker of dammer te boek. Men weet er dus niets van: hoe vóék zo iemand damt of schaakt, hoe goed of hoe slecht hij dit doet. of hij dit doet in georganiseerd verband (lidmaatschap van een dam- of schaakclub) dan wel in de huiseliike kring. In zoverre geven de cijfers dus geen uitsluitsel over de verbreiding van de kennis van schaken of dammen Er zijn immers heel wat mensen, die wel kunnen schaken of dammen, maar het nooit (meer) doen. Het cijfermateriaal heeft dus uitsluitend betrekking op men sen, die (wel eens) schaken of dammen, of niet (meer). Men houde ook deze fac toren goed in het oog, indien men met de gegeven cijfers wil gaan werken. In een volgend opstel hopen wij naar aanleiding van de thans gepubliceerde cijfers enkele opmerkingen te maken: zowel over het schaken zelf, als ook over de vergelijking welke men kan maken tussen de cijfers voor schaken en die voor dammen. (|):a!V6AAM WIJ DOOR B0RGE PRAMVIG lijk uit do uitkomsten der steekproe.f een redelijk representatief beeld voor de gehele groep (bevolking) op te bou- De vteekproeftechniek is in dc laat ste 10 jaar zeer ver gevorderd. Zo ver, dat tal van onderzoekingen, waarvan men in het verleden meende, dat zij slechts goede resultaten zouden kun nen opleveren indien de gehele groep (bevolking) er aan deel zou nemen, tegenwoordig als regel op steckproef- basis worden gehouden, terwijl men slechts eens in een vrij lange periode een alomvattend onderzoek instelt. In de Verenigde Staten van Noord-Ame- rika, waar men steeds bij allerlei on derzoekingen met enorme oppervlak- dat daar de steekproefonderzoekingen regel, de alomvattende onderzoekingen uitzondering zijn geworden. Intussen moet men wel in het oog houden, dat de uitkomsten van een steekproefonderzoek veel voorzichtiger gehanteerd moeten worden dan de re sultaten van een alomvattend onder roek. Het gevaar bestaat n.l., dat men, door de uitkomsten van het steekproef onderzoek te ver te gaan detailleren, groepjes krijgt welke zó klein zijn, dat de steekproef voor dat groepje niet meer representatief is, d.w.z. geen af spiegeling meer vormt van het kleine groepje oat in het geding is. De wiskundigen kunnen vrij nauw keurig aangeven, welke mate van be trouwbaarheid dc uitkomsten van een steekproefonderzoek bezitten. Deze De- trouwbaarheid is in het algemeen maxi maal, wanneer men de uitkomsten in haar totaliteit neemt, dus. zoals wij hierboven deden, voor de bevolking in totaal De betrouwbaarheid der uit komsten neemt af. naarmate men het materiaal verder gaat uitsplitsen. Eigen lijk is het woord „betrouwbaarheid" hier niet op zijn plaats, omdat het sug gereert. dat er met die uitkomsten iet* niet in de haak zou zijn. Dit it echter geenszins het geval. Het gebruiken van de term „minder betrouwbaar" voor steeds kleinere groepen, behelst echter een waarschuwing aan het adres van de onbevangen lezer van zulke gedetail leerde gegevens, dat men te maken heeft met groepjes, waarvoor de stcek- Eroef niet meer voldoende representatief i, zodat men de geboden cijfert meer moet zien als aanvaardbare gemiddel den waarvan afwijking zowel naar boven als beneden mogelijk it dan als exacte grootheden. De verdienste der wiskundigen it nu. dat cij voor elk getal de mate V' "*-J nuc uueressani aeze oescnouwing voor sommigen van U mogelijk ook is. wij willen haar in het kader van dit artikel niet verder vervolgen. Wii vol staan dus met er op te wijzen, dat men de hierooder nog te noemen meer ge- i *ris 'XH jf! \'yO Derde les 1. Misschien bezorgden de ellipsen (opening en bodem oloempoti van de vorige les U enige moeilijkheden. Daarom /.uilen wij dit „pro bleem" nog wat nader be kijken. Neem een carton- nen doos, een drinkglas en sen ronde blikken trommel. Plaats deze drie dingen als aangegeven in de schets en teken ze alsof elk voor werp alleen stond, dus vol ledig alle omtrekken. Dit met het oog op de ver houdingen en om te zien. hoe dicht de trommel bij de doos geplaatst kan wor den. (B 20 cm). 2. Wij bekijken, als ge woonlijk, de opstelling door de netlijst en tekenen de trommel in de vakken b-c-d met behulp van het net. Ook trekt u nu de ver ticale middellijn. Dc doos zal zeker geen onoverko melijke moeilijkheden ver oorzaken. Zij is immers vrij eenvoudig te bepalen met behulp van dc onmis bare netlijst. Teken dc doos echter voorlopig al leen met dunne lijnen. Wij gaan nu over tot het be palen \an hulppuntcn om een Juiste ellips te teke- 3. Met dc passer trekt U nu een halve cirkel I. zo als aangegeven in de scheU. Om de halve cirkel tekent U nu een rechthoek 111, waarvan de onderzijde ge lijk valt met de bovenkant van vak b. Vanuit de hoek punten van de/e recht hoek trekt U nu de srhui- wordt de halve cirkel door de diagonalen gesneden. U tekent nu de diagonalen in de vakken b en d. Nu voert U dc snijpunten II rechtstandig naar beneden en, zoals U ook in de acheta ziet aangegeven, ontstaan nu snijpunten in de vakken b en d. Voor elka ellips ----- - hulppuntcn De oplossingen Hieronder volgen de oplossingen der opgaven, gepubliceerd in onze rubriek van 4 December jl. Probleem van O. Wünborg: 1 Tdl! Partijstelling Feeney—Hearst: 1. Pxe5! Lxdl; 2. Lb5t c6; 3. dxc6 a6 (indien 3 Dc7 dan 4. cxb7t Kd8; 5. Pxf7 matt 4. c7r axb5; 5. cxd8Df TxdS; 6. Pxdl en zwart gaf het op omdat hij een paard achter staat. Partijstelling N.N.—N.N.: 1. bi; 2. Pdl Pxe4?; 3. Txe4 f5 en nu: 4. Txe6ü Lxf3; 5. Txe7t d5; 6. Txg7+ Kh8; 7. Tg6t Tf6, 8. Txf6 Kg8; 9. Txf3 en zwart gaf het op, want Tg3t is hem te machtig. De opgaven het einde van het jaar altijd wel I extra-tijd beschikbaar is, hebben wij gemeend er goed aan te doen U ditmaal eens enkele lastige kluifjes voor te zet ten. Het zijn: twee partijstellingen, één probleem en één eindspelstudie Van die twee partijstellingen zult U de eerste wel vinden, dachten wij zo. Maar de tweede is al heel wat lastiger! Het pro bleem zal U. naar wij hopen, niet af schrikken door het vereiste aantal zet ten (10); U zult aanstonds wel zien. dal het zetten-aantal bij zó weinig materia;.) niet afschrikwekkend kan zijn iter, min ste. wij hopen dat U er nóg zo over denkt, indien U de oplossing na een haif uur zoeken nog niet gevonden hcbtl). En de eindspelstudie? In de meeste lee.- boeken van bet eindspel vindt men wel soortgelijke voorbeelden, zoals bijv ook in dr. Euwe's 12-delige serie Het Einri- U moeten zoekei wij l opgaf. Wat speelde m* AA A AAA A A A O 23 AAA E SAS A A 1 K P* I Eindspelstudie Ofitl i il f g h Wit begint en wink

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 8