Ook In de
advent
iVVV
T
I
m
m
-fc koRt v€Rh»Al van Annie s&nöeRS
DE kerk stroomt leeg op de Zon
dag vóór Kerstmis, de mensen
haasten zich, 't wordt al donker op
straat en er valt een onplezierige
motregen, die het buiten-zijn niet aan
lokkelijk maakt. Er is weinig aan
dacht voor 't vermanende lied dat
mijnheer Waaldijk, de organist, de
gemeente nog nazendt.
Ga niet alléén door 't leven,
Dié last is u te zwaar. v
Laat Eén u sterkte geven, ÏP1
Ga tot uw Middelaar1
't Is een vaste gewoonte, dat spe
len van een geestelijk lied onder 't
uitgaan van de kerk. Er wordt nau
welijks meer op gelet Er zijn zoveel
andere dingen, die bij 't verlaten van
't gebouw al dadelijk weer de op
merkzaamheid vragen. Het leven is
vol problemen, die je dikwijls in de
op 't orgel hun een boodschap wil
meegeven, een boodschap waar ze
't weer zes lange dagen mee kunnen
doen wie van de Iroeders en zus
ters verdiept zich daarin? Ze vinden
dat ze al heel wat presteren door
anderhalf uur geduldig te luisteren
naar de zware geleerde preken van
dominee, die nu niet bepaald de ga
ve heeft om het Woord eenvoudig en
duidelijk te bedienen.
Soms vraagt mijnheer Waaldijk zich
af of hij maar niet zal ophouden met
dit soort evangelisatie. Of hij niet
beter een muziekstuk kan spelen, dat
zijn eigen behoefte aan kunst bevre
digt. Er is immers toch niemand die
luistert, wat maakt het dan uit? Maar
telkens als 't Zondag is. kiest hij
toch weer een lied dat de mensen
kan aanspreken; dat ze wakker schud
den, vermanen of troosten kan. 't Is
toch altijd nog mogelijk dat hij er
iemand mee helpt, al zal hijzelf dat
misschien nooit gewaar worden!
ALS de stilte rondom het bewijs
geeft dat de laatste kerkgangers
weggegaan zijn, verzorgt de organist
het instrument en daalt langzaam de
trap af. De koster, ijverig speurend
naar ongerechtigheden als pepermun
tjes en verloren kerkcenten, klampt
hem aan, belust op een praatje
.Slecht weer voor m'n rimmetiek,
meneer! Op zo'n dag as vandaag kun
je merken dat je geen twintig meer
ben!"
Mijnheer Waaldijk stemt het toe.
,,Ja, Spalk, we worden oud. De
tijd staat niet stil!"
•Even staan ze zwijgend bij elkaar
Twee in de dienst der kerk vergrijs
de mannen, die terugdenken aan de
tijd toen ze jong waren en hun taak
hier op zich namen. Dan begint de
koster opnieuw.
,,'t Mot bar min zijn met Jansje
Verlooi, heb meneer 't gehoord? Ze
is weer hard achteruitgegaan sinds
dat dominee vorige week in de och
tenddienst voor d'r gebeden heb!"
Jawel, mijnheer Waaldijk heeft het
gehoord. Zijn vrouw kwam ermee
thuis van de naaikrans, waar Jansjes
moeder haar plaats al een hele tijd
leeg heeft gelaten.
,,Ze worden daar wel zwaar be
proefd!" zegt hij nadenkend, en met
die gedachte blijft hij ook op weg
naar huis bezig.
Ja, 't gezin van Verlooi wordt wel
héél zwaar beproefd. De man een
jaar of acht geleden aan t.b.c. ge
storven, een zoon de verkeerde weg
l,P gegaan en midden in de wereld
levend, een andere zoon door een
ongeval in zijn werk invalide gewor
den en dan Jansje! Als kind van
twaalf jaar kwam ze te liggen, ver
moedelijk met dezelfde kwaal als haar
vader. Nu, op haar zestiende, ligt ze
nog. Een sanatoriumkuur heeft niet
geholpen, al léék het er eerst wel wat
op. En de laatste maanden nemen
hoar krachten zo schielijk af, dat
moeder Verlooi, die zich lange tijd
san een strohalm vastklemde, zich
zelf nu niets meer wijsmaakt.
LIDIA Waaldijk, klein beweeglijk
dametje met zilvergrijze krullen
om haar lief gezicht, wacht haar man
met de late middagthec. Ze is wat
grieperig en heeft doorom dc kerk
verzuimd. Met Kerstmis hoopt ze
ze weer mee te kunnen.
„Wel, en hoe was de preek? Nogal
goed?" informeert ze al gauw.
„Och Ja, voor mensen aü wij ging
't behoorlijk. Je moest er goed bij
blijven om de draad niet kwijt te ra
ken, maar verder schikte het wel.
Alleen de ongeletterde massa, wat
zal die er weer aan gehad hebben?
Dominee moest bedenken dat hij voor
de eenvoudigen evengoed het Woord
moet brengen als voor de ontwikkel
den. Iedereen heeft nu eenmaal niet
het voorrecht een meer dan gewone
schoolopleiding genoten te hebben!"
Lidia zwijgt Ze is het met haar
man eens, zeker, maar dit" onder
werp is al zo vaak besproken; ook
met de dominee zelf, die maar vol
houdt dat hij niet anders preken kan
en dat de gemeente hem maar moet
nemen zoals hij is.
Lidia neemt haar man ongemerkt
op, zoals hij in zijn stoel bij dc ka
chel gedachteloos m zijn theekopje
zit te roeren. Ze weet waar hij nu
over tobt, ze kent hem immers door-,
en-door. En zacht-vermanend vraagt
ze opeens:
.,Je gaat toch niet zwaarmoedig
worden van die geleerde preken?"
Hij kijkt haar aan, een milde glim
lach verdrijft de wat zorgelijke trek
om zijn mond.
„Zwaarmoedig worden? Nee vrouw
daar hoop ik door Gods genade voor
bewaard te blijven Maar ik zou de
mensen hier zo graag wat anders gun
nen, meer op 't eenvoudige evangelie
gericht. Ze hebben 't zo nodig, 't is
zo'n onzekere tijd waar we in leven!"
„Vertel het ze dan maar zo goed
mogelijk in de muziek!" zegt ze be
moedigend. ,,En begin dan nu maar
met het mij nog eens te vertellen
op ons eigen orgel. Mijn lievelings
lied, van de Rots der eeuwen!"
DE Kerstdagen zijn voor de orga
nist en zijn vrouw vol roezige
drukte. Twee dochters zijn met hun
gezinnen overgekomen, om bij vader
en moeder de laatste week van 't
jaar door te brengen Dat kan, nu
de oude mensen, na zes jaar lang
inwoning te hebben gehad, eindelijk
het hele huis weer zelf gebruiken
„Die kleine man daar op 't orgel uiil een boodschap meegeven
kunnen. De aanwezigheid van de klein
kinderen geeft vrolijkheid genoeg en
de grootouders genieten ook wel van
de afleiding, maar ze zijn er toch heel
zeker van dat ze straks nog meer
van de weldadige stilte zullen genie
ten. Als je 't samen zo rustig ge
woon bent, dan valt zo'n plotselinge
invasie niet meer mee.
Wanneer op de avond van de eer
ste Kerstdag het grut in bed ligt op
de twee oudsten na, die nog op een
vertelling wachten, wordt er opeens
gebeld. Lidia gaat naar de voordeur
en ziet, als ze opengedaan heeft, een
vrouw op de stoep staan, in wie ze
tot haar grote verbazing de weduwe
Verlooi herkent. Het mensje ziet die
verbazing direct, ze is kennelijk met
't geval verlegen en trekt zenuwach
tig aan de kraag van haar mantel.
„Dag juffrouw! Ja, 't is wel wat
astrant zo op Kerstavond, maar ik
wou menéér wel even hebben as 't
kan!"
Mevrouw Waaldijk is er wel aan
gewend om door de dorpsmensen met
„juffrouw" te worden betiteld Men
slaat hier de vrouw van een gepen-
sionneerde belasting-ambtenaar nog
net iets te laag aan om haar de naam
fWWWWIJWWMMWWWWWilWWMWWWWWWJ
God heeft Zijn wonder voorbereid,
richtte de geest van Zijn profeten,
zodat de sterveling kan weten
in 's werelds waan Zijn werk'lijkheid.
5 i
Weef, dat Hij ook uw schreden richt,
de weg naar 't wonder doet betreden
en geeft voor een vergeefs verleden
het heden van Zijn levend licht.
ANTHONIE STOLK
3 2
van „mevrouw" waard te keuren. Ze
toont ook geen verwondering over de
toch wel heel vreemde boodschap.
„Kom er dan maar in, als je m'n
man wilt spreken!" nodigt ze vrien
delijk uit.
De vrouw schudt het hoofd.
„U heb logees, hebben ze me ver
teld!"
„Enkel de kinderen maar!" wil Li
dia antwoorden, maar ze bedenkt
zich.
„Goed", zegt ze, „als je 't liever
hier afdoet, wacht dan maar even!"
Opgelucht ziet vrouw Verlooi haar
in de huiskamer verdwijnen. Och,
voor de juffrouw had 't haar niet
kunnen schelen. Die is haar als pre
sidente van de naaikrans genoeg ver
trouwd en mag best weten wat ze
te zeggen heeft. Maar die dochters,
die natuurlijk echte stadsdames zijn
geworden, en die vreemde heren
waar ze mee getrouwd zijn... Nee,
daar heeft ze 't niet op!
Dan verschijnt mijnheer Waaldijk
zelf in de gang. Hij is óók verwon
derd over het onverwachte bezoek,
maar hij heeft net als zijn vrouw
tact genoeg om dat tegenover de
weduwe niet te laten merken. Hij
geeft haar rustig de hand en infor
meert oprecht-belangstellenid naar de
toestand van haar dochter. En dqn
komt ze meteen los.
,,'t Gaat slecht meneer, heel slecht
De dokter denkt dat het op r*'n hoogst
nog een week of drie duren kan...
Voor d'rzelf is 't wel veei beter, ze
had 't zo zwaar de laatste tijd en
daarom kan ik het nou ook wel over
geven!"
Toch haalt ze bij die laatste woor
den even een zakdoek over haar
ogen Je blijft toch moeder, waar of
niet?
„Maar laat ik het niet te lang ma
ken!" vervolgt ze daarna. „Ziet u,
onze Jansje heb ziekentillefoon, maar
an de preken van domenee heb ze
nooit veel gehad. Ikzelf trouwens ook
niet, 't gaat allemaal zo hoog boven
je hoofd. De man bedoelt het natuur
lijk wel goed en ik zal 't ook wel
laten om d'r over te mopperen, al
was 't alleen maar omdat-ie het kind
(Vervolg van pag. I)
De stearine is niet, zoals dc
was. een direct natuurproduct,
maar zij heeft dezelfde eigen
schappen als de was: smelt
en brandbaar op een zodanige
wijze, dat ze in de kaarsenpro
ductie bruikbaar is. Ze geeft
kaarsen van een diepe witheid,
die zuiver branden, gegaran
deerd zonder druipen en slap-
worden.
Gouda is meer grootbedrijf.
Daarom heeft men het proces
van het begin af aangevat en
maakt ook zelf de pitten, die
dan ook voor andere fabrikan
ten in binnen- en buitenland te
koop zijn. Een gedeelte van de
fabriek is dus een textielfa
briek. een spinnerij, waar de
spoelen lustig draaien, om uit
de katoenen draden de platte
of vierkante pitten te vlechten,
nadat tevoren reeds bundels
gemaakt zijn van 4 tot 43 dra-
Die pit is nu eenmaal het be
langrijkste punt in de kaars.
Ze mag niet krullen, moet ge
heel verteren, mag niet wal
men en wat al niet meer. Bo
vendien moet bij elk type
kaars de geëigende pit ge-
gebruikt worden. Zo is er een
veelheid van aoorten, waarvan
men op de duur in Gouda het
geheim heeft leren vinden.
De bereiding van de kaarsen
geschiedt hier voornamelijk
lkngs de mechanische weg, die
we ook al in Zwolle hadden le
ren kennen. Alleen in veel gro
tere omvang, want hier staan
rijen machines. En ook meer
Hce de kaars gemaakt wordt
Sevaricerd. Want men heefti druksysteem. waarbij de kaar-
ier niet alleen het optrek- sen van onder af naar boven
systeem, waarbij de kaarsen geduwd worden. Dit geeft vee!
P* stearine uiordt „koud geroerd".
ïj? kaars heeft een roukver-
drijvende werking. Z.3.S
men weet. In een kamer voi
tabaksrook „trekt" zij de ronk
tot zich en verteert dc ver
brandingsresten, die zich in de
lucht bevinden. Dat heeft men
in Gouda nog vervolmaakt,
door de vervaardiging van een
chlorophyl-kaars, groen als het
bladgroen, dat er o.m. In ver
werkt Is. Die kaars voegt bo
vendien aan de lucht neg zui
verende bestanddelen toe
Maar bij dit alles is ook in
Gouda dc reine, rechte wife
kaars het hoofdproduct op
kaarsengebied gebleven.
Dat is in ons besef ook al
tijd nog de echte kaars, met
haar diepe symboliek, zo in
vorm als in functie.
Dc kaars 1 s een symbool.
Hoe de techniek ook voort
schrijdt en hoe heldere techni
sche lichtbronnen zij ons geven
zal. de kaars zal toch altijd
haar plaats behouden.
Zelfs ook als plaatsvervan
ger. Want het gebeurde nog
pas op de kaarsenfabriek in
Gouda en het kan in elk
Toen prijkten alle bureaus in
de vallende avond met een
kaars. En merkwaardig, zei
iemand oni: bet was, of er in
eens een andere stemming
heerste. Veel minder koud,
veel minder vijandig, veel in
tiemer.,,.
detailleerde cijfers roet enige voorzich
tigheid m*-"-4 beschouwen en hanteren.
refC'dt mC* 031116 VOOr ^6 Provinc^e
Mannen
Vrouwen
Totaal
Aangezien men slechts zelden cijfers
van dit soort onder ogen krijgt hebben
wij het C.B.S. de vraag gesteld of
deze gegevens nog nader onderverdeeld
kunnen worden en zo ja, hoe. Als ge
volg van deze vraag werden
len opnemen.
Alvorens wij dit doen, moeten wjj
een enkele opmerking over de tech
niek van het steekproefonderzoek ma
ken en over de waarde welke men
aan de uitkomsten van zulk een on
derzoek kan hechten.
Onder een steekproefonderzoek ver
staat men een telling, waarbij niet de
gehele groep (Lc. de bevolking) In het
onderzoek wordt betrokkpn, doch
•slechts een uiterst klein deel daarvan.
Dit kleine gedeelte is echter met zeer
veel zorg uitgekozen, waarbij men
zeer in het bijzonder die kenmerken
in het oog vat, volgens welke men het
materiaal wil gaan uitsplitsen. Indien
men aldus le werk gaat. is het moge-
s nu, aai «ij voor «ix
afwijking naar boven
nïTan
Correspondentie en oplossingen
aan de heer H. J. J. Slavekoorde,
Goudreinelsiraal 125, Den Haag.
Steekproef naar schaken
en dammen
In April van dit jaar heeft het Cen
traal Bureau voor de Statistiek een
bijzonder interessante publicatie het
licht doen zien. getiteld „Radio en
vrije-tijdsbesteding". De hoofdschotel
van dit boek, nl. het onderzoek door
middel van een steekproef naar de
luistergewoonten in ons land, valt he
laas buiten het kader van deze rubriek.
De dagbladen en tijdschriften hebben
er overigens destijds zeer veel ruimte
en aandacht aan besteed.
In deze rubriek willen wij echter
enige aandacht besteden aan een ne
venaspect van het zo juist genoemde
onderzoek, nl. dat van de vrije-tijds
besteding, en daarvan nog in het bij
zonder ae cijfers welke op de beoefe
ning van schaken en dammen betrek
king hebben.
In de vermelde publicatie worden nl.
voor het gehele land enkele cijfers
genoemd, waaruit blijkt welk percen
tage der bevolking zijn vrije tijd o.m.
vult met schaken en dammen. Deze
percentages zijn de volgende:
Wii beschikken nu allereerst over een
uitsplitsing der hierboven gegeven
cijfers naar leeftijdsgroepen. Hieronder
volgen ze.
Schaken
18—28 jr
29—39 jr
40—59 jr
Dammen
18—28 jr
29—39 jr
40—59 jr
Mannen Vrouwen Totaal
25%
21%
16%
51%
40%
31%
17%
26%
17%
15%
15%
12%
10%
29%
23%
13%
Daarnevens is er dan een uitsplitsing
naar beroepsgroepen, waarbij de vol
gende groepen van beroepen gebruikt
worden
Categorie 1 Landarbeiders.
Categorie 2 Arbeiders (zonder
cat. 1)
Categorie 3 Boeren (zonder cal
1
2)
Schaken Dammen
18 36
3 18
11 27 Cat. 4
Categorie 4 Loontrekkende mid
denstand
Categorie 5 Risicodragende mid
denstand
Categorie 6 Hoger milieu
Schaken
Cat. 1
Cat. 2
Cat. 3
Cat. 5
Cat. 6
Dammen
Cat. 1
Cat. 2
Cat. 3
Cat. 4
Cat. 5
Cat. 6
33%
16%
39%
38%
26%
40%
32%
35%
2%
20%
10%
24%
10%
17%
17%
20%
20%
15%
20%
28%
22%
30%
26%
25%
van ons land verdeeld en in percen
tages uitgerekend. Hoewel wij ook
hierbij de beschikking hebben over af
zonderlijke gegevens voor mannen, voor
vrouwen, en voor vrouwen en mannen
tezamen, geven wij er de voorkeur aan
van dit materiaal slechts de totaal
cijfers per provincie te publiceren, mede
omdat wij dan het gevaar, dat men,
ondanks onze waarschuwing, het ma
teriaal een al te absolute betekenis
toekent, binnen zo gering mogelijke
grenzen houden.
Hieronder volgen dan de cijfers.
Schaken Dammen
Groningen 10% 28%
Friesland 7% 22%
Drenthe 1% 17%
Overijssel10% 28%
Gelderland 7% 34%
Utrecht 8% 23%
Noordhólland 14% 26%
Zuidholland 13% 25%
Zeeland 14% 27%
Noordbrabant 6% 26%
Limburg 8% 26%
Alvorens wij nu enkele opmerkingen
over deze cijfers ten beste geven, willen
wij eerst nog iets zeggen over de waar
de van dit materiaal in zijn totaliteit.
Men moet dan allereerst bedenken, dat
deze gegevens tot stand zijn gekomen
door aan de proefpersonen (dat zijn de
berichtgevers voor het steekproefonder
zoek) te vragen: Schaakt of domt U wel
eens? Antwoordde de proefpersoon be
vestigend, dan staat hy als schaker of
dammer te boek. Men weet er dus niets
van: hoe vóék zo iemand damt of
schaakt, hoe goed of hoe slecht hij dit
doet. of hij dit doet in georganiseerd
verband (lidmaatschap van een dam- of
schaakclub) dan wel in de huiseliike
kring. In zoverre geven de cijfers dus
geen uitsluitsel over de verbreiding van
de kennis van schaken of dammen Er
zijn immers heel wat mensen, die wel
kunnen schaken of dammen, maar het
nooit (meer) doen. Het cijfermateriaal
heeft dus uitsluitend betrekking op men
sen, die (wel eens) schaken of dammen,
of niet (meer). Men houde ook deze fac
toren goed in het oog, indien men met
de gegeven cijfers wil gaan werken.
In een volgend opstel hopen wij naar
aanleiding van de thans gepubliceerde
cijfers enkele opmerkingen te maken:
zowel over het schaken zelf, als ook
over de vergelijking welke men kan
maken tussen de cijfers voor schaken en
die voor dammen.
(|):a!V6AAM WIJ
DOOR B0RGE PRAMVIG
lijk uit do uitkomsten der steekproe.f
een redelijk representatief beeld voor
de gehele groep (bevolking) op te bou-
De vteekproeftechniek is in dc laat
ste 10 jaar zeer ver gevorderd. Zo ver,
dat tal van onderzoekingen, waarvan
men in het verleden meende, dat zij
slechts goede resultaten zouden kun
nen opleveren indien de gehele groep
(bevolking) er aan deel zou nemen,
tegenwoordig als regel op steckproef-
basis worden gehouden, terwijl men
slechts eens in een vrij lange periode
een alomvattend onderzoek instelt. In
de Verenigde Staten van Noord-Ame-
rika, waar men steeds bij allerlei on
derzoekingen met enorme oppervlak-
dat daar de steekproefonderzoekingen
regel, de alomvattende onderzoekingen
uitzondering zijn geworden.
Intussen moet men wel in het oog
houden, dat de uitkomsten van een
steekproefonderzoek veel voorzichtiger
gehanteerd moeten worden dan de re
sultaten van een alomvattend onder
roek. Het gevaar bestaat n.l., dat men,
door de uitkomsten van het steekproef
onderzoek te ver te gaan detailleren,
groepjes krijgt welke zó klein zijn, dat
de steekproef voor dat groepje niet
meer representatief is, d.w.z. geen af
spiegeling meer vormt van het kleine
groepje oat in het geding is.
De wiskundigen kunnen vrij nauw
keurig aangeven, welke mate van be
trouwbaarheid dc uitkomsten van een
steekproefonderzoek bezitten. Deze De-
trouwbaarheid is in het algemeen maxi
maal, wanneer men de uitkomsten in
haar totaliteit neemt, dus. zoals wij
hierboven deden, voor de bevolking in
totaal De betrouwbaarheid der uit
komsten neemt af. naarmate men het
materiaal verder gaat uitsplitsen. Eigen
lijk is het woord „betrouwbaarheid"
hier niet op zijn plaats, omdat het sug
gereert. dat er met die uitkomsten iet*
niet in de haak zou zijn. Dit it echter
geenszins het geval. Het gebruiken van
de term „minder betrouwbaar" voor
steeds kleinere groepen, behelst echter
een waarschuwing aan het adres van de
onbevangen lezer van zulke gedetail
leerde gegevens, dat men te maken
heeft met groepjes, waarvoor de stcek-
Eroef niet meer voldoende representatief
i, zodat men de geboden cijfert meer
moet zien als aanvaardbare gemiddel
den waarvan afwijking zowel naar
boven als beneden mogelijk it dan
als exacte grootheden. De verdienste
der wiskundigen it nu. dat cij voor elk
getal de mate V' "*-J
nuc uueressani aeze oescnouwing
voor sommigen van U mogelijk ook is.
wij willen haar in het kader van dit
artikel niet verder vervolgen. Wii vol
staan dus met er op te wijzen, dat men
de hierooder nog te noemen meer ge-
i *ris 'XH
jf! \'yO
Derde les
1. Misschien bezorgden de
ellipsen (opening en bodem
oloempoti van de vorige les
U enige moeilijkheden.
Daarom /.uilen wij dit „pro
bleem" nog wat nader be
kijken. Neem een carton-
nen doos, een drinkglas en
sen ronde blikken trommel.
Plaats deze drie dingen
als aangegeven in de schets
en teken ze alsof elk voor
werp alleen stond, dus vol
ledig alle omtrekken. Dit
met het oog op de ver
houdingen en om te zien.
hoe dicht de trommel bij
de doos geplaatst kan wor
den. (B 20 cm).
2. Wij bekijken, als ge
woonlijk, de opstelling door
de netlijst en tekenen de
trommel in de vakken
b-c-d met behulp van het
net. Ook trekt u nu de ver
ticale middellijn. Dc doos
zal zeker geen onoverko
melijke moeilijkheden ver
oorzaken. Zij is immers
vrij eenvoudig te bepalen
met behulp van dc onmis
bare netlijst. Teken dc
doos echter voorlopig al
leen met dunne lijnen. Wij
gaan nu over tot het be
palen \an hulppuntcn om
een Juiste ellips te teke-
3. Met dc passer trekt U
nu een halve cirkel I. zo
als aangegeven in de scheU.
Om de halve cirkel tekent
U nu een rechthoek 111,
waarvan de onderzijde ge
lijk valt met de bovenkant
van vak b. Vanuit de hoek
punten van de/e recht
hoek trekt U nu de srhui-
wordt de halve cirkel door
de diagonalen gesneden. U
tekent nu de diagonalen in
de vakken b en d. Nu
voert U dc snijpunten II
rechtstandig naar beneden
en, zoals U ook in de
acheta ziet aangegeven,
ontstaan nu snijpunten in
de vakken b en d. Voor
elka ellips ----- -
hulppuntcn
De oplossingen
Hieronder volgen de oplossingen der
opgaven, gepubliceerd in onze rubriek
van 4 December jl.
Probleem van O. Wünborg: 1 Tdl!
Partijstelling Feeney—Hearst: 1. Pxe5!
Lxdl; 2. Lb5t c6; 3. dxc6 a6 (indien 3
Dc7 dan 4. cxb7t Kd8; 5. Pxf7 matt
4. c7r axb5; 5. cxd8Df TxdS; 6. Pxdl en
zwart gaf het op omdat hij een paard
achter staat.
Partijstelling N.N.—N.N.: 1. bi;
2. Pdl Pxe4?; 3. Txe4 f5 en nu: 4. Txe6ü
Lxf3; 5. Txe7t d5; 6. Txg7+ Kh8; 7. Tg6t
Tf6, 8. Txf6 Kg8; 9. Txf3 en zwart gaf
het op, want Tg3t is hem te machtig.
De opgaven
het einde van het jaar altijd wel I
extra-tijd beschikbaar is, hebben wij
gemeend er goed aan te doen U ditmaal
eens enkele lastige kluifjes voor te zet
ten. Het zijn: twee partijstellingen, één
probleem en één eindspelstudie Van
die twee partijstellingen zult U de eerste
wel vinden, dachten wij zo. Maar de
tweede is al heel wat lastiger! Het pro
bleem zal U. naar wij hopen, niet af
schrikken door het vereiste aantal zet
ten (10); U zult aanstonds wel zien. dal
het zetten-aantal bij zó weinig materia;.)
niet afschrikwekkend kan zijn iter, min
ste. wij hopen dat U er nóg zo over
denkt, indien U de oplossing na een haif
uur zoeken nog niet gevonden hcbtl). En
de eindspelstudie? In de meeste lee.-
boeken van bet eindspel vindt men wel
soortgelijke voorbeelden, zoals bijv ook
in dr. Euwe's 12-delige serie Het Einri-
U
moeten zoekei
wij
l opgaf. Wat speelde
m*
AA
A
AAA A
A A
O 23 AAA
E
SAS
A
A
1 K P*
I
Eindspelstudie
Ofitl i
il
f g h
Wit begint en wink