Cultureel venster Wilhelm Furtwangler De tien van Annie Schmidt LEZERS1 iPELGRIMAGE De vogels zyn my goed gezind Oecumenisch vraagstuk vraagt 0111 nieuw gesprek over „Kerk en kerken" NIEUWE LEIDSCHE COUBANT Posthume erkenning voor c^elriaan s^telzetee ir t Het gaat hier dus niet over een verzetsman. Ste- ketee stierf reeds in 1913 en het is juist de tragiek van zijn leven geweest, dat hij de kracht miste zich tegen onrecht te verzetten. Hoe gaarne had ik boven dit artikel geschreven: „Eer. herstel voor Steketee"! Ik doel hier op het hem in 1882 opgedrongen ontslag als docent aan de Theolo gische School te Kampen. Maar er zijn twee redenen, die mij weerhouden over deze zaak te schrijven. In de eerste plaats ligt dit ge val buiten mijn directe be oordeling en ten tweede be- aarij hoort een hernieuwde dis cussie daarover thuis e- in de Gereformeerde kerkelijke pers. Wat in dit dagblad Wèl op zijn plaats is en waartoe schrijver dezes zich wèl ge- ïeet roepen acht, is het anjtj bepleiten van een g*i postume, zij het zeer i late erkenning van de figuur Adriaan Steketee. .Als jongen van ongeveer twin- isttt tig jaar kocht ik op de markt aan de Goudsesingel te Rotte P - dam een boekje (blijkbaar ee clandestien verkocht recensie- exemplaar) ..Beschouwingen van kw een Christen-denker, uit de na- i Yl! gelaten geschriften van A. Ste- —154 ketee. oud-docent aan de Theol. School te Kampen, bijeenge- ls H bracht door A. en C. J. Goslinga". t0,H Het werkje, uitgegeven bij J. H. Kok te Kampen en het jaartal 1914 dragend, was voorzien /an 3" een inleidend woord vaji Prof. 7—Dr. H. Bavinck en een levens- l—a bericht van de schrijver door A Goslinga. Deze drs. Goslinga is -i dezelfde als de bekende hoogle raar in de geschiedenis aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, die in September j.l. zijn zeven tigste verjaardag vierde. Het ADRIAAN STEKETEE CORRESPONDENTIE Mevr. B. te H. U vindt het vers Afscheid van Jo Kalmijn - Spierenburg, afgedrukt in het Cultureel Venster van 4 Decem- i ber j.l. 'mooi. maar moeilijk' en U vraagt om een kleine toelich ting. Het komt mij voor. dat de dichteres vooral op het volstrek te van het afscheid uit het land i der levenden de nadruk heeft willen leggen. In de letterkunde komen we nog al eens uitlatin gen tegen van mensen, die de herinnering aan een geliefde do de bewaren en zó intens daar van vervuld zijn. dat ze soms juist door vage en verre dingen het levendigst aan de overlede ne herinnerd worden. Ze horen zijn (of haar) stem in wind en regen, roepen hem op in de blik van een mens, een kind of bloed verwant b.v.. ja zien de sterren hemel als een veld van ontmoe ting met het beeld van de afge storvene. Dc afscheidnemende uit het gedicht weet dit. kent dit, uit ervaring, maar kan die ge dachte om een of andere reden niet- verdragen. 'Houd mij niet vast', zegt degene die afscheid neemt, 'ook niet aan de verste en zwakste uitstraling van mijn we zen in het Uwe. hetzij door as sociatie. dichterlijke fantasie of herinnering. Zoek mij zelfs niet in schaduw of droom.' Met dit laatste is de uiterste grens van Ihet mogelijke bereikt, want de droom komt vanzelf, maar de dichteres, of degene die zij spre kende invoert, verbiefdt zelfs dat contact waarover men eigenlijk geen zeggenschap heeft. 'Zoek mij niet meer, want mijn vene. of de ten dode bereid dat het afscheid volstrekt zij Hij (of zij) wil niet meer door de nog levende ook maar door de ijlste aanraking van gedachte of verbeelding worden beroerd waarom niet? Is hier op de zachtst mogelijke wijze een die- Pe en ongeneselijke teleurstelling in mensen uitgesproken, die te rneer indruk maakt, omdat de bitterheid daarin overwonnen is? «ant dit is geen levensmoeheid. Haar dodelijke vermoeidheid van wege de mensen. de regel 'alle symbool is voor eeuwig verhuld' lijkt mij minder juist, want een symbool is van nature een ver hulling. maar die naar onthul ling tendeert. Dat de gevoelens, «ie de dichteres uitspreekt, niet bitter zijn, blijkt ook uit het woord 'weemoed' in de laatste regel. Het merkwaardige van dit vers is het daarin bereikte even wicht van zachtheid en besliste afwijzing. Deze combinatie lijkt Hij kenmerkend voor een op Christelijke, dat wil óók zeggen: waardige, wijze gedragen leed Ten aanzien van de medelezers van het bovenstaande nêem ik san. dat zij het Cultureel Venster van 4 December, mèt de vorige, hebben bewaard: iets. waarop wij uiteraard niets tegen hebben, ook niet als dat algemeen werd gedaan. Het kan in gevallen als deze zijn nut hebben. C.R. "Ter Gedachtenis' van Prof. Ba vinck en het Levensbericht van de toen nog jonge doctorandus in de letteren Goslinga waren volkomerf begrijpelijk voor mij. doch de eigenlijke inhoud van het boek. dat in de verte aan de beroemde 'Gedachten' van Pas cal herinnerde, kon ik niet be oordelen. Toch ondervond ik toen de juistheid van de uit spraak. dat een jong mens. die met. een oudere geconfronteerd wordt, deze vaak intuïtief op diens rechte waarde weet te schatten. Er was iets in de figuur van Steketee. zoals hij mij uit dit boekje tegemoettrad, dat mij bi zonder intrigeerde. Want al was ik niet voldoende geschoold om zijn geschrift te lezen op het ni veau waarop het geschreven was. de fijne toon. de op bl.j- vende waarden ingestelde geest, de gevoeligheid voor het edele en schone, kortom het eigen geestesklimaat van deze in tra gische aan mij mee. Ik besefte toen al, wat ik nu weet, n.l. dat deze man niet begrepen was omdat hij een uitzondering vormde. Hij was een Calvinistisch Chris ten van een destijds en ook nu nog niet onder ons gangbaar ty pe. Het heeft onder ons nooit ontbroken aan vurige Petrussen en nuchtere, practische Jacobus- sen, maar Johannessen zijn ver re in de minderheid gebleven. Tegenover de stoere Calvinist, man van de daad, organisator en trekker van lijnen geleken mensen van het Steketee-type bijna halfzachten. En ook als we 't niet psychologisch, maar lite rair bekijken, moeten we consta teren dat het Nederlandse Cal vinisme te weinig het type van de lettré. de fijne, enigszins schuwe erudiet heeft gekend. Men heeft de betekenis en de waarde van deze mensen onder schat, omdat hun aandacht niet in de eerste plaats op de voor de hand liggende actualiteit ge richt was. Maar het ontbreken van figu ren als Steketee onder de men sen, die meetelden en mochten meepraten heeft, naar we nu zien, grote, misschien onherstel bare schade aan het geheel toe gebracht. Vandaar deze late er kenning voor óók zo'n eeltloze. voor Steketee. (Men herinnert zich. hoop ik. de Lezers Pelgri mage van enige tijd geleden, waarin sprake was van eeltbe- zitters en eeltlozen.) Laat de erkenning zich in de eerste plaats hierin uiten, dat dit veer tig jaar oude boekje alsnog wordt uitverkocht. Prof. Bavinck ver wachtte destijds, dat een twee de en vermeerderde druk no dig zou blijken. Het is anders uitgekomen. Misschien heeft de in Augus tus 1914 uitgebroken, eerste we reldoorlog hieraan mede schuld. De lezer begrijpe mij goed. Het is niet zo, dat dit werkje zijn tijd vooruit was en dat het aan sluit op de actualiteit van 1954. Ook de taal is hier en daar al te persoonlijk en kennelijk be- invloed door des schrijvers Zeeuwse afkomst en foutieve taalopvattingen. Bovendien gaat het over wijsbegeerte. Maar wie het werkje leest, het naar zijn datum beoordelende, zal er veel in kunnen vinden dat hem met vragen confronteert, die van al- HERDACHT IN ZIJN EIGEN WOORDEN WILHELM FURTWANGLER VORIGE week stierf op 68-jarige leeftijd de befaamde Duitse dirigent dr. Wilhelm Furtwangler. Wie hem persoonlijk gekend heeft of wie hem als diri gent heeft meegemaakt, weet welk een verlies voor de muziekwereld dit heen gaan betekent. Hij was één der grote dragers van de oude Europese cultuur, één der topfiguren die niet ver standelijk, maar zuiver „Van onze hele kinderliteratuur krijgt men de indruk dat het meeste uit onmacht geschreven wordt door dames en heren die niet schrijven kunnen en zuchten: nou vooruit, dan maar een kinderboek, dat kan ik wel!" Aldus Annie Schmidt in een alleraardigst boekje dat tot titel heeft: „Van schuitje varen tot Van Schen der en is uitgegeven door de „Vereniging ter bevordering van de be langen des boekhandels". (Tussen twee haakjes: hoeveel boekenweekspre kers hebben deze on mogelijke naam al reeds geradbraakt!) Fiep Westendorp te kende er allerplezierigste plaat jes bij. Het boekje heeft tot taak ouders en opvoeders het besef bij te brengen dat het jeugdboek een zodanig essentiële functie heeft bij de opvoeding, dat de keus niet mag worden overgela ten aan het toeval. Mijn boekverkoper vertelde mij dat het publiek bij het ko pen van een kinderboek zelden naar een schrijver vraagt. Het is altijd: een boek voor een kind van zoveel jaar. En aan gezien ook de beste boekverkoper ruim is voorzien van allerlei rommel op het gebied van kin derboeken, is het zaak scherp toe te zien. Dit boekje van Annie Schmidt kan u daarbij helpen, doch u moet niet verwachten dat het stijf staat van goede raadgevin gen. Annie Schmidt vestigt op speelse wijze uw aandacht op een en ander. Zij deelt daarbij een reeks kleine oorvijgjes uit, wel ke soms hard kunnen aankomen. Vraagt u het maar aan de schrijfsters van gerenommeerde bakvisJenromans. Voor wie be nieuwd is naar het tiental titels welke Annie Schmidt zou willen noemen als basisbibliotheekje geef ik deze hierbij door. Het zijn: De oude bakerrijmp jes (in een goedkope uitgave»; De oude sprookjes (in een goede bewerking); De sprookjes van Andersen; De Bijbelse verhalen (in een mooie kinderlijke vertel trant); Afkes tiental; Prikke- been; Niels Holgersson; Winnie de Poeh; Alleen op de wereld; Robinson Crusoë. P. J. R. Ie tijden zijn. Het spijt mij dan ook, dat ik in mijn 'In drie Etappen' (Baarn, 1952) ver zuimd heb dit geschrift te noe men onder de werken van Chris- telijk-literaire aard uit de z.g. 'eerste periode'. De figuur van Steketee had daar naast de men sen van Ons Tijdschrift met ere ?enoemd moeten zijn. Hij was ijner bewerktuigd, geleerder en oorspronkelijker dan menigeen van hen. Laten we ten slotte ho pen, dat op een late erkenning een niet te laat eerherstel vol gen mag! C. Rijnsdorp IEMAND vertelt: „Onlangs moest ik ergens een cau serie houden. Ik was moe en neerslachtig. Het zaaltje zag er gezellig verlicht uit, de stoelen en tafeltjes stonden prettig gerangschikt en de mensen toonden zich bij voor baat waarderend. Maar het wou met, die avond. Ik zag het al gauw aan de gezichten. Met elke zin. die ik uitsprak, pro beerde ik de vorige te verdui delijken, tot ze me boven het hoofd groeiden en ik nog maar nauwelijks de kracht had de schijn van een verstandig betoog te redden. Bij de dis cussie stond ik als het ware met mijn rug tegen de omringd van vij anden. Ik was een teleurstelling geworden en men spaarde mij niet. Het kostte mij grote inspanning alleen maar de namen van de vragers te ver staan en op te schrijven. Tot cr een wat slordig geklede, lange man opstond en het woord vroeg. Ik voelde bij het luisteren mijn mond langzaam openzakken. Deze man bleek mijn bedoeling niet alleen zuiver te hebben begrepen, maar hij vatte bovendien de kern van mijn toespraak sa men in een paar glasheldere en goedlopende volzinnen, die op alle reeds gestelde vragen antwoord gaven en aan alle verdere critiek de pas afsneed. Het was me of alle lichten in het zaaltje helderder gingen branden. Ik hervond' mijzelf. De avond werd goed. IN de pauze maakten we ken nis. Mij was het zeldzame voorrecht te beurt gevallen een verwante ziel te ontmoeten, een tweelingbroeder naar de geest. We hadden weinig ge legenheid tot praten en spra ken een bijeenkomst af te zij nen huize. De volgende dag zakte ik weer in, maar ik kon niet meer volkomen moedeloos worden, als ik aan die afge sproken praatavond op de ka mer van mijn nieuwe vriend dacht. Ik stelde mij voor eerst even in de huiskamer te wor den ontvangen, om dan, na een korte kennismaking met de huisgenoten, naar zijn ka mer te gaan. Daar zouden we dan, in lage stoelen, bij ge dempt licht en een kop goede koffie het zeldzame geluk be leven van een gesprekover dingen, die alleen in een sfeer van wederzijds begrip en gees tesverwantschap tot helderheid en tot leven kunnen komen. dhuiskamer bleef gesloten, hoewel de luide gesprekken ach ter de schuifdeu ren bijna te vol gen waren. Er stond een bureau onder het licht, een kale glaspeer aan het pla fond. Hij zette zich als de leraar, die de derde leerling van die avond ontvangt. Voor hem lag een sousmain, veel gebuikt, met een afschu welijk soort rood vloeipapier. Ik mocht zitten op een harde stoel met klein zitvlak en een ongemakkelijk hoge rug. Het licht scheen me schel in de ogen, zodat ik mijn gastheer in een soort schemerwaas tegen over mij zag. Ik ndm dit graag, omdat zoiets toch een gesprek niet zou kunnen doen mis lukken! De thee was zakelijk, les-achtig en blééf tot één kopje beperkt. Er kwam geen contact. Waar ik opening van geest en gemoed had verwacht, raadde hij mij een boek aan. Bij wat ik zei, keek hij be vreemd. Vermaledijde sfeer! Wat voor wezens zün wij toch, dat een lichtpeer en een stoel een subtiele geestverwantschap te sterk kunnen zijn? Maar ze ts er op gebroken." c.R. Negen nieuwe verzen Het November-i het letterkundig en algemeen-cul tureel maandblad „Ontmoeting" (Uitg. Bosch en Keunlng, Baarn) bevat negen oorspronkelijke ver zen. waarvan ons eerlijk gezegd het drietal van M. H. Rijnsbur ger het liefst is. Welk een sterk beeldend vermogen niet alleen, maar ook welk een schone ge dachten in deze /rije poëzie. De vier verzen van Koos van Door- ne zijn in hun tragiek typerend voor deze dichter, die tijdens het maken van verzen bijna steeds aan de oever van de Jab- bok staat, doch na de worsteling de plaats niet altijd Pniël kan noemen. Dat kon Herm. Stegger- da wel in zijn tweetal sonnetten. Het vers van Aad Hol lebeek is langs ons heengega; In zijn serie beschouwingen o» beeldende kunst schrijft J. Schulte Nordholt dit keer over de schilderkundige verbeelding van de Paasmorgen. Anna Mer- tens geeft een helder inzicht in enkele werken van de Franse li teratuur en P. J. Risseeuw een boeiend geschreven kort verhaal in briefvorm. Ten slotte staan er weer heel wat vriendelijke en minder vriendelijke ontmoetin gen in met schrijvers, die een nieuw boek uitgaven. Corn. B. Honderd schrijvers van onze eeuw In vervolg op „De Nederlandse Letterkunde in Honderd Schrij vers" is bij Daamen N.V., Den Haag en De Sikkel, Antwerpen, een letterkundige platenatlas verschenen, onder de titel „H o n- derd Schrijvers van on ze E e u w" en samengesteld door Jacques den Haan. dr. J. Hulsker. Ger Schmook, prof. dr. G. Stuiveling en prof. dr. Al- bert Westerlinck. Na een Ter Inleiding van de gezamenlijke redactie volgt de Proloog met 56 portretten en onderschriften, betrekking hebbende op letter kundigen, die vóór 1890 geboren zijn. Dan komen de „Honderd schrijvers van onze eeuw", ge volgd door een Epiloog met een twintigtal min of meer jongeren. Men ziet, dat op het getal hon derd een behoorlijk „overwicht" is gegeven. Bovendien bevat het boek hier en daar caricaturen, facsimiles van handschriften, fo to's van bandontwerpen, alsook aan het eind een Register. Met behulp van dit boek bestudeert men als plaatjes kijkend de Noord- en Zuidnederlandse lite ratuur. Ook van de Prot. Chr. auteurs zijn er enkele opgeno men. t.w. Jacqueline van der Waals. Willem de Mérode. W. Hessels, Hein de Bruin en J. K. van Eerbeek. Opvallend is, dat Geerten Gossaert ontbreekt. Een mooie uitgave, die uiteraard niet volledig kón zijn. C. R. artistiek het werk der toondichters herdichtte, het werk van zijn vrienden Beethoven, Schubert, Schu mann, Brahms en Mahler. Voor de laatste maal zag ik hem in Mei van dit jaar in de Musikvereinsaal in Wenen tij dens de Wiener Festwochen. Hij gaf met het Weens Sym- phonisch Orkest een Schubert- concert: de Ouverture ,,Rosa- munde", de „Unvollendete"... ja, dat was weer de echte Schubert uit het romonlische Wenen. Niet alleen als dirigent, maar ook als schrijver genoot FurtwSngler grote bekendheid. Juist dezer dagen kwam bij de Uitgever F. A. Brockhaus te Wiesbaden een nieuw boek van de pers, getiteld „Ton und Wort". Daarin zijn opgenomen 32 ar tikelen die Furt wan gier tussen dé jaren 1918 en 1954 schreef of die hij ergens had voorge dragen. Uit elk artikel blijkt dat Furtwangler zich steeds ook theoretisch rekenschap gaf van zijn werk op muziekgebied. Als hij Beethoven dirigeerde, dan wist hij precies waarom hij dit op deze wijze deed. En zo zijn zijn gedachten over de levenskracht der muziek, over het uit-het-hoofd-dirigeren, over Brahms, over Bruckner, over de interpretatie, over Bach, over de romantiek, enz. enz., alle daarom zo belangrijk, omdat ze ontstaan zijn in de leerschool van het leven zelf; niet de mu sicoloog met de boekenkennis is hier aan het woord, maar de muzikant, bij wie elk woord toon is geworden. Daarom die combinatie in de titel „Ton und Wort". Wie nog mocht twijfelen aan de strijd, die ook Furtwangler gevoerd heeft in het voormali ge Hitler-Duitsland, leze zijn ook in deze bundel opgeno men open brief aan rijksmi nister Joseph Goebbels in 1933, waarin Furtwangler het op neemt voor Joodse kunstenaars als Bruno Walter, Otto Klem- perer en Max Reinhardt. Of hij leze zijn artikel over „Der Fall Hindemith" uit 1934, waarin Furtwahgler letterlijk schrijft: „Wo kamen wir überhaupt hin, v/enn politischcs Dcnunzianten- tum in weitestem Masze auf die Kunst angewendet werden Sollte?" Het belangrijkste vind ik wel dat de uitspraken van Furt wangler in 1918 niets minder actueel zijn dan die van 1954. Is zijn waarschuwing uit 1918 om het werk van Beethoven niet te verklaren vanuit zijn persoon (het literair te be lasten dus) doch vanuit de mu ziek zelf, nog niet steeds van kracht? En in zijn laatste ar tikel (uit 1954) „Alles grosse ist einfach" laat hij even een helder licht schijnen op het kunstenaarschap in onze tijd van wetenschap en techniek. „Echte Kunst kann nur in einer Atmosphare von rela- tiver Naivitat gedeihen" de naïeveteit van de wijsheid. De activiteit van de pers is ook door Furtwangler onder de loupe genomen. Vroeger, zo schreef hij, zag de pers haar taak er in een soort brug te zijn tussen publiek en kunste naar, daarbij zeker lettend op de reactie en de beleving van het publiek. Tegenwoordig ech ter. aldus Furtwangler, is de pers (bedoeld is natuurlijk de kunstcritiek) meer een soort voogdijschap gaan uitoefenen over het publiek, zonder op het woord van dat publiek te letten. Ach, de verleiding is groot heel veel uit deze waardevolle bundel van 275 bladzijden te citeren. Maar u moet het boek zelf kopen in de prachtige uit gave van Brockhaus (met 10 foto's, in linnen voor slechts DM 10.-) en dan bemerkt u dat het een boek vol wijsheid is, een boek waarin elk woord ge boren is uit de muziek, waarin elke gedachte ontstaan is uit de klanken. Dat heeft de gro te dirigent ons allen nagelaten en een betere herdenking dan de bundeling van zijn artikelen was niet denkbaar geweest. Corn. Basoski. De vogels zijn mij goed gezind Een kind komt met mij praten Maar 't hart, dat mij vandaag bemint Het moet mij morgen haten. Een mens, tot eenzaamheid gedoemd, zwerft eenzaam door de straten. Wie mij vannacht de liefste noemt zal eenmaal mij verlaten. Eens heeft een vriend mij vergezeld langs onvermoede paden. Ik heb daar een geheim verteld aan wie mij zou verraden. Wie mij vanavond begeleidt om vriendschap of voor zaken, zal met zijn buur te zijner tijd zich om mij vrolijk maken. Ik ken U. Ik verwacht niet veel van wie mij eer bewijzen. Al valt Uw woning mij ten deel, al reikt ge mij Uw spijzen. De vogels zijn mij goed gezind Een kind komt met mij praten Wie mij alléén aan U verbindt is God, Die ons moest haten. Ik moet mij bergen bij Zijn kruis, U zal ik daar ontmoeten. En God zal in het laatste Huis ons als Zijn kind'ren groeten. MARGREETH WOLTJES (uit „Ontmoeting") NOG LANGER TOESCHOUWERS? Eerst klaarheid op dit punt, eerder Ru8gigche kerke„ geen aansluiting van Gereformeerden voj. „,.en 0p]eving HET gesprek over de oecumene is sedert Evanston (de Dr Donald Sopcr. de leidende Wereldraad) en Philadelphia (de I.C.C.C.) in de ge- Engelse methodisten-dominee, reformeerde pers volop aan de gang Daarbij komt uiter- heeft een reis door Rusland ge- aard de vraag naar de aansluiting van de Gereformeerde 31^rkt;a0nadc^™ecfsXninEhin!'cl'- Kerken by een van deze raden ter sprake. Is een non c Raven Dr Soper v.-rklaar- toeschouwers-houding nog verantwoord? Sommigen menen de, terug in Londen: van wel, maar prof dr. G B. Wurth schrijft in Bezinning: Er bestaat 2owrf dsdicMtvrij. het lijkt ons hoog tyd te worden, dat onze kerken heid als vrijheid vnor Rodiozen- en daarbij denken wij zowel aan het kerkvolk als aan propaganda. De kerken die we be de kerkelijke vergaderingen nu eindelijk eens beginnen, zochten, waren vol of overvol. De aan de vraagstukken die hier aan de orde zijn, die ernstige *?eeft echter geen vrije on- aandacht te wijden, die ze verdienen, maar die wij tot Seid om c?itfslh,'tceIpr^kSSe Zij dusver, helaas, nog al te weinig hebben weten op te speelt geen creatieve rol. Dc kerk brengen." is nog wel de plaats, waar mensen die dat nog wensen, geheel vrij kunnen bidden, maar hun gebed mag niet in tegenstelling staan tot hun plichten t.o.v. de staat. Vreemd genoeg hingen in de theo logische seminaries portretten van n maar uur- Lenin en Stalin naast de portretten 'ógen*wijUhet van de orthodoxe patriarchen en participeren metropolieten. Hij laat er echter op volgen: steunen door ..Dat betekent allereerst, dat wij staan?" nogeens heel serieus ons gaan be zighouden met het probleem. aast hen te gaan iwuucu Hü „Als dat verloochening van i vou de zogenaamde pluriformiteit allerheiligst geloof van ons der kerken, liever gezegd, dat van vragen, zouden wij het tot g. de eenheid der Kerk te midden P«js ooit mogen doen. Mi van de verdeeldheid der kerken, ven en kunnen cn mogen Zolang wij hierover niet tot ge- volhouden, dat ons part noegzame klaarheid gekomen zijn In een beweging als deze en dat zijn wij stellig niet World Presbyterian Alliance zolang lijkt ons elke aansluiting, via haar Dr. Soper zei: „Er zal in Rus- dc Wereldraad land geen religieuze opwekking dez® Pr,js mogelijk is? komen als er geen profeet opstaat. Laten wij daarover nu maar zakelijk cn principieel gaan Er zijn nu alleen maar priesters. bij welke oecumenische beweging slechts t ook, voorbarig en ontoelaatbaar". Concreet: de Ned. Hervormde - Kerk, de Duitse evang. kerken, de discussieren. Maar dan als men- Het land heeft een John Wesley kXkK&f'ÏSX di" ÏÏÏÏWÏÏÏ!>°di6- Maar hoe lang diclch rou meerden? „Of kunnen wij het niet bewust zijn!" verder brengen dan de erkenning u dat daarin nog wel vrome Chris tenen over zijn, maar zonder dat wij die kerken zelf als Kerk van Jezus Christus aanvaarden?" Prof. Wurth meent: „Zijn zij niet waarachtig Kerk. inderdaad dan heeft meedoen in de Wereld raad geen zin. Zijn zij het wèl. ik zeg niet, dan kunnen en mogen wij vanzelf niet anders dan ons daarbij aansluiten. Maar dan moe ten wij wel heel ernstige en zwaar wegende redenen hebben, waarom wij menen in een beweging, die de eenheid dezer kerken op se rieuze wijze zoekt te dienen, niet te mogen meewerken". Naar aanleiding van de pasver- schenen rapporten van de World Presbyterian Alliance (Wereld bond van hervormde keriten, niet te verwarren met de Wereldraad) wijst prof. Wurth op het gevaar, dat ook de Geref. Kerken als zij zich zouden aansluiten het markant gereformeerde stempel op den duur weieens enigermate konden gaan verliezen en niet ge heel zouden ontkomen aan het euvel van een zekere nivellering. Een zeer reëel en ernstig gevaar! „Want dat markant gerefor meerde. d.w.z. dat onverzwakte bel te Boechout (België gen? Het luidt: 38.29.55. voor Vlaanderen! bclse Christendom, daarin heefl toch steeds een zeldzaam grote kracht gelegen. En naarmate in onze wereld de saecularisatie toe neemt. zullen wij dat toch Juist zo broodnodig hebben. Dat zullen wij dan ook bij alle overwegen van toetreding tot welke oecume nische beweging ook, nooit uit het oog moeten verliezen. Geestelijke nivellering, prijsgeving van het geestelijk eigene van ons als ge reformeerden, is nu meer dan ooit onverantwoordelijk". En toch: „zijn wij dan verant woord, als wij terwille van op zich zelf niet onbelangrijke bezwaren en met het oog op zeker niet denk beeldige gevaren ons daarvan af zijdig houden?" In een groot deel leven de ker ken in een niet meer christelijke wereld. „Maaj- legt dat ons als ker ken, die dan in een nog zo be trekkelijk gunstige uitzonderings positie verkeren, geen dure ver antwoordelijkheid ten opzichte van die andere op?.. Sluit dat niet te meer voor ons een dure roeping in om. al brengt het ongetwijfeld geestelijke risico's voor ons mee, met al wat in ons is die broeders en zusters, die kerken van Jezus Christus, die in een zo veel on gunstiger conditie verkeren, te kunnen handhaven, weet ik niet.." Het Evangelie in Vlaanderen Kerkmensen en schooljeugd per auto en bus afgehaald De heer K. Sluys te Antwerpen schreef ons: \yiJ moeten 's Zondags alle beschikbare vervoermiddelen in Boechout optrommelen en rijden kris-kras over tien verschillende gemeenten om een zeventigtal kerk- en evangelisatiemensen naar de (geref.) kerk te Antwcrpe.n te brengen. Onze wijkouderling heeft examen als autobuschauffeur moeten afleggen om 's Zondags met het overvolle schoolbusjc al de hcilbegerlgen naar de kerk te brengen en het Is heel gewoon, dat hij op Zondag 70 kilometer achter het stuur zit, zodat er voor hem niet veel van de rustdag overblijft. In de regel staan we 's Zondags uit Boechout en Kontich met zes auto's. £lus een vrachtwagen, plus et schoolbusje voor de kerk, en de Sanderusstraat is bijna te kort om ze alle behoorlijk te parkeren. Om dat wagenpark 's Zondags rijdend te houden, moeten we samen 75 gulden per Zondag uitgeven, wat mis schien evenveel Is als we gezamenlijk in de collecte kunnen doen „tot Instand houding van de eredienst". Bijbel te Boechout moet 's morgens haar leerlingen afhalen uit Lier, Vremde, Borsbeek, Boechout, Mort- sel, Wilrijk, Edcgem, Kon tich, Lint en Hove. Totale afstand 45 kilometer 's mor gens en 45 kilometer 's mid dags. Maakt 1800 km per maand 5 frank per km (chauffeur inbegrepen), maakt 675 gulden per De ouders, van wie de meesten toch ook maar ge wone werkende mensen zijn. brengen samen 200 gulden per maand bijeen, de rest.. ..Die 85 kinderen moe ten naar de School met de Bijbel, de enige op een be volking van een kwart mil- lioen, de elfde in heel Vlaanderen met een bevol king van vijf millioen." Aldus de heer Sluys. Mo- Kerk in de wereld De Ov.mbokerk in Z.W.-Afrika. ont- slaan iloor de Finse sending, lirrit nu 47 inheemse predikanten en 80.000 le den. Zeventig Finse zendelingen werken er. Men heeft zes ziekenhuizen en twaalf poliklinieken met per dag bjjna 250 nicu- bure de afgeva Dr. N. J. Hommes: „Nieuwe kazerneblokken zonder tempels" j^LLES GAAT NOG naar de regels en voorschriften van een halve eeuw terug. Daar is de gemeenschapder kerken en daar is de plaatselijkekerk. Men schreeuwt in sommige steden, waar enorme stadswijken worden ge bouwd, om kerkgebouwen. De gelden zijn niet beschik baar. De „plaatselijke" kerk kan het eenvoudig niet op brengen met gevolg, dat er hele stadsgedeelten gebouwd worden zonder tempels, aldus dr. N. J. Hommes, geref. predikant te Hillegersberg, in het maandblad Bezinning. Hij vervolgt: digden vanachter het IJxeren Gordyn op de assemhlée van de Wereldraad van Kerken in Evanston hehhen geschaduwd. Dat had het bekende werkblad The Christian Century beweerd. ,De 'negerpredikant Stefano Moshi be zocht Europa. In Neurenberg sprak hij over de Lutherse Tanganyika-kerk, waar toe hy behoort De Europese christenen zijn geneigd zei d«. Moshi om het leven van de ziel met God te verdringen en een vrijblijvende stichtelijke vroom heid er voor in de plaats te zetten. Iljj vond ook dat de Europese kerken teveel aan de dominees overlaten. In vele Deense kerken is op de eerste Adventszondag het nieuwe gezangboek in gebruik genomen, dat na jnrenlange voorbereiding en heftige discussies een gezangboek uit 1897 en nog een andere bundel gaat vervangen. „Er zijn tientallen andere „plaatselijke" kerken, die er warmpjes bijzitten, een goed kerkgebouw, een mooie pasto rie en goede gebouwen, weinig of geen schuld. Men leest van de nood der grote steden en van de ontstellende ontkerstening, maar het besef van de ge meenschappelijke verantwoor delijkheid voor het moderne Ninevó onzer dagen is volko men zoek. Men vergadert nog in de plaatselijke kerken als vóór 50 jaar in „brede of smalle formatie" en elke kerk zorgt voor eigen zaken, ter wijl men er zich niet om be kommert dat er een „zuster kerk" onder de lasten dreigt te bezwijken en onmachtig is. voor God en Zijn Woord ccn Tempel te bouwen temidden van de reusachtige kazerne blokken, die worden gebouwd. Zeker, men heeft nu een „stichting" in het leven geroe pen en deze zal trachten om de gewetens wakker te schud den. Zo vallen er enkele druppels op de gloeiende plaat, maar heel die stichting is goed be schouwd een aanklacht tegen de gemeenschap onzer kerken, waar op dit punt de dood in de pot is. Zulk een stichting is strikt genomen ook nog in strijd met de Kerkenorde, die voorschrijft, dat de zaken, „die de kerken in 't gemeen aangaan", op de meerdere vergaderingen zullen worden behandeld. Maar men heeft in arren moede naar zulk een stichting gegrepen, omdat men niet meer leeft uit de wezenlijke kracht en roeping van de onderlinge lotagemeenschap Bavinck: vrij onbekend Ds. W. F. M. Lindeboom te 2wijndrecht, maakte eens met andere geref. theologen een reis naar Rome. In zijn kerkbo de vertelt hij: „Toen wij door een pater in de St. Pieter wer den rondgeleid, waarbij van de Engelse taal werd gebruik ge maakt, zei deze op een bepaald ogenblik: „..daar is een weinig bekend dogmaticus, de heren zullen wel nooit van hem heb ben gehoord, maar ik kan u de bestudering van zijn werken erg aanraden, zijn naam is Bavinck!" Moedig verzet in Oostzone Kinderen die gewijdtvorden, doen geen belijdenis In Oost-Duitsland is een „centraal comité voor jeugdwijding" opgericht. Doel: de kinderen bij het verlaten van de school, onge acht hun levensbeschouwing, deel te laten nemen aan een wijding. Verschillende kerkelijke instanties In de Oostzone hebben naar aanleiding daarvan ouders en kinderen er aan herinnerd, dat zo'n wijding niets met dc confirmatie (bevestiging van lidmaten) te maken heeft. -----ngclis kerken in Mecklenburg en Berlijn- Brandenburg kon daarbij verwij zen naar kerkelijke bepalingen. „Kinderen die zich onderwerpen aan een handeling die in tegen stelling staat tot de confirmatie d dat de jeugd wijding. die dan volgend jaar in de Sowjetunie wordt ingevoerd, aansluit bij een traditie, vroege? vastgehouden door die mensen, die de kerk cn haar boodschap afwij zen. „Wij zijn hét", zo zegt de kerkelijke Verklaring, „met de overtuigde aanhangers van het Marxisme-Lenmisme daarin eens, dat christelijk geloof en marxis tische wereldbeschouwing een on overbrugbare tegenstelling vr.r- Alle evangelische christenen, In het bijzonder echter de catechisan ten. worden opgeroepen tot een vrolijk en onbevreesd belijden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 7