Cultureel
venster
Wilhelm Furtwangler
De tien van Annie Schmidt
LEZERS1
iPELGRIMAGE
De vogels zyn my goed gezind
Oecumenisch vraagstuk vraagt 0111
nieuw gesprek over „Kerk en kerken"
NIEUWE LEIDSCHE COUBANT
Posthume erkenning
voor
c^elriaan s^telzetee
ir t
Het gaat hier dus niet
over een verzetsman. Ste-
ketee stierf reeds in 1913
en het is juist de tragiek
van zijn leven geweest, dat
hij de kracht miste zich
tegen onrecht te verzetten.
Hoe gaarne had ik boven
dit artikel geschreven: „Eer.
herstel voor Steketee"! Ik
doel hier op het hem in
1882 opgedrongen ontslag
als docent aan de Theolo
gische School te Kampen.
Maar er zijn twee redenen,
die mij weerhouden over
deze zaak te schrijven. In
de eerste plaats ligt dit ge
val buiten mijn directe be
oordeling en ten tweede be-
aarij hoort een hernieuwde dis
cussie daarover thuis
e- in de Gereformeerde
kerkelijke pers. Wat
in dit dagblad Wèl
op zijn plaats is en
waartoe schrijver
dezes zich wèl ge-
ïeet roepen acht, is het
anjtj bepleiten van een
g*i postume, zij het zeer
i late erkenning
van de figuur Adriaan
Steketee.
.Als jongen van ongeveer twin-
isttt tig jaar kocht ik op de markt
aan de Goudsesingel te Rotte
P - dam een boekje (blijkbaar ee
clandestien verkocht recensie-
exemplaar) ..Beschouwingen van
kw een Christen-denker, uit de na-
i Yl! gelaten geschriften van A. Ste-
—154 ketee. oud-docent aan de Theol.
School te Kampen, bijeenge-
ls H bracht door A. en C. J. Goslinga".
t0,H Het werkje, uitgegeven bij J. H.
Kok te Kampen en het jaartal
1914 dragend, was voorzien /an
3" een inleidend woord vaji Prof.
7—Dr. H. Bavinck en een levens-
l—a bericht van de schrijver door A
Goslinga. Deze drs. Goslinga is
-i dezelfde als de bekende hoogle
raar in de geschiedenis aan de
Vrije Universiteit te Amsterdam,
die in September j.l. zijn zeven
tigste verjaardag vierde. Het
ADRIAAN STEKETEE
CORRESPONDENTIE
Mevr. B. te H. U vindt het
vers Afscheid van Jo Kalmijn -
Spierenburg, afgedrukt in het
Cultureel Venster van 4 Decem-
i ber j.l. 'mooi. maar moeilijk' en
U vraagt om een kleine toelich
ting. Het komt mij voor. dat de
dichteres vooral op het volstrek
te van het afscheid uit het land
i der levenden de nadruk heeft
willen leggen. In de letterkunde
komen we nog al eens uitlatin
gen tegen van mensen, die de
herinnering aan een geliefde do
de bewaren en zó intens daar
van vervuld zijn. dat ze soms
juist door vage en verre dingen
het levendigst aan de overlede
ne herinnerd worden. Ze horen
zijn (of haar) stem in wind en
regen, roepen hem op in de blik
van een mens, een kind of bloed
verwant b.v.. ja zien de sterren
hemel als een veld van ontmoe
ting met het beeld van de afge
storvene. Dc afscheidnemende
uit het gedicht weet dit. kent dit,
uit ervaring, maar kan die ge
dachte om een of andere reden
niet- verdragen. 'Houd mij niet
vast', zegt degene die afscheid
neemt, 'ook niet aan de verste en
zwakste uitstraling van mijn we
zen in het Uwe. hetzij door as
sociatie. dichterlijke fantasie of
herinnering. Zoek mij zelfs niet
in schaduw of droom.' Met dit
laatste is de uiterste grens van
Ihet mogelijke bereikt, want de
droom komt vanzelf, maar de
dichteres, of degene die zij spre
kende invoert, verbiefdt zelfs dat
contact waarover men eigenlijk
geen zeggenschap heeft.
'Zoek mij niet meer, want mijn
vene. of de ten dode bereid
dat het afscheid volstrekt zij
Hij (of zij) wil niet meer door
de nog levende ook maar door de
ijlste aanraking van gedachte of
verbeelding worden beroerd
waarom niet? Is hier op de
zachtst mogelijke wijze een die-
Pe en ongeneselijke teleurstelling
in mensen uitgesproken, die te
rneer indruk maakt, omdat de
bitterheid daarin overwonnen is?
«ant dit is geen levensmoeheid.
Haar dodelijke vermoeidheid van
wege de mensen. de regel 'alle
symbool is voor eeuwig verhuld'
lijkt mij minder juist, want een
symbool is van nature een ver
hulling. maar die naar onthul
ling tendeert. Dat de gevoelens,
«ie de dichteres uitspreekt, niet
bitter zijn, blijkt ook uit het
woord 'weemoed' in de laatste
regel. Het merkwaardige van dit
vers is het daarin bereikte even
wicht van zachtheid en besliste
afwijzing. Deze combinatie lijkt
Hij kenmerkend voor een op
Christelijke, dat wil óók zeggen:
waardige, wijze gedragen leed
Ten aanzien van de medelezers
van het bovenstaande nêem ik
san. dat zij het Cultureel Venster
van 4 December, mèt de vorige,
hebben bewaard: iets. waarop
wij uiteraard niets tegen hebben,
ook niet als dat algemeen werd
gedaan. Het kan in gevallen als
deze zijn nut hebben.
C.R.
"Ter Gedachtenis' van Prof. Ba
vinck en het Levensbericht van
de toen nog jonge doctorandus
in de letteren Goslinga waren
volkomerf begrijpelijk voor mij.
doch de eigenlijke inhoud van
het boek. dat in de verte aan de
beroemde 'Gedachten' van Pas
cal herinnerde, kon ik niet be
oordelen. Toch ondervond ik
toen de juistheid van de uit
spraak. dat een jong mens. die
met. een oudere geconfronteerd
wordt, deze vaak intuïtief op
diens rechte waarde weet te
schatten.
Er was iets in de figuur van
Steketee. zoals hij mij uit dit
boekje tegemoettrad, dat mij bi
zonder intrigeerde. Want al was
ik niet voldoende geschoold om
zijn geschrift te lezen op het ni
veau waarop het geschreven
was. de fijne toon. de op bl.j-
vende waarden ingestelde geest,
de gevoeligheid voor het edele
en schone, kortom het eigen
geestesklimaat van deze in tra
gische
aan mij mee. Ik besefte toen al,
wat ik nu weet, n.l. dat deze
man niet begrepen was omdat
hij een uitzondering vormde.
Hij was een Calvinistisch Chris
ten van een destijds en ook nu
nog niet onder ons gangbaar ty
pe. Het heeft onder ons nooit
ontbroken aan vurige Petrussen
en nuchtere, practische Jacobus-
sen, maar Johannessen zijn ver
re in de minderheid gebleven.
Tegenover de stoere Calvinist,
man van de daad, organisator
en trekker van lijnen geleken
mensen van het Steketee-type
bijna halfzachten. En ook als we
't niet psychologisch, maar lite
rair bekijken, moeten we consta
teren dat het Nederlandse Cal
vinisme te weinig het type van
de lettré. de fijne, enigszins
schuwe erudiet heeft gekend.
Men heeft de betekenis en de
waarde van deze mensen onder
schat, omdat hun aandacht niet
in de eerste plaats op de voor
de hand liggende actualiteit ge
richt was.
Maar het ontbreken van figu
ren als Steketee onder de men
sen, die meetelden en mochten
meepraten heeft, naar we nu
zien, grote, misschien onherstel
bare schade aan het geheel toe
gebracht. Vandaar deze late er
kenning voor óók zo'n eeltloze.
voor Steketee. (Men herinnert
zich. hoop ik. de Lezers Pelgri
mage van enige tijd geleden,
waarin sprake was van eeltbe-
zitters en eeltlozen.) Laat de
erkenning zich in de eerste
plaats hierin uiten, dat dit veer
tig jaar oude boekje alsnog wordt
uitverkocht. Prof. Bavinck ver
wachtte destijds, dat een twee
de en vermeerderde druk no
dig zou blijken. Het is anders
uitgekomen.
Misschien heeft de in Augus
tus 1914 uitgebroken, eerste we
reldoorlog hieraan mede schuld.
De lezer begrijpe mij goed. Het
is niet zo, dat dit werkje zijn
tijd vooruit was en dat het aan
sluit op de actualiteit van 1954.
Ook de taal is hier en daar al
te persoonlijk en kennelijk be-
invloed door des schrijvers
Zeeuwse afkomst en foutieve
taalopvattingen. Bovendien gaat
het over wijsbegeerte. Maar wie
het werkje leest, het naar zijn
datum beoordelende, zal er veel
in kunnen vinden dat hem met
vragen confronteert, die van al-
HERDACHT IN ZIJN EIGEN WOORDEN
WILHELM FURTWANGLER
VORIGE week stierf op
68-jarige leeftijd de
befaamde Duitse dirigent
dr. Wilhelm Furtwangler.
Wie hem persoonlijk gekend
heeft of wie hem als diri
gent heeft meegemaakt,
weet welk een verlies voor
de muziekwereld dit heen
gaan betekent. Hij was één
der grote dragers van de
oude Europese cultuur, één
der topfiguren die niet ver
standelijk, maar zuiver
„Van onze hele kinderliteratuur krijgt men de indruk
dat het meeste uit onmacht geschreven wordt door
dames en heren die niet schrijven kunnen en zuchten:
nou vooruit, dan maar een kinderboek, dat kan ik wel!"
Aldus Annie Schmidt
in een alleraardigst
boekje dat tot titel
heeft: „Van schuitje
varen tot Van Schen
der en is uitgegeven
door de „Vereniging ter
bevordering van de be
langen des boekhandels".
(Tussen twee haakjes:
hoeveel boekenweekspre
kers hebben deze on
mogelijke naam al
reeds geradbraakt!)
Fiep Westendorp te
kende er allerplezierigste plaat
jes bij.
Het boekje heeft tot taak
ouders en opvoeders het besef
bij te brengen dat het jeugdboek
een zodanig essentiële functie
heeft bij de opvoeding, dat de
keus niet mag worden overgela
ten aan het toeval.
Mijn boekverkoper vertelde
mij dat het publiek bij het ko
pen van een kinderboek zelden
naar een schrijver vraagt.
Het is altijd: een boek voor
een kind van zoveel jaar. En aan
gezien ook de beste boekverkoper
ruim is voorzien van allerlei
rommel op het gebied van kin
derboeken, is het zaak scherp toe
te zien.
Dit boekje van Annie Schmidt
kan u daarbij helpen, doch u
moet niet verwachten dat het
stijf staat van goede raadgevin
gen. Annie Schmidt vestigt op
speelse wijze uw aandacht op een
en ander. Zij deelt daarbij een
reeks kleine oorvijgjes uit, wel
ke soms hard kunnen aankomen.
Vraagt u het maar aan de
schrijfsters van gerenommeerde
bakvisJenromans. Voor wie be
nieuwd is naar het tiental titels
welke Annie Schmidt zou willen
noemen als basisbibliotheekje geef
ik deze hierbij door.
Het zijn: De oude bakerrijmp
jes (in een goedkope uitgave»;
De oude sprookjes (in een goede
bewerking); De sprookjes van
Andersen; De Bijbelse verhalen
(in een mooie kinderlijke vertel
trant); Afkes tiental; Prikke-
been; Niels Holgersson; Winnie
de Poeh; Alleen op de wereld;
Robinson Crusoë.
P. J. R.
Ie tijden zijn. Het spijt mij dan
ook, dat ik in mijn 'In drie
Etappen' (Baarn, 1952) ver
zuimd heb dit geschrift te noe
men onder de werken van Chris-
telijk-literaire aard uit de z.g.
'eerste periode'. De figuur van
Steketee had daar naast de men
sen van Ons Tijdschrift met ere
?enoemd moeten zijn. Hij was
ijner bewerktuigd, geleerder en
oorspronkelijker dan menigeen
van hen. Laten we ten slotte ho
pen, dat op een late erkenning
een niet te laat eerherstel vol
gen mag!
C. Rijnsdorp
IEMAND vertelt: „Onlangs
moest ik ergens een cau
serie houden. Ik was moe en
neerslachtig. Het zaaltje zag
er gezellig verlicht uit, de
stoelen en tafeltjes stonden
prettig gerangschikt en de
mensen toonden zich bij voor
baat waarderend. Maar het
wou met, die avond. Ik zag het
al gauw aan de gezichten. Met
elke zin. die ik uitsprak, pro
beerde ik de vorige te verdui
delijken, tot ze me boven het
hoofd groeiden en ik nog maar
nauwelijks de kracht had de
schijn van een verstandig
betoog te redden. Bij de dis
cussie stond ik als het ware
met mijn rug tegen de
omringd van vij
anden. Ik was
een teleurstelling
geworden en men
spaarde mij niet.
Het kostte mij
grote inspanning
alleen maar de
namen van de
vragers te ver
staan en op te schrijven. Tot
cr een wat slordig geklede,
lange man opstond en het
woord vroeg. Ik voelde bij het
luisteren mijn mond langzaam
openzakken. Deze man bleek
mijn bedoeling niet alleen
zuiver te hebben begrepen,
maar hij vatte bovendien de
kern van mijn toespraak sa
men in een paar glasheldere
en goedlopende volzinnen, die
op alle reeds gestelde vragen
antwoord gaven en aan alle
verdere critiek de pas afsneed.
Het was me of alle lichten in
het zaaltje helderder gingen
branden. Ik hervond' mijzelf.
De avond werd goed.
IN de pauze maakten we ken
nis. Mij was het zeldzame
voorrecht te beurt gevallen een
verwante ziel te ontmoeten,
een tweelingbroeder naar de
geest. We hadden weinig ge
legenheid tot praten en spra
ken een bijeenkomst af te zij
nen huize. De volgende dag
zakte ik weer in, maar ik kon
niet meer volkomen moedeloos
worden, als ik aan die afge
sproken praatavond op de ka
mer van mijn nieuwe vriend
dacht. Ik stelde mij voor eerst
even in de huiskamer te wor
den ontvangen, om dan, na
een korte kennismaking met
de huisgenoten, naar zijn ka
mer te gaan. Daar zouden we
dan, in lage stoelen, bij ge
dempt licht en een kop goede
koffie het zeldzame geluk be
leven van een gesprekover
dingen, die alleen in een sfeer
van wederzijds begrip en gees
tesverwantschap tot helderheid
en tot leven kunnen komen.
dhuiskamer
bleef gesloten,
hoewel de luide
gesprekken ach
ter de schuifdeu
ren bijna te vol
gen waren. Er
stond een bureau
onder het licht,
een kale glaspeer aan het pla
fond. Hij zette zich als de
leraar, die de derde leerling
van die avond ontvangt.
Voor hem lag een sousmain,
veel gebuikt, met een afschu
welijk soort rood vloeipapier.
Ik mocht zitten op een harde
stoel met klein zitvlak en een
ongemakkelijk hoge rug. Het
licht scheen me schel in de
ogen, zodat ik mijn gastheer in
een soort schemerwaas tegen
over mij zag. Ik ndm dit graag,
omdat zoiets toch een gesprek
niet zou kunnen doen mis
lukken! De thee was zakelijk,
les-achtig en blééf tot één
kopje beperkt. Er kwam geen
contact. Waar ik opening van
geest en gemoed had verwacht,
raadde hij mij een boek aan.
Bij wat ik zei, keek hij be
vreemd. Vermaledijde sfeer!
Wat voor wezens zün wij toch,
dat een lichtpeer en een stoel
een subtiele geestverwantschap
te sterk kunnen zijn? Maar ze
ts er op gebroken." c.R.
Negen nieuwe
verzen
Het November-i
het letterkundig en algemeen-cul
tureel maandblad „Ontmoeting"
(Uitg. Bosch en Keunlng, Baarn)
bevat negen oorspronkelijke ver
zen. waarvan ons eerlijk gezegd
het drietal van M. H. Rijnsbur
ger het liefst is. Welk een sterk
beeldend vermogen niet alleen,
maar ook welk een schone ge
dachten in deze /rije poëzie. De
vier verzen van Koos van Door-
ne zijn in hun tragiek typerend
voor deze dichter, die tijdens
het maken van verzen bijna
steeds aan de oever van de Jab-
bok staat, doch na de worsteling
de plaats niet altijd Pniël kan
noemen. Dat kon Herm. Stegger-
da wel in zijn tweetal
sonnetten. Het vers van Aad Hol
lebeek is langs ons heengega;
In zijn serie beschouwingen o»
beeldende kunst schrijft J.
Schulte Nordholt dit keer over
de schilderkundige verbeelding
van de Paasmorgen. Anna Mer-
tens geeft een helder inzicht in
enkele werken van de Franse li
teratuur en P. J. Risseeuw een
boeiend geschreven kort verhaal
in briefvorm. Ten slotte staan er
weer heel wat vriendelijke en
minder vriendelijke ontmoetin
gen in met schrijvers, die een
nieuw boek uitgaven.
Corn. B.
Honderd schrijvers
van onze eeuw
In vervolg op „De Nederlandse
Letterkunde in Honderd Schrij
vers" is bij Daamen N.V., Den
Haag en De Sikkel, Antwerpen,
een letterkundige platenatlas
verschenen, onder de titel „H o n-
derd Schrijvers van on
ze E e u w" en samengesteld
door Jacques den Haan. dr. J.
Hulsker. Ger Schmook, prof. dr.
G. Stuiveling en prof. dr. Al-
bert Westerlinck. Na een Ter
Inleiding van de gezamenlijke
redactie volgt de Proloog met
56 portretten en onderschriften,
betrekking hebbende op letter
kundigen, die vóór 1890 geboren
zijn. Dan komen de „Honderd
schrijvers van onze eeuw", ge
volgd door een Epiloog met een
twintigtal min of meer jongeren.
Men ziet, dat op het getal hon
derd een behoorlijk „overwicht"
is gegeven. Bovendien bevat het
boek hier en daar caricaturen,
facsimiles van handschriften, fo
to's van bandontwerpen, alsook
aan het eind een Register. Met
behulp van dit boek bestudeert
men als plaatjes kijkend de
Noord- en Zuidnederlandse lite
ratuur. Ook van de Prot. Chr.
auteurs zijn er enkele opgeno
men. t.w. Jacqueline van der
Waals. Willem de Mérode. W.
Hessels, Hein de Bruin en J. K.
van Eerbeek. Opvallend is, dat
Geerten Gossaert ontbreekt. Een
mooie uitgave, die uiteraard niet
volledig kón zijn.
C. R.
artistiek het werk der
toondichters herdichtte, het
werk van zijn vrienden
Beethoven, Schubert, Schu
mann, Brahms en Mahler.
Voor de laatste maal zag ik
hem in Mei van dit jaar in de
Musikvereinsaal in Wenen tij
dens de Wiener Festwochen.
Hij gaf met het Weens Sym-
phonisch Orkest een Schubert-
concert: de Ouverture ,,Rosa-
munde", de „Unvollendete"...
ja, dat was weer de echte
Schubert uit het romonlische
Wenen. Niet alleen als dirigent,
maar ook als schrijver genoot
FurtwSngler grote bekendheid.
Juist dezer dagen kwam bij de
Uitgever F. A. Brockhaus te
Wiesbaden een nieuw boek
van de pers, getiteld „Ton und
Wort".
Daarin zijn opgenomen 32 ar
tikelen die Furt wan gier tussen
dé jaren 1918 en 1954 schreef
of die hij ergens had voorge
dragen. Uit elk artikel blijkt
dat Furtwangler zich steeds
ook theoretisch rekenschap gaf
van zijn werk op muziekgebied.
Als hij Beethoven dirigeerde,
dan wist hij precies waarom
hij dit op deze wijze deed. En
zo zijn zijn gedachten over de
levenskracht der muziek, over
het uit-het-hoofd-dirigeren, over
Brahms, over Bruckner, over de
interpretatie, over Bach, over
de romantiek, enz. enz., alle
daarom zo belangrijk, omdat ze
ontstaan zijn in de leerschool
van het leven zelf; niet de mu
sicoloog met de boekenkennis is
hier aan het woord, maar de
muzikant, bij wie elk woord
toon is geworden. Daarom die
combinatie in de titel „Ton
und Wort".
Wie nog mocht twijfelen aan
de strijd, die ook Furtwangler
gevoerd heeft in het voormali
ge Hitler-Duitsland, leze zijn
ook in deze bundel opgeno
men open brief aan rijksmi
nister Joseph Goebbels in 1933,
waarin Furtwangler het op
neemt voor Joodse kunstenaars
als Bruno Walter, Otto Klem-
perer en Max Reinhardt. Of hij
leze zijn artikel over „Der Fall
Hindemith" uit 1934, waarin
Furtwahgler letterlijk schrijft:
„Wo kamen wir überhaupt hin,
v/enn politischcs Dcnunzianten-
tum in weitestem Masze auf
die Kunst angewendet werden
Sollte?"
Het belangrijkste vind ik wel
dat de uitspraken van Furt
wangler in 1918 niets minder
actueel zijn dan die van 1954.
Is zijn waarschuwing uit 1918
om het werk van Beethoven
niet te verklaren vanuit zijn
persoon (het literair te be
lasten dus) doch vanuit de mu
ziek zelf, nog niet steeds van
kracht? En in zijn laatste ar
tikel (uit 1954) „Alles grosse
ist einfach" laat hij even een
helder licht schijnen op het
kunstenaarschap in onze tijd
van wetenschap en techniek.
„Echte Kunst kann nur in
einer Atmosphare von rela-
tiver Naivitat gedeihen"
de naïeveteit van de wijsheid.
De activiteit van de pers is
ook door Furtwangler onder de
loupe genomen. Vroeger, zo
schreef hij, zag de pers haar
taak er in een soort brug te
zijn tussen publiek en kunste
naar, daarbij zeker lettend op
de reactie en de beleving van
het publiek. Tegenwoordig ech
ter. aldus Furtwangler, is de
pers (bedoeld is natuurlijk de
kunstcritiek) meer een soort
voogdijschap gaan uitoefenen
over het publiek, zonder op het
woord van dat publiek te letten.
Ach, de verleiding is groot
heel veel uit deze waardevolle
bundel van 275 bladzijden te
citeren. Maar u moet het boek
zelf kopen in de prachtige uit
gave van Brockhaus (met 10
foto's, in linnen voor slechts
DM 10.-) en dan bemerkt u dat
het een boek vol wijsheid is,
een boek waarin elk woord ge
boren is uit de muziek, waarin
elke gedachte ontstaan is uit
de klanken. Dat heeft de gro
te dirigent ons allen nagelaten
en een betere herdenking dan
de bundeling van zijn artikelen
was niet denkbaar geweest.
Corn. Basoski.
De vogels zijn mij goed gezind
Een kind komt met mij praten
Maar 't hart, dat mij vandaag bemint
Het moet mij morgen haten.
Een mens, tot eenzaamheid gedoemd,
zwerft eenzaam door de straten.
Wie mij vannacht de liefste noemt
zal eenmaal mij verlaten.
Eens heeft een vriend mij vergezeld
langs onvermoede paden.
Ik heb daar een geheim verteld
aan wie mij zou verraden.
Wie mij vanavond begeleidt
om vriendschap of voor zaken,
zal met zijn buur te zijner tijd
zich om mij vrolijk maken.
Ik ken U. Ik verwacht niet veel
van wie mij eer bewijzen.
Al valt Uw woning mij ten deel,
al reikt ge mij Uw spijzen.
De vogels zijn mij goed gezind
Een kind komt met mij praten
Wie mij alléén aan U verbindt
is God, Die ons moest haten.
Ik moet mij bergen bij Zijn kruis,
U zal ik daar ontmoeten.
En God zal in het laatste Huis
ons als Zijn kind'ren groeten.
MARGREETH WOLTJES
(uit „Ontmoeting")
NOG LANGER TOESCHOUWERS?
Eerst klaarheid op dit punt, eerder Ru8gigche kerke„
geen aansluiting van Gereformeerden voj. „,.en 0p]eving
HET gesprek over de oecumene is sedert Evanston (de Dr Donald Sopcr. de leidende
Wereldraad) en Philadelphia (de I.C.C.C.) in de ge- Engelse methodisten-dominee,
reformeerde pers volop aan de gang Daarbij komt uiter- heeft een reis door Rusland ge-
aard de vraag naar de aansluiting van de Gereformeerde 31^rkt;a0nadc^™ecfsXninEhin!'cl'-
Kerken by een van deze raden ter sprake. Is een non c Raven Dr Soper v.-rklaar-
toeschouwers-houding nog verantwoord? Sommigen menen de, terug in Londen:
van wel, maar prof dr. G B. Wurth schrijft in Bezinning: Er bestaat 2owrf dsdicMtvrij.
het lijkt ons hoog tyd te worden, dat onze kerken heid als vrijheid vnor Rodiozen-
en daarbij denken wij zowel aan het kerkvolk als aan propaganda. De kerken die we be
de kerkelijke vergaderingen nu eindelijk eens beginnen, zochten, waren vol of overvol. De
aan de vraagstukken die hier aan de orde zijn, die ernstige *?eeft echter geen vrije on-
aandacht te wijden, die ze verdienen, maar die wij tot Seid om c?itfslh,'tceIpr^kSSe Zij
dusver, helaas, nog al te weinig hebben weten op te speelt geen creatieve rol. Dc kerk
brengen." is nog wel de plaats, waar mensen
die dat nog wensen, geheel vrij
kunnen bidden, maar hun gebed
mag niet in tegenstelling staan tot
hun plichten t.o.v. de staat.
Vreemd genoeg hingen in de theo
logische seminaries portretten van
n maar uur- Lenin en Stalin naast de portretten
'ógen*wijUhet van de orthodoxe patriarchen en
participeren metropolieten.
Hij laat er echter op volgen: steunen door
..Dat betekent allereerst, dat wij staan?"
nogeens heel serieus ons gaan be
zighouden met het probleem.
aast hen te gaan
iwuucu Hü „Als dat verloochening van i
vou de zogenaamde pluriformiteit allerheiligst geloof van ons
der kerken, liever gezegd, dat van vragen, zouden wij het tot g.
de eenheid der Kerk te midden P«js ooit mogen doen. Mi
van de verdeeldheid der kerken, ven en kunnen cn mogen
Zolang wij hierover niet tot ge- volhouden, dat ons part
noegzame klaarheid gekomen zijn In een beweging als deze
en dat zijn wij stellig niet World Presbyterian Alliance
zolang lijkt ons elke aansluiting, via haar
Dr. Soper zei: „Er zal in Rus-
dc Wereldraad land geen religieuze opwekking
dez® Pr,js mogelijk is? komen als er geen profeet opstaat.
Laten wij daarover nu maar
zakelijk cn principieel gaan Er zijn nu alleen maar priesters.
bij welke oecumenische beweging slechts t
ook, voorbarig en ontoelaatbaar".
Concreet: de Ned. Hervormde -
Kerk, de Duitse evang. kerken, de discussieren. Maar dan als men- Het land heeft een John Wesley
kXkK&f'ÏSX di" ÏÏÏÏWÏÏÏ!>°di6- Maar hoe lang diclch rou
meerden? „Of kunnen wij het niet bewust zijn!"
verder brengen dan de erkenning u
dat daarin nog wel vrome Chris
tenen over zijn, maar zonder dat
wij die kerken zelf als Kerk van
Jezus Christus aanvaarden?"
Prof. Wurth meent: „Zijn zij
niet waarachtig Kerk. inderdaad
dan heeft meedoen in de Wereld
raad geen zin. Zijn zij het wèl.
ik zeg niet, dan kunnen en mogen
wij vanzelf niet anders dan ons
daarbij aansluiten. Maar dan moe
ten wij wel heel ernstige en zwaar
wegende redenen hebben, waarom
wij menen in een beweging, die
de eenheid dezer kerken op se
rieuze wijze zoekt te dienen, niet
te mogen meewerken".
Naar aanleiding van de pasver-
schenen rapporten van de World
Presbyterian Alliance (Wereld
bond van hervormde keriten, niet
te verwarren met de Wereldraad)
wijst prof. Wurth op het gevaar,
dat ook de Geref. Kerken als
zij zich zouden aansluiten het
markant gereformeerde stempel
op den duur weieens enigermate
konden gaan verliezen en niet ge
heel zouden ontkomen aan het
euvel van een zekere nivellering.
Een zeer reëel en ernstig gevaar!
„Want dat markant gerefor
meerde. d.w.z. dat onverzwakte
bel te Boechout (België
gen? Het luidt: 38.29.55.
voor Vlaanderen!
bclse Christendom, daarin heefl
toch steeds een zeldzaam grote
kracht gelegen. En naarmate in
onze wereld de saecularisatie toe
neemt. zullen wij dat toch Juist
zo broodnodig hebben. Dat zullen
wij dan ook bij alle overwegen
van toetreding tot welke oecume
nische beweging ook, nooit uit het
oog moeten verliezen. Geestelijke
nivellering, prijsgeving van het
geestelijk eigene van ons als ge
reformeerden, is nu meer dan ooit
onverantwoordelijk".
En toch: „zijn wij dan verant
woord, als wij terwille van op zich
zelf niet onbelangrijke bezwaren
en met het oog op zeker niet denk
beeldige gevaren ons daarvan af
zijdig houden?"
In een groot deel leven de ker
ken in een niet meer christelijke
wereld. „Maaj- legt dat ons als ker
ken, die dan in een nog zo be
trekkelijk gunstige uitzonderings
positie verkeren, geen dure ver
antwoordelijkheid ten opzichte van
die andere op?.. Sluit dat niet te
meer voor ons een dure roeping in
om. al brengt het ongetwijfeld
geestelijke risico's voor ons mee,
met al wat in ons is die broeders
en zusters, die kerken van Jezus
Christus, die in een zo veel on
gunstiger conditie verkeren, te
kunnen handhaven, weet ik niet.."
Het Evangelie in Vlaanderen
Kerkmensen en schooljeugd per
auto en bus afgehaald
De heer K. Sluys te Antwerpen schreef ons:
\yiJ moeten 's Zondags alle beschikbare vervoermiddelen
in Boechout optrommelen en rijden kris-kras over
tien verschillende gemeenten om een zeventigtal kerk- en
evangelisatiemensen naar de (geref.) kerk te Antwcrpe.n te
brengen. Onze wijkouderling heeft examen als autobuschauffeur
moeten afleggen om 's Zondags met het overvolle schoolbusjc
al de hcilbegerlgen naar de kerk te brengen en het Is heel
gewoon, dat hij op Zondag 70 kilometer achter het stuur zit,
zodat er voor hem niet veel van de rustdag overblijft.
In de regel staan we
's Zondags uit Boechout en
Kontich met zes auto's.
£lus een vrachtwagen, plus
et schoolbusje voor de
kerk, en de Sanderusstraat
is bijna te kort om ze alle
behoorlijk te parkeren. Om
dat wagenpark 's Zondags
rijdend te houden, moeten
we samen 75 gulden per
Zondag uitgeven, wat mis
schien evenveel Is als we
gezamenlijk in de collecte
kunnen doen „tot Instand
houding van de eredienst".
Bijbel te Boechout moet
's morgens haar leerlingen
afhalen uit Lier, Vremde,
Borsbeek, Boechout, Mort-
sel, Wilrijk, Edcgem, Kon
tich, Lint en Hove. Totale
afstand 45 kilometer 's mor
gens en 45 kilometer 's mid
dags. Maakt 1800 km per
maand 5 frank per km
(chauffeur inbegrepen),
maakt 675 gulden per
De ouders, van wie de
meesten toch ook maar ge
wone werkende mensen
zijn. brengen samen 200
gulden per maand bijeen,
de rest..
..Die 85 kinderen moe
ten naar de School met de
Bijbel, de enige op een be
volking van een kwart mil-
lioen, de elfde in heel
Vlaanderen met een bevol
king van vijf millioen."
Aldus de heer Sluys. Mo-
Kerk in de wereld
De Ov.mbokerk in Z.W.-Afrika. ont-
slaan iloor de Finse sending, lirrit nu
47 inheemse predikanten en 80.000 le
den. Zeventig Finse zendelingen werken
er. Men heeft zes ziekenhuizen en twaalf
poliklinieken met per dag bjjna 250 nicu-
bure
de afgeva
Dr. N. J. Hommes:
„Nieuwe kazerneblokken
zonder tempels"
j^LLES GAAT NOG naar de regels en voorschriften van
een halve eeuw terug. Daar is de gemeenschapder
kerken en daar is de plaatselijkekerk. Men schreeuwt
in sommige steden, waar enorme stadswijken worden ge
bouwd, om kerkgebouwen. De gelden zijn niet beschik
baar. De „plaatselijke" kerk kan het eenvoudig niet op
brengen met gevolg, dat er hele stadsgedeelten gebouwd
worden zonder tempels, aldus dr. N. J. Hommes, geref.
predikant te Hillegersberg, in het maandblad Bezinning.
Hij vervolgt:
digden vanachter het IJxeren Gordyn
op de assemhlée van de Wereldraad van
Kerken in Evanston hehhen geschaduwd.
Dat had het bekende werkblad The
Christian Century beweerd.
,De 'negerpredikant Stefano Moshi be
zocht Europa. In Neurenberg sprak hij
over de Lutherse Tanganyika-kerk, waar
toe hy behoort De Europese christenen
zijn geneigd zei d«. Moshi om het
leven van de ziel met God te verdringen
en een vrijblijvende stichtelijke vroom
heid er voor in de plaats te zetten. Iljj
vond ook dat de Europese kerken teveel
aan de dominees overlaten.
In vele Deense kerken is op de eerste
Adventszondag het nieuwe gezangboek
in gebruik genomen, dat na jnrenlange
voorbereiding en heftige discussies een
gezangboek uit 1897 en nog een andere
bundel gaat vervangen.
„Er zijn tientallen andere
„plaatselijke" kerken, die er
warmpjes bijzitten, een goed
kerkgebouw, een mooie pasto
rie en goede gebouwen, weinig
of geen schuld. Men leest van
de nood der grote steden en van
de ontstellende ontkerstening,
maar het besef van de ge
meenschappelijke verantwoor
delijkheid voor het moderne
Ninevó onzer dagen is volko
men zoek. Men vergadert nog
in de plaatselijke kerken als
vóór 50 jaar in „brede of
smalle formatie" en elke kerk
zorgt voor eigen zaken, ter
wijl men er zich niet om be
kommert dat er een „zuster
kerk" onder de lasten dreigt
te bezwijken en onmachtig is.
voor God en Zijn Woord ccn
Tempel te bouwen temidden
van de reusachtige kazerne
blokken, die worden gebouwd.
Zeker, men heeft nu een
„stichting" in het leven geroe
pen en deze zal trachten om
de gewetens wakker te schud
den.
Zo vallen er enkele druppels
op de gloeiende plaat, maar
heel die stichting is goed be
schouwd een aanklacht tegen
de gemeenschap onzer kerken,
waar op dit punt de dood in de
pot is.
Zulk een stichting is strikt
genomen ook nog in strijd met
de Kerkenorde, die voorschrijft,
dat de zaken, „die de kerken
in 't gemeen aangaan", op de
meerdere vergaderingen zullen
worden behandeld.
Maar men heeft in arren
moede naar zulk een stichting
gegrepen, omdat men niet meer
leeft uit de wezenlijke kracht
en roeping van de onderlinge
lotagemeenschap
Bavinck: vrij
onbekend
Ds. W. F. M. Lindeboom te
2wijndrecht, maakte eens met
andere geref. theologen een
reis naar Rome. In zijn kerkbo
de vertelt hij: „Toen wij door
een pater in de St. Pieter wer
den rondgeleid, waarbij van de
Engelse taal werd gebruik ge
maakt, zei deze op een bepaald
ogenblik: „..daar is een weinig
bekend dogmaticus, de heren
zullen wel nooit van hem heb
ben gehoord, maar ik kan u de
bestudering van zijn werken erg
aanraden, zijn naam is
Bavinck!"
Moedig verzet in Oostzone
Kinderen die gewijdtvorden,
doen geen belijdenis
In Oost-Duitsland is een „centraal comité voor jeugdwijding"
opgericht. Doel: de kinderen bij het verlaten van de school, onge
acht hun levensbeschouwing, deel te laten nemen aan een wijding.
Verschillende kerkelijke instanties In de Oostzone hebben naar
aanleiding daarvan ouders en kinderen er aan herinnerd, dat zo'n
wijding niets met dc confirmatie (bevestiging van lidmaten) te
maken heeft.
-----ngclis
kerken in Mecklenburg en Berlijn-
Brandenburg kon daarbij verwij
zen naar kerkelijke bepalingen.
„Kinderen die zich onderwerpen
aan een handeling die in tegen
stelling staat tot de confirmatie
d dat de jeugd
wijding. die dan volgend jaar in
de Sowjetunie wordt ingevoerd,
aansluit bij een traditie, vroege?
vastgehouden door die mensen, die
de kerk cn haar boodschap afwij
zen. „Wij zijn hét", zo zegt de
kerkelijke Verklaring, „met de
overtuigde aanhangers van het
Marxisme-Lenmisme daarin eens,
dat christelijk geloof en marxis
tische wereldbeschouwing een on
overbrugbare tegenstelling vr.r-
Alle evangelische christenen, In
het bijzonder echter de catechisan
ten. worden opgeroepen tot een
vrolijk en onbevreesd belijden