PIETER PEUTER 4 6®^ J AWA t \(i (fcJijxfitt* Woestijn werd vruchtbaarland en de veestapel gezond De levensloop van /Ai 84. Vlak onder de rand i Staat de putjesschepper Koos Die geheel is gevuld met bagger O, wat 'n geklodder! En een geflodder! Wat lag hij daar lekker In de modder! 82. Daaronder stond, dik als een Mijnheer De Wit op zijn balkon. Zacht en veerkrachtig als 'n bal, Brak hij gelukkig Pieters vaL Ach, 't geeft geen baat Het is te laat! Daaronder wacht De harde straat! het lot is niet zó wreed! Bespaard wordt hem dit gruwelijk leed! Een zonnescherm vangt in zijn schoot Hem op en redt hem uit de nood! ,,Aha!" denkt hij, ,,'t Ergste is voorbij Ik kom er goed af. Van die valpartij!" 85. Maar naar men weet, komt in 't algemeen Een ongeluk zelden of nooit alleen: Van pure schrik valt Pieters Papa Zijn lieve zoontje achterna! In zijn nood Grijpt hij de goot, En hangt te spart'len! Zijn angst is groot! Kijk dat op het plaatje hierboven maar! Twee stoere mannen staan gereed En pakken hem bij z'n enkels beet! Hij krijgt vaste voet! En dat is dus goed! Maar niemand, die wpet Hoe het verder moet! 87. Dra is de kracht uit zijn handen verdwenen. Hij zwaait naar benêe en hangt aan z'n benen. Waarbij hij gelukkig voor de man! Een bloempottenrekje bereiken kan! Ach, eilacie! 't Is geen tractatie! Zo ondersteboven. Wat 'n temptatie! 88. Maar ook zijn helpers hoe vre selijk naar! Wordt al gauw het vrachtje te zwaar! Ze laten hem los; hij maakt wéér een En steekt beneden met veel lawaai Allebei z'n benen Door de ruiten henen. En schramt daarbij Geducht zijn schenen. 89. Een ogenblik blijven zijn benen nog haken, Totdat ook de rest van de ruit gaat kraken. En Papa genoegelijk zwemmen gaat In de wasteil die daar beneden staat; Hij verdwijnt, op en top Tot aan z'n krop. Met heel z'n lijf In het schuimend sop. 90. Hij snelt in wie komt 't Is Pieter, met modder en slijk be- laSn! O. o. wat wordt de man nu boos! Zijn woede is bijna grenzenloos! ..O jij schavuit! Verdorven spruit! Je gaat naar de kostschool!" Zo roept hij uit. 91. Piet werd naar de kostschool ge- getransporteerd. Daar heeft hij zijn streken gauw ver leerd; Hij verwierf er tot nut van het algemeen Een schat van nuttige kundigheên Hij kreeg op z'n vel, En werd heel snel Een toonbeeld van orde. Kortom: een model! 91* 92. Vijftien jaar later ziet men hem voldaan Met fiere tred door de straten gaan. Hij is nu een man in de maatschappij. Zijn wilde haren zijn lang voorbij. Wat liefd'rijk gezag En tucht vermag, Dat ziet eenieder Aan zijn gedrag. EINDE. VERRASSEND RESULTAAT DER MODERNE WETENSCHAP Dit alles is te danken aan t gebruik van kleine boeveelheden metaal muziek, wereld van krijgsrumoer vervuld was. Misschien ook was hij in zijn hart teveel Australiër, orn niet méér muziek te zien in de landbouw. In elk Veval kocht hij een stuk woestenij van 2850 ha. met de bedoeling er te gaar. „boeren". Keith Becker had natuurlijk beter ge daan. a!s hij vruchtbare grond had ge- kooht, in plaats van een soort woestijn. Maar hij was een optimist en evenals vele optimisten had hij niet de be schikking over veel geld. Slechte grond is oneindig veel goedkoper dan goede. En met zijn optimistische kijk op de dingen meende Becker, dat hij van de slechte grond goede zou kunnen maken door er flink wat kunstmest in *e bren gen. Hij ploegde een grote hoeveelheid superfosfaat door zijn grond en zaaide haver en tarwe. Het resultaat was be droevend. Er schoten slechts hier en daar wat spichtige aren omhoog, waarin de korrels onvoldoende tot ontwikkeling waren gekomen. ÏTeiTH Becker was niet de eerste op- timist, die op deze door echte land bouwers allang prijsgegeven woestijn- grond een mislukking noteerde. Maar hij was volhardender dan de anderen en wenste er niet in te berusten, dat „zijn" land geen overvloedige oogsten zou opleveren. Hij nodigde geleerden uit van de CSIRO, de ..Commonwealth Scientific and Industrial Research Organisation", om zijn eigendom te gebruiken voor on derzoekingen en proefnemingen op lan ge termijn. De mannen van de CSIRO togen aan het werk. Hc-t duurde verscheidene ja ren. Toen kreeg Becker een lijvig rap port. Er stond in, wat er eigenlijk aan „de negentig-mijls vlakte" (zoals de Becker zich tot het zaaien van een be paald soort klaver en een bijzondere, uit Zuid-Afrika afkomstige grassoort, die hij als veevoeder wilde verkopen. Daarbij vergat hij niet. zijn klaver en zijn Zuidafrikaanse gras de metalen ko per en zink als voedsel toe te dienen, in de vorm van geringe hoeveelheden koper- en zinkzouten. Op dit ogenblik is Keith E. Becker de belangrijkste producent van klaver en Zuidafrikaans gras geworden in de gehele staat Zuid-Australië. Hij werd het, behalve door zijn volharding, door het juiste gebruik van die heel kleine beetjes metaal. EEN bekend spreekwoord zegt, dat men een spiering uit moet gooien om een kabeljauw te vangen. Het is een spreekwoord naar het Nederlandse hart: ontleend aan de visserij en afgestemd op onze koopmansgeest. Welk een aan lokkelijke winst: een heel klein visje of feren, om er een reuzenvis voor in de plaats te krijgen Maar in Australië, een land dat door de Nederlandse emigratie ook hier in het middelpunt der belangstelling staat weet men het nog heel wat beter. Men werpt er milligrammen uit, om er tonnen voor terug te krijgen: een woestenij genoemd werd, waarvan de voormalige muziekleraar een deel had gekocht) ontbrak. Koper en zink vorm den de sleutel tot hernieuwde vrucht baarheid van dit gebied, aldus vertel den de mannen van de wetenschap. Keith Becker begon deze pas-verwor ven kennis onmiddellijk in praktijk te brengen. Hij verkocht een deel van zijn land en richtte al zijn krachten op de overgebleven 1200 ha. Dit stuk land ging hij zorgvuldig ont ginnen. En terwijl andere pioniers in de ze woestenij met alle geweld graan wil den verbouwen of vee houden, bepaalde DE man, die een deel van Beckers land kocht, heette Murray Thomas. Hij was een bekend schapenfokker uit Zuid-Australië en hij ging niet over ijs van één nacht. Hij volgde met aandacht de proefnemingen op het land van zijn buurman Keith Becker en deed er zijn voordeel mee. In de nieuwe aanplant stak hij het respectabele kapitaal van 10.000, Maar zijn kudden merino- schapen gedijen prachtig en hun wol brengt tegenwoordig hoge prijzen op de veilingen van Adelaide op. De successen van Keith Becker en Murray Thomas werden natuurlijk in Zuid-Australië druk besproken. Ze vie len samen met het plan van een grote verzekeringsmaatschappij, kapitalen te beleggen in ontginningswerk. Misschien zou zij zich op schijnbaar méér belo vende gebieden hebben gericht voor het beleggen van haar verzekeringsgelden, als het werk van Becker en Thomas niet zo'n opzien had gebaard. De „negentig-mijls woestenij" had im mers al gedurende meer dan een eeuw weerstand geboden aan alle pogingen tot ontginning en nu was er plotseling een sensationele wending in de moge lijkheden gekomen. De geheimen van deze woestijn gol den voorheen als ondoorgrondelijk. Men had de hoop opgegeven, er ooit vrucht baar land van te kunnen rr.aken. Al leen optimisten zonder ervaring verspil den er hun geld en hun krachten aan. Keith Becker had echter de stoot gege ven tot nieuwe stormlopen op het ge heim van de „negentig-mijls-woestenij". ]\jT2N leidde daaruit niet af, dat men A er vóór Beckers eerste teleurstellin gen nooit toe gekomen was. de midde len van de moderne wetenschap op de ze troosteloze landstreek te richten. Reeds in de dertiger jaren, kort voor de tweede wereldoorlog, werkten onder zoekers van de Australische CSIRO met geleerden uit andere landen samen, om meer te weten te komen van het toen reeds bekende feit, dat geringe sporen van bepaalde mineralen in sommige gevallen het hele verschil uitmaken tus sen een woestijn en een vruchtbaar stuk land. Het was een bij uitstek systematisch onderzoek, dat met eindeloos geduld wercf voortgezet en stapje voor stapje vorderde. Gelijk dat zo dikwijls in de wetenschap het geval is, kwam de be slissende phase in dit onderzoek, toen onverwachts een van geheel andere zij de begonnen reeks naspeuringen op het zelfde punt bleek uit te komen. Ongeveer in dezelfde tijd, dat één groep CSIRO-onderzoekers bezig was met het bestuderen van een groot aan tal proefvelden in de „negentig-mijls woestenij", probeerde een andere groep onderzoekers van de CSRIO de oorzaak te vinden van de merkwaardige „kust- George Hentschke, 31 jaar oud, is het typische voorbeeld van de jonge pioniers in Zuid-Australië. Deze geheimzinnige kwaal teisterde de schapen op de zandige kustgebieden van Zuid-Australië en gedeeltelijk ook de kudden van West-Australië. De die ren, die in deze kuststrook werden ge fokt en die toch van uitstekende af stamming waren, kwijnden weg. Hun wol verloor alle glans en soepelhied. In de ergste gebieden gingen zelfs gehele kudden verloren. DE CSIRO richtte een proefstation in te Robe, in Zuid-Australië. en be gon de „kust-ziekte" ernstig te bestude ren. Door een systeem van geleidelijke eliminatie (het telkens uitsluiten van mogelijkheden, die niet in aanmerking komen), stelde men tenslotte vast, dat de kust aan het verschijnsel niet de geringste schuld had. Er ontbrak iets aan het voedsel van de dieren. Maar wat was dat ontbrekende? Het raadsel achtige feit deed zich voor, dat de scha pen evengoed wegkwijnden op weelde rige weiden als op armelijke gronden. Eindelijk ontdekte men, dat de scha pen een spoortje kobalt in hun voedsel nodig hadden. Het ging maar om uiterst geringe hoeveelheden. Het tienduizend ste gedeelte van een gram, ééntiende milligram, vormde het hele verschil lus sen een gezond en een kwijnend dier. Zonder dat minieme beetje kobalt werden de schapen uiterst toegankelijk voor bloedarmoede. Ook kwam men er bij deze gelegenheid achter, dat een geringe dosis koper nodig was om de wol van de dieren overvloedig en glan zend te maken. Men stelde de „kust- zieke" schapen dus op een diëet en voegde de ontbrekende metalen in zorg vuldig berekende doses aan het voedsel toe. Het koper kon men toedienen in het vaste voedsel. Kobalt gaf men de schapen in hun drinken. De gevolgen waren verbluffend. Op slag was af gerekend met de tevoren even geheim zinnige als gevreesde „kust-ziekte". VOORHEEN hoorde men van kobalt maar weinig spreken. Het behoort "tot de vrij zeldzame metalen en boe zemde vi ij wel alleen de kunstenaars en de kleurstoffen-industrie belangstelling Eén der vele kobaltverbindingen. ko- baltorthofosfaat. staat bijvoorbeeld be kend als „kobaltrood". Men bereidt het door kobaltchloride of kobaltsulfaat met Vervolg op pag. 2t.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 11