M'n eerste wandeling
met Mientje
AUGUSTINUS
Verzegeld
^onze jeuqó-p&qin&ï
Die ondeugende Jaap en Joop
vs6i uaawaAOM 9 aviasovcinoz
ZONDAGSBLAD 6 NOVEMBER 1954
KORT VERHAAL VAN G. H. VAN MAREN
EEN van de eigenaardigheden van
mijn vriend is. dat hij me steeds
goede raad wil geven. Overigens is het
een beste vent. Wanneer m'n vriend
mij een goede raad geeft, gaat dat niet
zoals u en ik dat doen. zo in de geest
van: als ik jou was. dan., of: als ik
in jouw schoenen stond dan... nee,
mijn vriend heeft het vermogen om met
indringende heftigheid zijn raad ken
baar te maken, zodat ik die meestal
opvolg.
Zo gebeurde het ook een dag of veer
tien geleden. Ik ontmoette Kees. zo heet
mijn vriend, 's avonds op straat en 't
was nl laat. Hij zag er een beetje ver
hit uit.
,.'t ls voor elkaar, Basje! nep hij
„Wat?" vroeg ik. niet bijster origi
neel.
..Je weet toch wel Basje, dat meisje,
dat we een paar dagen geleden za
gen. toen was jij er immers ook bij!"
In m'n hoofd ging ergens een sche
merachtig lichtje flikkeren. ,,Je be
doelt die blonde met dat groene muts
je'''' vroeg ik op goed geluk. Maar die
was het niet. 't Bleek een brunette te
zijn en een muts droeg ze nooit.
Mijn vriend gaf me daarna een gede
tailleerd verslag over de karakterolo
gische en geografische gesteldheid van
z'n nieuwe vondst. Ik luisterde wat
verveeld, want het was volgens een ru
we schatting de zevende keer dat hij
met een dergelijk verhaal aankwam.
Plotseling zweeg hij, midden in een
zin. Hij wachtte wel twee minuten en
zei toen langzaam: „Basje...", en nog
eens „Basje..." Ik wachtte geduldig en
had reeds een vaag vermoeden dat er
een goede raad in de lucht hing.
„Basje", zei m'n vriend voor de der
de maal. terwijl hij me vertrouwelijk
op de schouder klopte. „Je moet een
hoed kopen! Je moet, Basje!"
„Waarom?" weerde ik af.
„Kom nou", grinnikte mijn vriend.
„Kom nou Basje, denk 's aan Mientje
van de bakker!"
Omdat het toch donker was, kleurde
ik niet en vroeg: „Zou dat helpen denk
Je, zo'n hoed?"
„Vast!" zei mijn vriend en keek uit
dagend om zich heen als verwachtte
hij tegenspraak, doch er was niemand
anders tc zien dan een dikbuikig heertje,
dat een langwerpig hondje uitliet.
„Nee, veel haar heb ik niet", merk
te ik mistroostig op.
„Dat is het niet alleen, Basje. Een
(neisje houdt er van dat haar galant
er gekleed uitziet en een hoed kleedt
af. zie Je", betoogde Kees, terwijl hij
z'n eigen hoed rechtzette, omdat die
een tikje naar achteren geschoven
,,'k Zal er eens overdenken", maakte
ik er me van af
„Nee, doen Basje! Doen" herhaalde
mijn vriend met nadruk.
Zo waren we uit elkaar gegaan..
EERST slingerde ik de woorden van
Kees zo ver mogelijk van me, want
eerlijk gezegd heb ik een hartgrondige
afkeer van hoeden.
De goede raad kwam echter steeds te
rug, als ik van en naar m'n werk langs
de bakkerswinkel kwam, waar Mientje
achter de toonbank haar domein had.
'k Was verliefd op haar. doch niemand,
behalve Kees en ik. wist dat.
Twee dagen met onbestemde gedach
ten gingen voorbj Toen keek ik toe
vallig in de spiegel. Nu moet u weten,
dat ik altijd het zorgenkind van de fa
milie ben geweest wat betreft mijn haar
of beter gezegd, wat betreft de afwe-
vallen bij een leeftijd'van dertig jaar
nog haar pleegt te wassen.
Jaren is dat mijn wanhoop geweest.
Terwijl m'n vijf zusters in het geluk
kige bezit waren en nog zijn van na
tuurlijk golvend haar. had ik het nooit
verder kunnen brengen dan wat dunne
zandkleurige sprietjes, die. als ik dat
niet verhinderde met een flinke dosis
brillantine, alle richtingen uit gingen
liggen, hangen of staan, al naar gelang
De bediende nam hem evenwel met
een toegefelijke glimlach weer af en
zette hem andersom. 'k Moest mezelf
in een spiegel bekijken, die zo listig
opgesteld stond dat ik me ook van ach
teren zien kon.
In snelle opeenvolging verhuisde nu
de éne hoed na de andere van de toon
bank naar mijn hoofd. Bij elke nieuwe
somde de bediende diverse kwa.itci-
ten op. wat maaksel en materiaal be
treft. maar daar ik een leek op dat
gebied ben, kan ik er niets meer van
na vertellen.
Bij de negende putte de man zich uit
in verzekeringen, dat deze me nu juist
buitengewoon stond. Zelf keek ik daar
om ook wat nauwgezetter in de spie
gel. 'k Vond hem eigenlijk net zoals
alle andere; een wat dwaze bruine bol
met een deuk er in en een miniatuur
wielerbaantje er om heen, maar toen
een heer met een neerslachtig doch
vertrouwenwekkend gezicht, die ik in
't eerst niet opgemerkt had, de bedien
de bijviel, liet ik het ding in een pa
pieren zak stoppen, kreeg kippenvel
toen ik betaalde en verliet de winkel.
De aankondiging, dat ik een hoed
ging dragen, had thuis niet die uitwer
king, welke ik er van verwacht had.
M'n moeder glimlachte begrijpend cn
Joke en Ricntje, mijn twee ongetrouw
de zusters, beperkten zich tot het wis
selen van een snelle blik.
•nge
i hoofd hield.
In de spiegel zag ik weer de harde
werkelijkheid.
Nog aarzelde ik een dag. Maar toen
ik voor de vijfde maal in acht dagen
krcntebollen gehaald had en nog geen
stp.p dichter bij m'n eigenlijke doel ge
komen was. besloot ik. ook al omdat
het eind van de maand in zicht kwam
en de zes procent een feit was. de ver
meerderde welvaart van ons land, zo
ver die mij aanging, om te zetten in
eea hoofddeksel.
HET was een goede zaak, waar Ik
binnenstapte. Een roodharige be
diende echoof een boekje terzijde, waar
in hij had staan lezen en vroeg wat
of Jk wenste.
„Een hoed", zei Ik naar waarheid.
Na deze simpele mededeling kwam
om mijn hoofdomvang te schatten.
begon toen een aantal vakken leeg tc
dragen. Met verwonderlijke vlugheid
werd mij ccn serie hoeden voorgelegd.
„Maakt u gerust een keus", spoorde
de roodharige man mij aan toen ik be
sluiteloos naar de toonbank bleef kij
ken. De nam er één ter hand. bekeek
aandachtig het merk, vermande me en
lette hem op.
droeg een regenmantel met capuchon.
„Nou het beste, Basje", wenste ik
mijzelf en ging tot de aanval over die
vooreerst hieruit bestond dat ik haar
met grote stappen achterna zette.
„Juffrouw", begon ik met een ietwat
onvaste stem.
Ze keek op. hooghartigO, ben jij
het?" zei ze toen, ongetwijfeld de kren-
tenbollenman herkennend.
„Ja", antwoordde ik. en blij dat er
tenminste een aanknopingspuntje was
vervolgde ik: „Juffrouw mag ik een
eindje met u oplopen?" Eerst nu werd
ik me bewust dat ik m'n hoed niet
had afgenomen, maar het was te laat
om dit verzuim nog te herstellen. Wel
voelde ik dat er iets in mijn nek krie
belde. Ik wreef er een keer langs, maar
het werd me niet duidelijk waarin het
gekriebel zijn oorzaak vond.
„Van mij wel", zei Mientje vlot en
m'n hart begon, zoals in zo'n geval ge
bruikelijk is, hoopvol te kloppen.
Toen gebeurde het...
Onder een straatlantaarn stonden we
een moment stil. Zij keek me aan en
ik van mijn kant deed alle moeite om
er zo voordelig mogelijk uit te zien,
maar 'k schrok hevig, want haar ogen...
haar ogen werden groot van angst ter
wijl ze haastig een stap achteruit deed!
Ze fixeerde me. wilde wat zeggen,
hield haar woorden in, nam me daar
na opnieuw op van het hoofd tot de
voeten; vooral m'n hoofd, merkte ik.
Blijkbaar beschouwde ze me toch voor
ongevaarlijk en langzamerhand veran
derde haar gelaatsuitdrukking. Eerst een
glimlach en tenslotte lachte ze hardop.
Tevergeefs giste ik naar de reden van
haar vrolijkheid en sloeg ondertussen
met m'n vlakke hand in mijm nek om
dat daar. naar mijm gevoel, een uitge
breide kolonie overwinterende insecten
aan het kriebelen was.
„Kom, laten we doorlopen", zei Mien
tje en ze schaterde het plotseling uit.
Ek grinnikte wat mee. zij het enigszins
schaapachtig.
nesteld. Dit was op zichzelf al iets bij
zonders. daar ik tot op dat ogenblik
een erker bestempeld had als verblijf
plaats voor breiende of hakende dames
of voor zwaarlijvige lieden, die een
uiltje knappend toch ook gaarne af en
toe een lodderoog naar buiten werpen.
Nog meer verwonderlijk was het. dat
't licht nog niet brandde. Sinds jaar en
dag heb ik een hekel aan schemeren,
maar die avond bracht ik mijn moeder
en Joke in verbazing door te zeggen
dat ik schemeren zo gezellig, zo in
tiem vond. Op de keper beschouwd was
't niets anders dan een slecht gecamou
fleerd smoesje om de gordijnen open
te houden, zodat het uitzicht naar pile
kanten vrij bleef.
's Woensdags namelijk, zo om een uur
of zeven, ging Mientje ergens naar toe.
Waarheen wist ik niet. Een feit was.
dat ik ze reeds een paar weken op die
avond voorbij had zien gaan.
'k Was vol goede voornemens cn had
mijn maatregelen genomen. Jas en hoed
hingen in de gang klaar om zodra dit
mogelijk mocht blijken, mij ccn ge
kleed aanzien te geven. Op straat zag
het er een beetje mistroostig uit: er
viel een druilerige motregen...
'k Schrok even op toen Rientje haar
fiets vlak voor m'n neus tegen de ruit
zette, daarna wijdde ik weer mijn volle
aandacht aan de wandelaars.
't Was kwart over zeven toen ik ze
zag! «En juist op dat moment riep Rien
tje luid: „Basjcl Basje!"
„Ja", riep ik terug, veel harder dan
nodig was door de opwinding, die zich
van mij meester maakte.
„Basje. het licht is kapot in de gang!"
Vanzelfsprekend was ik de aangewe
zen persoon om dit euvel te herstel
len, maar onder deze omstandigheden
liet het me hoegenaamd koud. Ik stom
melde door de kamer heen naar de
gang. botste tegen Rientje op, die brom
de dat het gekheid was om nu nog in
het donker te zitten, en vond op tast
dc weg naar de kapstok.
„Maak je 't even?" vroeg Rientje.
„Ja... eh straks!" brabbelde ik.
M'n jas had ik spoedig aan; m'n hoed
gaf meer moeite omdat ik die eerst
niet vinden kon. Zenuwachtig grabbel
de ik langs de Jassenik vond hem
op de grond en drukte hem haastig op
mijn hoofd.
VOLGENS myn berekening moest het
meisje ondertussen vlakbij of reeds
gepasseerd zijn. Voor het eerst in m'n
leven ontdekte ik, dat het raampje in
de voordeur een raar ribbelruitje was,
waardoor Je geen steek zien kum en
ik stapte daarom resoluut naar buiten.
Ze liep op een pas of twintig voor me
uit. 't Was harder gaan regenen en ze
Openbaring 7:3
IDtET bonte, levende kleuren heeft
Johannes in hoofdstuk 6 gete
kend hoe Christus de geschiedenis
naar haar einde stuuien zal.
De paarden van oorlog, honger en
diverse ellenden rennen door liet we
reldcircus, voorafgegaan door het
witte der overwinning van het evan
gelie van Jezus Christus.
Maar juist, als de pijl van de Rui
ter op het witte paard getroffen
heeft, begint voor de getroffenen de
verdrukking.
Door alle eeuwen heen zal de kerk
strijdende en lijdende kerk zijn, nu
eens meer, dan wat minder, maar
martelaren zullen er altijd zijn.
Johannes heeft ook het eind gezien
van het strijdperk. Als Christus zal
weerkomen, zal alles ineenstorten
waarop de mens-zonder-God zijn ver
trouwen had gevestigd en hij zal
zich willen verbergen voor God, die
de enig Blijvende en Zijnde zal blij
ken te zijn.
Dat was een troost voor de gemeen
ten in Asia. En dat is nog een troost
voor alle latere kerken. Nog een
ogenblik geduld, draag nog een poos
het kruis. Het zal tóch eenmaal wor
den: God alles voor allen die Hem
hebben liefgehad.
Maarhoewel zij en wij daar
over getroost zijn, toch kan nog in
de harten opkomen de vraag: zullen
u?y wel staande kunnen blijven? Wij
zijn stof en as, wij zijn niet sterk,
onze kracht is klein. Zullen wij 't wel
kunnen volhouden, als de storm op
steekt en aanhoudt? Als ons leven
eens gevraagd wordt, wat dan? Zul
len wij de eerkroon wel dragen in
Christus' toekomst?
Ook voor die angst heeft Christus
een antwoord. Johannes mag het
meedelen in hoofdstuk 7 van zijn
boek. Het is een krachtig j a; gij
zult kunnen volhouden, volharden.
Waardóór zullen de kinderen Gods
het kunnen volhouden?
Omdat hun geloof zo groot is? Om
dat hun liefde zo sterk is? Ach neen.
Zij zullen het kunnen volhouden
omdat zij verzégeld zijn!
Het Woord, dat hem gegrepen had,
bracht hij, zwerver, van land tot land.
En in zijn werk zag hij Gods hand,
wanneer hij preekte in dc stad.
Op alle wegen, die hij ging,
was hem zijn daag'lijks werk genoeg.
En daar God zelf dit van hem vroeg,
kende hy ook geen aarzeling.
Zwerver. Zijn zwerftocht door de tyd,
waar hem de onrust verder dreef
en als een vuur zo brandend bleef,
zij eindigde in Gods eeuwigheid.
ANTHONIE STOLK
-J
We liepen weer. Wonderlijk zo veel
als er bij een eerste kennismaking ge
lopen wordt! We praatten een beetje,
maar antwoord kreeg ik niet veel, wei
hoorde ik steeds een onderdrukt lachen.
Bij de volgende lantaarn stopten we
opnieuw. Weer keek ze me aan en weer
proestte ze het uit.
Toen struikelde er iets in mijn bin
nenste... 'k Denk dat het mijn goede
voornemens waren, want ik werd rond
uit een beetje prikkelbaar en daar het
zonderlinge geplaag in m'n nek ook nog
niet aan een eind was, werd ik nijdig.
Wat verbeeldde dat schepsel zich wel?
'k Liet me niet aan één stuk uitlachen!"
„Mientje", zei ik, want binnen een af
stand van vijfhonderd meter had ik 't
toch zo ver geschopt dat ik Mientje
mocht zeggen. „Mientje, een andere keer
maar eens hè? Misschien komt het dan
beter uit..."
Haar gezicht werd even ernstig, ze
knikte, dan schoot ze weer in een lach.
Nu was de maat vol!
„Tot ziens dan!" zei ik kort cn wacht
te geen antwoord af.
Volgens de geldende regels had ik
nu een gedesillusionneerd man moeten
zijn. Misschien was ik dat ook, dit ver
hinderde echter niet dat ik me nog ter
dege bewust was van kleine indrukken
uit de wereld rondom mij. Eén van die
indrukken was, dat het feest in m'n
nek weer begon! Voor de etalage van
een sigarenwinkel rukte ik met een ze
kere drift de hoed van mijn hoofd cn
wilde de plaaggeest in mijn nek le lijf.
Zover kwam het niet...
In m'n hand hield ik de hoed, dc hoed
van Rientje! In het duister van de
gang had ik dat gekke ding zeker op
gezet Een raar verregend lintje hing
er als een staartje achteraan. „Dat is
de kriebelaar!" gromde ik gemelijk.
Veel werd me plotseling duidelijk.
'k Heb hard gelopen, maar Mientje
heb ik niet meer ingehaald. Die avond
tenminste niet...
Verzegeld door God zelf!
Natuurlijk moeten wij hier niet
denken aan een zichtbaar teken; wij
moeten de symboliek ervan verstaan.
En dan vinden wij, dat in de H.
Schrift het zegel" drieërlei beteke
nis heeft, nl. van bescherming (denk
aan het zegel van de Romeinse kei
zer op Jezus' graf), van eigendoms
recht (.zet mij als een zegel aan
Uw hart", Hooglied 8:6) en van echt
heid (Xerxes' bevel om Human te
doden. Esther 3:12).
Wie verzegeld is heeft de Drie-
enige God tot bondgenoot.
De Vader heeft hen verzegeld,
want Gods Kind geniet 's Vaders
bescherming gedurende heel het
leven. Ik zal u niet begeven noch
verlaten. Ik heb u in beide Mijn
handpalmen gegraveerd. Mijn oog
zal op u zijn. Vrees niet, gij klein
kuddeke.
De Zoon heeft hen vergezeld,
want Jezus Christus kocht ze met
Zijn bloed. Hij is hun Heer, hun
eigenaar. Wat is uw enige troost in
leven en sterven? Dit, dat ik met
lichaam en ziel niet mijns, maar
mijns getrouwen Zaligmaker eigen
ben, die met Zijn dierbaar bloed voor
al mijn zonden wolkomen heeft be
taald en mij uit alle heerschappij
des duivels verlost heeft.
De H. Geest heeft hen vergezeld.
In Hem, schryft Paulus in Ef. 1:13.
zyt pij, toen ge g e lo v i g werd,
ook verzegeld met de H. Geest der
belofte, die een ondergrond is van
onze erfenis. De H. Geest overtuigt
ons van de echtheid van de verlos
sing in Jezus Christus in onze harten.
De Geest getuigt met onze geest dat
wij kinderen Gods zijn.
Het gaat in hoofdstuk 7 dus om het
vastmaken van het zegel onzer ver
kiezing.
Nu is de verkiezing ten nauwste
verbonden aan het gelóóf. Niet een
ieder die zegt: Here, Here, maar die
doet de wil des Vaders. Wat is de
wil des Vaders? Dat wij komen zul
len door het gelóóf in de Zoon. Dit is
Mijn geliefde Zoon, hóórt Hem. Die
in de Zoon gelóóft, heeft eeuwig
leven.
Als wij in gehoorzaamheid ko
men, zullen wij behoren tot die ene,
algemene, verzegelde, christelijke
Kerk, waarvan Jezus zegt, dat de
poorten der hel haar niet zullen
overweldigen.
Wie gelóóft wordt verzegeld, ja
veel meer die is verzegeld,
reeds toen nog niets van hem begon
te leven.
G\j toch, Gij z\jt hun roem, de
kracht van hunne kracht.
Uw vrije gunst alleen wordt
d'ere toegebracht.
W\j steken 't hoofd omhoog en
zullen de eerkroon dragen
door U, door U alléén. Om
't eeuwig welbehagen.
Want God is ons ten schild, in 't
strijdperk in dit leven.
En onze Koning is van Isrels God
gegeven.
ZONDAGSBLAD 6 NOVEMBER 1954
7
(SLOT)
Toet.., toet, daar komt al weer een
auto aan. De jongens zien hem niet.
Ze horen ook niets. De auto is al
dichtbij. Opeens zien de jongens hem,
ze schrikken. „Gauw, gauw!" roept
Kees, ze hollen naar de stoep toe.
Maar o wee, Jaap wil ook gauw
weglopen met de step in zijn hand.
Er ligt een grote steen op de weg.
Jaap ziet hem niet, hij kijkt om, de
auto is al dicht bij, maar dan. bom,
plof. Daar ligt Jaap en de auto is er
ook al. Kijk nou toch, die auto kan
niet eens zo gauw stoppen en raakt
net de arm van Jaap. „Au, au, Moe
der, Moeder!'' Jaap huilt van pijn.
Joop en Kees staan op de stoep.
Wat schrokken ze allebei. Ze gaan
vlug naar Jaap toe. De meneer van de
auto is er ook al. Hij pakt Jaap op in
zijn sterke armen. Hij draagt hem tot
in de auto en laat Jaap daar liggen.
„Heb je pijn?" vraagt de meneer.
„Ja", huilt Jaap, „en ik wil zo graag
naar Moeder." .,Ja hoor, ik zal jou
bij je Moeder brengen."
De dokter komt er ook al aan. „Zo,
zo, je hebt niet goed opgelet, Jaap."
„Ja, jawel dokter, ik viel zomaar op
de grond." De dokter doet een verband
om Jaap zijn arm. Nu is die heel dik.
„Zo dan, en nu maar gauw naar je
Moeder."
De dokter gaat weer weg en de me
neer stapt in de auto. „Meneer, me
neer, mag ik ook mee, ik zal u de
weg wel wijzen, dat kan ik heel goed."
„Vooruit dan maar." Vlug klimt
Joop er in. Ook Joop heeft tranen in
zijn ogen. Wat zal Moeder wel zeggen?
Moeder heeft de hele tijd al door
het raam staan kijken; ze wordt nu
een beetje ongerust. Als Jaap en Joop
nu maar goed uitkijken, het ré zo
druk op straat. Foei, wat blijven ze
toch lang weg. Zo dadelijk komt Va
der thuis en het eten is nog niet eens
klaar.
Moeder denkt: Ik ga even op straat
kijken, misschien komen ze er aan.
Toet.toet, alweer een auto, hè wat
een drukte. Maar wat is dat, die auto
rijdt heel langzaam en net voor het
huis van Jaap en Joop blijft hij staan.
De deur gaat open en een meneer stapt
uit; aan de andere kant van de auto
gaat ook een deur open.
O, hoe kan dat? Joop vliegt uit de
auto naar Moeder toe. hy kust haar
en blijft dicht bij haar staan. Waar is
Jaap? De meneer gaat weer in de
auto. Als hU zich weer omdraait, ligt
Jaap daar in zjjn armen. „Jaap, kind,
wat is er, ben je ziek, cn wat een
dikke arm! Zeg, hoe komt dat?'' De
meneer vertelt alles. In Moeders ogen
komen tranen, tranen van blijdschap,
maar ook van verdriet.
„Foei, foei, wat stout zijn jullie,
kom vlug naar binnen." Moeder vraagt
of de meneer ook even mee naar bin
nen wil. „Nee hoor", zegt de meneer,
„ik heb het nog erg druk." Hij gaat
vlug in de auto en rijdt weg.
Moeder, Joop en Jaap zitten nu in
de kamer. Jaap ligt in een mooie
stoel. De jongens zijn blij, dat ze weer
bij Moeder zijn.
„Nu zal ik eens vlug eten klaar ma
ken en vlees braden. Zeg Joop, waar
is de tas?" De tas.... allebei schrik
ken ze heel erg. „Oh, Moeder", huilen
ze allebei, „de tas ligt nog op de straat
bij het huis van Kees."
„Och, och, wat een domme jongens
heeft Moeder toch. Ongehoorzaam zijn
jullie geweest hoor en als je onge
hoorzaam bent heb je ook straf ver
diend." Moeder kijkt Jaap en Joop
eens aan. Gelukkig maar dat het nog
zo goed is afgelopen. Jaap had wel
helemaal onder dc auto kunnen ko
men. En het vlees hebben ze maar
loten liggen? Nee, zulke domme jon
gens kunnen geen boodschappen meer
doen. Die vergeten wat Moeder zegt
en zijn niet flink.
Trring, tring. hoor de bel. Moeder
loopt vlug naar de deur. Wie staat
daar op de stoep? Het is Kees. Kees
heeft een tas in zijn hand. Moeder
ziet het al en ze ré bly dat het vlees
er weer is.
„Kom maar even binnen en ga maar
eens bU Jaap en Joop kijken." Dan
zitten de drie jongens bij elkaar. Nu
roepen en lachen ze niet n eer. Ze kij
ken verdrietig. Jaap en Joop willen
nooit meer zo dom zijn. Nu is het
Een naamkaartjespuzzle vinden
de meesten van jullie wel leuk,
hè? We rullen deze week iets der
gelijks doen, alleen zijn het geen
naamkaartjes, maar uithangbor
den. De namen moeten dus be
roepen worden, maar bovendien
staan ze op verkeerde borden.
Welke naam moet op welk bord
Sturen jullie de oplossingen
vóór Dinsdag in en schrijven jullie
naam, achternaam en adres in de
brief
geen lawaai in huis, nu is het stil.
Moeder komt ook binnen. Ze zegt,
dat Kees nu maar naar huis moet
gaan. „Fijn hoor, dat je het vlees weer
teruggebracht hebt. De honden had
den het wel op kunnen eten. Je mag
morgen wel weer hier komen bij Jaap
en Joop om met hen te spelen."
Dat wil Kees wel; hij zal het aan
zijn Moeder vragen. „Dag Kees", zegt
Moeder. „Tot morgen", zeggen Jaap
en Joop zachtjes.
Nu liggen ze allebei in bed. Moeder
zit naast hen op de stoel. Jaap en Joop
hebben er zo'n spyt van, dat ze onge
hoorzaam zijn geweest. „Moeder", fluis
tert Joop, „we zullen het nooit weer
doen."
„Goed", zegt Moeder, „dat is fijn.
Weet je wat we nou doen? We gaan
bidden." Moeder bidt heel zachtjes. Jaap
en Joop horen het wel. Moeder bidt:
„Here Jezus, wilt u ons allemaal grote
en lieve kinderen maken. Help ons ook
om gehoorzaam te wezen."
Het is heel stil op dc slaapkamer.
Jaap en Joop zijn nu niet verdrietig
meer. Nu kunnen ze lekker gaah sla
pen. Moeder stopt hen diep onder
de dekens. Ze krijgen allebei een dik
ke zoen. Jaap en Joop kijken nu
Ha, eindelijk daar is moeder!
weer blij. Moeder lacht ook al weer,
ze is blij dat haar twee ondeugende
rakkers weer in bed liggen. Moeder
gaat naar beneden.
Jaap en Joop vallen lekker in slaap.
Door een kiertje van het gordijn kijkt
de maan naar binnen. Ze schijnt pre
cies op het kuiltje in Jaap zijn wang.
De maan lacht er om, ze denkt: wat
een rakkers zijn dat.
De volgende morgen zijn Joop en
Jaap al weer vroeg wakkei. Als ze in
de kamer komen, heeft Moeder de
tafel al gedekt. „Zo, zijn jullie daar?
Ga maar vlug op je stoel zitten. Hoe
is het met je arm. Jaap? nog pijn?"
„Nog een klein beetje, Moeder." „Eten
jullie nu maar vlug je boterham op,
want straks komt Kees om te spelen."
Nu is het weer een lawaai en ge
praat in de kamer. Ze zijn allemaal
weer blij.
O O O
O O O
onze BRievenBus
Beste kinderen,
Hebben jullie ook
zo moeten lachen
om die malle oude
auto die uit die
puzzle te voorschijn
kwam? Er zaten een
meneer en een me
vrouw in, en ach
terop stonden een
paar koffers. Op de
puzzle ontbraken
een paar puntjes,
maar dc meesten
hebben de auto toch
maar een compleet
stel banden gege
ven Marijke van
Santen heeft de hoofdprijs gewonnen
en Martien Smit, Lenic Visser en
Frans Namink ontvangen de troost
prijzen. Dan heeft Dikkie van de
Water me geschreven, dat hij ansich
ten met kerken en torens uit heel
Nederland spaart. Wie helpt hem
bij zijn verzameling? Zijn adres is:
Dikkie van de Water. Voorstraat 129,
Beesd (Gld.)
hoor. Was het een velletje papier uit
je schoolschrift, waar je op schreef.
Lientje Blever? De groeten aan Nel en
Er bleef geen één mus zitten Leo Kor
ving, want de anderen schrokken zo dat
ze wegvlogen. Is dat goed? Dank je
wel voor je tekening. Ankle! Fijn dat jul
lie b'.ij zijn met de prijs, Jan en Frits
Schutte. Je broertje is fijn verwend met
zijn eerste verjaardag. Nanneke Nleuw-
stratcn! Wat betekent die naam van je
ronde. Tineke Terlaak? Wat leuk, Louise
Kraak, dat Je op stoeltjes zit op school
in plaats vnn op banken. Zijn dat alle
maal schoolvriendinnetjes van je. die je
in je brief opnoemde, Ineke W'edage?
Bij Marijke (achternaam vergeten in
de brief tc zetten) logeert oma op het
ogenblik. Is ze alweer beter? Wat ben
jij lang opgebleven, Ellie Boet. Jullie
gaan zeker wel een paar samenspraak -
jes instuderen voor dc 1214 jarige brui
loft, Jadl Donkers? En bij Jan Bakker
is er een zilveren bruiloft! Ja Jan, je
brief was de vorige week te laat. Heb
je moeder fijn verwend met haar ver
jaardag, Truusje Morkestorm? Wat een
kleine klasjes zijn er op jullie school.
Hannie en ld.» Vink. Je hebt zeker wc-1
gemerkt, dat het geen kruis, maar kof
fers zijn. Arie Zonnenberg. Is vader al
weer beter. Jan van der Meedc? Ik
hoop dat je nu beter kunt zien met je
bril, Adrie de Jong. Heb je je nieuwe
jas al gekregen, Dina Quist, hoe ziet
die er uit? Haan en kangeroe. dat was
de oplossing van je raadsel. Else Eek-
hardt. Is het goed? Wat leuk dat je
een correspondentievriendinnetje hebt.
Marijke Baas, schrijf je haar vaak? Je
hebt reuze veel gekregen met je ver
jaardag, Joop Ebert, je hebt al het
anoep toch niet achter elkaar opgegeten?
Waren er veel padvinders in de kerk,
Jan Schutte? Heb je een prettige Herfst-
vacantie gehad, Kees Klop? Willie Koorn-
stra houdt zoveel van bellenblazen, nu
dat kan ik me voorstellen, het is dan
ook een erg leuk werkje. En Margreet
schreef dat ze met vader naar Utrecht
was geweest. Wat vreemd dat die jon
gen in dat vogelhok zat Lenie Bo-
Jaards! Jij hebt ook een beste verjaar-
ag gehad. I'eter den Ouden. En hoe
vond jij de Ilerstvacantic, Robbie? Wat
heb jij je brief weer alleraardigst ver
sierd. Sjoukjc v. dSpek, ik vind je een
echte kunstenares, hoor! Nee maar
Corrle Nell, 12 neefjes cn 22 nichtjes,
dat is me wat! Het lijkt me een erg
mooie jurk. die je krijgt, Aleida v. d.
Spek. Is hij alleen voor de Zondag?
Dank je wel voor dat leuke fototje.
Laurirn Reijnhout. jullie staan er mooi
op. En die plakplaatjes waren prachüg,
zeg! Hoeveel jaar ben jij. Bram Snnnc-
veldf Er zijn altijd heel veel goede op
lossingen. Kees van de Hoek, niet ieder
een kan een prijsje winnen! Nu. je bent
denk ik wel erg benieuwd naar dc uit
slag van die achooltuinwedstrijd. Willie
Rebricek. Je auto was goed hoor. Arie
de Jong. Wat heb je een gezellige lanvc
brief geschreven. Paula Langstraat!
Wat naar dat Sjnnn zo ziek werd.
Beppie Roos, wens haar maar beter
schap van mij Nou, dat zou fijn zijn.
Joke Jurjaam, als je een vulpen kreeg.
Je verdient het heus, vind ik, je schrijft
zo keurig! HllUe cn Greetje Verslui»
hebben ook al zo'n pret gehad om die
auto. Heb jc dat versje zelf gemaakt.
Joke Los, mijn compliment, hoor. Fijn
dat je weer beter bent, Rietje Kroon,
en boe is het met het kapmanteltje?
Hebben jullie al weer bericht van oom
in Canada Nelly en Gretha Maan?
Ik denk dat jij we) dol bent op dat
kleine broertje van jc, Anke Knol! Wei-
bedankt voor je mooie tekening. Corrle
van Marion. Ik denk dat je brief niet
ia overgekomen, Bertje Bakker. Maar
hier staat je naam dan weer, la 't zo
goed? Welk wijsje heb je nu in dat
notenschrift geschreven. "W'llly van Es?
Nou. ik zal m'n best doen Jannie
Oosterom! Dc vertaling i--: Ella heeft
een pen op school, zij neeft een schrift
en een pen. Klopt het? Ja, je postpapier
vind ik heel mooi. Clara Errlund. Welke
spelletjes heb je met je verjaardag ge
daan. Johannes Bleichrodt? Fijn dat je
al naar buiten mag. Gust» IMaialer.
Zul je flink blijven elen? Je hebt de
prijs echt verdiend, hoor Eefje K.snort.
Ik hoop dat je gauw weer ..pknapt.
meiske. En veel succes gewenst bij hot
breien van je poppenjurk. Keurig hadden
jullie de auto gekleurd, Corrle en Greetje
Bokhorst. Waarom heb je die pop en
dat horloge gekregen Aagje Vermeu
len, was je jarig? Leuk, d n je nu zelf
eens schreef, Annie Maijers, dal kun
je ook best als je al in de vijfde klas
zit Wat knap, dat je een truitje breit!
Dat is goed hoor Robbic van Kestercn,
als jc zelf de brief nog niet kan schrij
ven, mag iemand ander» da* we! voor
je dacn Nee maar, Hans Hongerw-crf,
wat had >ij keurige tekeningen gemaakt
bij de puzzle van de vorige week' Wat
fijn, W'ii.» mie van Eijgen, dat jc een
spoortrein gekregen hebt! Nou, Betsie
van dc Dool, jij wordt dan wel in dc
cadcaux gezet, met Sinterklaas en je
verjaardag Zijn dc nichtjes nog ge
weest in de Herfstvacantie, Bas Rit
meester" Een fijne brief heb Je me
geschreven. Dlck Hoogstad. Je bent ze
ker wel trots op Je grote broer bè?
Dik Stoelhorst vindt het zo leuk dat er
zoveel nieuwe neven en nichten bij ge
komen zijn. Dat ré ook zo. hoe meer
zielen hoe meer vreugd' Ik hooi. d.it
je rond en stevig wordt in het koionie-
huis. Jaspert NleuwUnd. Zit je bii een
juffrouw of een meester in de derde
klas. Cokkle van den Hoek? Wal een
grappig versje. Cootje van der Waals,
dat stond zeker in een leuk boek En
Cobi Vavlrr heeft ook al een verojc
geschreven, dat ze op kinderkoor zingt
En weer een brief vin iemand die weer
vergeten heeft naam cn adres in de
brief te zetten, maar ik geloof dat je
voornaam Hlllle is. niet? Jouw auto
was ook netjes. Alle Donk.
Dan komen hier de nieuwelingen: B«-p
v. d. Beukei. Al e Broer. Janny en Ada
Leeuwenburgh Peter de Jong. Corrle
van Loenen. Harry de Bruin Willy
v d. Vaart, Dirk Herwig, Joop R»ber-
ti. Teuna aen Otter, Rein Kanselaan,
Henk Bruinse. Gerda Oprei, P e Mole
naar. Ad van der Klis, Anneke de Ko
ning, Geri Groot, iemand -lie Greetje
heet, Corrie Me jburg en Indki Koonk
neef. Hartelijk welkom allemaal!
Dag neven en nichten, tot de volgen
de keer!
TANTE JOS.