I
Het leven van SIR WINSTON CHURCHILL
'Ui
6
ZONDAGSBLAD 25 SEPTEMBER 1951
TOEN in Juli 1914 de eerste wereld
oorlog uitbrak, waren er velen, die
verwachtten, dat deze strijd maar kort
zou duren. Waar zulke grote legers
tegenover elkaar stonden, zou de be
slissende slag wel spoedig vallen.
Vooral Duitsland zette er kracht ach
ter. Op 20 Augustus had het de Bel
gische steden Luik, Haelen en Brussel
reeds in handen en nog steeds zetten de
machtige legers hun triomftocht voort.
Maar toen de pogingen om de Ka-
naalhavens in handen te krijgen. Parijs
te veroveren en Frankrijk tot overgave
te dwingen mislukten, werd 't steeds
duidelijker, dat deze oorlog heel lang
zou kunnen duren, 't Werd een loopgra
ven-oorlog, die van weerszijden hard
nekkig werd gevoerd, maar geen be
slissing bracht.
Winston Churchill bekeek in die tijd
met toenemende ongerustheid de kaart
van Europa. En hij was zo vrij met de
kopstukken der geallieerde legers van
mening te verschillen. Zijn raad aan
de Engelse regering was: Onderneemt
geen operatie in het Westen, die ons
meer mensenlevens gaat kosten dan de
vijand. Neemt in het Oosten Constanti-
nopel. Neemt het met de vloot als gij
kunt; neemt het met het leger als gij
moet; neemt het door welk plan ook,
militair of maritiem dat uw deskundi
gen aanbevelen, maar neemt het, en
neemt het vlug. en neemt het nu er
nog tijd is.
Dit plan van Churchill om de Darda-
nellen te forceren was waarlijk geniaal.
Hij bracht het ter sprake in het oor
logskabinet en dat verklaarde er mee
accoord te gaan. Maar behalve de vloot
moest ook het leger er aan deelnemen.
Lord Kitchener zei echter voor zulk een
gewaagde onderneming niet voldoende
troepen beschikbaar te hebben.
Op 18 Februari 1915 werd de aanval
oo de Dardanellen ingezet en niet zon
der succes. Een maand later gingen
echter bij een nieuwe aanval drie slag
schepen verloren. De tegenstanders van
het plan en daaronder waren man
nen van naam beweerden met na
druk, dat ze van begin af wel gedacht
hadden, dat deze actie op een grote te
leurstelling zou uitlopen.
Maar nog gaf Churchill de moed niet
op. Direct moest worden overgegaan, zo
luidde zijn advies, tot een nieuwe vloot-
aanval. En tegelijk moesten bij Galli-
poli troepen aan land worden gebracht.
Ook dit plan kon alleen kans vao slagen
hebben wanneer alle krachten er voor
werden ingezet. „Gallipoli!" Met deze
leuze werd de nieuwe actie ingezet.
MAAR ze werd een hopeloze misluk
king. Het juiste moment was voor
bij. Toen op de landengte van Gallipoli
troepen werden ontscheept, moesten de
maritieme operaties tijdelijk worden
stopgezet. En zo gingen enkele kostba
re weken verloren.
Over Servië en de Balken heen wisten
de Duitsers Constantinopel in handen te
krijgen. De actie in de Dardanellen en
bij Gallipoli, zo hoopvol begonnen maar
te laat met kracht voortgezet, werd een
smadelijke Engelse nederlaag.
En men behoefde niet lang naar de
traditionele zondenbok te zoeken. Dat
was Winston Churchill, de minister van
Marine, die in veler oog meer roman
ticus dan strateeg was.
Reeds eerder wezen wij er op, dat
Churchill in 't begin van zijn parlemen
taire loopbaan zo goed als geen vrien
den had. Hij stond altijd alleen en was
ook steeds bereid alleen voor zijn plan
nen te vechten.
Bij hem lag de schuld zo werd als
in koor steeds luider geroepen voor
deze schandelijke nederlaag en 't sprak
als vanzelf, dat deze man niet langer
als minister kon worden gehandhaafd.
Churchill zag in het Gallipoli-drama
zijn eerste grote politieke nederlaag. En
de slag was raak geweest. Hem bleef
maar één ding over: direct zijl) biezen
pakken en de „Admiralty", het mini
sterie van Marine, te verlaten.
Hij was te trots om tot zijn verdedi
ging aan te voeren, dat het hele oorlogs
kabinet zijn plannen had goedgekeurd
en er dus aansprakelijk voor was. Als
een man klemde hij de lippen op el
kaar en.vertrok als eenvoudig majoor
naar de loopgraven in Frankrijk.
Hij zou de Duitsers bestrijden kon
hij dat niet meer doen als minister, dan
maar als soldaat. Toen hij uit zijn wo
ning vertrok was zijn moeder diep be
droefd en zelfs zijn secretaris kon zijn
tranen niet bedwingen. Alleen zijn
vrouw was kalm en beslist als altijd en
haar waardige houding zal Winston on
getwijfeld tot grote steun zijn geweest.
Opperbevelhebber van het Britse ex-
peditieleger in Frankrijk was Sir John
French, een vriend van Churchill. ,,Wat
zou je nu het liefst doen?", vroeg
French. En Winstons korte antwoord
was: „Graag zou ik een maand in de
voorste linie doorbrengen om de nodige
ervaring op te doen."
Na inspectie van de troepen maakte
Churchill graag een praatje met de
mannen, ..Hoe oud ben jij?" vroeg hij
aan een soldaat, die bij zijn makkers
bekend stond als „Zijne Majesteit Bier
buik de Zesde". De man antwoordde:
„Eenenveertig, overste." En de over
ste zei: „Eenenveertig? Mooie leeftijd.
Ben ik zelf ook."
MAAR nog altijjj was Churchill parle
mentslid. En af en toe stak hij het
Kanaal over om zichzelf in het Lager
huis te verdedigen. Want nog steeds
werd het Gallipoli-debat voortgezet. Als
hij dan zijn tegenstanders eens flink op
hun nummer had gezet, keerde hij naar
de loopgraven terug.
Toen Asquith gevallen was werd hij
als Eerste Minister opgevolgd door
Lloyd George, die Churchill graag in
zijn kabinet had opgenomen. Vanwege
het kabaal, dat over dit voornemen in
de pers werd gemaakt, moest hij aan
vankelijk van dit plan afzien. Toen ech
ter Lloyd George's positie versterkt was,
benoemde hij zijn vriend Winston tot
minister van Bewapening. Sarcastisch
merkte Churchill later op: „Daar het
mij niet toegelaten was de plannen te
maken, zou ik de wapens maken."
Terugziende op deze tijd schreef hij:
„In twee uren kon ik per vliegtuig de
gevechtszone der Britse legers bereiken.
Het gebeurde dat ik 's morgens in het
ministerie van munitie werkte en 's na
middags de loop van een grote slag
volgde. Ik slaagde er in tegenwoordig
te zijn bij haast iedere gewichtige slag
gedurende het verder verloop van de
oorlog.
Gallipoli daar ligt de beslissing.
Marine ontslagen.
Maar weldra terug bij Bewapening.
vLeeRmuizen
(Vervolg van pag 5) winterverblijf, ofschoon er wel enige
soorten vleermuizen zijn, die er ook
's zomers hun toevlucht zoeken. De
meesten echter prefereren in de zomer
andere verblijfplaatsen, zoals verborgen
hoekjes in oude torens en ruïnes, in
donkere boomspleten, schoorstenen, zol
ders, torens en schuren. Als het er maar
donker, warm en vochtig is.
Totdat de avondschemering zich onder
struiken en bomen legt en zwermen zin
gende muggen tegen de lichtende avond
hemel dansen; dan komen ze te voor
schijn, deze vaalgekleurde muisachtige
wezens, bij tientallen, ja honderden te
gelijk, om hun vraatzucht bot te vieren
in niets en niemand ontziende rooftoch
ten.
XJl'N gulzigheid grenst aan het onge-
1 looflljke en duizenden nachtvlinders,
kevers, muggen en vliegen moeten het
dan ook ontgelden. De slachtoffers wor
den meestal in de lucht geconsumeerd.
De vleermuis wordt dan ook daarom tot
de nuttige dieren gerekend, omdat juist
het aantal schadelijke insecten dat sij
verzwelgt, zo enorm groot Is. Zo con-
de onderzoeker Koch. dat
HET typische is dat, hoewel de pa
ring reeds in de herfst geschiedt,
de bevruchting eerst na de winterslaap
plaats heeft. Is de bevruchting eenmaal
achter de rug, dan zonderen beide sexen
z.ch af. De mannetjes leven bij elkaar
in groepen of groepjes, de vrouwtjes
betrekken gezamenlijk een zogenaamde
„kraamkamer", meestal bestaande uit
ruimten in holle bomen of grotten. Soms
zelfs wel met enige honderden tegelijk.
Zo zag Waage eens in één kraamka
mer niet minder dan 300 wijfjes van
de vale vleermuis hangen.
Reeds op vrij grote afstand kan men
de aanwezigheid van dergelijke kraam
kamers waar geen mannetje het zal
wagen, ooit binnen te treden consta
teren Het geluid van de vele hoge piep
stemmetjes, welke zich zonder ophou
den laten horen, dringt namelijk zeer
ver door. En anders wordt de argelo
ze wandelaar nog wel door een ande
re bijzonderheid op hun tegenwoordig
heid attent gemaakt. De zich steeds
meer ophopende berg faecaliën onder
deze dieren verwekt namelijk een alles
behalve aangenaam aroma. Overbekend
zijn de in het buitenland bestaande gua-
nogrotten, waar de hoeveelheden mest
een dergelijke afmeting hebben aange
nomen. dat zij een exploitatie rijkelijk
wettigen.
De draagtijd varieert van 2 tot 2V4
maand, waarna 1 2 blinde jongen ge
boren worden, die reeds na een 6 tot
8 tal weken in staat zijn geheel al
leen te vliegen. Een aardige bijzonder
heid is dat het moederdier bij de geboor
te ze hangt dan met de kop omhoog
haar lichaam door middel van de
staart een dusdanige vorm geeft, dat het
als het ware een zak vormt, welke het
jong opvangt.
Mocht tijdens de winterslaap de li
chaamstemperatuur van de vleermuis
welke normaal ligt tussen de 34.4' en
40.0* C beneden 4* C dalen,
dan treedt door bevriezing van het bloed,
onherroepelijk de dood in. Al naar ge
lang de temperatuur buiten de slaap
plaats verder zakt. wordt de winterslaap
dieper. Ontwaken zij uit deze winter
slaap, dan loopt hun lichaamstempera
tuur snel op tot ongeveer 40* C. Eerst
dan keert hun vllegvermofen nas weer
terug.
De grotten dienen in hoofdzaak als
Naast hun eigen jachtdomein, hebben
zij ook hun vaste tijden van uitvliegen.
Waar de éne soort reeds bij invallende
schemer haar schuilplaats verlaat, be
gint een andere haar strooptochten eerst
gedurende de volslagen duisternis van
de nacht. Kiest de één haar jachtge
bied tusen de bomen in het bos, een
ander prefereert juist de vrije ruimte
daarboven.
„Maar", zult u ongetwijfeld vragen,
„hoe is het ter wereld mogelijk, dat dit
dier met zijn slecht ontwikkeld gezichts
vermogen toch nog zo ongelooflijk han
dig is in het vangen van zijn prooi?"
Ja. dit is ongetwijfeld een wel heel
wonderlijk probleem. Eén van de pun
ten. waar juist onder de zoölogen zo
veel over te doen is. Het zal waarschijn
lijk zó zijn. dat de tastzin en het ge
hoor verreweg de hoofdrol spelen. Het
fenomenaal ontwikkeld gehoor van dit
dier is namelijk in staat het geluid van
vliegende insecten op te vangen. Mocht
een insect het wagen een vleermuis tij
dens de vlucht van achteren te passe
ren, dan is het onherroepelijk verloren.
- LT-rffp
Groep Hoefijzerneuzen in de Sint Pietersberg.
Een bliksemsnelle wending, een greep
met de als een vangnet wijd openge
sperde bek enhet slachtoffer is al
ingeslikt. Dit alles gaat met een onge
looflijke snelheid gepaard. Hun kiezen
drukken door het zwaarste pantser der
i heen. Zoals ieder ander bewe-
dit vanzelfsprekend ook met dit dier
het geval. Proefondervindelijk is bewe
zen dat een vleermuis deze luchtgolven,
die zoals Meilink zegt, een zeer grote
golflengte hebben, bij terugkaatsing van
de één of andere in de lucht opdoemen
de hindernis, opvangt en zodoende ge
waarschuwd is voor naderend gevaar.
DE eerste pogingen in ons land om
deze diertjes door middel van een
ringonderzoek te controleren op hun leef
tijd en trek, begonnen eigenlijk eerst
nadat de Amerikaan Allen in 1916 en
de Duitser Eisentraut in 1932 ons waren
voorgegaan. Ervaren medewerkers van
het Zoölogisch Museum in Utrecht rin
gen de hier voorkomende vleermuizen
door gebruik te maken van zeer lich
te aluminium ringen van slechts 0.19
gr welke op de onderarm worden vast
gemaakt.
Waaróm ze trekken is niet geheel dui
delijk. Misschien kunnen de zoölogen
ons in de toekomst daarover nog nader
inlichten, misschien ook niet. In dat ge
val zal de natuur haar geheim niet prijs
geven en dit raadsel voor de mens een
raadsel blijven, zoals er nog zoveel vra
gen zijn. waarop we wellicht nimmer
een antwoord zullen krijgen.
In Amerika leven enkele soorten, die
verwijderd.
Dit diertje bezit vele vijanden. Roof
vogels, katten, marters en bunzings;
het zijn er slechts enkele in de lange
rij van tegenstanders.
Laten we trachten de vleermuis voor
haar grootste vijand, de mens, te be
schermen. door ons niet huiverig en
afkerig tegenover haar te stellen. Al is
haar voorkomen dan ook grauw en
leljjk en de lucht die «ij verspreidt
leta minder aangenaam: haar levens
wijze echter is het ten volle waard
haar tot één der meest nuttige en inte
ressante dieren te achten, welke ons
land kent
Het zou Jammer eijn, wanneer dit
dier voor onze fauna verloren ging. En
die kans bestaat zeker.
A. M. D. KOOIJMAN.
SALLH9
ZONDAGSBLAD 25 SEPTEMBER 1954
3
ter voorkoming van blindheid
Vele gevaren bedreigen het gezichtsvermogen
(Van onze medische medewerker)
WT is het toch een voorrecht als
i twee gezonde ogen heeft
volop kan genieten van het schone en
kleurrijke, dat zich in een bonte af
wisseling aan ons presenteert!
Stelt U zich voor, dat U op een ge
geven ogenblik het gezichtsvermogen
volkomen verliest en het altijd don
ker om U heen is. Sommige mensen
met eerr sterk verminderd gezichts
vermogen hebben mij wel eens ge
zegd, dat zij de dood prefereren bo
ven blindheid.
Nu behoeft deze functie niet totaal
verloren te gaan om ernstig het per
soonlijk leven te beïnvloeden. Wan
neer men b.v. nog wel ziet, maar
niet meer lezen kan, mist men het
contact met de personen, die ons be
langrijke dingen te zeggen hebben
door het geschreven woord.
Toch is deze tijd er voor een be
paalde leeftijdsgroep geweest. Zoals
U weet, heeft men gewoonlijk vanaf
het 45ste jaar een leesbril nodig. Wij
staan er niet meer bij stil, dat er een
tijd geweest is, waarin dit hulpmiddel
ontbrak en dus oudere mensen de
normale drukletter niet meer konden
Wel heeft men waarschijnlijk enke
le honderden jaren vóór Christus al
iets geweten over de breking van het
licht door glas. Maar het heeft toch
nog geduurd tot de 12e of 13e eeuw
eer dat men van bolle glazen gebruik
ging maken om beter te kunnen le
zen. In kloosters, waar men zich in
hoofdzaak met studie en het lezen
van boeken bezig hield, was de nood
zaak om op oudere leeftijd tot verbe
tering van het lezen te komen, het
grootst.
Maar ook toen is niet direct de bril
ontstaan. Men gebruikte aanvankelijk
zogenaamde leesstenen, bolle stukken
glas, die men op kleine afstand van
de letters hield om ze te vergroten
en zo het lezen mogelijk te maken.
Eerst later zijn de brillen ontstaan,
waarbij men dus het glas op de een
of andere wijze in een montuur be
vestigde.
Het schijnt, dat in Venetië het ver
vaardigen van leeslgazen het hoogst
stond aangeschreven Men gebruikte
kristalglas, dat door een gilde, waar
bij slechts enkele meesters, die een
aantal leerlingen hadden, waren aan
gesloten, verwerkt werd. Aanvanke
lijk werden de knepen van het vak
geheim gehouden. Zelfs mocht men
als lid van genoemd gilde de stad niet
verlaten.
Geleidelijk heeft het maken van
brillen zich ook uitgebreid tot ande
re landen, maar de kwaliteit is er
niet altijd op vooruitgegaan. Er is
een tijd geweest, waarbij men veel
waardeloze rommel bij de marskra
mers aantrof.
Ik ga niet op de verdere ontwikke
ling van de optische kunst in. Alleen
wil ik er dit van zeggen, dat bepaal
de personen gediend zijn door het
dragen van zogenaamde contactlen
zen, d.w.z. kleine plastic lenzen, die
men direct op de oogbol plaatst. Van
zelfsprekend moet men hieraan wen
nen en lang niet iedereen kan dit
hulpmiddel uren achter elkaar ge
bruiken. Het is onnodig te zeggen, dat
men contactlenzen slechts op advies
van de oogarts en onder zijn contro
le mag dragen.
Het oog is een teer orgaan, dat op
natuurlijke wijze reeds goed be
schermd wordt. Het is dringend no
dig, dat men voorzorgsmaatregelen
neemt tegen schadelijke invloeden. U
kent wel de zgn. lassersogen, waar
door iemand zeer pijnlijk gestraft
wordt wegens het verzuim een donke
re bril te dragen bij het autogeen of
electrisch lassen van metalen.
U zult wel eens gehoord hebben van
de zgn. glasblazersstaar, die toege
schreven wordt aan te veel warmte
stralen, die bij de uitoefening van het
beroep het oog bereiken. U weet, dat
men bij een tocht over gletsjers een
goede zonnebril moet gebruiken. Na
tuurlijk legt U Uw baby niet in de fel
le zon.
De verschillende fabrieken hebben
veiligheidsmaatregelen voorgeschre
ven om de ogen te beschermen bij.
het hakken en slijpen van zgn. kort
materiaal, zoals gietijzer, brons, e.d.
Helaas moet gezegd worden, dat
het aantal oogongevallen toeneemt.
Een groot gedeelte hiervan is te wij
ten aan slordigheid in het gebruik
van beschermingsmiddelen.
Er zijn ook oogziekten, die het ge
zichtsvermogen bedreigen, waarmee
men te laat bij de oogarts komt of
omdat men zich bij een niet-deskun-
dige een bril laat aanmeten.
Zo zijn er nog andere redenen op
te noemen, waardoor een verminderd
gezichtsvermogen kan ontstaan. De
Algemene Nederlandsche Vereniging
ter voorkoming van blindheid heeft
de volgende 10 wenken ter voorko
ming van blindheid opgesteld. Ik
raad U aan om deze enkele malen
over te lezen.
1. Roep bij de geringste oogaandoe
ning de hulp van Uw arts in.
Volg diens aanwijzingen stipt op.
Achteloosheid kan fnuikend voor
de ogen zijn.
2. Ga nooit in op de raad van leken.
3. Denk niet dat voor iedere oog-
aandoening een bril helpt.
4. Draag alleen een bril op advies
van de oogarts.
5. Zorg voor een goede verlichting.
Vermijd inspanning van de ogen
in schemerlicht.
6. Stel de ogen van babies niet
bloot aan het directe zonlicht.
7. Kijk nooit met onbeschermde
ogen naar een zonsverduistering.
8. Zorg dat opgroeiende kinderen
niet spelen met scherpe voorwer
pen (schaar, mes, katapult, pijl
en boog).
9. Draag een schutbril, waar dit
nodig is in Uw werk.
10. Werk met deugdelijk materiaal;
afspringende splinters zijn een ge
vaar voor de ogen.
de Westlandse veiling.
Gas'en en vreemdelingen
in zich om, dat zij op „thuis" zijn aan
gelegd.
Dit nu, zo zegt ons de apostel, ken
nen en belijden de gelovigen hier op
aarde. Dat kan ook niet anders. Hun
geboorte van elders, van boven, heeft
hen tot gast en vreemdeling gemaakt.
Daarom zoekt hun leven God en kan
het niet anders dan in en bij God
leven. Door die geboorte van boten is
er ziels-contact gelegd met God. En de
vrucht van dit ziels-contact met God
is ziels-conlrast met de wereld. Elke
warg vreemdeling in geestelijke zin
kent dat. En hij beleeft het ook.
Dat beleven grijpt diep in. Immers,
geen zeggen met woorden
en hebben beleden, dat
zij gasten en vreemdelingen
op de aarde waren".
Hebr. 11 13b.
WIE dit woord zich rustig indenkt,
bemerkt terstond, dat hier een
kenmerk van het leven dep geloofs
gegeven wordt. Van dat geloof, dat
twee zijden heeft. De eerste zijde is
naar God gekeerd en de tweede naar
de wereld. En naar die beide komt de
kracht van het geloof openbaar.
Naar de zijde, die naar God gekeerd
is, worden gekend de worstelingen
der ziel. Wordt geweten van schuld
en zonde. Wordt gevonden het zich
vastklemmen aan God. Worden ook alleen, het is veelmeer belijden met ds
'uit zwakheid krachten verkregen. En
naar de zijde, die naar de wereld ge
keerd is, wordt in de levensiuandel
het gast- en vreemdeling-zijn beleden.
Op deze trek van het geloofsleven nu
valt het licht van de tekst. Waar het
leven des geloofs aanwezig is, wordt
dit belijden gevonden.
Wat een gast is weten wij. Hij is
iemand, die zijn huis elders heeft. En
een vrcemdelng toeft buiten zijn
vaderland. Deze omstandigheden
oefenen invloed op hun gedrag. Een
gast weet dat hij niets te eisen heeft.
Een vreemdeling toont, clat hij vreem
deling is, door zijn gedragingen. Zij
vinden op de plaats waar zij toeven
hun „thuis" niet. En hoe goed tg het
ook hebben, altijd dragen zij het weten
Het nieuwe Oogziekenhuis aan de Schiedamsevest te Rotterdam, dat in December 1948 in gebruik werd genomen en
binnenkort belangrijk zal worden uitgebreid. Het is Nederlands modernste inrichting op het gebied der oogheelkunde.
daad. Zo is het tenminste opgevat door
de gelovigen, die de Apostel noemt.
Zij voeren strijd allereerst tegen
zichzelf. Want een gast en vreemde
ling door geboorte van boven is een
tweemens. Zijn oude mens wil tot
geen prijs gast en vreemdeling
op aarde zijn. Dat betekent
voor die oude mens de dood.
Zijn nieuwe mens wenst niet anders
dan gast en vreemdeling te wezen op
aarde. Daarom kennen gasten en
vreemdelingen op aarde allereerst de
strijd tegen zichzelf. Zij doden hun
leden, die op de aarde zijn.
Denk daar niet gering over. Die
strijd openbaart zich in hun ganse
leven. Bij de patriarchen b.v. tot in
het kiezen van een tent als woning
toe. Neen, zij hebben de dingen dezer
wereld niet veracht noch verworpen.
Dat is de meest goedkope wijze van
gast en vreemdeling willen zijn.
Alleen maar, zij zijn innerlijk vrij ge
bleven van de wereld, omdat zij uit
een ander beginsel leefden dan dt
wereld. Zij leefden uit de beloften
Gods. Uit de beloften, die spraken van
Hem, die zou komen. En vol begeren
hebben zij zich uitgestrekt naar Zyn
dag. De kracht van hun leven lag in
het verwachten van de Beloofde.
Gasten en vreemdelingen door ge
nade leven ten diepste in werkelijk
heid. Het klinkt dan ook als een jubel
van hun lippen: „Ik ben, o Heer, een
vreemdling hier beneên". Deze we
tenschap doet hen van vreugde op
springen.
In de beleving van nun vreemde
lingschap ligt het weten van hun uan
boven geboren zijn. Gedurig bij de
Here te schuilen is het begeren van
hun leven. Dit juist en temeer, wan
neer ze in zich telkens weer ontwaren
een trek naar beneden. Daarom ver
liezen ze zich niet in een uiterlijk af
stand bewaren van de wereld. Ze
weten, dat dat kan zonder enige strijd.
Zijn wij gasten en vreemdelingen in
geest en waarheid? De Here wil het
ons maken door Zijn Geest en Woord.
Laat ons er naar staan hoe langer hoe
meer gast en vreemdeling te zijn met
ons hart, des te meer zullen wij het
zijn in de wandel. En ons bigde levens
lied zal zijn:
Uit al de schat van 't grote wereldrond
Is nooit die vreugd in mijn gemoed
gerezen.
Die 'k steeds in Uw getuigenissen
vond,
Door mij betracht en and'ren aange
prezen.