I Het leven van SIR WINSTON CHURCHILL 'Ui 6 ZONDAGSBLAD 25 SEPTEMBER 1951 TOEN in Juli 1914 de eerste wereld oorlog uitbrak, waren er velen, die verwachtten, dat deze strijd maar kort zou duren. Waar zulke grote legers tegenover elkaar stonden, zou de be slissende slag wel spoedig vallen. Vooral Duitsland zette er kracht ach ter. Op 20 Augustus had het de Bel gische steden Luik, Haelen en Brussel reeds in handen en nog steeds zetten de machtige legers hun triomftocht voort. Maar toen de pogingen om de Ka- naalhavens in handen te krijgen. Parijs te veroveren en Frankrijk tot overgave te dwingen mislukten, werd 't steeds duidelijker, dat deze oorlog heel lang zou kunnen duren, 't Werd een loopgra ven-oorlog, die van weerszijden hard nekkig werd gevoerd, maar geen be slissing bracht. Winston Churchill bekeek in die tijd met toenemende ongerustheid de kaart van Europa. En hij was zo vrij met de kopstukken der geallieerde legers van mening te verschillen. Zijn raad aan de Engelse regering was: Onderneemt geen operatie in het Westen, die ons meer mensenlevens gaat kosten dan de vijand. Neemt in het Oosten Constanti- nopel. Neemt het met de vloot als gij kunt; neemt het met het leger als gij moet; neemt het door welk plan ook, militair of maritiem dat uw deskundi gen aanbevelen, maar neemt het, en neemt het vlug. en neemt het nu er nog tijd is. Dit plan van Churchill om de Darda- nellen te forceren was waarlijk geniaal. Hij bracht het ter sprake in het oor logskabinet en dat verklaarde er mee accoord te gaan. Maar behalve de vloot moest ook het leger er aan deelnemen. Lord Kitchener zei echter voor zulk een gewaagde onderneming niet voldoende troepen beschikbaar te hebben. Op 18 Februari 1915 werd de aanval oo de Dardanellen ingezet en niet zon der succes. Een maand later gingen echter bij een nieuwe aanval drie slag schepen verloren. De tegenstanders van het plan en daaronder waren man nen van naam beweerden met na druk, dat ze van begin af wel gedacht hadden, dat deze actie op een grote te leurstelling zou uitlopen. Maar nog gaf Churchill de moed niet op. Direct moest worden overgegaan, zo luidde zijn advies, tot een nieuwe vloot- aanval. En tegelijk moesten bij Galli- poli troepen aan land worden gebracht. Ook dit plan kon alleen kans vao slagen hebben wanneer alle krachten er voor werden ingezet. „Gallipoli!" Met deze leuze werd de nieuwe actie ingezet. MAAR ze werd een hopeloze misluk king. Het juiste moment was voor bij. Toen op de landengte van Gallipoli troepen werden ontscheept, moesten de maritieme operaties tijdelijk worden stopgezet. En zo gingen enkele kostba re weken verloren. Over Servië en de Balken heen wisten de Duitsers Constantinopel in handen te krijgen. De actie in de Dardanellen en bij Gallipoli, zo hoopvol begonnen maar te laat met kracht voortgezet, werd een smadelijke Engelse nederlaag. En men behoefde niet lang naar de traditionele zondenbok te zoeken. Dat was Winston Churchill, de minister van Marine, die in veler oog meer roman ticus dan strateeg was. Reeds eerder wezen wij er op, dat Churchill in 't begin van zijn parlemen taire loopbaan zo goed als geen vrien den had. Hij stond altijd alleen en was ook steeds bereid alleen voor zijn plan nen te vechten. Bij hem lag de schuld zo werd als in koor steeds luider geroepen voor deze schandelijke nederlaag en 't sprak als vanzelf, dat deze man niet langer als minister kon worden gehandhaafd. Churchill zag in het Gallipoli-drama zijn eerste grote politieke nederlaag. En de slag was raak geweest. Hem bleef maar één ding over: direct zijl) biezen pakken en de „Admiralty", het mini sterie van Marine, te verlaten. Hij was te trots om tot zijn verdedi ging aan te voeren, dat het hele oorlogs kabinet zijn plannen had goedgekeurd en er dus aansprakelijk voor was. Als een man klemde hij de lippen op el kaar en.vertrok als eenvoudig majoor naar de loopgraven in Frankrijk. Hij zou de Duitsers bestrijden kon hij dat niet meer doen als minister, dan maar als soldaat. Toen hij uit zijn wo ning vertrok was zijn moeder diep be droefd en zelfs zijn secretaris kon zijn tranen niet bedwingen. Alleen zijn vrouw was kalm en beslist als altijd en haar waardige houding zal Winston on getwijfeld tot grote steun zijn geweest. Opperbevelhebber van het Britse ex- peditieleger in Frankrijk was Sir John French, een vriend van Churchill. ,,Wat zou je nu het liefst doen?", vroeg French. En Winstons korte antwoord was: „Graag zou ik een maand in de voorste linie doorbrengen om de nodige ervaring op te doen." Na inspectie van de troepen maakte Churchill graag een praatje met de mannen, ..Hoe oud ben jij?" vroeg hij aan een soldaat, die bij zijn makkers bekend stond als „Zijne Majesteit Bier buik de Zesde". De man antwoordde: „Eenenveertig, overste." En de over ste zei: „Eenenveertig? Mooie leeftijd. Ben ik zelf ook." MAAR nog altijjj was Churchill parle mentslid. En af en toe stak hij het Kanaal over om zichzelf in het Lager huis te verdedigen. Want nog steeds werd het Gallipoli-debat voortgezet. Als hij dan zijn tegenstanders eens flink op hun nummer had gezet, keerde hij naar de loopgraven terug. Toen Asquith gevallen was werd hij als Eerste Minister opgevolgd door Lloyd George, die Churchill graag in zijn kabinet had opgenomen. Vanwege het kabaal, dat over dit voornemen in de pers werd gemaakt, moest hij aan vankelijk van dit plan afzien. Toen ech ter Lloyd George's positie versterkt was, benoemde hij zijn vriend Winston tot minister van Bewapening. Sarcastisch merkte Churchill later op: „Daar het mij niet toegelaten was de plannen te maken, zou ik de wapens maken." Terugziende op deze tijd schreef hij: „In twee uren kon ik per vliegtuig de gevechtszone der Britse legers bereiken. Het gebeurde dat ik 's morgens in het ministerie van munitie werkte en 's na middags de loop van een grote slag volgde. Ik slaagde er in tegenwoordig te zijn bij haast iedere gewichtige slag gedurende het verder verloop van de oorlog. Gallipoli daar ligt de beslissing. Marine ontslagen. Maar weldra terug bij Bewapening. vLeeRmuizen (Vervolg van pag 5) winterverblijf, ofschoon er wel enige soorten vleermuizen zijn, die er ook 's zomers hun toevlucht zoeken. De meesten echter prefereren in de zomer andere verblijfplaatsen, zoals verborgen hoekjes in oude torens en ruïnes, in donkere boomspleten, schoorstenen, zol ders, torens en schuren. Als het er maar donker, warm en vochtig is. Totdat de avondschemering zich onder struiken en bomen legt en zwermen zin gende muggen tegen de lichtende avond hemel dansen; dan komen ze te voor schijn, deze vaalgekleurde muisachtige wezens, bij tientallen, ja honderden te gelijk, om hun vraatzucht bot te vieren in niets en niemand ontziende rooftoch ten. XJl'N gulzigheid grenst aan het onge- 1 looflljke en duizenden nachtvlinders, kevers, muggen en vliegen moeten het dan ook ontgelden. De slachtoffers wor den meestal in de lucht geconsumeerd. De vleermuis wordt dan ook daarom tot de nuttige dieren gerekend, omdat juist het aantal schadelijke insecten dat sij verzwelgt, zo enorm groot Is. Zo con- de onderzoeker Koch. dat HET typische is dat, hoewel de pa ring reeds in de herfst geschiedt, de bevruchting eerst na de winterslaap plaats heeft. Is de bevruchting eenmaal achter de rug, dan zonderen beide sexen z.ch af. De mannetjes leven bij elkaar in groepen of groepjes, de vrouwtjes betrekken gezamenlijk een zogenaamde „kraamkamer", meestal bestaande uit ruimten in holle bomen of grotten. Soms zelfs wel met enige honderden tegelijk. Zo zag Waage eens in één kraamka mer niet minder dan 300 wijfjes van de vale vleermuis hangen. Reeds op vrij grote afstand kan men de aanwezigheid van dergelijke kraam kamers waar geen mannetje het zal wagen, ooit binnen te treden consta teren Het geluid van de vele hoge piep stemmetjes, welke zich zonder ophou den laten horen, dringt namelijk zeer ver door. En anders wordt de argelo ze wandelaar nog wel door een ande re bijzonderheid op hun tegenwoordig heid attent gemaakt. De zich steeds meer ophopende berg faecaliën onder deze dieren verwekt namelijk een alles behalve aangenaam aroma. Overbekend zijn de in het buitenland bestaande gua- nogrotten, waar de hoeveelheden mest een dergelijke afmeting hebben aange nomen. dat zij een exploitatie rijkelijk wettigen. De draagtijd varieert van 2 tot 2V4 maand, waarna 1 2 blinde jongen ge boren worden, die reeds na een 6 tot 8 tal weken in staat zijn geheel al leen te vliegen. Een aardige bijzonder heid is dat het moederdier bij de geboor te ze hangt dan met de kop omhoog haar lichaam door middel van de staart een dusdanige vorm geeft, dat het als het ware een zak vormt, welke het jong opvangt. Mocht tijdens de winterslaap de li chaamstemperatuur van de vleermuis welke normaal ligt tussen de 34.4' en 40.0* C beneden 4* C dalen, dan treedt door bevriezing van het bloed, onherroepelijk de dood in. Al naar ge lang de temperatuur buiten de slaap plaats verder zakt. wordt de winterslaap dieper. Ontwaken zij uit deze winter slaap, dan loopt hun lichaamstempera tuur snel op tot ongeveer 40* C. Eerst dan keert hun vllegvermofen nas weer terug. De grotten dienen in hoofdzaak als Naast hun eigen jachtdomein, hebben zij ook hun vaste tijden van uitvliegen. Waar de éne soort reeds bij invallende schemer haar schuilplaats verlaat, be gint een andere haar strooptochten eerst gedurende de volslagen duisternis van de nacht. Kiest de één haar jachtge bied tusen de bomen in het bos, een ander prefereert juist de vrije ruimte daarboven. „Maar", zult u ongetwijfeld vragen, „hoe is het ter wereld mogelijk, dat dit dier met zijn slecht ontwikkeld gezichts vermogen toch nog zo ongelooflijk han dig is in het vangen van zijn prooi?" Ja. dit is ongetwijfeld een wel heel wonderlijk probleem. Eén van de pun ten. waar juist onder de zoölogen zo veel over te doen is. Het zal waarschijn lijk zó zijn. dat de tastzin en het ge hoor verreweg de hoofdrol spelen. Het fenomenaal ontwikkeld gehoor van dit dier is namelijk in staat het geluid van vliegende insecten op te vangen. Mocht een insect het wagen een vleermuis tij dens de vlucht van achteren te passe ren, dan is het onherroepelijk verloren. - LT-rffp Groep Hoefijzerneuzen in de Sint Pietersberg. Een bliksemsnelle wending, een greep met de als een vangnet wijd openge sperde bek enhet slachtoffer is al ingeslikt. Dit alles gaat met een onge looflijke snelheid gepaard. Hun kiezen drukken door het zwaarste pantser der i heen. Zoals ieder ander bewe- dit vanzelfsprekend ook met dit dier het geval. Proefondervindelijk is bewe zen dat een vleermuis deze luchtgolven, die zoals Meilink zegt, een zeer grote golflengte hebben, bij terugkaatsing van de één of andere in de lucht opdoemen de hindernis, opvangt en zodoende ge waarschuwd is voor naderend gevaar. DE eerste pogingen in ons land om deze diertjes door middel van een ringonderzoek te controleren op hun leef tijd en trek, begonnen eigenlijk eerst nadat de Amerikaan Allen in 1916 en de Duitser Eisentraut in 1932 ons waren voorgegaan. Ervaren medewerkers van het Zoölogisch Museum in Utrecht rin gen de hier voorkomende vleermuizen door gebruik te maken van zeer lich te aluminium ringen van slechts 0.19 gr welke op de onderarm worden vast gemaakt. Waaróm ze trekken is niet geheel dui delijk. Misschien kunnen de zoölogen ons in de toekomst daarover nog nader inlichten, misschien ook niet. In dat ge val zal de natuur haar geheim niet prijs geven en dit raadsel voor de mens een raadsel blijven, zoals er nog zoveel vra gen zijn. waarop we wellicht nimmer een antwoord zullen krijgen. In Amerika leven enkele soorten, die verwijderd. Dit diertje bezit vele vijanden. Roof vogels, katten, marters en bunzings; het zijn er slechts enkele in de lange rij van tegenstanders. Laten we trachten de vleermuis voor haar grootste vijand, de mens, te be schermen. door ons niet huiverig en afkerig tegenover haar te stellen. Al is haar voorkomen dan ook grauw en leljjk en de lucht die «ij verspreidt leta minder aangenaam: haar levens wijze echter is het ten volle waard haar tot één der meest nuttige en inte ressante dieren te achten, welke ons land kent Het zou Jammer eijn, wanneer dit dier voor onze fauna verloren ging. En die kans bestaat zeker. A. M. D. KOOIJMAN. SALLH9 ZONDAGSBLAD 25 SEPTEMBER 1954 3 ter voorkoming van blindheid Vele gevaren bedreigen het gezichtsvermogen (Van onze medische medewerker) WT is het toch een voorrecht als i twee gezonde ogen heeft volop kan genieten van het schone en kleurrijke, dat zich in een bonte af wisseling aan ons presenteert! Stelt U zich voor, dat U op een ge geven ogenblik het gezichtsvermogen volkomen verliest en het altijd don ker om U heen is. Sommige mensen met eerr sterk verminderd gezichts vermogen hebben mij wel eens ge zegd, dat zij de dood prefereren bo ven blindheid. Nu behoeft deze functie niet totaal verloren te gaan om ernstig het per soonlijk leven te beïnvloeden. Wan neer men b.v. nog wel ziet, maar niet meer lezen kan, mist men het contact met de personen, die ons be langrijke dingen te zeggen hebben door het geschreven woord. Toch is deze tijd er voor een be paalde leeftijdsgroep geweest. Zoals U weet, heeft men gewoonlijk vanaf het 45ste jaar een leesbril nodig. Wij staan er niet meer bij stil, dat er een tijd geweest is, waarin dit hulpmiddel ontbrak en dus oudere mensen de normale drukletter niet meer konden Wel heeft men waarschijnlijk enke le honderden jaren vóór Christus al iets geweten over de breking van het licht door glas. Maar het heeft toch nog geduurd tot de 12e of 13e eeuw eer dat men van bolle glazen gebruik ging maken om beter te kunnen le zen. In kloosters, waar men zich in hoofdzaak met studie en het lezen van boeken bezig hield, was de nood zaak om op oudere leeftijd tot verbe tering van het lezen te komen, het grootst. Maar ook toen is niet direct de bril ontstaan. Men gebruikte aanvankelijk zogenaamde leesstenen, bolle stukken glas, die men op kleine afstand van de letters hield om ze te vergroten en zo het lezen mogelijk te maken. Eerst later zijn de brillen ontstaan, waarbij men dus het glas op de een of andere wijze in een montuur be vestigde. Het schijnt, dat in Venetië het ver vaardigen van leeslgazen het hoogst stond aangeschreven Men gebruikte kristalglas, dat door een gilde, waar bij slechts enkele meesters, die een aantal leerlingen hadden, waren aan gesloten, verwerkt werd. Aanvanke lijk werden de knepen van het vak geheim gehouden. Zelfs mocht men als lid van genoemd gilde de stad niet verlaten. Geleidelijk heeft het maken van brillen zich ook uitgebreid tot ande re landen, maar de kwaliteit is er niet altijd op vooruitgegaan. Er is een tijd geweest, waarbij men veel waardeloze rommel bij de marskra mers aantrof. Ik ga niet op de verdere ontwikke ling van de optische kunst in. Alleen wil ik er dit van zeggen, dat bepaal de personen gediend zijn door het dragen van zogenaamde contactlen zen, d.w.z. kleine plastic lenzen, die men direct op de oogbol plaatst. Van zelfsprekend moet men hieraan wen nen en lang niet iedereen kan dit hulpmiddel uren achter elkaar ge bruiken. Het is onnodig te zeggen, dat men contactlenzen slechts op advies van de oogarts en onder zijn contro le mag dragen. Het oog is een teer orgaan, dat op natuurlijke wijze reeds goed be schermd wordt. Het is dringend no dig, dat men voorzorgsmaatregelen neemt tegen schadelijke invloeden. U kent wel de zgn. lassersogen, waar door iemand zeer pijnlijk gestraft wordt wegens het verzuim een donke re bril te dragen bij het autogeen of electrisch lassen van metalen. U zult wel eens gehoord hebben van de zgn. glasblazersstaar, die toege schreven wordt aan te veel warmte stralen, die bij de uitoefening van het beroep het oog bereiken. U weet, dat men bij een tocht over gletsjers een goede zonnebril moet gebruiken. Na tuurlijk legt U Uw baby niet in de fel le zon. De verschillende fabrieken hebben veiligheidsmaatregelen voorgeschre ven om de ogen te beschermen bij. het hakken en slijpen van zgn. kort materiaal, zoals gietijzer, brons, e.d. Helaas moet gezegd worden, dat het aantal oogongevallen toeneemt. Een groot gedeelte hiervan is te wij ten aan slordigheid in het gebruik van beschermingsmiddelen. Er zijn ook oogziekten, die het ge zichtsvermogen bedreigen, waarmee men te laat bij de oogarts komt of omdat men zich bij een niet-deskun- dige een bril laat aanmeten. Zo zijn er nog andere redenen op te noemen, waardoor een verminderd gezichtsvermogen kan ontstaan. De Algemene Nederlandsche Vereniging ter voorkoming van blindheid heeft de volgende 10 wenken ter voorko ming van blindheid opgesteld. Ik raad U aan om deze enkele malen over te lezen. 1. Roep bij de geringste oogaandoe ning de hulp van Uw arts in. Volg diens aanwijzingen stipt op. Achteloosheid kan fnuikend voor de ogen zijn. 2. Ga nooit in op de raad van leken. 3. Denk niet dat voor iedere oog- aandoening een bril helpt. 4. Draag alleen een bril op advies van de oogarts. 5. Zorg voor een goede verlichting. Vermijd inspanning van de ogen in schemerlicht. 6. Stel de ogen van babies niet bloot aan het directe zonlicht. 7. Kijk nooit met onbeschermde ogen naar een zonsverduistering. 8. Zorg dat opgroeiende kinderen niet spelen met scherpe voorwer pen (schaar, mes, katapult, pijl en boog). 9. Draag een schutbril, waar dit nodig is in Uw werk. 10. Werk met deugdelijk materiaal; afspringende splinters zijn een ge vaar voor de ogen. de Westlandse veiling. Gas'en en vreemdelingen in zich om, dat zij op „thuis" zijn aan gelegd. Dit nu, zo zegt ons de apostel, ken nen en belijden de gelovigen hier op aarde. Dat kan ook niet anders. Hun geboorte van elders, van boven, heeft hen tot gast en vreemdeling gemaakt. Daarom zoekt hun leven God en kan het niet anders dan in en bij God leven. Door die geboorte van boten is er ziels-contact gelegd met God. En de vrucht van dit ziels-contact met God is ziels-conlrast met de wereld. Elke warg vreemdeling in geestelijke zin kent dat. En hij beleeft het ook. Dat beleven grijpt diep in. Immers, geen zeggen met woorden en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren". Hebr. 11 13b. WIE dit woord zich rustig indenkt, bemerkt terstond, dat hier een kenmerk van het leven dep geloofs gegeven wordt. Van dat geloof, dat twee zijden heeft. De eerste zijde is naar God gekeerd en de tweede naar de wereld. En naar die beide komt de kracht van het geloof openbaar. Naar de zijde, die naar God gekeerd is, worden gekend de worstelingen der ziel. Wordt geweten van schuld en zonde. Wordt gevonden het zich vastklemmen aan God. Worden ook alleen, het is veelmeer belijden met ds 'uit zwakheid krachten verkregen. En naar de zijde, die naar de wereld ge keerd is, wordt in de levensiuandel het gast- en vreemdeling-zijn beleden. Op deze trek van het geloofsleven nu valt het licht van de tekst. Waar het leven des geloofs aanwezig is, wordt dit belijden gevonden. Wat een gast is weten wij. Hij is iemand, die zijn huis elders heeft. En een vrcemdelng toeft buiten zijn vaderland. Deze omstandigheden oefenen invloed op hun gedrag. Een gast weet dat hij niets te eisen heeft. Een vreemdeling toont, clat hij vreem deling is, door zijn gedragingen. Zij vinden op de plaats waar zij toeven hun „thuis" niet. En hoe goed tg het ook hebben, altijd dragen zij het weten Het nieuwe Oogziekenhuis aan de Schiedamsevest te Rotterdam, dat in December 1948 in gebruik werd genomen en binnenkort belangrijk zal worden uitgebreid. Het is Nederlands modernste inrichting op het gebied der oogheelkunde. daad. Zo is het tenminste opgevat door de gelovigen, die de Apostel noemt. Zij voeren strijd allereerst tegen zichzelf. Want een gast en vreemde ling door geboorte van boven is een tweemens. Zijn oude mens wil tot geen prijs gast en vreemdeling op aarde zijn. Dat betekent voor die oude mens de dood. Zijn nieuwe mens wenst niet anders dan gast en vreemdeling te wezen op aarde. Daarom kennen gasten en vreemdelingen op aarde allereerst de strijd tegen zichzelf. Zij doden hun leden, die op de aarde zijn. Denk daar niet gering over. Die strijd openbaart zich in hun ganse leven. Bij de patriarchen b.v. tot in het kiezen van een tent als woning toe. Neen, zij hebben de dingen dezer wereld niet veracht noch verworpen. Dat is de meest goedkope wijze van gast en vreemdeling willen zijn. Alleen maar, zij zijn innerlijk vrij ge bleven van de wereld, omdat zij uit een ander beginsel leefden dan dt wereld. Zij leefden uit de beloften Gods. Uit de beloften, die spraken van Hem, die zou komen. En vol begeren hebben zij zich uitgestrekt naar Zyn dag. De kracht van hun leven lag in het verwachten van de Beloofde. Gasten en vreemdelingen door ge nade leven ten diepste in werkelijk heid. Het klinkt dan ook als een jubel van hun lippen: „Ik ben, o Heer, een vreemdling hier beneên". Deze we tenschap doet hen van vreugde op springen. In de beleving van nun vreemde lingschap ligt het weten van hun uan boven geboren zijn. Gedurig bij de Here te schuilen is het begeren van hun leven. Dit juist en temeer, wan neer ze in zich telkens weer ontwaren een trek naar beneden. Daarom ver liezen ze zich niet in een uiterlijk af stand bewaren van de wereld. Ze weten, dat dat kan zonder enige strijd. Zijn wij gasten en vreemdelingen in geest en waarheid? De Here wil het ons maken door Zijn Geest en Woord. Laat ons er naar staan hoe langer hoe meer gast en vreemdeling te zijn met ons hart, des te meer zullen wij het zijn in de wandel. En ons bigde levens lied zal zijn: Uit al de schat van 't grote wereldrond Is nooit die vreugd in mijn gemoed gerezen. Die 'k steeds in Uw getuigenissen vond, Door mij betracht en and'ren aange prezen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 9