Oom Gerard
JCwakkah, da JCikkaK
2
ZONDAGSBLAD 25 SEPTEMBER 1954
DE AVONDWANDELING VAN
KORT VERHAAL VAN D W. BES
ZOIjANG als de heer Jorissen zich uit
zijn zaken heeft teruggetrokken en te
Driebergen renteniert, gaat hij elk jaar
's zomers de familie eens rond. Hij is
een goede zestiger, een vrijgezel en zijn
huishoudster heeft dan vacantie.
Oom Gerard, zoals de hele familie
hem noemt, is een aardige man, die met
allen goed op kan schieten, ook met de
neven en nichtjes. Hij is niet knorrig
en schriel, zoals zulke celibatairs wel
gezegd worden te zijn, en zo is het te
verstaan dat toen Oom zijn komst meldde
bij zijn zwager en zuster niet alleen deze,
maar ook hun drie dochters: Mies, An
en Coba, blij waren.
De nichtjes haalden hem van de trein
en spoedig was hij weer evenals vori
ge jaren geheel in de gezinskring opge-
Hij voelde zich hier weer gauw thuis
en vernieuwde de vriendschap met Max,
de hond. die hem vaak op zijn wande
lingen in de stad begeleidde Zijn hen
gel, waarmee hij ook 't vorig jaar ge
probeerd had een visje te verschalken,
werd weer te voorschijn gehaald, daar
Oom zijn pogingen wilde voortzetten,
wat door allen werd toegejuicht, al
maakten ze zich geen illusies omtrent
de resultaten!
Zo ging de tijd rustig voorbij, tot de
dag kwam van 't dopje!
H
Dit grapje bezorgde hem een kleine
schermutseling met An en Mies, want
Co, die opeens een brief van Hermnn,
baar verloofde, op het dressoir zag staan,
was al lang verdwenen. Ze had brief
en dopje genomen en. om de eerste
gauw te kunnen lezen, had ze 't hoedje
maar ln de gang om een bolhoed
Ooms garibaldi aan de kapstok ge-
deur uit, met enige moeite Max
dwang houdende aan de riem, want 't
vooruitzicht buiten te mogen, maakte
't dier altijd wat onstuimig.
Zo werd Oom Gerard eigenlijk meer
door de gang getrokken dan dat hij
liep. In 't voorbijgaan greep hij zijn
hoed van de kapstok, zette die op en
opende de deur.
Uit een groot gebouw stroomde een
troepje jongelui naar buiten, leerlingen
van een avondcursus. Nauwelijks hadden
ze 't tweetal gezien of ze maakten on
middellijk halt en front. En toen Oom
en Max voorbijkwamen waren de op
merkingen niet mis te verstaan:
duidelijk dat ze op een of andere r
in 't oog liepen. Aan Max was niets te
zien zou hij zelf soms...?
Op dat ogenblik deed Max een uitval
naar de benen van een paar jonge scha
vuiten, die wat al te opdringerig wa
ren en keerde Oom zich woedend om.
Juist wilde hij uitvaren, toen er een
agent op 't toneel verscheen. Met een
paar barse commando's werden de jon
gelui tot doorlopen gebracht, waarna
de politieman zich tot oom wendde.
Hij had op enige afstand de heer met
de zonderlinge hoofdtooi al ontdekt en
vond in het optreden der avondcursisten
een welkome aanleiding eens te
zien wat wonderlijk personage hij hier
voor zich had. Met een lachtrilling on
der zijn knevel, maar met ernstige ogen
keek hij het heertje aan en vroeg of
de jongelui hem lastig gevallen hadden.
Het heftige, maar toch van gezond
verstand getuigend bescheid, overtuigde
de politieman al gauw van de onjuist
heid van zijn eerste indruk, n.l. „kiere
wiet", zoals de man van de gasfabriek
het betitelde.
Daarom achtte hij, om verdere onaan
genaamheden te voorkomen, de tijd aan
gebroken de zaak tot klaarheid te bren
gen en zei hij: ..Mijnheer, weet u dat
u twee hoeden op hebt en dus wel wat
in de gaten loopt bij de jongelui?"
In alleruiterste verbazing lichtte oom
z'n garibaldi enCo's nieuwe dopje rol
de voor z'n voeten! Hij stond perplex
en dat hier geen opzet in 't spel was,
zag niet alleen de agent, maar ook het
groepje grinnekende nieuwsgierigen, dat
zich tijdens het onderhoud achter deze
had opgesteld.
was op een avond, dat Oom in
i fauteuil onder de leeslamp zat,
t scheen verdiept
Mies hadde.n
zijn k:
i levendig onder
houd, Moeder was met een handwerk
je bezig 'en Vader naar een vergade
ring. Oom las al een poos niet meer,
al zat hij achter zijn blad. Hij luister
de geamuseerd naar het levendig dis
cours van de nichtjes.
't Waren de belevenissen van de dag,
die door de dames uitgewisseld werden
Mies, 17 jaar en op de H.B.S., was
aan 't woord en gaf een zeer subjectief
verslag van haar ervaringen met een
paar leraren, die andere leerlingen voor
trokken en haar en een paar vriendin
nen achter zetten, naar ze beweerde.
Ook vrolijke momenten in t schoolle
ven werden opgehaald, alles in een bak-
vissentaaltjc, dat de goede Oom Gerard
volkomen vreemd was. zodat hij de zin
van woorden als: knudde, knullig, knal-
lig enz. maar ten dele begreep.
Voor An. de toehoorster, scheen alles
echter volkomen duidelijk en zelf gaf
ze ook enkele staaltjes van nieuwe
woordvorming ten beste.
Nu kwam het gesprek op Coba. de
oudste, die op een mode-atelier werk
te. Ze was op een paar boodschappen
uit en zou straks haar nieuwe dopje
(uit het verband maakte Oom op dat
een hoedje bedoeld werd) meebrengen.
Ze had het heel voordelig op de kop
kunnen tikken. „Een dop op de kop"
rijmde Mies. Over dit dopje werd nog
lang en breed gepraat naar de gege
vens, die Co de vorige dag. toen ze
nog over de aankoop op twee gedach
ten hinkte, reeds verstrekt had.
Opeens ging de bel en met de juich
kreet: „Daar is Co met de dop!" vloog
Mies naar de deur. Nu werd 't een
drukte van jewelste, 't Dopje werd van
alle kanten bekeken en toen gepast.
Eerst nog eens voor de zoveelste maal
door Co en toen door de andere zus
ters.
Ook Moeder moest eraan geloven en
ondeugende Mies wilde zelfs Oom, die
zijn krantje had laten zakken en met
onverholen belangstelling het passen en
de verschillende reacties daarop volgde,
het dingske op de schedel drukken, wat
hij echter lachend afweerde.
Eigenlijk vond hij dat 't weinig om
't lijf had en met een paar kwartjes
dik betaald was, maar hij paste wel
op dit te zeggen.
Bij de zeer vage herinneringen aan
omvangrijke, breedgestrikte en gebloem
de dameshoeden uit zijn jonge tijd. leek
hem dit hoofdbedekscl al heel nietig en
«impel. Meer een muts dacht hij.
Eindelijk zei Moeder: ,,Nu Co. breng
nu 't hoedje maar weg. dan zal ik eens
een kop koffie inschenken."
„Ja", zei Oom; „en als dat op is,
ga ik even met Max een straatje om,
ik zit hier de hele avond alleen maar
met vrouwen en hoor niets dan hoeden-
Vage herinneringen aan omvang
rijke, breedgestrikte en gebloemde
dameshoeden uit zijn jonge tijd
In de stille zijstraat, slechts spaar
zaam verlicht, had Oom weinig last,
maar Max trok doelbewust op de hoofd-
Zo kwam zijn baas in het heldere
schijnsel der drie sterke lampen, waar
zijn verschijnen onmiddellijk opzien
baarde.
Twee
een spoedkar
ven stokstijf
i tot zijn
klui
/an de gasfabriek, van
op weg naar huis, ble-
an en Oom hoorde de
zeggen: „Kijk
i hondehok met twee verdiepin-
Jan wierp een vorsende blik in Ooms
richting en na zijn „zeker kierewiet!"
gingen ze schokschouderend verder, nu
en dan omkijkend.
Oom keek hen verbijsterd
baasd afvragende of die c
gen hem golden. Max had
wilde ren beëindigd en liep nu gedwee
achter de baas aan. daar hij geen haast
meer had.
ntboezemin-
de agent greep hij Max' riem
stevig vast. vatte 't dopje in de andere
hand en sloeg met ongewone snelheid
de eerste de beste zijstraat in.
Aan 't hoeraatje, dat achter hem op
steeg. was 't duidelijk te merken, dat
hij een oord van vreugde verliet, maar
de geërgerde mens, vol duistere ver
moedens, kiest liever de eenzaamheid.
Op zijn driftig gebel deed Mies open
en kwam Co juist de trap af uit haar
kamer, 't Dopje was nog niet gemist
en toen ze Oom er mee binnen zagen
komen, was 't hun beurt sprakeloos te
De gehele situatie kon echter ver
klaard worden en 't onopzettelijke bleek
zonneklaar.
Ooms gezicht begon zich te ontspannen;
eindelijk brak er een glimlach door en
toen hij zijn wedervaren in de hoofd
straat had verteld, klonk zijn lachen al
luidkeels.
't Werd echter nog overstemd door
't geschater der nichtjes, die 't geval
meer dan „knallig" vonden.
tUZZLE
van de week
Kruiswoordraadsel
„Meneer, weet u dat u twee hoeden op hebt?"
HORIZONTAAL: 2 Jong dier, 6 voor.
8 putemmer, 9 hooistapel, 10 koppel
paarden, 11 familielid, 13 naschrift onder
brieven, 14 toneeldans, 17 angst, 18 staf,
20 pluis, 22 Noord-Germaanse godheid,
24 kern van een waterstofatoom, 26 hei
lige, 27 uitroep van afkeer, 28 aanw.
voornaamwoord. 31 bazar. 32 juichkreet,
34 metaal, 35 dierenverblijf.
VERTICAAL: 1 Rand, 2 vogel, 3 bijl,
4 eetgereedschap, 5 broeder, 6 zindelijk.
7 bloem, 12 term in een zeker domino
spel, 14 uitroep, 15 de lezer heil, 16 ik,
17 zangnoot, 19 gehoororgaan, 20 de naam
onbekend. 21 tijgerslang, 22 deel van de
bijbel. 23 binnen. 25 moedwil, 26 soort
aap, 27 9toot, slag, 29 priem, 30 9chortje,
33 maat.
Inzendingen per briefkaart uiterlijk
Donderdagmorgen a.s. aan het bureau
van dit blad. In de linkerbovenhoek aan
de adreszijde vermelden: ..Puzzle-oploe-
sing". Er zijn drie prijizen: 1. f 5; 2. f 2.50
en 3. t 2.50.
Oplossing kruiswoordraadsel
18 September
HORIZONTAAL; 1 Swagger, Ob. 2
klit, deze, 3 prof, keurs, 4 ham. mom,
kat. 5 os, pipet. 6 palet, kin, 7 hond,
leed, 8 eed, zwier, 9 meier, ma, 10 les,
eed. pek. 11 bliek, volk. 12 open, dook,
gif mild, zee. en, 5 gt. koperwiek, do,
6 de, met. lied, vos, 7 reuk, keer. poot.
8 O.Z. rapier, melk, 9 bestand, wakker.
Laatste woorden
Johannes Chrysostomus, de bekende
vrome kerkvader, 14 September 407 ont
slapen, werd naar Armenië verbannen,
omdat hij de groten en hooggeplaatsten
onbevreesd hun zonden had voorgehou
den. Later werd hij naar een verlaten
landstreek aan de Zwarte Zee gebracht,
op welke tocht hij door ruwe soldaten
werd mishandeld op gruwelijke wijze.
Ten gevolge daarvan stierf de grijsaard
onderweg. Wat was echter zijn laatste
woord? Hij riep uit: „Geloofd zij God
Mei de kompels in de gewelven der aarde
(Vervolg van pag. 1)
kom zo terug", beloofde hij, „boor niet
te veel. anders komt het dak vrij en
geef je der Kasper te veel kans
Langzaam werkte ik verder. Af en
toe wierp ik een blik op mijn neven
man. die al een dikke meter gevorderd
was en bergen kolen had verschept.
Het was een Pool. Hij grijnsde me toe..
„Koalen moake, kompeltje!"
Ik schepte en boorde. Na een uur
ik had matig geproduceerd en veel pijn
geleden kwamen twee mijnwerkers
me helpen Een Duitser en een Pool.
Ik heb mc laten vertellen, dat Duitsers
en Polen geen vrienden waren. Maar
in de mijn is het anders. Ze werkten
als twee bondgenoten broederlijk naast
elkaar en wierpen zich met clan op dc
kolenwand Dc Duitser ging door met
hameren, de Pool begon op fenomenale
manier te scheppen. En als „buitere"
(schaften) werd geschreeuwd, hadden
zij ingehaald wat lk aan achterstand
had geboekt.
DE stilte tijdens schaftuur deed me
vreemd aan. Mijn oren suisden, ik
had een branderig gevoel in mijn ogen.
Ik wreef me over het gelaat: bekeek
mijn vingers, zwart, alles was zwart.
De Pool praatte half-Dults, half-Lim-
burgs en vloekte in het Pools. Hij kan
kerde op dc Russen en spuwde herhaal
delijk op zijn handpalmen. De Duitser
zweeg: hij at slechts, en dronk een veld
fles met koffie helemaal leeg.
Ook de Limburgse bouwer was er
weer; hij hoorde me uit. „In Holland
werken ze niet hard wa? Ze vieren er
maar feest Ik sprak dat ten stel
ligste tegen, zei hem dat de Hollanders
geen geboren mijnwerkers waren, maar
de beste zeevaarders ter wereld..
„De zee is gevaarlijk wa..", repli
ceerde hij minachtend, „geef me de ko
lenmijn maar". Hij scheen der Kasper
te vergeten.
slavenjager, liet ik me bijna
ontvallen. Maar de mijnwerkers dach
ten er anders over. Ze waren verheugd.
„Het is zo sjicht", riepen ze. „en dan
hebben we weer onze vijf knaken ver
diend.
De strijd begon opnieuw. Het cos-
mopolitische leger van Limburgse kom
pels stond voor niets. Ik wist het te
presteren twee uren lang te scheppen,
wat me zagende pijnen in rug en bron-
chiën veroorzaakte.
De Duitser besloot stutten te halen,
want het dak was vrij gekomen en der
Kasper had dus vrij spel. Hij verwij
derde zich en kwam terug met een Ita
liaan Beiden hadden ieder twee Jacob-
stijlen op de schouders. Met rappe hand
werkten Limburgse houwer, Duitser,
Pool en Italiaan („allemaal kompels")
aan de beveiliging, terwijl ik het restant
kolen in de ratelende roets schepte.
Voordat wc wisten kwam er stilte in
de brouwerij. De jojo's zwegen, dc ket
ting hield op met zijn oorverscheurend
geknars. „Sjicht!", werd er ge
schreeuwd, het werk was ten einde..
Ik tuurde de pijler af: weer die kolen-
wand, maar dan een twee meter opge
schoven Terwijl mij het huilen nader
stond dan 't lachen, begonnen de mijn
werkers te zingen. Ik was doodmoe,
mijn ogen deden bijtende pijn en mijn
huid leek te bersten van de laag kolen
stof, dat door transpiratie en water tot
een soort teer leek te zijn veranderd.
We gingen de weg terug -- ik sléépte
me voort. De „kooi" in. De lachende
blikken van de houwer liet ik voor wat
ze waren. Ja-ja, de kolenschop is geen
Opgelucht haalde ik adem toen ik
weer bovengronds was. In de badzaal
hing een spiegel, ik waagde het er in te
zien „Hallo zwarte Piet smerige
mol!", schold ik bitter. Het baden
duurde een half uur en naderhand bleek
dat ik nog lang niet schoon was; onder
mijn ogen bleef ik zwart, net een ballet
danseres
„Nooit meer", dacht ik, toen ik van
de houwer afscheid nam. Deze was zo
fris als een hoen en vertelde mc, dat
hij op de avond nog een partijtje ging
boksen: waar haalde die kerel die stie
renkracht vandaan?
Ik sjokte naar bet kleine pensionnetje,
morgen moest Ik de ingenieur nog be
danken. Maar als Ik straks thuis ben
knarsetandde ik dan zal ik die oud
publicist zeggen, dat ik voortaan een
encyclopaedic zal opslaan als ik weer
eens over de kolenmyn moet schrfj-
Ik zag de Pool, dc Dnitser en de Ita
liaan. Ze glunderden, liepen neuriënd
en veerkrachtig huiswaarts: weer een
dikbelegdc boterham verdiend en „Hol
land" kon weer stoken
KAREL C. SNIJTSHEUVEL
ZONDAGSBLAD
25 SEPTEMBER 1954
7
^onzejeuqó-p&qin^
IK ben een groene kikker. Een heel
voorname, een heel geleerde kikker.
Ik leef in een sloot vol met biezen en
riet. En veel plompebladeren. Daar ga
ik 's avonds op zitten. Dat is prettig.
En dan praat ik met mijn buurman,
dat is nog véél prettiger We kwaken
de hele nacht door. Het is hier erg rus
tig in de omgevmg. Af en toe komt er
iemand, die wij niet erg mogen. Dat
is de ooievaar. Wij duiken dan vlug
weg in de modder. Ik eerst. Want ik
ben de belangrijkste van alle kikkers in
deze sloot. Ik ben de burgemeester. En
weet je hoe dat komt? Dat is een hele
geschiedenis. Kwek., kwak..
DE dikste slakken, de fijnste spinnen,
de vetste vliegen zijn voor mij. Voor
mij.. Kwekker de kikker. Dat komt om
dat ik de burgemeester ben. En dat
komt omdat er aan mijn achterpoot een
mooi blauw draadje zit. Daar ben ik
trots op. Erg trots. En dat blauwe
draadje past nu precies bij mijn deftig
heid. Ja ik ben een groene, gewichtige
kikker. En als ik kwaak, luistert een
ieder Want mijn verhalen zijn heel erg
spannend. En iedere avond vertel ik
hetzelfde verhaal. Het verhaal over
mijn tocht onder de mensen. En hoe
het kwam, dat ik het blauwe draadje
kreeg. Zo gaat het als je de belang
rijkste kikker bent! Zo gaat het als je
burgemeester bent. Kwek.. Kwak..!
Ik v/as nog erg klein. Toen vond ik
de sloot een akelige omgeving om in
bloemen. En in dat weiland leefden al
lerlei lekkere dingen. Slakken en vlie
gen, rupsen en vlinders. Veel meer dan
in de sloot. Ik wilde de wereld wel
eens beter bekijken. En daarom stapte
ik op een goede dag die heerlijke voch
tige weide in. De zon was pas opge
komen Er hing een dauw over de lan
den. Ik hipte en sprong met flinke
vaart al verder van de sloot weg. Weg
van mijn vriendjes. Weg van de oude
kikkers. Weg van het gore water Weg
van de harde biezen en rietstengels. De
zon scheen al feller. Het weiland werd
al droger. O, en dat vond ik niet fijn.
Nee, helemaal niet. Ik verlangde naar
wat water. Om mijn hete rug eens te
wassen. Om mijn sterke poten eens heer
lijk uit te slaan. Maar nergens vond ik
iets. dat op water leek. Toen begon ik
naar de sloot terug te verlangen. Ik
keerde mij om. Maar overal was gras.
Overal bloeiden bloemen. Overal
den de vliegen. Maar ik kon
grijpen. Ik
liet
Doodmoe. Mijn
achterpoten deden pijn van al het sprin
gen. En de zon scheen zo warmEn
de wei werd zo droog... En ik kreeg
het zo benauwd... Even wilde ik rusten.
Dan zou ik weer terugspringen naar de
sloot Ik dacht niet aan de lachsnocten
van mijn vriendjes. Ik dacht maar niet
aan de boze gezichten van mijn ooms
en tantes. Ik hoopte alleen maar heel.
héél vlug weer in het water te kunnen
duiken... Zo bleef ik een poosje uitrus
ten. Ik sloot mijn ogen. Ik kroop dicht
in elkaarEn toen... Toen hoorde ik
vlakbij iets verschrikkelijks. Een heel
gek, akelig geluid. Ik deed mijn ogen
weer open. Toen zag ik iets heel raars
voor mij. Een paar lange, dikke stok
ken. Met grote stukken hout er aan.
Later begreep ik dat het benen met
Op vaders knie
Jy bent papa's vent voor drie,
jij durft vast wel paardje rijden.
Nou, daar ga je op mijn knie
door de velden, door de weiden,
door het grote dichte bos.
't Paardje steigert er op los,
houd de teugels stevig vast,
anders kom je nog in last.
Hupla wat een sprong was datl
Paardje, zul je wat kalmeren!
Want die vent is papa's schat
en die mag zich niet bezeren.
Ja, zo gaat het kalmpjes aan:
't Paardje heeft ons goed verstaan,
't Stapt nu rustig en bedaard,
't is een heel gehoorzaam paard.
Maar wat hoor ik daar in 't bos?
Stil eens o, ik hoor wat krakken
Oei, dat is een stoute vos
en die u?il ons ventje pakken.
Paardje, paardje, in galop!
bergen af en bergen op.
Hupla hopla heisasa,
al bij papa hoor. Hoera!
KO HAAK.
De jongen, die hier op het plaatje
staat, heeft heel koude voeten,
want hij kan zijn kousen en klom
pen maar niet vinden. En toch
zijn die dicht by hem. Kijken
jullie maar eens goed, dan heb je
de twee klompen en de twee
kousen zo gevonden.
klompen waren. Die benen waren van
een jongen. Van een boze jongen. Want
hij schreeuwde met een luide stem.
„Een kikker! Een kikker!" Hij greep
naar mij met grote handen. Die leken
tenminste zo groot omdat ze vlak voor
mijn ogen waren. Die handen pakten
mij om mijn lijf. Die handen knepen.
Verschrikkelijk! Ja... ja... dat was alle
maal heel erg. Ik rilde van angst. Ik
wilde roepen. Ik wilde kwaken. Maar
ik kon niet. Zó bang was ik En toen...
werd ik in een glazen ding gedaan. Een
glazen pot met een deksel erop. Met
gladde wanden. Ik dacht aan de sloot.
Ik wilde uit die akelige pot weg. Ik
sprong... au! met mijn kop tegen de
deksel. Dat deed pijn. Och. och wat
verlangde ik naar huis! Wat er toen
gebeurd is weet ik niet goed meer. Al
leen voelde ik, dat ik opgenomen werd
en in die akelige fles een reis ging
maken. O, o wat was ik moe. Wat was
ik verdrietig! Wat had ik een spijt, dat
ik uit de sloot gesprongen was En
zachtjes kwaakte ik mijn verdriet en
spijt uit. Kwak... kwek kwak...
EINDELIJK was de reis voorbij. Er
kwam weer een hand in de fles. Een
warme hand kneep in mijn lichaam.
Dat vond ik griezelig. Oei... Toen pak
te een andere hand mij bij de poot. Bij
mijn sterke springpoot. Ik trok en trok.
Maar niets hoor. Ik kreeg de poot niet
vrij. En toen... Het leek of alles ineens
weer heerlijk werd. Het was of ineens
alle narigheid weer over was. Ik voelde
weer gras. Vochtig gras. En ik mocht
weer springen. Met grote hippen. De
jongen liep mij niet achterna. Hij lachte
om mij. Ik hoorde het duidelijk. Wat
•hebben mensen soms toch akelige stem
men! Wat klinkt hun lach soms toch
hard cn wreed... Weg wilde ik. Weg
van die akelige jongen met zijn harde
lach... Weg van die nare fles met dc
harde deksel. Hip... hip... hip... Al
maar groter sprongen. Toen., o toen
een hevige pijn schoot door mijn ach
terpoot. Ecu verschrikkelijke pijn. Het
was alsof ik mijn achterpoot ineens
verloor... En hoe ik hipte ik kon niet
verder. Er zat iets aan mijn poot dat
mij tegen hield. Er zat een touwtje aan
mijn poot. Een blauw draadje zat er
aan. Dat had die nare jongen eraan
vastgebonden. En dat hield mij nu te
gen! Dat deed nu zo'n pijn. Zo erg
pijn. Ik trok nog eens. Nóg eens... Nóg
eens... En de jongen lachte maar. Ik
hoorde het heel duidelijk. Heel akelig
klonk het En toen trok ik wéér eens
met een harde ruk. Dat deed nog veel
erger zeer. Maar mijn poot was vrij
Ik kon weer springen. Grote sprongen.
Verre hippen. Hip... hip... hip... hip...
Vier keer. Toen voelde ik iets heer
lijks. Iets onbeschrijfelijks. Water!!!
Koel water!! Ik was in een sloot te
recht gekomen. Meteen dook in onder.
Mijn poot deed ineens geen pijn meer.
Ik dacht nu niet meer aan het erge
wat ik meegemaakt had. Ik zwom...
Eén tweeéén twee... Met for
se slagen. En eindelijk was ik weer in
de sloot waar ik vandaan kwam. Mijn
vriendjes waren blij. dat ik weer terug
was. Iedereen was blij. dat ze n.e wrer
zagen. En ze vonden mij dapper. Ze
vonden mij erg belangrijk ineens. Want
aan mijn ene achterpoot zat nog een
stukje blauw draad. Zie je... dat is de
oorzaak dat ik nu burgemeester ben ge
worden. En als er mensen komen soms,
dan duik ik vlug weg in de modder.
M'n beste kinderen,
Wat
Wat een gezoek
was me dat vorige
keer hé? Toch wel
leuk om tussen al
de gezichten vijf
tweelingen na heel
lang kijken te ont
dekken. De meisjes
met de strik hoor
den bij elkaar, de
twee heren met de
donkere bril op, de
jongens met de
kuif, de twee heren
met die mooie rech
te scheiding in hun
haar en tenslotte
de twee heren, die op het plaatje
hun gezicht scheef hielden. De meeste
nichten en neven hebben een goede
speurneus, want er zyn heel wat
goede oplossingen binnengekomen.
Willie Koomstra had wel bijzonder
haar best gedaan, vond ik en daarom
krijgt zij deze week de hoofdprijs.
De troostprijzen gaan naar Lia de
verhaal... Kwak!... Kwek!... En
ben ik meer uit de sloot gekomen.
Niks hoor.
IIC ben een groene kikker. Een heel
belangrijkeIk ben de burgemeester
van het kikkervolk uit dc sloot. Dat
komt omdat ik een blauw draadje aan
mijn achterpoot heb. Kwekker dc kik
ker... een heel voorname kikker.
Kwak... kwek... Kwak... kwek
M. W. H. DE WEERD.
Zwart, Ineke Wedage en Truus Go-
Wij willen vandaag onze brievenbus
beginnen met Jan Schutte, die een hele
boel muziekinstrumenten tekende. Gaat
het goed op de Engelse en Franse !os,
Jan? Hoe oud moet je zyn, wil je nog
mee mogen doen, vraagt Nelsie Kuyl.
Nou, als je eenmaal vijftien jaar bent
geweest, wordt je wel wat oud voor de
kinderrubriek, vind je zelf ook niet, Nel
sie? Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat
je mij dan niet meer zou mogen schrij
ven. Integendeel. Is jouw broertje al weer
beter, Elly de Vries? Ik hoop het wel
en anders; het beste er mee hoor. Dus
jij bent de oudste van de kinderen. Leo
Korving. Gaat je broertje Wim ook al op
school? Jij zult best een prettige dag heb
ben gehad in de bossen, Ella Joziasse.
Je moeder was zeker wel blij met de bos
hei. Nee maar. Fia Muys, moet jij zo lang
op bed blijven? Maar goed doen wat de
dokter zegt cn van harte beterschap,
meiske Ja. dat is zeker vervelend, Fran*
Namink. al die regen. Zo heb je een
fikse bui en 7.0 is het weer droog Je
regenjas maar aantrekken he. dan kun
je er altijd tegen Dus jii bent niet thuis,
als je jarig bent, Magda Keizer. Maar
ja, het zou jammer ztfn als daardoor
die twee weken in Baarn niet door kon
den gaan. wat jij. Jouw oplossing was
keurig hoor Hlllie de Leeuw den Bonter
en al schrijf je zelf nog niet zo goed.
daarom vind ik het toch leuk als je met
de puzzles meedoet. Hoe was do film
Anneke Vermeulen. Best gezellig he. zo'n
filmmiddag op school. Nog een paar da-
gen en dan ben jij jarig, Elly Batenburg.
Ik hoop. dat je een prctttige dag zult
hebben. Dat wordt dus een beetje feest
op school. Lenie Visser. Weet je al wat
de onderwijzer heeft gekocht? Jouw
nieuwe postpapier is zeker mooi. Joke
Sauer. Zitten er allemaal haasjes on de
voorkant? Ja. ik heb het boek. waarover
jij schreef, wel eens gelezen. Adric de
Jong. Het is heel mooi. vind ie niet? Ha.
tambour Jan Bakkrr. Ik geloof, dat jij
het best naar je zin hebt op die vere
niging. Ik weet zeker, dat Je Ike wel van
mij wilt groeten. Gonda Nclle stuurde
een aardig versje in over de lente Daar
7,uilen wij nog ren poos op moeten wach
ten, Gonda. maar daarom is het versje
natuurlijk niet minder mooi. Dat is me
wat. Greetje Bokhorst, allemaal keelpijn.
Het hertje, dat jij tekende, vond ik erg
lief. Nou. uf ik veel brieven krijg, Adle
Dirk Prllikaan, ik ben blii. dat je de
verhaaltjes 7.0 graag leest. Het brotrtie,
dat even oud is als jij, Kees van der
Spek, is zeker Je tweelingbroer. Dan heb
jij die puzzle van vorige week zrker
gauw kunnen oplossen. Wat alleraardigst
verfboek is dat, Joke van der Spek Tk
denk. dat je al heel wat avopdon met
kleuren bent bezig geweest. En. Wim
Schutte, heb je een goed plaatsje kurnen
krijgen op Prinsjesdag? Jij helpt zeker
ook wel eens met schoonmaken, Riet te
Kroon. Vele handen maken licht werk.
wat Jij. Nee, Nelly Maan. ik heb de
kachel nog niet aangestoken, maar ik
denk, dat het er wel gauw van zal ko
men. Hij staat tenminste al klaar lk
denk, Tonn.v I.onkhorst. dat Gerard Gro
tendorst wel blij zal zijn met het zilver-
Sapier, dat jfj voor hem hebt gespaard
eb je het al verstuurd1 En tenslotte heb
ik hier nog Ineke Wedage. die bijna haar
wanten, die zij aan het maken is. af
heeft. Ik heb jullie heus niet allemaal
in onze brievenbus kunnen noemen,
nichten en neven, maar alle brieven heb
ik v el genoemd. Namen die lk nu
niet heb genoemd, komen volgende
week aan de beurt
Kinders, voor ik besluit wil ik eerst
Baan van den Berg, Margarctha van
Schothorst en Trees zonder achternaam
welkom heten, omdat die deze week voor
hel eerst hebben geschreven Dag. een
goede Zondag allemaal, jullie.