ÜRRIE'S offer
Ziekenhuisverpleging in vorige eeuwen
Gevouwen handen...
Het leven van SIR WINSTON CHURCHILL
6
ZONDAGSBLAD 11 SEPTEMBER 1954
Hij waant zich heerser over 't schaftlokaal
en zwiept de tongen die geen weerstand zoeken,
hij meesmuilt als er sommigen gaan vloeken,
fluistert hen in: „Je bent een man van staal!"
Hij voedt het woord, vervormt de zin banaal,
grijnst bij het zien van overrijpe boeken,
doorvorst gedachten, speurt in alle hoeken,
kijkt heersend rond: Hij heeft ze allemaal!
Maar in een flits ziet hij zich radicaal
verslagen door een paar gevouwen handen
Een stem vraagt zegen voor het middagmaal!
En puttend uit zijn duister arsenaal,
laat hij lachsalvo's na 't gebed ontbranden,
verbergt zijn onmacht in het hels kabaal.
D. VAN BOXEL Jr.
GA je mee naar de kerk, Charrie?"
vroeg Vader aan zijn jongste toen
de dessertbordjes met de notendoppen
en sinaasappelschillen naar de keuken
gebracht waren.
Het kind was zo verdiept in de be
schouwing van de smalle gouden ring
die de tengere vinger omsloot dat zij
de vraag van de vader niet hoorde. Zij
bewoog haar hand heen en weer. Het
geslepen blauwe steentje fonkelde als
een echte edelsteen.
De vader herhaalde zijn vraag. Nu
keek zij verrast op en lachte.
„Naar de kerk? Door het donker?
Verrukkelijk!"
Zij sprong overeind, haalde haar man
teltje van de kapstok en, uitgeleide ge
daan door Moeder en de zusters bevon
den zij zich spoedig op weg.
Het kind, veilig lopend aan Vaders
hand, keek niet waar zij haar voeten
zette, maar tuurde omhoog.
Het was koud. De wind was gedraaid
naar het Oosten, er zat vorst in de
lucht. De sterren fonkelden aan de zwar
te hemel en schenen een eigen leven te
leiden van snelle heldere stralen, waar
mee ze op een of andere geheimzinnige
wijze met elkaar schenen te praten, al
stonden ze ook nog zo ver uiteen.
Charrie hield van alles wat fonkelde.
De sterren herinnerden haar aan het
gouden ringetje, het cadeau waar ze ja
ren naar verlangd had en dat ze einde
lijk, een half jaar geleden op haar ver
jaardag had gekregen. Ze had geen
woord kunnen uitbrengen toen ze het
voor de eerste keer op het blauw flu
weel in het ringenétui had zien liggen.
Het was een kostbare ring, hij was
van zuiver goud. Het waarmerk stond
er in. Met deze ring aan haar vinger
was zij een andere, niet meer Charrie,
maar Prinses Charrie. Aleen, zij zou
nooit als de edelvrouwen uit haar
sprookjesboeken door medelijden bewo
gen het kostbaar kleinood van de vin
ger schuiven en achteloos in de schoot
van een bedelaar laten glijden of het
met vorstelijk gebaar, als teken van
grote gunst, de kloeke ridder overreiken
die om harentwil ten strijde zou trek-
,,Je luistert niet eens, Charrie!" hoor
de ze plotseling Vaders verwijtende
stem zeggen, ..kijk dan toch, daar staan
de grote Beer, en zie eens hoe Orion
schittert boven dat trapgeveltje en in die
hoek staat Sirius en daar heb je Castor
en Pollux!"
Boven de smalle, vermoeid tegen el
kaar aanleunende huisjes aan de donke
re gracht schoven langzaam, naar on
veranderlijke wet, de stralende sterren
beelden voorbij, de donkere zee tege
moet waar zij zouden ondergaan.
HET orgel speelde gedempt, teen ze
de kerk binnentraden.
Boven het middengedeelte, waar zich
de weinige kerkgangers bevonden,
brandden twee koperen kronen. Er was
in de schemerig verlichte ruimte, waar
de orgeltonen van ver schenen te ko
men, iets van de vrede die alle ver
stand te boven gaat.
Op de tenen liep Charrie achter Va
der aan. Vóór deze ging zitten hield hij
een poos de hoed voor de ogen. Char
rie wist dat hij bad. Zo deden alle man
nen als ze in de kerk kwamen. De vrou
wen baden niet of ze baden zo dat nie
mand het merkte. Kinderen baden in de
kerk alleen-als de dominee het deed.
Maar het was soms vreselijk moeilijk,
om precies te weten wanneer er gebe
den werd en wanneer het maar een ge
woon deel van de preek was, dat alleen
maar een beetje op een gebed leek. Af
en toe zat je met jc ogen dicht als ieder
keek en omgekeerd.
De predikant kwam binnen, het orgel
Hij was een jonge man, die vol vuur
de liefde en het offer prèdikte.
Had Godzelf, in allergrootste liefde
niet Zijn eigen Zoon geofferd tot heil
der mensheid? Kende niet ieder mens,
die waarachtig liefhad, de verrukking
van het offer? Sloeg niet Maria Magda-
lena, een zondige vrouw, in zuivere lief
de haar bijeengegaard kapitaal kapot
om haar Heiland te zalven? Het ken
merk van de liefde, de bezegeling Gods,
het waarmerk dat de liefde van zuiver
goud is, is het offer! Wie het offer niet
kent, heeft nooit liefgehad!
Gods werk is in nood! De zending!
Er is kapitaal nodig! Niet wat ge mis
sen kunt, neen, wat ge niet missen kunt
vraagt de Heer Uw God...
Het licht boven de preekstoel viel op
het blonde haar van de jonge man. De
mensen in de kerk werden onrustig on
der zijn vurige rede. Er werd aan hun
geweten gerammeld, zij voelden hun te
kort. De man op de kansel leek op een
profeet uit het Oude Testament, of
schoon aan zijn strenge woorden toch
de liefde niet ontbrak.
Het allerkostbaarste geven wat je be
zat... Steeds weer hoorde Charrie die
woorden. Het was voor de zending, op
dat de arme heidenen, niet langer in
angst en vrees zouden behoeven te le
ven voor de boze geesten, die niet be
stonden, als je wist dat God oppermach
tig was en Zijn engelen uitzond om je te
bewaren.
Een groot verlangen steeg in haar op
ook een offer te brengen. Maar wal
moest zij geven straks, als er voor de
zending gecollecteerd werd? Er zat een
splinternieuw dubbeltje in haar zak,
waar zij een nieuwe inktlap voor wilde
kopen, maar wat was nu een dubbeltje?
Het was koud in de kerk, zij wreef
zich de handen en voelde haar ringetje,
de kostbare ring die edelvrouwen offer
den voor de armen...
Aan 't eind van de week riep Vader
verrast, lezend in de kerkbode: „Ha,
Charrie, je ringetje is terecht! Hier
staat het, hoor maar: Zondagavond is
in de collectezak een gouden ringetje ge
vonden. Of het ook koud was in de kerk!
Terug te bekomen bij de koster..."
AGATHA HAGTINGIUS-SEGER.
DE oorlog in Zuid-Afrika bezorgde En
geland een slechte naam. Nederland
was waarlijk niet het enige land, dat op
ondubbelzinnige wijze zijn afschuw toon
de voor de wijze waarop het machtige
Albion deze strijd had gevoerd.
Ook in Engeland waren er politici,
die deze oorlog openlijk afkeurden. Tot
hen behoorde Lloyd George, toen nog
weinig bekend, maar die 't nog eens tot
eerste minister zou brengen.
Winston Churchill heeft aan de Boe
renoorlog zijn geweldige populariteit te
danken. Het Engelse volk had zijn span
nende oorlogsreportages gelezen; men
wist op welk een moedige wijze hij aan
de strijd had deelgenomen en hoe hij
ontsnapt was uit de gevangenis te Pre
toria. Bij zijn terugkeer in het vader
land werd Winston als een held ontvan
gen en., elf districten begeerden hem
als Candida at voor de verkiezingen, die
toen juist voor de deur stonden.
Dit strookte geheel met Winstons plan
nen. Hij was besloten uit de militaire
d enst in de politiek over te stappen en
de traditie van zijn vader voort te zet-
Dit was helemaal niet vreemd, want
vóór hij naar Zuid-Afrika vertrok was
hij reeds candidaat geweest in het dis
trict Oldham. Toen was hij echter voor
de kiezers een onbekende jongeman, nu
was zijn naam op ieders lippen.
Winston wilde voor zijn district vech
ten en daarom koos hij uit de hem aan
geboden candidaturen Oldham, dat hem
een vorige keer een nederlaag bezorgd
had. Met muziek, vlaggen en gejuich
werd hij er ingehaald en waar hij 't
woord voerde, 't zij in een zaal of zo
maar ergens op straat, daar verdrong
zich een grote menigte om hem te ho-
De Transvaal-oorlog was in deze ver
kiezingsstrijd het meest besproken on
derwerp en wie kon daarover met meer
kennis van zaken spreken dan „Winnie"?
Zo werd hij in 1900 voor 't eerst genoemd
en bij deze naam is de grote massa
hem blijven noemen. Winnie bleek de
kunst te verstaan grote volksvergaderin
gen toe te 9preken. En daar hij door zijn
redevoeringen een grote dosis humor
mengde, had hy al spoedig de la
chers op zijn hand.
III. Overgestapt
in de politiek
Toch hield Winnie er zonderlinge ma
nieren op na. Hij was candidaat van
de conservatieve partij, maar als 't zo
te pas kwam richtte hij de pijlen van
zijn scherpe critiek ook op deze partij.
De grote Arthur Balfour maakte zich
daarover meer dan eens kwaad en zei:
,,Ik dacht dat Winston een veelbeloven
de jongeman was. maar het schijnt dat
hij slechts een jongeman is die veel be
looft."
Winnie is nu eenmaal iemand, die
moeilijk in een bepaald garee] kan lo-
pen. Dat zou in zijn later leven nog
dikwijls blijken. Maar dit vreemde ver
schijnsel kon toch niet verhinderen, dat
de vroegere oorlogscorrespondent door
het district Oldham gekozen werd. En
daarmede was Winston Churchill de po
litieke arena binnengetreden.
TUT EESTAL duurt 't een heel poosje
vóór een nieuw lid van 't Lager
huis zijn maidenspeech houdt. Want hij
is zich bewust dat hij voor 's werelds
meest critische gezelschap staat.
Ook hierin week Churchill van de ge
wone regel af. Want reeds in de eerste
week hield hij een redevoering, die al
gemeen werd geprezen. Dat was te meer
opmerkelijk omdat hij in 't begin, van
ziin politieke loopbaan gewoon was elke
rede eerst op papier te zetten om ze
daarna uit 't hoofd te leren. Aan een
speech, die hij bij de oorlogsbegroting
hield, heeft hij meer dan zes weken ge
werkt. Maar het Lageilhuls kreeg dan
ook iets bijzonders te horen.
Het wonderlijke in Winstons optreden
was, dat hij zich bij voorkeur richtte
tegen de leiders van zijn eigen partij.
En hij was de enige conservatief, die
tegen de regering stemde. Zulk een hou
ding veroorzaakte in 't Lagerhuis niet
zelden een vreselijk kabaal. Met de han
den in de zij, de kin vooruit zo stond
daar „de geachte afgevaardigde van
Oldham" en slingerde zijn heftige aan
vallen de zaal in. Hij veroordeelde de
beruchte concentratiekampen, waarin
duizenden Boerenvrouwen en -kinderen
om 't leven kwamen. Een van zijn uit
spraken uit die tijd is: „De regering
moet het de Boeren nu zo gemakkelijk
mogelijk maken een eervolle vrede te
sluiten, en zo moeilijk en gevaarlijk mo
gelijk maken om de strijd voort te zet
ten."
Als Churchill sprak stroomden soms
de banken der conservatieven leeg. want
zijn partijgenoten wensten zijn hardhan
dige en ruige critiek niet langer aan te
Dat moest natuurlijk op den duur spaak
lopen. En reeds in 1906 werd de lang
dreigende breuk definitief. Bij de ver
kiezingen van dat jaar werd Winston
Churchill gekozen als liberaal candidaat
voor het district Manchester. En hij
kwam in het Lagertiuls te zitten op de
plaats waar zijn vader zo lange tijd aan
de beraadslagingen had deelgenomen.
DE levensloop van Winston Churchill
vertoont een wonderlijke, grillige,
maar steeds opwaarts-strevende lijn.
Reeds als jonge man durfde hij al
leen te staan en was volkomen bereid de
consekwenties daarvan te aanvaarden.
In die eerste tijd had hij in het Lager
huis zo goed als geen vrienden. Men
wantrouwde hem en bleef daarom maar
't liefst uit zijn buurt.
Door de liberale overwinning in 1906
deelde Winston in de gunsten van de
nieuwe regering. Hij werd benoemd tot
onderstaatssecretaris voor koloniën. In
deze functie heeft hij zich zeer beijverd
de vroegere Boerenrepublieken zelfbe
stuur te geven.
Op 34-jarige leeftijd werd hij reeds
benoemd tot kabinetsminister: een
unicum in de Engelse parlementaire ge
schiedenis.
Dat jaar 1908 was ook nog in ander
opzicht voor Winston Churchill zeer be
langrijk. Want hij trad toen in het hu
welijk met mejuffrouw Clementine Ho-
zier, die nog altijd, na 46 jaar, zijn trou
we levensgezellin is. De plechtigheid
vond plaats in de bekende St Margaret's
Church, tegenover het Lagerhuis gele-
Een man is in 't leven vaak datgene,
waartoe zijn vrouw hem in staat stelt.
En mevrouw Churchills leven is inder
daad één opoffering en toewijding ge
weest om haar geniale echtgenoot gele
genheid te geven zich aan zijn grootse
levensroeping te wijden.
ZONDAGSBLAD 11 SEPTEMBER 1954
3
WE zün in ons land in het gelukkige
bezit van een groot aantal uitste
kend geoutilleerde ziekenhuizen. Nog
steeds is de gang naar het ziekenhuis
om zich daar te laten opnemen voor
veel patiënten een hele stap. Allen heb
ben zij echter het volste vertrouwen,
dat zij daar door kundige medici be
handeld zullen worden, dat ze goed zul
len worden verzorgd door getrainde ver
pleegsters en dat alles in het werk zal
worden gesteld om hen genezen weer
huiswaart
te doen keren.
Eerste eisen van hygiene waren onbekend
HIER GOLD MET RECHT:
Wie binnentreedt, lale alle lioop varen
Dat is in het verleden wel eens heel
anders geweest. Er was een tijd, dat de
gang naar het ziekenhuis bijna gelijk
stond met een afscheid nemen van
het leven. Dat de verzorging alles te
wensen over liet en dat een chirurgi
sche ingreep alleen vergeleken kon wor
den met het ondergaan van de ergste fol
teringen op de pijnbank.
De dankbaarheid, voor wat ons in on
ze huidige ziekenhuizen geboden wordt,
zal slechts groter worden, als we dit
maal een bezoek brengen aan een twee
tal gasthuizen uit het verleden.
Laten we dan eerst eens een kijkje
nemen in het Hotel Dieu te Parijs, zoals
het was in de eerste jaren van de zes
tiende eeuw.
IN deze tijd was het Hotel Dieu al
een eeuwenoude instelling, waait het
werd reeds omstreeks het jaar 650 ge
sticht door Landry, bisschop van Parijs.
Evenals zovele gasthuizen, leprozerieën
en dergelijke instellingen dankte dit zie
kenhuis zijn ontstaan aan de neiging
tot het bedrijven van Chr. barmhartig
heid, die we in de middeleeuwen tel
kens tegenkomen. Zoals het gehele
aardse leven in die tijd was ingesteld
op de eeuwigheid, zo moest ook een
deel van het aardse goed der welgestel-
den v/orden aangewend voor daden, die
de schenkc-r in het hiernamaals vergol
den zouden worden. Terecht werd eens
opgemerkt, dat de zielen der schenkers
bij deze inrichtingen meer baat hadden
dan de lichamen der zieken. Deze laat-
sten lagen maar ai te vaak dicht opeen
gepakt in onverwarmde zalen, hadden
een onvoldoende verzorging en moesten
vertoeven in een omgeving, die met alle
eisen van de hygiëne spotte.
Wij bezoeken het Hotel Dieu om
streeks het jaar 1500, even vóór de later
zo beroemde chirurg Ambroise Paré
hier drie jaar werkte om het diploma
van leerling-chirurgijn te verkrijgen
De deuren van het sombere gebouw
staan dag en nacht wijd open, zodat we
zonder verdere plichtplegingen naar
binnen kunnen gaan.
Het gasthuis beschikt n.l. niet over
de middelen om de ongeveer 1200 pa
tiënten van voedsel te voorzien. De open
poorten betekenen dan ook een uitnodi
ging voor de rijk met aardse goederen
bedeelden om voedsel ten behoeve van
de arme lijders af te geven. Het govolg
is natuurlijk, dat de zieken soms da
genlang honger lijden om dan weer hun
maag te bederven met een overvloed
van voedsel. Allen delen mee, van wat
wordt binnengebracht. Met bijzondere
wensen in verband met de aard der
ziekte kan geen rekening worden gehou-
Met de goede gevers kunnen ook de
familieleden van de patiënten op elk
uur van de dag em de nacht binnentre
den en het is geen zeldzaam verschijn
sel om een hongerige hond tussen de
bedden te zien sluipen op zoek naar wat
We spraken over bedden. Er zijn nog
aantal legersteden van ongeveer 1 Vz me
ter breed. In elk van deze ledikanten
liggen 3 tot 6 patiënten. Zijn er meer
dan drie in ondergebracht, dan liggen
ze om en om, het hoofd van de één naast
de meestal zeer onwelriekende voeten
van de ander. Ten slotte staan er nog
acht grote „kinderbedden", waarin bij
elkaar zo'n 200 kleine kinderen en zuige
lingen zijn opgeborgen.
Honderden zieken, waarvoor op een
bed geen plaats meer is, liggen in het
stro op de vloer van de holle, onver
warmde zalen. Mannen en vrouwen lig
gen door elkaar, in de beddlen of op het
stro. Typhuslijders hebben een kraam
vrouw of een t b c.-patiënt tot buur. Aan
isolatie van besmettelijke zieken denkt
niemand.
Het best zijn zij er aan toe. die hier
liggen om een chirurgische behandeling
te ondergaan, de amputatie van arm of
been b.v. Dat is, zonder verdoving en
met de vrij grove instrumenten van die
tijd een ontzaglijke marteling. Maar
hoewel ook een groot percentage van
deze patiënten er het leven niet af
brengt, hebben ze daarvoor toch meer
kans dan de lijders aan besmettelijke
ziekten en de kraamvrouwen.
DE chirurgijns, die soms, minder ver
stand van de menselijk anatomie
hebben dan in onze tijd een kapper
met een EHBO-diploma, passen drasti
sche middelen toe. Hun lange ervaring
heeft hun echter wel het één en ander
geleerd over de behandeling van won
den en beenbreuken en over amputaties.
De academisch gevormde doctoren in
de medicijnen zijn wat hun bbeoretische
ke-nnis aangaat echter nog niet veel ver
der dan Hippocrates en Galenus. Zij
trekken geleerde gezichten en schrijven
dranken en zalven met Latijnse na
men voor. maar in de meeste gevallen
staan ze volkomen machteloos. Hiet eni
ge, wat ze b.v. kunnen doen voor een
t.b.c.-patiënt is hem aan te raden te
vasten en te bidden en zich voor te be
reiden op de eeuwigheid.
Het hele gasthuis met zijn talloze pa
tiënten, met bet vuile stro vol uitwerp
selen en andere ongerechtigheden op
de vloeren, is één haard van besmet
ting. Het krioelt er van vuil en onge
dierte. Overledenen blijven soms 24 uur
tussen de levenden in op het stro of in
de bedden liggen, vóór ze worden weg-
Sehaald. Als het verplegend personeel,
e nonnen en lekebroeders, 's mor
gens on de zalen verschijnen, komt hun
zo'n verpestende stank tegemoet, dat zij
in azijn gedrenkte sponzen voor de neus
moeten binden om niet onmiddellijk te
bezwijmen.
Deze verplegers en verpleegsters we
ten van ziekenverzorging vrijwel niets
af. Het enige wat ze kunnen is het voed
sel vordelen, de allerergste vuiligheid
opruimen en een verband of compres
plaats de Jaarbeurs. De Johannieters
vestigden zich toen In de Lange Nieuw-
straat, waar zij opnieuw een gasthuis
inrichtten. Dit St. Catharina-gaslhuis
kwam in 1580 onder het bestuur van de
Staten van Utrecht te staan en op het
moment van ons bezoek is het dus een
overheidsinstelling met gedeputeerden
van de Staten als bestuurders.
Het ziet er hier al heel wat netter en
schoner uit dan in het Hotel Dieu een
eeuw tevoren.
De grote ziekenzaal heeft een vloer
van zwarte en witte tegels en herinnert
sterk aan een schaakbord. De beide
lange wanden worden geheel ingenomen
door lange rijen bedsteden, waarin de
patiënten twee aan twee liggen. Nog tot
1635 zullen mannen en vrouwen hier op
dezelfde 'zaal liggen, zij het dan ook
niet in dezelfde bedstede.
De maeghd, die den nacht bij de zie
ken heeft doorgebracht, groet hem eer
biedig en geeft hem de noodige inlich
tingen omtrent hunnen toestand. Hij
schuift de gordijnen der bedsteden open.
In eenige liggen twee zieken mannen,
in andere twee zieke vrouwen, weder
om in andere een gekwetste. Bij het
openen zal hem geen frissche lucht zijn
toegestroomd, maar een benauwde zie
kenlucht. Hij onderzoekt nu de zieken,
nadat de chirurgijnskist, met de noodige
geneesmiddelen, zalven, pleisters, oliën,
onder zijn bereik is gebracht en gaat
voornamelijk de gewonden na en die aan
uitwendige gebreken lijden.
Daarop verschijnt tegen negen uur
Dr Bor, deftig eekleed, het gewicht van
zijn ambt beseffende. Hij wordt met
gepasten eerbied ontvangen. De nederi
ge Chirurg buigt diep voor hem. Hij
neemt de zieken waar, schrijft zijne
ordonnantiën en overlegt met den Chi
rurg of de gewonden ook geneesmidde
len noodig hebben.
Ten 4 uur 's avonds maakt de Chi
rurg zijn tweede visite. Inmiddels ten
9 uur 's morgens brengt de deelmeid
het eten voor de zieken, waarvan som
migen te bed liggen, anderen aan tafels
of banken en scabelletjes zitten. We
derom anderen zitten in een zieken
stoel. Zij spreken onder elkander of hou-
Ook op het Instrumentarium in het
ziekenhuis is men gauw uitgekeken. In
Lyon beschikt men een eeuw later in
een gasthuis voor 550 patiënten nog
slechts over vijf instrumenten, waaron
der een wig om de kaak van de patiënt
open te houden en een trepaan.
Dat Is het Hotel Dien, het grootste
ziekenhuis in de belangrijkste stad van
die tijd. Een Inferno, boven welks in
gang met het volste recht de woorden
van Dante geschreven hadden kunnen
worden: „Wie liier binnentreedt late al
le hoop varen".
WE slaan nu een eeuw over om eens
een kijkje te gaan nemen in een
gasthuis binnen de eigen landsgren
zen, in het begin van onze gouden eeuw.
Daartoe richten we onze schreden naar
het St. Catharina-gasthuis van de Jo-
hannieterridders te Utrecht.
In 1528 waren de ridders van de or
de van het Hospdtaal te Jeruzalem, zo
als zij voluit heetten verdreven uit hun
gebouwen op het Catlharijneveld, om
dat Karei V daar het kasteel Vredcrv-
burg wilde bouwen. Thans staat op deze
Is- thans voor een plattclandsarts het
onderzoek en de behandeling van een
patiënt in een bedstede een onding, om
van een bevalling maar niet te spre
ken, deze nette hokjes met gordijntjes
ervoor maken toch een heel wat ple-
indruk dan de 6-pei
den In het Parijse gasthuis.
De verpleegsters dragen een zwart ge
waad met witte voorschoot en kraag en
een witte muts en ze zien er zeer pro-
Dr, P. Q. Brondgeest (1835—1904), een
befaamd diagnosticus uit de vorig eeeuw.
heeft aan dit gasthuis en aan de Balije
van St. Catharine der Johannieters een
uitvoerige studie gewijd. Dank zij zijn
onderzoekingen zijn we in staat volle
dig te beschrijven, hoe een willekeurige
dag in de eerste decennia van de 17e
eeuw in dit ziekenhuis verliep. Hij ver
telt daarvan het volgende:
„De ijverige chirurg Thomas Pack,
met een lantaarn gewapend, gaat des
morgens ten 7 ure de gasthuispoort aan
de Nieuwe Gracht binnen en klopt aan
de deur van de ziekenzaal. De portier
opent de deur, waardoor de chirurg on
middellijk in de ziekenzaal treedt, die
ruim is en waarin zich een veertigtal
bedsteden bevinden, voorzien met gor
dijnen en rabatten, die zeker gesloten
zijn; want het is koud in de zaal, om
dat in de haard slechts hout en turf
gestookt wordt.
den zich met stichtelijke lectuur bezig.
Kort daarna beklimt de streng-Calvi-
nistische godsdienstleeraar. doorkneed
in den Heidelbergschen Catechismus,
den preekstoel, in de ziekenzaal aan
wezig en houdt een stichtelijke toe
spraak met gebed. Ten elf ure en ten
vijf ure hebben er weder maaltijden
plaats. Na zes uur is het stil in de zie
kenzaal; volgens de huisorde moeten
de zieken zich op dat uur naar bed be
geven. Ou de tafels zijn bierkannen, bek
kers en medicijnflesschen. De zieken
drinken volop bier en zoo noodig ook
Zoo verloopt de dag eentoonig, slechts
afgewisseld door de bezoekers, die de
zieken van hunne bloediverwanten of
vrienden krijgen en de soldaten van
hunne kapteins en sergeanten. Somtijds
komt de rentmeester ofwel een lid van
de Vroedschap of van het College van
Gecommitteerden van de Staten der pro
vincie Utrecht zich overtuigen of alles
ordelijk toegaat, terwijl de hospitaal-
meester een wakend oog houdt over al
les en zorg draagt, dat het den zieken
aan niets ontbreekt en dat de noodige
provisiën aanwezig zi<jn."
HIER dus een heel wat aanlokkelijker
beeld, dat reeds spreekt van orde
lijkheid, netheid en een poging om
het de zieken aan goed voedsel noch
aan de voor die tijd beste medische ver
zorging te laten ontbreken. Toch is er
nog een hemelsbreed verschil tussen
die zaal met 40 tweepersoons bedsteden
en een zaal in een modern, goed geoutil
leerd ziekenhuis.
Het Catharina-ga-sthuis was de voor
loper van het huidige Stads- en Acade
misch Ziekenhuis1in de Domstad. Het
was een van de eerste ziekenhuizen,
waar ook medische studenten de ronde
langs de bedden mochten meemaken om
de theoretische kennis door de pnacti-
sche ervaring te verdiepen. Zo hielp het
zelf mee nieuwe generaties van medi
ci te kweken, die nieuwe inzichten naar
voren brachten, ook op het gebied van
de ziëkenhui9hygiëne en ziekenhuisver
pleging.
Ieder, die na het bovenstaande ge
lezen te hebben door de gangen en za
len van een modern ziekenhuis loopt,
daar de lichte, heldere ziekenkamers
ziet. de goed opgeleide verpleegsters
co het rijk gesorteerde Instrumentarium
van de operatie-kamer, zal dankbaar zijn
voor wat, in verhouding tot de eeuwen
lange historie der Hekenhuizen, binnen
een betrekkelijk korte tijd voor de zie
ke mens weed bereikt.