ÜRRIE'S offer Ziekenhuisverpleging in vorige eeuwen Gevouwen handen... Het leven van SIR WINSTON CHURCHILL 6 ZONDAGSBLAD 11 SEPTEMBER 1954 Hij waant zich heerser over 't schaftlokaal en zwiept de tongen die geen weerstand zoeken, hij meesmuilt als er sommigen gaan vloeken, fluistert hen in: „Je bent een man van staal!" Hij voedt het woord, vervormt de zin banaal, grijnst bij het zien van overrijpe boeken, doorvorst gedachten, speurt in alle hoeken, kijkt heersend rond: Hij heeft ze allemaal! Maar in een flits ziet hij zich radicaal verslagen door een paar gevouwen handen Een stem vraagt zegen voor het middagmaal! En puttend uit zijn duister arsenaal, laat hij lachsalvo's na 't gebed ontbranden, verbergt zijn onmacht in het hels kabaal. D. VAN BOXEL Jr. GA je mee naar de kerk, Charrie?" vroeg Vader aan zijn jongste toen de dessertbordjes met de notendoppen en sinaasappelschillen naar de keuken gebracht waren. Het kind was zo verdiept in de be schouwing van de smalle gouden ring die de tengere vinger omsloot dat zij de vraag van de vader niet hoorde. Zij bewoog haar hand heen en weer. Het geslepen blauwe steentje fonkelde als een echte edelsteen. De vader herhaalde zijn vraag. Nu keek zij verrast op en lachte. „Naar de kerk? Door het donker? Verrukkelijk!" Zij sprong overeind, haalde haar man teltje van de kapstok en, uitgeleide ge daan door Moeder en de zusters bevon den zij zich spoedig op weg. Het kind, veilig lopend aan Vaders hand, keek niet waar zij haar voeten zette, maar tuurde omhoog. Het was koud. De wind was gedraaid naar het Oosten, er zat vorst in de lucht. De sterren fonkelden aan de zwar te hemel en schenen een eigen leven te leiden van snelle heldere stralen, waar mee ze op een of andere geheimzinnige wijze met elkaar schenen te praten, al stonden ze ook nog zo ver uiteen. Charrie hield van alles wat fonkelde. De sterren herinnerden haar aan het gouden ringetje, het cadeau waar ze ja ren naar verlangd had en dat ze einde lijk, een half jaar geleden op haar ver jaardag had gekregen. Ze had geen woord kunnen uitbrengen toen ze het voor de eerste keer op het blauw flu weel in het ringenétui had zien liggen. Het was een kostbare ring, hij was van zuiver goud. Het waarmerk stond er in. Met deze ring aan haar vinger was zij een andere, niet meer Charrie, maar Prinses Charrie. Aleen, zij zou nooit als de edelvrouwen uit haar sprookjesboeken door medelijden bewo gen het kostbaar kleinood van de vin ger schuiven en achteloos in de schoot van een bedelaar laten glijden of het met vorstelijk gebaar, als teken van grote gunst, de kloeke ridder overreiken die om harentwil ten strijde zou trek- ,,Je luistert niet eens, Charrie!" hoor de ze plotseling Vaders verwijtende stem zeggen, ..kijk dan toch, daar staan de grote Beer, en zie eens hoe Orion schittert boven dat trapgeveltje en in die hoek staat Sirius en daar heb je Castor en Pollux!" Boven de smalle, vermoeid tegen el kaar aanleunende huisjes aan de donke re gracht schoven langzaam, naar on veranderlijke wet, de stralende sterren beelden voorbij, de donkere zee tege moet waar zij zouden ondergaan. HET orgel speelde gedempt, teen ze de kerk binnentraden. Boven het middengedeelte, waar zich de weinige kerkgangers bevonden, brandden twee koperen kronen. Er was in de schemerig verlichte ruimte, waar de orgeltonen van ver schenen te ko men, iets van de vrede die alle ver stand te boven gaat. Op de tenen liep Charrie achter Va der aan. Vóór deze ging zitten hield hij een poos de hoed voor de ogen. Char rie wist dat hij bad. Zo deden alle man nen als ze in de kerk kwamen. De vrou wen baden niet of ze baden zo dat nie mand het merkte. Kinderen baden in de kerk alleen-als de dominee het deed. Maar het was soms vreselijk moeilijk, om precies te weten wanneer er gebe den werd en wanneer het maar een ge woon deel van de preek was, dat alleen maar een beetje op een gebed leek. Af en toe zat je met jc ogen dicht als ieder keek en omgekeerd. De predikant kwam binnen, het orgel Hij was een jonge man, die vol vuur de liefde en het offer prèdikte. Had Godzelf, in allergrootste liefde niet Zijn eigen Zoon geofferd tot heil der mensheid? Kende niet ieder mens, die waarachtig liefhad, de verrukking van het offer? Sloeg niet Maria Magda- lena, een zondige vrouw, in zuivere lief de haar bijeengegaard kapitaal kapot om haar Heiland te zalven? Het ken merk van de liefde, de bezegeling Gods, het waarmerk dat de liefde van zuiver goud is, is het offer! Wie het offer niet kent, heeft nooit liefgehad! Gods werk is in nood! De zending! Er is kapitaal nodig! Niet wat ge mis sen kunt, neen, wat ge niet missen kunt vraagt de Heer Uw God... Het licht boven de preekstoel viel op het blonde haar van de jonge man. De mensen in de kerk werden onrustig on der zijn vurige rede. Er werd aan hun geweten gerammeld, zij voelden hun te kort. De man op de kansel leek op een profeet uit het Oude Testament, of schoon aan zijn strenge woorden toch de liefde niet ontbrak. Het allerkostbaarste geven wat je be zat... Steeds weer hoorde Charrie die woorden. Het was voor de zending, op dat de arme heidenen, niet langer in angst en vrees zouden behoeven te le ven voor de boze geesten, die niet be stonden, als je wist dat God oppermach tig was en Zijn engelen uitzond om je te bewaren. Een groot verlangen steeg in haar op ook een offer te brengen. Maar wal moest zij geven straks, als er voor de zending gecollecteerd werd? Er zat een splinternieuw dubbeltje in haar zak, waar zij een nieuwe inktlap voor wilde kopen, maar wat was nu een dubbeltje? Het was koud in de kerk, zij wreef zich de handen en voelde haar ringetje, de kostbare ring die edelvrouwen offer den voor de armen... Aan 't eind van de week riep Vader verrast, lezend in de kerkbode: „Ha, Charrie, je ringetje is terecht! Hier staat het, hoor maar: Zondagavond is in de collectezak een gouden ringetje ge vonden. Of het ook koud was in de kerk! Terug te bekomen bij de koster..." AGATHA HAGTINGIUS-SEGER. DE oorlog in Zuid-Afrika bezorgde En geland een slechte naam. Nederland was waarlijk niet het enige land, dat op ondubbelzinnige wijze zijn afschuw toon de voor de wijze waarop het machtige Albion deze strijd had gevoerd. Ook in Engeland waren er politici, die deze oorlog openlijk afkeurden. Tot hen behoorde Lloyd George, toen nog weinig bekend, maar die 't nog eens tot eerste minister zou brengen. Winston Churchill heeft aan de Boe renoorlog zijn geweldige populariteit te danken. Het Engelse volk had zijn span nende oorlogsreportages gelezen; men wist op welk een moedige wijze hij aan de strijd had deelgenomen en hoe hij ontsnapt was uit de gevangenis te Pre toria. Bij zijn terugkeer in het vader land werd Winston als een held ontvan gen en., elf districten begeerden hem als Candida at voor de verkiezingen, die toen juist voor de deur stonden. Dit strookte geheel met Winstons plan nen. Hij was besloten uit de militaire d enst in de politiek over te stappen en de traditie van zijn vader voort te zet- Dit was helemaal niet vreemd, want vóór hij naar Zuid-Afrika vertrok was hij reeds candidaat geweest in het dis trict Oldham. Toen was hij echter voor de kiezers een onbekende jongeman, nu was zijn naam op ieders lippen. Winston wilde voor zijn district vech ten en daarom koos hij uit de hem aan geboden candidaturen Oldham, dat hem een vorige keer een nederlaag bezorgd had. Met muziek, vlaggen en gejuich werd hij er ingehaald en waar hij 't woord voerde, 't zij in een zaal of zo maar ergens op straat, daar verdrong zich een grote menigte om hem te ho- De Transvaal-oorlog was in deze ver kiezingsstrijd het meest besproken on derwerp en wie kon daarover met meer kennis van zaken spreken dan „Winnie"? Zo werd hij in 1900 voor 't eerst genoemd en bij deze naam is de grote massa hem blijven noemen. Winnie bleek de kunst te verstaan grote volksvergaderin gen toe te 9preken. En daar hij door zijn redevoeringen een grote dosis humor mengde, had hy al spoedig de la chers op zijn hand. III. Overgestapt in de politiek Toch hield Winnie er zonderlinge ma nieren op na. Hij was candidaat van de conservatieve partij, maar als 't zo te pas kwam richtte hij de pijlen van zijn scherpe critiek ook op deze partij. De grote Arthur Balfour maakte zich daarover meer dan eens kwaad en zei: ,,Ik dacht dat Winston een veelbeloven de jongeman was. maar het schijnt dat hij slechts een jongeman is die veel be looft." Winnie is nu eenmaal iemand, die moeilijk in een bepaald garee] kan lo- pen. Dat zou in zijn later leven nog dikwijls blijken. Maar dit vreemde ver schijnsel kon toch niet verhinderen, dat de vroegere oorlogscorrespondent door het district Oldham gekozen werd. En daarmede was Winston Churchill de po litieke arena binnengetreden. TUT EESTAL duurt 't een heel poosje vóór een nieuw lid van 't Lager huis zijn maidenspeech houdt. Want hij is zich bewust dat hij voor 's werelds meest critische gezelschap staat. Ook hierin week Churchill van de ge wone regel af. Want reeds in de eerste week hield hij een redevoering, die al gemeen werd geprezen. Dat was te meer opmerkelijk omdat hij in 't begin, van ziin politieke loopbaan gewoon was elke rede eerst op papier te zetten om ze daarna uit 't hoofd te leren. Aan een speech, die hij bij de oorlogsbegroting hield, heeft hij meer dan zes weken ge werkt. Maar het Lageilhuls kreeg dan ook iets bijzonders te horen. Het wonderlijke in Winstons optreden was, dat hij zich bij voorkeur richtte tegen de leiders van zijn eigen partij. En hij was de enige conservatief, die tegen de regering stemde. Zulk een hou ding veroorzaakte in 't Lagerhuis niet zelden een vreselijk kabaal. Met de han den in de zij, de kin vooruit zo stond daar „de geachte afgevaardigde van Oldham" en slingerde zijn heftige aan vallen de zaal in. Hij veroordeelde de beruchte concentratiekampen, waarin duizenden Boerenvrouwen en -kinderen om 't leven kwamen. Een van zijn uit spraken uit die tijd is: „De regering moet het de Boeren nu zo gemakkelijk mogelijk maken een eervolle vrede te sluiten, en zo moeilijk en gevaarlijk mo gelijk maken om de strijd voort te zet ten." Als Churchill sprak stroomden soms de banken der conservatieven leeg. want zijn partijgenoten wensten zijn hardhan dige en ruige critiek niet langer aan te Dat moest natuurlijk op den duur spaak lopen. En reeds in 1906 werd de lang dreigende breuk definitief. Bij de ver kiezingen van dat jaar werd Winston Churchill gekozen als liberaal candidaat voor het district Manchester. En hij kwam in het Lagertiuls te zitten op de plaats waar zijn vader zo lange tijd aan de beraadslagingen had deelgenomen. DE levensloop van Winston Churchill vertoont een wonderlijke, grillige, maar steeds opwaarts-strevende lijn. Reeds als jonge man durfde hij al leen te staan en was volkomen bereid de consekwenties daarvan te aanvaarden. In die eerste tijd had hij in het Lager huis zo goed als geen vrienden. Men wantrouwde hem en bleef daarom maar 't liefst uit zijn buurt. Door de liberale overwinning in 1906 deelde Winston in de gunsten van de nieuwe regering. Hij werd benoemd tot onderstaatssecretaris voor koloniën. In deze functie heeft hij zich zeer beijverd de vroegere Boerenrepublieken zelfbe stuur te geven. Op 34-jarige leeftijd werd hij reeds benoemd tot kabinetsminister: een unicum in de Engelse parlementaire ge schiedenis. Dat jaar 1908 was ook nog in ander opzicht voor Winston Churchill zeer be langrijk. Want hij trad toen in het hu welijk met mejuffrouw Clementine Ho- zier, die nog altijd, na 46 jaar, zijn trou we levensgezellin is. De plechtigheid vond plaats in de bekende St Margaret's Church, tegenover het Lagerhuis gele- Een man is in 't leven vaak datgene, waartoe zijn vrouw hem in staat stelt. En mevrouw Churchills leven is inder daad één opoffering en toewijding ge weest om haar geniale echtgenoot gele genheid te geven zich aan zijn grootse levensroeping te wijden. ZONDAGSBLAD 11 SEPTEMBER 1954 3 WE zün in ons land in het gelukkige bezit van een groot aantal uitste kend geoutilleerde ziekenhuizen. Nog steeds is de gang naar het ziekenhuis om zich daar te laten opnemen voor veel patiënten een hele stap. Allen heb ben zij echter het volste vertrouwen, dat zij daar door kundige medici be handeld zullen worden, dat ze goed zul len worden verzorgd door getrainde ver pleegsters en dat alles in het werk zal worden gesteld om hen genezen weer huiswaart te doen keren. Eerste eisen van hygiene waren onbekend HIER GOLD MET RECHT: Wie binnentreedt, lale alle lioop varen Dat is in het verleden wel eens heel anders geweest. Er was een tijd, dat de gang naar het ziekenhuis bijna gelijk stond met een afscheid nemen van het leven. Dat de verzorging alles te wensen over liet en dat een chirurgi sche ingreep alleen vergeleken kon wor den met het ondergaan van de ergste fol teringen op de pijnbank. De dankbaarheid, voor wat ons in on ze huidige ziekenhuizen geboden wordt, zal slechts groter worden, als we dit maal een bezoek brengen aan een twee tal gasthuizen uit het verleden. Laten we dan eerst eens een kijkje nemen in het Hotel Dieu te Parijs, zoals het was in de eerste jaren van de zes tiende eeuw. IN deze tijd was het Hotel Dieu al een eeuwenoude instelling, waait het werd reeds omstreeks het jaar 650 ge sticht door Landry, bisschop van Parijs. Evenals zovele gasthuizen, leprozerieën en dergelijke instellingen dankte dit zie kenhuis zijn ontstaan aan de neiging tot het bedrijven van Chr. barmhartig heid, die we in de middeleeuwen tel kens tegenkomen. Zoals het gehele aardse leven in die tijd was ingesteld op de eeuwigheid, zo moest ook een deel van het aardse goed der welgestel- den v/orden aangewend voor daden, die de schenkc-r in het hiernamaals vergol den zouden worden. Terecht werd eens opgemerkt, dat de zielen der schenkers bij deze inrichtingen meer baat hadden dan de lichamen der zieken. Deze laat- sten lagen maar ai te vaak dicht opeen gepakt in onverwarmde zalen, hadden een onvoldoende verzorging en moesten vertoeven in een omgeving, die met alle eisen van de hygiëne spotte. Wij bezoeken het Hotel Dieu om streeks het jaar 1500, even vóór de later zo beroemde chirurg Ambroise Paré hier drie jaar werkte om het diploma van leerling-chirurgijn te verkrijgen De deuren van het sombere gebouw staan dag en nacht wijd open, zodat we zonder verdere plichtplegingen naar binnen kunnen gaan. Het gasthuis beschikt n.l. niet over de middelen om de ongeveer 1200 pa tiënten van voedsel te voorzien. De open poorten betekenen dan ook een uitnodi ging voor de rijk met aardse goederen bedeelden om voedsel ten behoeve van de arme lijders af te geven. Het govolg is natuurlijk, dat de zieken soms da genlang honger lijden om dan weer hun maag te bederven met een overvloed van voedsel. Allen delen mee, van wat wordt binnengebracht. Met bijzondere wensen in verband met de aard der ziekte kan geen rekening worden gehou- Met de goede gevers kunnen ook de familieleden van de patiënten op elk uur van de dag em de nacht binnentre den en het is geen zeldzaam verschijn sel om een hongerige hond tussen de bedden te zien sluipen op zoek naar wat We spraken over bedden. Er zijn nog aantal legersteden van ongeveer 1 Vz me ter breed. In elk van deze ledikanten liggen 3 tot 6 patiënten. Zijn er meer dan drie in ondergebracht, dan liggen ze om en om, het hoofd van de één naast de meestal zeer onwelriekende voeten van de ander. Ten slotte staan er nog acht grote „kinderbedden", waarin bij elkaar zo'n 200 kleine kinderen en zuige lingen zijn opgeborgen. Honderden zieken, waarvoor op een bed geen plaats meer is, liggen in het stro op de vloer van de holle, onver warmde zalen. Mannen en vrouwen lig gen door elkaar, in de beddlen of op het stro. Typhuslijders hebben een kraam vrouw of een t b c.-patiënt tot buur. Aan isolatie van besmettelijke zieken denkt niemand. Het best zijn zij er aan toe. die hier liggen om een chirurgische behandeling te ondergaan, de amputatie van arm of been b.v. Dat is, zonder verdoving en met de vrij grove instrumenten van die tijd een ontzaglijke marteling. Maar hoewel ook een groot percentage van deze patiënten er het leven niet af brengt, hebben ze daarvoor toch meer kans dan de lijders aan besmettelijke ziekten en de kraamvrouwen. DE chirurgijns, die soms, minder ver stand van de menselijk anatomie hebben dan in onze tijd een kapper met een EHBO-diploma, passen drasti sche middelen toe. Hun lange ervaring heeft hun echter wel het één en ander geleerd over de behandeling van won den en beenbreuken en over amputaties. De academisch gevormde doctoren in de medicijnen zijn wat hun bbeoretische ke-nnis aangaat echter nog niet veel ver der dan Hippocrates en Galenus. Zij trekken geleerde gezichten en schrijven dranken en zalven met Latijnse na men voor. maar in de meeste gevallen staan ze volkomen machteloos. Hiet eni ge, wat ze b.v. kunnen doen voor een t.b.c.-patiënt is hem aan te raden te vasten en te bidden en zich voor te be reiden op de eeuwigheid. Het hele gasthuis met zijn talloze pa tiënten, met bet vuile stro vol uitwerp selen en andere ongerechtigheden op de vloeren, is één haard van besmet ting. Het krioelt er van vuil en onge dierte. Overledenen blijven soms 24 uur tussen de levenden in op het stro of in de bedden liggen, vóór ze worden weg- Sehaald. Als het verplegend personeel, e nonnen en lekebroeders, 's mor gens on de zalen verschijnen, komt hun zo'n verpestende stank tegemoet, dat zij in azijn gedrenkte sponzen voor de neus moeten binden om niet onmiddellijk te bezwijmen. Deze verplegers en verpleegsters we ten van ziekenverzorging vrijwel niets af. Het enige wat ze kunnen is het voed sel vordelen, de allerergste vuiligheid opruimen en een verband of compres plaats de Jaarbeurs. De Johannieters vestigden zich toen In de Lange Nieuw- straat, waar zij opnieuw een gasthuis inrichtten. Dit St. Catharina-gaslhuis kwam in 1580 onder het bestuur van de Staten van Utrecht te staan en op het moment van ons bezoek is het dus een overheidsinstelling met gedeputeerden van de Staten als bestuurders. Het ziet er hier al heel wat netter en schoner uit dan in het Hotel Dieu een eeuw tevoren. De grote ziekenzaal heeft een vloer van zwarte en witte tegels en herinnert sterk aan een schaakbord. De beide lange wanden worden geheel ingenomen door lange rijen bedsteden, waarin de patiënten twee aan twee liggen. Nog tot 1635 zullen mannen en vrouwen hier op dezelfde 'zaal liggen, zij het dan ook niet in dezelfde bedstede. De maeghd, die den nacht bij de zie ken heeft doorgebracht, groet hem eer biedig en geeft hem de noodige inlich tingen omtrent hunnen toestand. Hij schuift de gordijnen der bedsteden open. In eenige liggen twee zieken mannen, in andere twee zieke vrouwen, weder om in andere een gekwetste. Bij het openen zal hem geen frissche lucht zijn toegestroomd, maar een benauwde zie kenlucht. Hij onderzoekt nu de zieken, nadat de chirurgijnskist, met de noodige geneesmiddelen, zalven, pleisters, oliën, onder zijn bereik is gebracht en gaat voornamelijk de gewonden na en die aan uitwendige gebreken lijden. Daarop verschijnt tegen negen uur Dr Bor, deftig eekleed, het gewicht van zijn ambt beseffende. Hij wordt met gepasten eerbied ontvangen. De nederi ge Chirurg buigt diep voor hem. Hij neemt de zieken waar, schrijft zijne ordonnantiën en overlegt met den Chi rurg of de gewonden ook geneesmidde len noodig hebben. Ten 4 uur 's avonds maakt de Chi rurg zijn tweede visite. Inmiddels ten 9 uur 's morgens brengt de deelmeid het eten voor de zieken, waarvan som migen te bed liggen, anderen aan tafels of banken en scabelletjes zitten. We derom anderen zitten in een zieken stoel. Zij spreken onder elkander of hou- Ook op het Instrumentarium in het ziekenhuis is men gauw uitgekeken. In Lyon beschikt men een eeuw later in een gasthuis voor 550 patiënten nog slechts over vijf instrumenten, waaron der een wig om de kaak van de patiënt open te houden en een trepaan. Dat Is het Hotel Dien, het grootste ziekenhuis in de belangrijkste stad van die tijd. Een Inferno, boven welks in gang met het volste recht de woorden van Dante geschreven hadden kunnen worden: „Wie liier binnentreedt late al le hoop varen". WE slaan nu een eeuw over om eens een kijkje te gaan nemen in een gasthuis binnen de eigen landsgren zen, in het begin van onze gouden eeuw. Daartoe richten we onze schreden naar het St. Catharina-gasthuis van de Jo- hannieterridders te Utrecht. In 1528 waren de ridders van de or de van het Hospdtaal te Jeruzalem, zo als zij voluit heetten verdreven uit hun gebouwen op het Catlharijneveld, om dat Karei V daar het kasteel Vredcrv- burg wilde bouwen. Thans staat op deze Is- thans voor een plattclandsarts het onderzoek en de behandeling van een patiënt in een bedstede een onding, om van een bevalling maar niet te spre ken, deze nette hokjes met gordijntjes ervoor maken toch een heel wat ple- indruk dan de 6-pei den In het Parijse gasthuis. De verpleegsters dragen een zwart ge waad met witte voorschoot en kraag en een witte muts en ze zien er zeer pro- Dr, P. Q. Brondgeest (1835—1904), een befaamd diagnosticus uit de vorig eeeuw. heeft aan dit gasthuis en aan de Balije van St. Catharine der Johannieters een uitvoerige studie gewijd. Dank zij zijn onderzoekingen zijn we in staat volle dig te beschrijven, hoe een willekeurige dag in de eerste decennia van de 17e eeuw in dit ziekenhuis verliep. Hij ver telt daarvan het volgende: „De ijverige chirurg Thomas Pack, met een lantaarn gewapend, gaat des morgens ten 7 ure de gasthuispoort aan de Nieuwe Gracht binnen en klopt aan de deur van de ziekenzaal. De portier opent de deur, waardoor de chirurg on middellijk in de ziekenzaal treedt, die ruim is en waarin zich een veertigtal bedsteden bevinden, voorzien met gor dijnen en rabatten, die zeker gesloten zijn; want het is koud in de zaal, om dat in de haard slechts hout en turf gestookt wordt. den zich met stichtelijke lectuur bezig. Kort daarna beklimt de streng-Calvi- nistische godsdienstleeraar. doorkneed in den Heidelbergschen Catechismus, den preekstoel, in de ziekenzaal aan wezig en houdt een stichtelijke toe spraak met gebed. Ten elf ure en ten vijf ure hebben er weder maaltijden plaats. Na zes uur is het stil in de zie kenzaal; volgens de huisorde moeten de zieken zich op dat uur naar bed be geven. Ou de tafels zijn bierkannen, bek kers en medicijnflesschen. De zieken drinken volop bier en zoo noodig ook Zoo verloopt de dag eentoonig, slechts afgewisseld door de bezoekers, die de zieken van hunne bloediverwanten of vrienden krijgen en de soldaten van hunne kapteins en sergeanten. Somtijds komt de rentmeester ofwel een lid van de Vroedschap of van het College van Gecommitteerden van de Staten der pro vincie Utrecht zich overtuigen of alles ordelijk toegaat, terwijl de hospitaal- meester een wakend oog houdt over al les en zorg draagt, dat het den zieken aan niets ontbreekt en dat de noodige provisiën aanwezig zi<jn." HIER dus een heel wat aanlokkelijker beeld, dat reeds spreekt van orde lijkheid, netheid en een poging om het de zieken aan goed voedsel noch aan de voor die tijd beste medische ver zorging te laten ontbreken. Toch is er nog een hemelsbreed verschil tussen die zaal met 40 tweepersoons bedsteden en een zaal in een modern, goed geoutil leerd ziekenhuis. Het Catharina-ga-sthuis was de voor loper van het huidige Stads- en Acade misch Ziekenhuis1in de Domstad. Het was een van de eerste ziekenhuizen, waar ook medische studenten de ronde langs de bedden mochten meemaken om de theoretische kennis door de pnacti- sche ervaring te verdiepen. Zo hielp het zelf mee nieuwe generaties van medi ci te kweken, die nieuwe inzichten naar voren brachten, ook op het gebied van de ziëkenhui9hygiëne en ziekenhuisver pleging. Ieder, die na het bovenstaande ge lezen te hebben door de gangen en za len van een modern ziekenhuis loopt, daar de lichte, heldere ziekenkamers ziet. de goed opgeleide verpleegsters co het rijk gesorteerde Instrumentarium van de operatie-kamer, zal dankbaar zijn voor wat, in verhouding tot de eeuwen lange historie der Hekenhuizen, binnen een betrekkelijk korte tijd voor de zie ke mens weed bereikt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 13