clOllLHELMUS
Crazy Billie, de Japanse luchtduivel
ZONDAGSBLAD 12 JUNI 1954
„Een rechtgeaarde Samurai
dient te leven en te sterven met
het Samuraizwaard in de vuis
ten", 20 luidt het adagium van
de Japanse adel.
De Japanse vliegers hebben
er een variant op gemaakt; in-
plaats Samuraizwaard is het
voor hun „stuurknuppel" ge
worden.
Het gros der Japanse vliegers
was telg van de Samuraiklasse
hetgeen ook het geval was met
de officieren van het Japanse
leger en de marine. Het Keizer
rijk pleegde zijn adellijke
zonen te bestemmen voor ge
selecteerde baantjes, gebruike
lijk voor een aristocratische mo
gendheid.
De Samurai's zijn zeer op hun
krijgsmans- en aanvoerders
eer gesteld. Dat hoogontwikkeld
eergevoel maakte hen tot on
verschrokken piloten en solda-
tenleiders, nog afgezien van hun
religieuze overtuiging dat de
ziel van een gesneuvelde Sa
murai een bijzondere plaats in
het paradijs zou worden toege
wezen.
zakte hij. Vijfhonderd meter hon
derd meter vijftig meter. Dan
maakte hij een fikse zwenking, dreef
zijn Zero op tot hoge snelheid: 750
km per uur.
Ronkend scheerde hij langs de prau
wen, tartend, steeg een weinig, maak
te rechtsomkeert en passeerde de
doodsbenauwde Timorezen weer in
vliegende vaart. Nu ontdekte hij, dat
ze in haast Japanse vlaggen hadden
uitgestoken.
Crazy Billie grimde satanisch. .Wil
len ze mij in het ootje nemen?
Bakka tona banzae!..."
Hij steeg in volle vaart, maakte
een halve looping om dan steil om
laag te duiken. De prauwen werden
groter en groter... Nu verscheen er
eén voor zijn vizierBanzae Dai
Nieppong!" Een druk op de ,,gun but
ton". De mitrailleurs schoten vuur
en verderf, het hels geratel sprong
weg naar ijle verten...
Akelig dicht vloog hij boven de ont
redderde schepelingen. Meende hij
door het gebulder van zijn stermoto
ren heen niet het snerpend gillen van
een stervende te hebben gehoord?
Een sadistische voldoening bekroop
hem. De Timorezen sprongen in zee;
enkelen bloedden hevig het zeewa
ter kleurde zich rood en donkerpaars.
De Japanse Samurai besloot de aan
val net zo lang te herhalen totdat al
le schepelingen dood of dodelijk ge
wond waren. Zo speelde hij met de
weerlozen als een bido-djali (Zuid
Aziatische arend) met muizen die een
grote rivier overzwemmen.
De Timorezen brul
den vergeefs om ge
nade. De gewonden
gilden het uit. Terwijl
een gedeelte zich van
de maaiende projec
tielen trachtte te vrij
waren, hoopten de ge
wonden dat een kogel
hen verlossen zou van
de ondragelijke pijnen
die het zilte water in
hun gapende wonden
veroorzaakte.
Binnen een kwartier
waren alle prauwen
in brand geschoten.
Crazy Billie loerde
op de bloedige massa.
Wie leefde er nog?
Eeksau daar zwemt
er nog éénterug
duiken vuren Rata-
tatata rrrrrèng
Weg scheerde hij weer
om in een boog op
zijn vlucht terug te komen en het
diabolische beulswerk te hervatten
D,E wrede moord had ruim een half
uur geduurd. Een lugubere, paars
rode vlek met links en rechts over
schotten van onschuldige eilandbewo
ners. Dat was hetgeen Crazy Billie
nog even aanschouwde voordat hem
een alarmerend codesein bereikte...
„Vier vijandelijke vliegtuigen
Kitty Hawks vliegen uit het Zui
den in de richting van onze basis te
Kisar hun koers is Noord West...
Crazy Billie werd plotseling erg
kalm, koud-ernstig. Hij liet de bloe
dige massa voor wat zij was en luis
terde met aandacht naar het herhaal
delijk seinen. Dan hoorde hij de op
roep die hem gold. De basiscomman
dant vroeg waar hij was. „Heb de
prauwen vernietigd", seinde hij terug,
„bezit nog volop munitie en genoeg
benzine wat is de weergesteldheid
boven Kisar?"
„Bewolkt maar geen kans op on
weer", luidde prompt het antwoord
van de basis. „Ik zal de Kitty Hawks
bevechten", riep Crazy Billie terug.
„Ik stuur je drie Zero's ter assis
tentie", beloofde de basiscomman
dant.
„Niet nodig", repliceerde Crazy Bil
lie, „ik zal ze wel alleen neerschie
ten!"
„Banzae...", klonk de stem van de
basiscommandant.
Crazy Billie raadpleegde zijn kom
pas en hoogtemeter. Dan zwenkte hij
naar rechts, steeg constant in Ooste
lijke richting. Inderdaad, daar was de
lucht met cumuluswolken bezaaid.
Verderop een dichte bui; van onwêer
was echter geen sprake.
Crazy Billie werd enthousiast: het
was zijn element om te vechten. Hij
vloog nu boven een onmetelijk tapijt
Overste Fiedeldij aan zyn bureau aan de rand van de Australische woestijn.
van flarden wolken, op drieduizend
meter hoogte. Hij spiedde al plane
rend omlaag, durfde de basis niet op
te roepen uit vrees zich te verraden.
En plotseling ontdekte hij tussen de
openingen in het wolkendek de P.40
Kitty Hawks: zij hadden de Austra
lische kleuren op de vleugels. Ver weg
was Kisar te zien...
Crazy Billie zag in, dat hij niet
langer mocht talmen. In haast bad
hij tot zijn keizer, riep zijn gestor
ven voorvaderen aan, grijnsde en
dook omlaag, watersnel als een alap-
alap (Oost Aziatische sperwer). De
eerste laag cumuluswolken perfore
rend stuurde hij recht op de Kitty
Hawks in. Juist wilden deze hun for
matie afbreken of de Zero-mitrailleurs
knetterden zender tussenpoosIn
ijzingwekkende vaart passeerde Cra
zy Billie de geallieerde jagers en ont
dekte met onstuimige voldoening dat
één brandend neerstortte.
De formatie stoof uiteen. De Japan
ner bleek geluk te hebben, want er
was nog een tweede Kitty Hawk on
klaar geschoten.
De doorgewinterde vechtpiloot Cra
zy Billie kende geen genade en viel
de weerloze tegenstander aan, trof
hem reeds op duizend meter afstand:
de tweede Kitty Hawk bruiste bran
dend omlaag...
De twee andere vliegers ontstaken
in een ziedende woede, maakten een
grote bocht en namen hun positie tot
het luchtgevecht in.
Maar Crazy Billie's Zero klom snel
ler en hoger, waardoor hij een gun
stiger aanvalspositie kreeg. Hij tolde
en wentelde om zijn as als een reus
van een witte meeuw, keerde front
naar een der stijgende Kitty Hawks:
helgele vlammetjes schoten uit bei
de vleugelranden... De Australische
vlizger hoorde het daverend inslaan
van venijnige projectielen in zijn
cockpit... Splinters kerfden hem in het
gelaat. Dan zaagde hem door de
schouder een vreselijke pijn die zich
voortplantte tot over al zijn ledema
ten... Hij viel in zwijm en zakte met
zijn toestel desolaat weg in de onpeil
bare diepten.
Crazy Billie moest het luchtgevecht
afbreken. Zijn brandstofvoorraad was
niet toereikend om de strijd ook maar
vijf minuten vol te houden. Bovendien
kreeg hij te kort aan munitie. Pla
nerend met zijn wieken bij wijze
van groet zwenkte hij de regen
wolk in. De enig overgebleven Aus
tralische vlieger, zinnend op wraak,
gaf de achtervolging op...
Juist naderde een andere formatie
Kitty Hawks. „Hallo makker", riep
de leider hem toe, „waar zijn de an
deren?" Even stilte. Dan een afge
beten: „Ze zijn dood geraakt door
die vliegende hond van een Crazy Bil
lie..."
De nieuw aangekomenen hoorden
dit ontsteld aan. Vier tegen één en
toch heeft de Japanner kunnen zege
vieren. Formidabel...
Crazy Billie ben je werkelijk on-
V verstaanbaar, of zelfs zoals de in
heemsen het beweren onkwetsbaar
We weten het nu wel beter. Ook
deze Japanse luchtheld was een ster
felijk wezen. In het volgend nummer
zullen we er getuige van zijn hoe
Crazy Billie door een vlucht Mitchells
van het lie Squadron voor goed
wordt afgestraft...
Was deze Zero-vlieger werkelijk onverslaanbaar?
Door KAREL C. SNIJTSHEUVEL
ONZE LUCHTMACHT IN DE PAC1FIC-OORLOG (VI)
IN HET vorige artikel vroegen wij
ons af wie toch precies die be
ruchte Crazy Billie was.
Laten we eerst de nog bewaard ge
bleven rapporten opslaan van de
Timorees Hadja Weo, destijds geheim
agent van het KNIL te Timor.
„Het Japanse vliegveld van Timor
Dillie", aldus luidt een fragment uit
één der rapporten, „was voor onbe
voegden op straffe van de geseldood
verboden te betreden. Dank zij rela
ties wist ik er een baantje te krijgen
als grassnoeier. Zo kan ik vertellen
wie feitelijk degene was die de Ne
derlanders met de naam „Crazy Bil
lie" aanduidden.
Het was een Japanse kapitein-vlie
ger, die even tyranniek in de lucht
was als op de grond. Hij sloeg zijn
monteurs bont en blauw als er iets
niet in orde was met zijn witgeverfde
Zero-jager. Hij droeg een dun snor
retje, vergat nimmer zijn Samurai bij
zich te steken en werd door zijn on
dergeschikten en collega's, ja zelfs
door zijn superieuren geëerd. Met
eigen ogen zag ik hoe hij boven Ti-
mor een Amerikaanse B-24 op z'n
eentje aanviel en versloeg... Als ik
het goed heb noemden zijn onderge
schikten hem Ishida-Tai, de Indone
siërs kenden hem als Anata Sang,
verder niet..."
Het rapport vermeldt voorts, dat
Crazy Billie niet zo krankzinnig was
als door de Nederlandse piloten werd
verondersteld. Hij was kalm en be
daard als het op vechten aankwam;
zijn ranselpartijtjes sproten meer
voort uit de mening, dat je als Ja
panse Samurai je ondergeschikten on
der de duim moest houden. Hij lach
te zelden, deed hij dat, dan glansde
er een gouden tand in zijn linker
mondhoek, wat hem het aanzijn van
een vlijmende sarcast gaf... Geen
luchtalarm, of hij steeg op: dag en
nacht was nij in de lucht.
Tijdens een onderscheidingsceremo
nie kwam Hadja Weo te weten, dat
Crazy Billie werd gedecoreerd „we-
ens het tot zinken brengen van een
ozijn vijandelijke vaartuigen".
Als wij Hadja Weo s rapporten als
betrouwbaar aanvaarden, was die
Crazy Billie een romantische persoon
lijkheid. Wat hem echter onsterfelijk
en legendarisch heeft gemaakt was
het feit, dat hij naast ontzaglijk
wreed ook uitzonderlijk moedig moest
zyn, twee eigenschappen, die ik nim
mer tevoren als een cominatie moge
lijk heb geacht. Bij Crazy Billie bleek,
dat toch wel zo te zijn, want merk
waardig is, dat dit ook de opinie was
der geallieerde piloten, die tegen Crazy
Billie gevochten hebben.
Wreed en moedig
JT ET was acht uur in de prille och
tend... Uit de gecamoufleerde
seincentrale van de Japanse luchtba
sis te Dillie rende een Japanse ser
geant haastig naar de commandopost:
„Juist ontvingen we bericht dat vier
Timorese prauwen met Australiëvaar-
ders, zes mijl bezuiden Dillie, van
wal zijn gestoken..."
De Japanse vliegofficieren grijns
den vergenoegd. Prauwen: malse
prooi.
Eén hunner tikte zich met de duim
op de borst: „Watashi jo" (Ik zal
gaan). De piloot in kwestie was de
man, die wij verder als Crazy Billie
zullen blijven aanduiden Hij veerde
uit de ruwhouten stoel. De ketting
van zijn Samurai rinkelde sonoor. Een
korte groet aan confraters en Crazy
Billie spoedde zich naar zijn Zero-
jager, die startklaar onder een dak
bedekking van riet en bamboe op hem
wachtte
Zijn helpers en monteurs schoten
toe. Even tuurde Crazy Billie de luch
ten af, dan hees hij zich in zijn toe
stel. grijnzend: de gouden hoektand
blonk onder de stralen der ochtendzon.
Even later had de beruchte Navy-
O het luchtruim gekozen. De Japan
ner keek op zijn kompas: Zuid-Oost-
Oost. Met argusogen bespiedde hij de
aarde, cirkelde op twee duizend me
ter boven de zeespiegel. Dan gleed
weer de grijns over zijn gelaat: in
de ijle diepte ontwaarde hij vier don
kere stipjes op het indigo-blauwe wa
ter van de Indische Oceaan...
Hij be^on in cirkelvlucht te dalen...
Onderwijl fixeerde hij de steeds in
omvang toenemende vlekken, die al
lengs de vorm van vlerkprauwen be
gonnen aan te nemen. Steeds lager
ZONDAGSBLAD 12 JUNI 1954
5
,Meid, me aarrepels
„Geloof u me niet?" zegt de
vrouw. Ze begint ronduit boos te
worden.
WIJKPREDIKANT.
Uit de
VOLKSWIJK
^karakterbeeld aan c~lOiUem de 'Zwijger
NATIONAAL EPOS MET GENIALE GOLFLIJN
Tj1 R is misschien over géén volks-
lied meer geschreven dan over
het onze.
Hoe is het ontstaan; wie is de dich
ter; in hoeverre heeft Willem de
Zwijger er zelf iets van geweten, voor
dat het ontstond en talloze vragen
meer zijn er gerezen. Maar op de
meeste is nog geen afdoend antwoord
gevonden.
Eén kant ervan is naar mijn we
ten, nooit voldoende belicht, name
lijk de merkwaardige karakterschets,
die Willem de Zwijger er in geeft
van zichzelf. Nimmer zou iemand de
diepe afhankelijkheid van God beter
kunnen beschrijven dan de Prins dit
hier zelf doet, zij het dan ook door
de mond van een ander. Hieruit is af
te leiden dat de dichter iemand moet
geweest zijn, die de Prins dóór en
dóór kende en hem dagelijks in zijn
strijd en worsteling moet hebben
gadegeslagen.
Er is in het gedicht een zo sterke
op- en neergaande beweging, een zó
grote tegenstelling tussen de zelfbe
wuste edelman en de kleine, zich diep
afhankelijk voelende mens, die als
het ware voortdurend zich tot God
wendt om vergiffenis te vragen voor
de zonde van de hoogmoed, dat geen
karakterbeschrijving dit ooit duide
lijker zou kunnen maken.
Voor zover mij bekend is, heeft
nooit eerder iemand op deze scherpe
tegenstelling gewezen en daarom wil
ik een poging doen mijn mening door
bewijzen te staven. Daarvoor is na
tuurlijk nodig, dat ik alle 15 strofen
naga.
T N de eerste zïen we, hoe Willem
1 zich als het ware op de borst
klopt en met groot zelfbehagen en
zelfbewustzijn zich aan ons voorstelt:
„Ik ben Willem van Nassau, getrouw
aan het Vaderland tot in den dood,
een onvervaarde Prins, die ondanks
alle laster gerust kan zeggen dat hij
steeds des Konings eerbiedige onder
daan is gebleven. Ik ben altijd een
godvrezend man geweest en dat is de
reden, waarom ik als banneling moet
rondzwerven. Maar God zal mij toch,
niettegenstaande alle pogingen der
vijanden om mij te vernietigen, als
zijn werktuig blijven gebruiken en ik
zal op mijn oude plaats als regent
terugkeren."
Welk een zelfgenoegzaamheid
spreekt uit deze woorden! Maar dan
komt de ommekeer. Men zou, indien
hij op dezelfde wijze doorging, ver
wachten dat hij tot zijn „Ondersa-
ten" zou zeggen: „Grijpt dus de wa
penen en sta mij bij in deze strijd."
Dit is echter volstrekt niet het ge
val. Hij predikt alleen maar berus
ting: „Lijdt u mijn Ondersaten en bidt
God nacht en dag dat hij mij de
kracht moge verlenen u te helpen."
Hier komt de diep-afhankelijke mens
te voorschijn en van de zelfgenoeg
zame, de kracht in zichzelf vindende
Prins is niets meer over.
Het is als het ware, een vereniging
in één persoon van Hector en Achil
les. „Beide karakters zijn heldhaftig,
omdat zij beiden sterk zijn; maar
de kracht van de een ligt in hem be
sloten, en de kracht van de ander
ligt in zijn geloof. Achilles is de held
van de stoere, menselijke, zelfgenoeg
zame geest, die ontkent noch betwij
felt dat er een noodlot bestaat, maar
aangezien hij er niets in ziet dan
een koude, ijzeren wet, kracht tegen
over kracht stelt en er tegen in gaat
met een ongebroken, onbuigzame wil.
De menselijke natuur is op haar best
slechts een ellendig iets voor hem,
dood en smart zijn haar onvermijde
lijk lot. Als een dapper man zal hij
zulke dingen niet vrezen, maar even
min zal hij de schijn aannemen ze
anders dan als verfoeilijk te be
schouwen.
Wanneer we ons tot Hector wenden,
komen we uit de schaduw in het zon
nelicht. Achilles is een en al zelf
zucht, Hector denkt niet aan zichzelf;
Achilles is een en al trots. Hector be
scheidenheid. Het vertrouwen van
Achilles is in zichzelf en in zijn eigen
kracht; Hector weet dat er geen
kracht is dan van omhoog. Gods wil,
zegt hij heerst over allen; Hij doet
de sterke man vrezen en geeft de
overwinning aan de zwakken, als het
Hem behaagt".
Maar in de vierde strofe komt Wil-
lem-Achilles weer te voorschijn. Hij
heeft lijf en goed beschikbaar gesteld
ten bate der Nederlanders. Ja zelfs,
zijn broeders hebben hetzelfde gedaan
en „Graef Adolf is gebleven in Vries-
landt inden Slach".
Doch dit is nog niet genoeg gezegd
om zichzelf te verheffen. Hij is zelfs
„van Keyserlicken Stam" en heeft
steeds „Voor Godes Woort ghepree-
sen als een Helt sonder vreesen zijn
edel bloed gewaecht".
Doch plotseling komt in strofe 6 Wil-
lem-Hector weer op het toneel. „Mijn
Schilt ende betrouwen sijt ghij, o Godt
mijn Héér". Zijn zelfgenoegzaamheid
en zelfvertrouwen zijn verdwenen. En
hij is niet meer „de Helt sonder vree
sen", doch vraagt nederig alleen
maar vroorfi te mogen blijven en ,,U
dienaer taller stondt".
De Prins voelt zich plotseling weer
diep-afhankelijk en hij weet dat hij al
leen in God kracht be
staat. Varf al zyn grote
zelfgenoegzaamheid is
niets over; hij vraagt
slechts dat God hem
zal „bewaren van al,
die hem beswaren, op
dat zij hem niet ver-
rasschen in haren boo-
sen moet".
TJIER vinden we het
1 dieptepunt van ons
volksflied. De Prins is
de arme, bevreesde
vluchteling, die reeds
tevreden zal zijn, wan
neer zijn vijanden
„haer handen niet en
wassen in zijn cnschul-
dich bloet".
Doch dan gedenkt hij
plotseling Davids lot.
Ook hij heeft moeten
vluchten. „Maer Godt
heeft hem verheven,
verlost uit aider noot".
Zo zal het ook Wil
lem gaan. En ook hij
zal een Coninckrijk
,,seer groot" terugkrijgen.
Hij klautert om zo te zeggen weer
omhoog uit de diepte, waarin hij was
gevallen en hij ziet zichzelf weer
strijdend.
Hij vraagt niet meer alleen be
scherming tegen zijn vijanden; van
passief wordt hij weer actief en hij
bidt: dat hij mach sterven met eeren
in dat velt, een eeuwich Rijck
verwerven als een ghetrouwe Helt".
Zo ver van hem is thans nog zijn
eerste gedachte aan eigen kracht en
eigen voortreffelijkheid, dat hij zijn
erbarmen uit voor „des Conincks Lan
den goet en voor het door de Span-
Prins Willem I als Vader des Volks.
Uit: Johannes Lehrmann,
Des Vater des Vaterlandes.
jaarden gekrenkte Nederland. En
niets doet hem méér erbarmen, zelfs
niet zijn eigen wederspoed".
Doch het is niet zo eenvoudig eigen
persoonlijkheid weg te denken, eigen
kracht en eigen voortreffelijkheid te
negeren. Dit blijkt uit de elfde strofe.
Want daar komt de trotse generaal
weer naar voren: „Als een Prins op
gheseten met mijner Heyres cracht,
vanden Tyran vermeten heb ik den
slach verwacht".
Alva vreest hem en kruipt weg in
zijn loopgraven, zo zelfs dat de rui-
Vervolg op pag. 6.)
Ze heeft de raam al opengeschoven
en ze gilt naar buiten naar de
overkant. „Afien", gilt ze, „Heb jij
nou onderlaatst niet dat geld van
de kerk gekregen Kom eens
boven. D'r is hier zo'n man van
de kerk en die zegt dat het niet
waar is
„Meid, me aarrepels"
schreeuwt de vrouw terug. Ze is
ineens uit haar buurpraatje los;
ze holt gewoon spoorslags haar
gangetje in. Ze doet dat zo osten
tatief, dat de bezoeker er over in
de lach schiet. „Zie je wel", zegt
hij, „ze durft haar verhaal nog
niet eens waar te maken als ik er
by ben Die aardappels zullen
heus niet aanbranden. Of dacht u
van wèl?"
„Ze heeft het me toch zélf ge
zegd", houdt de vrouw aan. Ze
kijkt een beetje onzeker. Het is
ook wat lastig als een kroon
getuige plotseling op de loop gaat.
Alleen is het voor de bezoeker nu
ook niet gemakkelijk om het ge
sprek te vervolgen. Hij kent der
gelijke wonderverhalen uit de wijk
by bosjes. Meestal zit er iets
anders achter. Een onverwacht
buitenkansje waar de buurt niet
mee nodig heeft. Een lekker lotje
uit de loterij. Een erfenissie waar
geen mens van weet. Soms, erger,
nog, een kraakje, dat uitermate
rendabel was. Hoe moet je het
dan verklaren als je opeens van
arme drommel in een kapitalisten
tijdperk verzeilt en je dingen kunt
permitteren waarvan anderen
slechts durven dromen? Wel, dan
is de oplossing: „Gekrégen ge
kregen van de kerk 1" Dat klinkt
vertrouwenwekkend. Dat klinkt
solide. Daar zal niemand navraag
naar gaan doen. Daar zal hoogstens
een stelletje mensen om jaloers
zijnJa, de bezoeker weet wel
welk vlees hij in de kuip heeft.
Enkel maar erg lastig om dat over
te vertellen. „Nou ja", zegt hij dan
sussend, ,JZe zal het wel van
iemand gekregen hebben. Maar van
óns niet. Dat merkt u nou zelf
toch óók wel
S>e trap (XXIX)
DAl is dus de voorwaarde: zeven
kinderen kun je dopen, mits
a raison van reiskosten en een
aantal pakkies. Zo duidelijk als
iets: voor wat hoort watZonder
één moment van aarzeling, zonder
één tel benul dat ze toch wel iets
erg onwaarschijnlijks vergt. Zo
recht op de man af dat de be
zoeker gemoedelijk zijn ellebogen
op de tafel legt, zijn hoofd er op
laat rusten en haar geïnteresseerd
aankijkt: „Denkt u dat wij daar
voor zorgen kunnen?" vorst hij.
„Ja, natuurlijk" klinkt haar
antwoord „Dat hebben jullie
laatst toch ook gedaan En op
z\jn verbaasde blik: „Hier schuin
tegenover. Dat gezin met die elf
kinderen. Ze hebben allemaal alles
nieuw gekregen, en ze zei me zelf
dat ze het van de kerk hadden;
van voor te gaan dopenZe heb
het zelf tegen me gezegd", herhaalt
ze; afdoend antwoord op eventuele
tegenspraak.
„Elf kinderen allemaal nieuwe
kleren de bezoeker kijkt
nu beslist stom verbaasd. Zo'n
massadoop zou hem heus niet on
opgemerkt voorbij zijn gegaan en
hij weet van niets. Hij kan er een
eed op doen dat het verhaal van
a tot z gelogen is. Eerstens omdat
er nooit kleren voor elf kinderen
zijn: wat er van her en der binnen
komt wordt ijlings .verdeeld, voor
zover het daartoe bruikbaar is.
Voorts omdat doop en kleding
nooit aaneen gekoppeld worden.
Wijders omdat het grootste gezin,
dat ooit tot de doop besloten heeft
nog maar zes leden telde. Klets
koek, het hele verhaal, maar wat
mag daar nou weer achter zitten?
„Dat is dan vast van een andere
kerk geweest", besluit hij hardop
zijn overwegingen.
„Niks hoor", zegt de vrouw met
iets van verontwaardiging in haar
stem. ,Jk zal dat niet weten Ze
heeft het me toch zelf verteld
Het was van onze predikant, zei
ze er nog by. Die is zelf bij hen
aangeweest en die heeft een smak
geld voor haar meegebracht en
daar heb ze alles van kunnen
kopen! Maar je zult altijd zien dat
de een alles krijgt en de ander
niksHet laatste schynt be
rustend te klinken, zo op papier.
In werkelijkheid klinkt het heel
anders, verdachtmakerig, gemeen.
„Haal die vrouw dan hier", zegt
de bezoeker. Hij heeft een vierde
reden gevonden weshalve het heie
verhaal tot de afdeling fabelen
dient verwezen te worden. Er
wordt zeker wel eens geholpen
Er zou zelfs honderdmaal meer
geholpen moeten worden. Maar
nooit en tenimmer met geld. Dan
geef je elke controle uit handen.
Dan gaat het als in dat andere
gezin waar de kinders ineens met
tientjes op school komen. De juf
frouw en de meester snappen er
geen bal van en spreken er de
moeder over aan: „Hoe komen die
ukken aan zoveel geld?" „Nou",
zegt de moeder, ,JCinderebijslag,
dat is toch zeker voor die schapen,
„U geloof ik wel", zegt de be
zoeker. „maar van het verhaal van
die buurvrouw geloof ik geen
halve cent. Laat ze hier komen
en het nog eens vertellen, tvaar
ik by benU zult zien, dat ze
dat niet doet
„Ze staat net an d'r deur", zegt
de vrouw, „Wach, ik zal d'r effe
roepen, dan kun u het zélf horen".