'^^Uerborc/en óckatten Hoe *J)/r\ li li en op reis gingen DOOR G. TH. ROTMAN 37. Nu. indefdaad zag mevrouw Ta- mos er allesbehalve gemakkelijk uit. Maar ze had als weduwe drie kinde ren groot te brengen en dan moet je tegenwoordig wel een beetje van je af kunnen bijten. De brave weduwe was net bezig, een potje nijlpaardekoffie voor haar spruiten te malen. ..Wat zul len we nou beleven?" riep ze verbaasd uit, terwijl ze de koffiemolen van haar knieën zette. 38. Haar broer legde haar gauw uit, wat het doel van de visite was. „Tja", zei ze zich tot Sam wendend, „ik weet wel, dat er hier vroeger een familie Hippo gewoond heeft, maar ze zijn vertrokken en ik weet heus niet, waar heen. Als jullie je rustig en ordentelijk gedraagt, kun je hier wel wat logeren, dan kunnen we zo hier en daar eens informeren." 39. Mevrouw Tamos was dus inder daad niet zo kwaad als ze leek; trou wens men ziet het vaak in de wereld, dat brompotten erg meevallen en vrien delijke mensen onbetrouwbaar blijken, omdat een vriendelijk gezicht niets kost. Sam en z'n vrinden waren er nog geen uur, toen een zonderling heer bin nenkwam. die hun werd voorgesteld als Dr. Dikpoot. „Goeienavond". zei hij op deftige toon. 40 Dr. Dikpoot informeerde belang stellend naar mevrouw Tamos' wel stand en ried haar aan, nog een poos je met dezelfde pillen door te gaan. Toen vertelde de brave nijlpaarden- vrouw hem het doel van Sams komst. „De familie Hippo?" riep de dokter verrast uit. ..Nee maar. óf ik die ken! Jarenlang m'n beste patiënten geweest! Maar ze zijn verhuisd. Morgenochtend kom ik terug en zal Jullie er brengen. 41. Dr. Dikpoot hield woord; de ande re morgen vroeg kwam hij terug. „Maar 't is een heel eind. en dat kan ik niet allemaal lopen", zei hij. „Laat mij dus op de dromedaris zitten; jul lie hebt jonge benen en kunt gemakke lijk lopen!" Stapman keek benauwd, want de dokter leek hem knap zwaar. Maar hij ging bij een zandheuveltje staan; de dokter klom daarop en wil de zo op Stapmans rug wippen... 42. Hup! Daar ging hij; met een schok kwam hij op Stapmans rug te recht. Maar net zoals de dromedaris verwacht had, was de dokter véél te zwaar; Stapmans poten schoven uit el kaar en de arme drommel kwam, met zijn poten naar alle vier de windstre ken uitgespreid, op zijn buik terecht, terwijl Dr. Dikpoot in het slijk rolde... 43 Hoe ze ook nadachten, er zat niets anders op, dan dat Dr. Dikpoot moest lopen. „Enfin", zei hij, „tenslotte kan ik onderweg net zo dikwijls rusten, als lk wil!" Een half uur later vertrok de stoet; 't was precies een reclame-op tocht voor een circus: vóórop de dok ter, daarachter de dromedaris met z'n berijders, in een sierlijke telgang. arme dokter, ondanks alle rustpo; derweg, doodmoe. Hij kon zijn logge benen haast niet meer voortslepen. „Hè", zuchtte hij, „ik wou dat ik maar een holletje had om in te kruipen en de nacht rustig door te brengen!" Nu. dat holletje was dichterby dan hij verwachtte... 45. Want floep! Help! Help! Net had hij 't gezegd, of hij zakte met veel gekraak weg in een diepe kuil, die zorg vuldig door arglistige mensenhanden met takken en bladeren bedekt en on zichtbaar gemaakt was... Goede raad was duur, want de kuil was zo nauw, dat de arme dokter klem zat en zich niet kon bewegen... Onder de grond en op de zeebodem liggen voor millioenen OPGRAVINGEN HEBBEN MEESTAL WEINIG SUCCES BLIJKENS diverse berichten be staat er de laatste tijd weer meer animo voor het opgraven van oude verborgen schatten. Twintig Engfelsen zullen in de Zuid- chinese Zee op zoek gaan naar de schat, die daar op een eiland twee honderdvijftig jaar geleden door de zeerover kapitein Kidd verborgen werd. Van Nederlandse zijde werd aan de Octrooiraad een ontwerp voor gelegd voor een nieuw bergingstoestel om naar de goudschatten van de Hotel Wilhelmina te Delft, in de omgeving waarvan een schat zou verborgen liggen. „Lutine" te gaan zoeken. In Monte video wil de kleindochter van de vrijheidsheld José Artigas in de graf tombe van haar grootvader gaan zoe ken naar de schatten, die daarin ver borgen zouden zijn. Zo zijn er ook in onze nuchtere en zakelijke tijd nog altijd lieden, die zich door de romantische aantrek kingskracht van verborgen goud en zilver laten meeslepen. DE schat, die volgens de overleve ring de grootste zou zijn ooit door mensenhanden verborgen heeft men nimmer kunnen vinden. Het is de schat van het Cocos-eiland. Op 300 mijl van de kust van Costa Rica (Midden-Amerika) ligt dit tropische eiland. Het is hier, dat, naar gezegd wordt, een schat begraven is ter waar de van wel 50.000.000 gulden. Een zekere kapitein Thompson zou de kostbaarheden, die uit juwelen, munten en gouden staven zouden be staan, ontfutseld hebben aan rijke vluchtelingen, die in het jaar 1821 de stad Lima in Peru verlieten. De ka pitein moest deze vluchtelingen na melijk met zijn schip „Mary Read" vervoeren. Het was Thompsons be doeling de schat verborgen te houden totdat het rumoer over de brutale roof „weggezakt" en vergeten zou zijn. Door allerlei omstandigheden kon de man er eerst opnieuw heengaan, toen hij reeds op hoge leeftijd was. Hij was zo zwak, dat hij wel genood zaakt was een ander in vertrouwen te nemen. Met enkele helpers ver trok hij naar het eiland in een kleine boot. De mannen vonden de schat, maar Thompson wantrouwde de an deren en durfde de kostbaarheden niet aan boord te nemen. Voor hij kans had terug te keren, stierf hij. Zijn vriend Doig keerde terug met een zijner zoons. Tengevolge van een aardverschuiving slaagde deze man er niet in de plaats waar de schat zou moeten liggen, terug te vinden. De tocht naar het eiland kostte hem het leven, doordat hij tijdens de terug reis verdronk. Zijn zoon gaf op zijn doodsbed enige aanwijzingen over de Volgens die aanwijzingen gingen de opvarenden van het Britse oorlogs schip Haughty op een goede dag zoe ken. Ze werkten zelfs met explosieve stoffen, maar konden niets vinden. In het begin dezer eeuw kreeg het ei land bezoek van de Duitse kapitein Voss, die in een kleihe zeilboot een reis om de wereld maakte. Ook de heer Gissler, die met zijn vrouw twintig jaar lang op het eiland woonde, en zichzelf tot gouverneur verhief, had geen geluk. En toch ko men er telkens weer grotere en klei ne expedities naar het Cocos Eiland om de schat te zoeken. OP het eiland Trinidad in de Atlan tische Oceaan onder de berg, die de bijnaam „Het Suikerbrood" heeft, moet nog steeds de grote schat uit Peru begraven liggen Volgens de ver halen zou deze enorme schat aldaar verborgen zijn door zeerovers, die on der bevel van de beruchte piraat Be nito De Soto stonden. De schat zou voornamelijk uit gou den en zilveren borden en ornamen ten bestaan, die in de kathedraal van Lima waren opgeslagen tijdens de onafhankelijkheidsoorlog in Peru. Men heeft kunnen bewijzen, dat vluch tende Spanjaarden alles bij elkaar ge pakt hebben en meegenomen, in de zelfde tijd, waarin andere kostbaar heden uit Peru op het Cocos-Eiland terechtkwamen. Veel later hoorde een Engelse ka pitein van een Fin het verhaal over de schat. Deze Fïh vertelde dat hij zelf tot de zeerovers had behoord. Hoewel dit verhaal een merkwaar dige gelijkenis met andere verhalen van deze aard toonde, besloot de ka pitein toch een onderzoek in te stel len. In Engeland sprak hij er met verschillende mensen over en om streeks het jaar 1889 kreeg hij van een rederij in Newcastle gedaan, dat hem een schip werd afgestaan voor een expeditie naar het eiland. De zoon van de kapitein ging met het schip, dat „John" heette, mee, om in naam van zijn vader de speurtocht te lei den. Toen het schip bij het eiland kwam, kon de bemanning nergens een plaats vinden om te landen. Na een week was de zoon van de Engeflse kapitein de enige, die nog niet aan opgeven dacht. Er werd afgesproken dat hij zou trachten zwem mend het eiland te berei ken. Hij bereikte inderdaad de kust. Tijdens zijn ver blijf op het eiland werd de brarfding echter zo woest, dat er aan terugzwemmen niet meer te denken viel. Zonder voedsel en zonder kleding moest hij op het strand de nacht doorbren gen. De volgende morgen slaag den enkele matrozen er in hem met een lijn weer aan boord van de John te halen. Toen werden door de mannen van de John andere verdere pogingen opgegeven. Vijf jaar later deed een andere Engelsman een poging. Hij had de hulp van zeven helpers. Ook zij had den de grootste moeite aan land te komen, hoewel hun boot nogal klein was. Zij hadden goede gereedschap pen bij zich, doch te weinig voedsel en moesten het zoekwerk daardoor ten laatste ook opgeven. Toen zij in Engeland terugkeerden, hoorden zij dat een Amerikaan enkele maanden voor hen ook op het eiland was ge weest. Ook hij had geen succes ge had. Kort daarna was een andere Engels man de leider van een nieuwe expe ditie. Zijn vrienden, die met hem meegingen, betaalden er ieder 100 voor. In hun klein zeiljacht „Alerte" bereikten zij het eiland, en zij hiel den het er drie maanden uit. Zij werkten als paarden en onderzochten elke vierkante meter. Maar ook hun arbeid was vruchteloos en hurt meest merkwaardige vondst bestond uit een aantal oude Engelse kranten.. DICHTER bij huis dan op al die verre eilanden moet de nalaten schap van de 19e eeuwse kunstkenner dr. Gijsbert Hodenpijl begraven lig gen. Hij moet volgens hardnekkige geruchten een groot aantal kostbaar heden onder of bij zijn huis begraven hebben, voor hij kwam te sterven. Op de plaats waar in Delft eens het huis van dr. Hodenpijl stond, vindt" men nu Hotel Wilhelmina. De eigenaresse van dit gebouw heeft toen ze het pand kocht, contractueel moe ten beloven, dat als de schat ooit ge vonden wordt, zij er de helft van aan de gemeente Delft moet afstaan. Een kwart is voor de vinder; de rest mag zij zelf houden! De hotelier vertelde ons, dat hij aanneemt, dat de schat nog wel ergens ligt. Voor opgravin gen voelt hij echter niets, want dat zou hem zijn hele tuin wel eens kun nen kosten. Mocht echter op de bewuste plek in Delft toch nog eens een schatgra ver zijn geluk kunnen beproeven, dan is voor hem te wensen, dat hij daar mee meer succes zal hebben dan de luitenant-kolonel D. F. van der Meu- len, die in de zomer van het jaar 1800 op zoek ging naar een grote schat, die in Muiden verborgen zou zijn. Het was indertijd een nogal gerucht makende zaak, waarover een bijzon der groot aantal spotprenten is ver schenen. Het hele land stak de draak met de militair, die naar later bleek, het slachtoffer van een Duitse oplich ter geworden was. Deze man had hem „getipt", dat er in Muiden een grote schat verborgen was, en de be loning bij voorbaat opgestreken. Toen de luitenant-kolonel ging zoeken vond hij natuurlijk niets, de Duitser zorg de dat hij tijdig over de grens was! Het verhaal toont enige overeenkomst met de de talloze oplichtingsgevallen zogenaamde Spaanse schatgravers die wij in ons land in later tijden hebben leren kennen. Alles bij elkaar genomen is ons land toch stellig niet rijk gezegend met verborgen schatten; misschien komt dat wel voornamelijk, doordat ons volk veel te nuchter is om in dergelijke romantische dingen te ge- De slag in de Baai van Vigo in 1702, naar de Atlas van Stolk. De enorme schat, die de Spaanse schepen aan boord hadden, heeft de zee nooit teruggegeven. TEN slotte een enkel woord over „verzonken schatten". Er is bij geen benadering vast te stellen voor hoeveel millioenen er aan rijkdommen op de zeebodem liggen. Alleen al voor een bedrag van 300 millioen gulden ging er verloren, toen in het jaar 1702 in de Baai van Vigo de Engelse vloot onder Sir George Rooke en de Nederlanders onder de Ruyter een aantal Spaanse galjoenen, met schatten beladen, overvielen en tot zinken brachten. De Engelsen slaagden er in één Spaans schip naar Londen te brengen, maar de overige gingen geheel verloren. Talloze po gingen, die sedertdien gedaan werden om de schatten weer boven water te brengen, hadden slechts gedeeltelijk resultaat; er werd slechts voor een be drag van 3.000.000 geborgen. In Jules Verne's wereldberoemde fantasie „Twintigduizend Mijlen Onder Zee" kan men lezen, hoe kapitein Nema met zijn „Nautilus" zo nu en dan eens een duik nam in de baai van Vigo, als hij geld nodig had. In de Tovermory Baai in Schotland moet volgens de overlevering nog steeds het grote galjoen Florida van de Spaanse Armada liggen. Het meest beruchte van alle sche- (Voor vervolg pag. 3)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 11