n Heilige schroom „Denk aan Kippetje Kloek ND 2 ZONDAGSBLAD 1 MEI 1954 KORT VERHAAL VAN ANNIE VREELAND AAN «en oude gracht stonden, drome rig en wat scheefgezakt, oude huizen. Geen razende bommenwerpers hadden ze uit hun dromen wakker geschud. Ta baksrook had de ouderwetse, zelfge- haakte of dikke vitragegordijnen ver geeld. Maar ze waren nog niet versle ten en kwamen, na elke schoonmaak, wat blanker weer voor de ramen. Slechts een deel van het jaar kreeg het zonnetje kans. om onbelemmerd in de kamers te schijnen. Als de lentefee de grachtbomen met teer groen had be kleed. kregen ze spoedig zwaardere, zon werende kruinen. Dan werd die oude gracht weer zo mooi! De schaduw der bomen weer spiegelde zich in het donkere water. En de smalle, scheefgezakte huizen, waar in ook vroeger geen patriciërs hadden gewoond, leken eensklaps voornamer te zijn. Er waren spionnetjes opzij van de huiskamerramen en ijzeren rekjes er voor. In die rekjes werden in 't voor jaar potten en bakjes met bloemen ge zet. Sinds er zoveel water in de stad werd gedempt, was er weinig scheep vaartverkeer in de gracht Vroeger wv ren er zwaar geladen schepen door het water geboomd. Schuiten met mest en met turf, met pulp en met peen, een mosselenschuit had er toen ook elke winter gelegen. Soms hadden de schip pers. met gebogen lijf, op de gracht kant de schuiten verder door 't water getrokken. Op gezette tijden was er een bagger- schuit onder de brug doorgevaren. Een man, met hoge kaplaarzen aan. had da genlang met een schepnet de wonderlijk, ste voorwerpen naar het daglicht ge bracht. Ondanks de onfrisse geur had de baggerman bij zijn werk veel be kijks. Vaak lag dc schuit diep door do bagger en het oude roest. En nog was het water niet helder geworden. Zo af en toe kwam er een bagger machine in de gracht en wentelde de bagger met emmers naar boven. Als dé vorst de gracht had verstijfd, leken op het ijs Breughels schilderijen te leven. De baanveger had dan druk werk en in een tentje werd anijsmelk geschonken. Rijp had de bomen dan als met oud kantwerk bekleed. lente-aanwinsten N' de takken. Kinderen tolden en knikkerden op de stoep en lieten het springtouw lustig draaien. Ze kalkten vierkanten op de klinkers en hinkten over de cijfers, tot ze op ..dood" of ..rust" waren gekomen. De bloemenschuit schommelde in de gracht. Een kromgewerkte vrouw stond op de wal. Ze had een asthmatische zoon. die dikwijls thuisblijven moest. En daar hij de kostwinner was, was zijn moeder al r die violen vol- ÏN de lente kwam er stee A menschuit in dc gracht en werd de wal vastgelegd. Die drijvende tuin werd door de grachtbewoners en door hen. die de aangrenzende straten be volkten. steeds met vreugde begroet. Wie de schuit het eerst onder de donke re brug naar de wal glijden zag, voel de zich hierdoor bevoorrecht. Al kon het dek met de pracht van Keukenhof niet wedijveren, toch had het een weelde van kleuren. Vergeet-mij-nictjcs, violen in veel variaties en andere bloemen Erijkten er in de bakken. Teer was 't lauw van het vergeet-mij-niet. warm het fluweel der violen. Als de schuit vastgelegd was. holden de kinderen om het hardste naar huis. „Moe, moe, de bloemenschuit is er Dan was het. of de lentcklok werd ge luid. En menige versleten, platte beurs werd omgekeerd en doorzocht, en het laatste kwartje voor een vergeet-mij- niet. of vioolplantje besteed. Dat fleurde, in een potje of bakje, dan een kale ven sterbank op. Een werkman, die op weg naar huis de bloemenschuit zag. be steedde zijn tabakscentje, om met Flo ra's kinderen zijn vrouw te verrassen. In die armelijke wijk bracht de bloe menschuit vreugde. Ze maakte de gracht niet zo beroemd, als de Delftse bloe menmarkt. Maar bij de grachtbewoners bemind. Want nu konden de Vreemden, die op een zonnige dag langs de gracht wandelden, zeiden, dat men hier heel aardig woonde. Maar in de huizen werd veel geklaagd. Want 't was daar vochtig en kil. Menigeen kreeg er een hardnekkige jicht. En als er in het water geen buit voor hen was. lieten de ratten zich ook in de kelders wel zien... De bloemenschuit vaagde alle narij heid als met een zacht gebaar weg. want dan werd die oude gracht weer zó mooi. dat men het ongerief van een oud, vochtig huis vrolijker droeg. Soms lag de schuit wekenlang in de gracht. Want als de lading verkocht en de bloemenhongcr nog niet was gestild, spoedig terug en bracht nieu- vroeg in een groot kantoor aan het werk. De bloemenkoopman kende haar weL „Hoe gaat het nu met de jongen, juf frouw? „Hij heeft het nog dikwijls be nauwd. De dokter wil hem een hall jaar in Zwitserland hebben. Maar begin daar eens aan, nu alles zo duur is! Er komt niet van sparen, al wil ik het graag. Maar Ruurt zal blij zijn. als hij in het tuintje een bloemetje ziet! Dan heeft hij iets moois, om naar te kij ken..." „Wat had u gedacht... vergeet-mij- nietjes. juffrouw?" „Ze zijn wel lief, i doen meer." „Dan neemt u die. Wilt u de gele?" „Ik vind die paarse zo mooi en zo groot, 't Is of ze ogen hebben, die naar je kijken." „Dat denk ik soms ook. als ik de schuit hierheen breng. Wil je voor je tuintje een volle bak hebben?" „Dat ligt aan de prijs. Ik kan niet veel uitleggen, de jongen kost nog zo- „Ik ken je langer dan vandaag aan de dag en maak het wel schappelijk met je. Hoeveel jaren zijn jullie al klanten van me? Laat es kijken..., dat zal wel een jaar of tien zijn! Eerst kwam je man hier. Maar toen je hem door een onge luk moest verliezen, kwam je zoon de bloemetjes halen. En nu haal je ze al zo lang weer zelf. Ik zoek een mooie ban voor je uit en die geef ik je voor een riks. Maar dat mag je aan niemand ver tellen, want de prijs is drie pop. En als je het wilt. zet ik de planten straks In de grond." „Nee, dat kan Ruurt beter doen, dan voelt hij zich weer eens nuttig. Als h.J die aanvallen heeft, ligt hij er zo luv teloos bij. Gelukkig is het weer lente, als het weer nu maar niet zo guur blijft. Ik stook de kachel niet meer, als het 's avonds erg fris is. gaan wo maar vroeg naar bed. Ruurt kan niei tegen een oliestel in de kamer. Maar het begroot me dan wel, dat er van le zen zo weinig komt. Mijn moeder heeft ook hard gewerkt, maar ze las meer, dan ik. Ouwe schrijvers, waar ze aan smulde, ik heb die boeken nog in een koffer bewaard. Ik ben al blij, als ik de krant een beetje kan bijhouden. En toch kan een mens bij brood alleen niet leven, hoor koopman. Maar nu de bloe men. Geef me dat bakje maar. daar zitten wat lichtere kleuren ook in." De koopman schoof de verlangde bak op de wal. Het reeds grijzende vrouwtje bekeek de violen, als waren het kostba re orchideeën. Ze gaf de koopman een riks. „Zal ik ze thuisbrengen?" vroeg een Steeds knapper wordt de mens Eens gaat de mens aan zijn geleerdheid onder; dat lees ik telkens duidelijk in de krant. Onlangs viel hij een nieuw atoomproefwonder het resultaat de zeergeleerden uit de hand. Ze zijn dus knapper dan ze zelf wel dachten verbeterden opnieuw 't vernietigingsrecord. Ik vraag me af wat ons nog staat te wachten, als elke nieuwe proef opnieuw „verbeterd" wordt. Wat zal de naaste proef ons doen beleven? Staan tvij reeds dicht voor 's werelds stervensuur? Is dit het wee ons door de profetie beschreven? Er was reeds veel benauwdheid, rookdamp, bloed en vuur. 't Spreekt alles van de wederkomst des Heren, het is de echo van Zijn naderende tred. Niets kan het barenswee der nieuwe aarde keren, 't Verrast hem echter niet, die op Zijn woorden let. Dat Woord kan mij slechts troosten in dit lijden. „Als zon en maan verduisterd zullen zijn, de mens beeft voor de tekenen der tijden, dan 't hoofd omhoog want uw verlossing is nabij". ROELFIEN ANHOLTS. iongen *"rln mmeti*k „Graag, 'k heb in m'n handen." „Breng je het lege bakje dan hie* terug?" vroeg de koopman. De jongen beloofde het grif De grachtjeugd hielp de koopman graag. Als ze de inhoud van hun spaar pot bij hem hadden besteed, keek hij niet op enkele centen of op een stuiver. „Leven en laten leven", was zijn de- hadden botje bij botje gelegd, Wijkgebouw te versieren. Dat was in die buurt een lichtgevend centrum. De moeders werden er op winteravon den nuttig bezig gehouden, ze vonden er warmte en hoorden er goede woor den. Ze kregen thee en soms een sprits- je er bij en voor de kinderen waren in het Wijkgebouw de Zondagsschoolüurt- jes. Dagelijks had een fondsarts er zijn spreekuur. Menige wond was daar reeds gehecht en verbonden. Kinderen werden er onder dc hoogtezon bruin. En nu zou het zilveren feest van de Wijkzuster worden gevierd. Ze zou in de bloeme tjes worden gezet en de koopman moest alle meegebrachte potten en bakjes met violen en vergeet-mij-nietjes nu vullen. Hij deed het zorgvuldig en gaf nog een grote dot violen cadeau. „Omdat de zuster voor jullie zo goed is." Zingende ging de kinderschaar weg. De gapingen op het dek werden door de koopman uit het ruim bijgevuld, 't Was waar, wat dat grijze vrouwtje had gezegd Die donkere violen leken ogen te hebben. 8SB2BB3S lente. Het jonge Jezus zeide tot hen: Komt en houdt de maaltijd. Niemand t>an de discipelen durfde Hem de vraag stellen: Wie zijt Gij? Wont zij wisten, dat het de Here was. Joh. 21 12. WINDT gij het bevreemdend, dat de apostelen midden in die Godde lijke geheimenissen, midden in het natuurlijke van netten, pissen, bro den en kolenvuur, dat echter van het bovennatuurlijke doorademd is, met heilige schroom vervuld worden, zo dat niemand hunner Jezus durft vragen: „Wie zijt Gij?" wetende, be seffende, voelende, dat het de Here is? Neen, er is daarin niets bevreem dends. Die schroom is een onafwijs bare eis b0 de sterveling, die op één of andere wijze in contact met de heilige mysterieën Gods komt. Het is waarlijk geen kleine genade, wanneer gij geleerd hebt tegenover dc Christus dc vinger op de lippen te leggen en in zwijgende aanbidding voor Hem op de knieën te zinken, met hoogstens het Thomaswoord in 't hart: „Mijn Here en mijn God!" Wij hebben van nature een vraag ziek hart, dat voor geen enkele vraag terughuivert, en in de heilige dingen heel wat meer durf heeft, dan de ipostelen, die de Verrezene niet durfden vragen: „Wie zyt Gij?" we tende, dat het de Here was. Wat het natuurlijke hart begeert, is een Christus zonder geheim, zonder verborgenheid of mysterie. Maar, o, mens, beseft gij dan niet, dat een Christus, die g(j in alle delen kunt begrijpen, niet meer bopen, moor onder u staat, daar gij Hem met uw denkende geest zoudt kunnen omvatten en beheersen? Geef er u daarom helder reken schap van, dat Jezus Christus, hoewel waarachtig mens, toch buiten de mensenmaat valt, omdat Hij tevens de eeuwige Zone Gods is. Prent u de waarheid in, die Hij met eigen mond heeft uitgesproken, dat niemand de Zoon door en door kent, dan de Vader in de hemelen alléén. Voorzeker, het Evangelie schenkt u een rijke kennis van Christus, gij vindt er ólles in wat gij nodig hebt om getroost te leven en zalig te ster ven. Maar ondanks die zelfopenba ring is en blijft Hij in menig opzicht de grote Verborgene, die gij niet met uw ijdele vragen moogt bestormen. God heeft Hem als een levend Mysterie midden in dc mensheid ge plaatst, en hoeveel gij Hem voor de noden uwer ziel ook moogt vragen er is een grens, die niemand mag overschrijden, een grens, waarop het begrijpen en verklaren zich in aan bidding moet oplossen, en het schier alles durvende hart met heilige schroom op een eerbiedige afstand blijft, wetende, dat het de Here is. 't Is de Here, die uw geloof soms door ledige netten beproeft, maar u een andermaal zegent met zijn ver beurde weldaden, 't Is de Here, die u op uw dobberende tcheepke gade slaat en leiding aan uw leven geeft, ja, u óók vaak een verrassende ver kwikking bereidt. En wanneer gij de eeuwige stran den betreedt, en gij ontwaart Hem daar in Zijn glorie, o, neen, dan zult gij Hem niet durven vragen: „Wie zijt Gij?" wetende, dat het de Here is! OP een Woensdagmorgen, een kerk klok had juist zes uur geslagen, werd de deur van een grachthuis geopend. Maar ook de bloemenkoopman was reeds present. Hij ontbeet op de voor plecht, mikte wat brokjes brood op de walkant. Musjes vochten er dadelijk om. Verder was het nog stil op de gracht. De jonge man, die de deur zacht ach ter zich sloot, droeg een langwerpige, keurig geverfde, houten bak. Hij liep er mee naar de schuit en keek naar de bloemen. „Goeie morgen, je bent er vroeg bij", zei dc koopman. „Het is vandaag ook m'n trouwdag." „Dan mag ik je wel feliciteren." „Dat mag je zeker." „Heb je een lief meisje?" ,Ja, Miebetje mag er wel zijn." ..Wil ze in het grachthuis wel wo nen?" „Ze vindt het hier prachtig." „Je moeder is niet best ter been meer. maar ze heeft al menige bloempot bij mij laten vullen." „Miebetjes moeder is bijna blind, ze komt ook bij ons wonen. Miebetje wil niet, dat de oudjes aan de kant gezet worden. Ze zegt: wij zijn met God en met ere zo ver gebracht, nu is het on- ze beurt, om te helpen..." „Dat is wel mooi, maar vind je bruidje zo'n leven niet saai?" „Miebetje houdt van huiselijkheid Ze zegt: In de bioscopen wordt wel liefde Ëespeeld, maar echt geluk Is het niet. 'at moeten we met elkaar vinden, Eet Knutsel jij 's avonds maar wat en lees eens iets voor, daar leren we alle bei nog wat van. En er zal in de wijk ook wel iets voor je te doen zijn." „Je bent een gelukkige man", zei de bloemenkoopman. „Eén ding staat Miebetje in het gracht huis niet aan. Ze ziet de bloemetjes graag, maar bij stormachtig weer houdt ze haar hart vast. Want als er zo'n pot op het hoofd van een voorbij ganger smakt en er een hersenschud ding van komt, zijn wij er ook aanspra kelijk voor. Daarom heb ik die bakjes gemaakt, de storm rukt ze niet zo mak kelijk los en er hoeven geen potjes in. Je moet dat zinken bakje met de mooi ste vergeet-mij-nietjes eens vullen, ik wil Miebetje er mee verrassen..." De koopman deed. wat de bruidegom van hem verlangde. Voorzichtig werd de zinken bak toen in de houten gezet. Zacht rose waasde over het tere blauw van de bloempjes. ,,'t Is prachtig, Miebetje zal glunde- ren*, boor", zei dc bruidegom blij. „Toen jij een schooljongen was, heb ik je wel eens van m'n bloemenschuit ver jaagd. je was er soms zo pardoes opge sprongen. Maar nu wena ik Je een lang en gelukkig leven met je Miebetje. Ik hoop, dat ze van de bloemenschuit ook houden zal. En dat ik je kinderen hier later ook nog mag zien." „Ik zal het Miebetje vertellen Maar nu moet ik gauw de bloemen in het raamrekje zetten." „Je treft het, dat het zo'n mooie dag Is", zei dc bloemenkoopman. Hij tilde de bak op. gaf die de bruidegom in de eensCn' "VCT?1 geluk hoor"- zei hii no« Voorzichtig, als was het zijn bruid, droeg de bruidegom dc bloemenschat toen naar het grachthuis. Daar werd even later een raam opgeschoven. De bloemenbak paste precies in het raam- hek, het tere blauw kwam er juist bo ven uit. „Dat is een lieve groet voor de bruid", dacht de koopman. HIJ werd niet rijk van dc gracht, de ze koopman. Toch was hij blij, dat hij hier met de bloemenschuit weer was gekomen. Want in vele van die oude Srachthuizen woonde en bloeide de lief- e. Het grachtwater klotste tegen de schuit. Het dek had weer wat bijvulling nodig. „Ik zal uit het ruim maar bakken met oranjebloemen opdiepen. Van oranje houden de mensen hier ook", dacht de koopman. Hij sprong op de schuit, dook in het ruim. Daar verschoof hij de bakken met bloemen. En hij floot er bij. „In 't groe ne dal, in 't stille dal, waar kleine bloempjes groeien..." ZONDAGSBLAD 1 MEI 1954 7 onze jeuqó-p&qin& f EN kijk nu eens, wat oma voor jullie heeft meegegeven", zei moeder ter wijl ze de kastdeur openmaakte. Moeder was de vorige dag naar opa en oma gegaan, omdat opa jarig was, en ze was pas 's avonds met de trein teruggekomen. Broer en zus lagen toen •1 in bed, en daarom hadden ze gisteren oana's verrassing niet meer kunnen zien. Maar stilletjes hadden ze toch wel aan zoiets gedacht, want als vader of moeder bij opa en oma geweest waren, kwam er wel eens meer een aardig heidje voor de dag! „Ogen dicht", zei moeder en ze zette iets op de ontbijttafel neer. „Zo, doe ze nu maar weer open". Broer en Zus hadden hun handjes stijf voor de ogen gehouden, om toch vooral niets te zien, en ook per ongeluk niet door een kiertje te kijken. Nu deden ze tegelijk die handen weg en keken nieuws gierig naar de verrassing. En daar za gen ze bij ieders bord een mooie nieu we beker staan. Op die van Broer zag je een rijtje kabouters met rode muts jes op, en op die van Zus stonden op mooi groen gras een pikzwarte haan en kip. Dat was nu ook wel mooi. maar de kabouters op de beker van Broer vonden ze allebei toch veel leuker, en in de ogen van Zus kwamen dikke tra nen toen ze zachtjes zei: „Ik wou óók zo graag een kabouterbeker, net als Broer". „Maar dan zouden we in de war ra ken", vond moeder en ze nam de kip- pebeker in de hand. „Vind je de kip petjes dan niet mooi?" Neen. dat vond Zus niet. en inplaats van blij te zijn met die prachtige beker, bleef ze met een pruillipje naar de kip petjes kijken, en ze was haast een beet je boos op Broer, die erg vergenoegd uit zijn nieuwe kabouterbeker zijn melk opdronk Juist kwam vader binnen en zag, wat er gaande was. Hii ging in zijn eigen stoel zitten, naast die van Zus, nam dc beker op, en zei: „Weet je, wie dat zijn? Dat zijn Kippotje Kloek en Haantje Kraai". Dat leek wel een verhaal. Broer en Zus zaten zo stil als muisjes en ze hap ten ijverig in hun boterham. En toen hoorden ze dc geschiedenis van Kippe tje Kloek, die zo eigenwijs was. zó ver schrikkelijk eigenwijs, dat... ja. hoor nu maar, wat Kippetje Kloek ondervond door haar eigenwijsheid! Kippetje Kloek en Haantje Kraal woonden in een prachtig kippenhok. Er woonden wel twintig kippen in, en die waren allemaal zo wit als sneeuw. Ja, en Kippetje Kloek en Haantje Kraai wa ren toen ook niet zo zwart als nu! Ze waren even wit als de anderen, ze lie pen iedere dag te pikken op de mooie, groene wei en ze hadden een heerlijk leventje. Maar hoe gaat dat. hè? Al heb je het ook nog zo goed, toch wil je wel eens graag uitgaan, en eens wat anders zien. dan je eigen tuin. En zo kwam het, dat Haantje Kraai op een onze BRievenBUS M'n beste kinderen, Groningen, Eind hoven, Driebergen en Wormerveer: dat waren de vier plaat sen, die vorige week op het bord ston den. 't Was een beetje moeilijk hè, maar toch z\jn de meeste meisjes en jongens er uitgeko men. Voor ik jullie ga vertellen, u>il ik eerst Tineke van 't Hof heel harte lijk bedanken voor.... enfin, dat is een geheimpje tussen Tineke en m\j. Ik wil je teel vertellen, Tineke, dat ik het heel erg lief van jou vond. En dan wil ik ook nog tegen A n - neke Anceaux zeggen, dat 2u mij bijzonder heeft verrast met dat speciale gedichtje. Jou wil ik, even als Tineke, hartelijk danken. Zo kinders, dat moest me eerst even van het hart en nu: de gelukkigen, die deze week een pakje zullen ontvan gen. De hoofdprijs is voor Iet Schoo- nemeyer, terwijl Nel Berghout, Ditha van der Heyden en Koos van Dijk een troostprijs wonnen. Zeg. Ietje W'lebrens, ik heb wel eens gelogeerd in dc plaats, waar jij woont. Bij dc familie Kik aan de Dorpsweg. Jij zult die familie vast wel kennen. Als je tijd hebt moet je eens mön groeten gaan brengen. Wil jij dat wel doen? Ik houd ook erg van lezen, Maaike Lodder, maar het is net als moeder zegt, je moet het in je vacar.tie niet de hele dag doen. Mariannrke Kaspers heeft pas een nieuwe over- gooier gehad. Met kruisbandjes op je rug, Marianneke? Wat een leuke kick was dat zeg. Nog hartelijk bedankt voor je aardige foto, Geréa Veerman, dag tegen Kippetje Kloek zei: „Zullen we eens op reis gaan?" Dat wilde Kippetje Kloek natuurlijk graag, en zo gingen ze met hun tweetjes fijn op stap. Ze liepen en ze liepen een hele poos achtereen, maar ze werden helemaal niet moe. Ze waren vroeg op gestaan en hadden flink ontbeten, en dus konden ze er tegen. Ze stapten naast elkaar voort en in de verte konden ze de torens al zien, van de stad, waar ze heen wilden. Daar zou veel meer te zien zijn, dan in hun eigen kippenhok. Maar o, wee. al gauw kregen ze ruzie over de weg. want Kippetje Kloek wou met alle geweld maar vol houden. dat de stad juist precies aan de andere kant lag van de grote torens. Nu was dat natuurlijk onzin, want iedereen kan begrijpen, dot je naar de toren toe loopt, als je naar de stad wilt gaan. Maar Kippetje Kloek wou en zou het beter weten en ze luisterde niet, naar wat Haantje Kraai haar zei. Haantje Kraai werd er zo kwaad om, dat zijn kam vuurrood werd van de opwinding, en dat hjj hoe langer hoe harder ging lopen, zodat Kippetje Kloek hem haast niet bij kon houden. Ze hijgde er van, maar toch zei ze nog telkens: „Ik heb ge lijk! De stad is niet bij de toren!" „Oooooo!" riepen Broer en Zus en ze schaterden om die oliedomme Kippetje Kloek. En Moeder glimlachte eens, want ze wist wel. waarom Vader dat zo ver telde. Die kleine Zus kon soms al net zo eigenwijs zijn. als Kippetje Kloek! Toen luisterden ze weer stil naar de verdere avonturen van het kippen- tweetal. (volgende week slot.) Weten jullie wie dit is? Assepoester, kijk maar, haar schoentje ligt op een van treden. Nu moeten jullie in die treden woorden gaan invullen, waarvan ik nu de be schrijving ga geven. Je moet de woorden van boven naar beneden invullen. Als je dat goed hebt gedaan krijg je op de onderste rij, maar dan van links naar rechts, een mu ziekinstrument. Jt kunt er op blazen, op dat instrument bedoel ik natuurlijk. 1. soort noot; 2. bovenste ver dieping van een huis; 3. een apparaat, dat bijna in iedere huis kamer muziek en nog veel meer uitzendt; 4. venster; 5. wat je na het %oarme eten toe krijgt of 's ochtends voor ontbijt in je bord krijgt geschept; 6. twintigste letter van het a, b, e. t Z 1 k i. 8 ik kreeg je brief om de een of andere reden wat te laat, zodat ik je vorige week niet kon antwoorden. Maar dc kiek is er niet minder leuk om. Nu ik toch aan het bedanken ben: deze week ontving ik weer heel wat tekeningen, verhaaltjes, versjes en noem maar op. Elsje Alblas, Willie en Margreetje Koorn- stra, Ankie Mopman. Suzan van der Horst, Rita van der Ree, Aart Houwe- ling, Annie Roscnbrand, Leen van Gen- deren en Martha Boele verrasten mij ermee. Ik zou het leuk vinden. Ottl Quik, als jouw vriendinnetje ook eens een briefje schreef, maar daar Is' zij nu nog een beetje te klein voor hè. Dat zou wat wezen, Greetje Jansen en Ria van der Velden als jullie een prijs wonnen met die tekenwedstrijd. Doe maar je uiterste best. Hebben Kees en Wim jou een beetje geholpen, Jan Hollestelle? Nou, dat mag best voor een keertje hoor, als het héél erg moeilijk is: Dat is zeker oud. Ida Boer, 83 en 87 jaar. Doe je grootouders maar eenf de groeten van mij. Jij had me zeker een paar weken in de steek gelaten, Tiet Waldekker en dat gebeurt niet veel bij jou. Leuk, dat je weer present was. Heb jij nog een beer, André Horlings? Die heb jij zeker gekregen toen je nog een kleine dreumes was. Hier nog al een neef. die enige tijd niet heeft ge schreven. Jij weet zeker wel wie ik bedoel, Arle Baak. Heb jij nog met je kleine neef met de blokken gespeeld, Gerrie Mosselman, of is het feest niet doorgegaan? Jouw moeder is dus deze weck jarig geweest, Nellie Groeneveld. Nog mijn hartelijke gelukwensen, hoor. Hoe oud ik word. als ik jarig ben. vraagt Sieta Stoffer. Zeg, ben je boos op mij als ik dat niet vertel? Nee, ik spreek geen Fries. SJoukJe van der Spek, maar ik kan het wel heel goed ver staan. Weet jij wat Snits (ik hoop, dat ik het goed heb geschreven) betekent? Nee maar, dat is ook lang geleden, Paula Dieleman, dat jij mij een brief schreef. Ik moest eerst eens goed ver zinnen, wie jU nu was.-Fijn, dat je zo'n prettige vacantie hebt gehad, Truua van Hemert en nu maar weer stevig aan het werk voor het volgende rapport. Ria Vermeulen mag van vader mee op reis met de meisjesvereniging. Dat zullen gezellige dagen worden, zeg. Hoe is het met je vader. Mies van der Kaaden, al weer wat opgeknapt? Het bloemencorso was dit jaar wel bijzonder mooi. hè Dimmy Jansen. Heb je alles goed kun nen zien? Jan Bakker is naar Amster dam geweest. Leuk. Jan, ging Ike ook mee? Lig jij nog steeds in het zieken huis, Bepplr Barnhoorn? Van harte beterschap, hoor meiske en ik hoop, dat je weer heel gauw naar huia toe mag. Wim van der D|jl heeft twee dui ven gekregen en hij heeft zelf een hok getimmerd. Knap hoor. Ah, daar zijn Maggie en Hrnnie Visscher ook weer. Ik had jullie een poosje gemist. Heel lang heb ik over jouw raadsel zitten piekeren, Elly van Poppet, maar ik kon er heus niet uitkomen. Vertel het me eens. Jullie hadden de datum goed ont houden, hoor Ria, Meta en Hannle Starre. Het is zeker wel een gezellig week-end geworden. Gonnle Ipprl, met zoveel bezoek. Of ik jouw zusje Trudie wil feliciteren, SJanfe de Vries? Na tuurlijk: van harte, Trudie. Dat is niet mis Ina van der Staay en Adrl van der Vorm, de tweede prijs nog al liefst. Is het jurkje klaar gekomen, Jannie Kraak en hoe staat het je nichtje? Groetjes voor moeder hoor. Jij vraagt om een kaart, Nellie Maan? Nu, die krijg je hoor, wacht maar af. Al jouw schoolvriendinnetjes zijn mijn nichtjes. Aria van Belle. Leuk is dat. Jij bent flink verwend op je verjaardag. Bram van Soelen. Er zal dc laatste tijd wel flink met de sjoelbak zijn gespeeld. Mar Schols stuurde mij een aardig ge dichtje. Zelf gemaakt Mar? Jij weet dus zelf niet, waarom je niet schreef, Douwe van Boven, tja, dan kan ik het jou natuurlijk ook niet zeggen. Jullie hebben dus vandaag feest gehad op school, Maartje en Marie Hakkesteegt. Ik denk. dat jullie de onderwijzer wel wat gegeven zullen hebben. En hoe is het afgelopen met de zang op het Raadhuisplein, „Koolmeesje"? Wat naar dat vader ineens zo ziek was Joke Sauer, Beterschap, toegewenst hooi Wat zullen jullie gelachen hebben, Lenle van den Dool, toen jouw kleine zusje de repen niet wilde geven. Wim van der Eykel is pas naar de diergaarde ge weest. Leuk is het daar hè? Dat doe ik ook altijd zo graag Anneke van Klave ren, bloemen plukken. Toen ik klein was heb ik heel wat madeliefjes voor mijn moeder meegebracht. De rapport cijfers waren mooi. hoor Wim en Corrle van ProoUen. Alleen moet Corric een beetje beier naar de Bijbelse geschie denis luisteren, of leer je je versje niet altijd goed. Wat ben jij aan het maken op handwerkles. Corrie Bokhorst? Jij zult wel plezier gehad hebben in Lei derdorp Rob van Wetten. Autorijden is zeker reuze leuk. Pieter van der Berg heeft een konijn gekregen en ik kan me best voorstellen, dat je er dolblij dijk is lang genoeg. En, Nelleke van der BUI, hoeveel buitenlandse nummer platen heb JU al in Je boekje staan? Ik kan me indenken, dat jij een pret tige tijd op de boerderij hebt gehad, Ella Josiasse. Peter Dekker heeft met „vier man", zoals hij schrijft, een club opgericht en omdat hij juist zijn vinger stootte heeft hU zUn naam met bloed geschreven. Griezelig hoor, het lijkt wel een club van Indianen of zo. Ook Kees Onwens heeft konijnen. Je zorgt natuurlijk altUd, dat het hok goed schoon is, Kees Wat een mooie paas- tekening stuurde jij. Ada van Dalen, bedankt zeg. Ook Lenie Vlaaer is mot de Paasdagen uitgeweest. Dordt is een aardig stadje, hè. Joke Jnrjaant heeft het eveneens over haar uit.<lapjc Ik ben daar wel eens geweest. Joke ..Alle eendjes zwemmen in het water heb jij zeker gedacht toen Je die tekening maakte. Joke Boele. Vier negens, dat is niet mis, Nellie van der Helm. Geen zin om naaf school te gaan. SUke van de Boom? Je zit er nu al weer een paar dagen hè en het zal best zijn meegeval len. Je kunt da kachel zeker nog best aanhouden. Marry Kooyman. ik heb de kachel ook aan hoor. Zo kinders, wij gaan dc brievrnbuf weer dicht doen. na eerst de nieuwe lingen er nog uitgehaald te hebben. Hartelijk welkom Joke van Digle, Bep en Cor den Dopper, Gecske Hoekstra, Addie Krebs, Lenie Bogaard.*, Adrie van de Beuzel, Joke van Dorp, Marian ne Douw. Wim Baris. Nel Roos en lna Scheurwater. Nichten en neven: een goede Zondag allemaal, tot achrijfs, dag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 18