MAANDAG - Wasdag. Intocht ZCrr*t>AC_»SJJLAD TO AflUL 1954 BIJZOnÖ£R€ p&ósö&tum zal pas in 1981 heRhAAlö woRöen Alle eeuwen öoor woRsteLöe men met kALenöeR-moeilijkheöen steeds weer de aandacht op de kalen dermoeilijkheden waarmee alle cul tuurvolken sinds de oudheid hebben geworsteld. Immers de asrotatie van de aarde, de draaiing van de aarde om de zon en de wenteling van de m.taii om de aarde, zijn drie totaal verschil lende grootheden, die geen verband met elkaar houden, maar desondanks heeft de mens deze verschillende be wegingen gebruikt om de tijd te me ten en heeft hij oij voortaurmg ge tracht het ongelijksoortige te verbin den. Een poging, even uitzichtloos als het zoeken naar de quadratuur van de cirkel. Aan de dag. of het etmaal, ligt de draaiing van de aarde om haar as ten grondslag, de maand hing oorspronke lijk samen met de bewegingen van de maan. en het jaar is gebaseerd op de wenteling van de aarde rond de zon. Maar wanneer deze bewegingen onaf hankelijk van elkaar plaats vinden, is het begrijpelijk, dat we deze grootheden niet in ronde getallen in elkaar kunnen uitdrukken. Een jaar bevat dus niet een rond aantal dagen, maar een gebroken getal (365,2422), evenals de maand, die 29.5306 of 27.3217 dagen zou moe ten bevatten, al naar gelang zij bere kend wordt naar haar schijngestalten of naar de plaats aan de hemelbol, waar zij na die periode terugkeert. Dat we de gebroken maanden met wat losse dagen hebben opgevuld en afgerond, zo dat deze perioden wisselen van 28 tot 31 dagen, moge een wijs besluit zijn, maar met de standen van de maan onderhou den de maanden daardoor geen enkele betrekking meer. Het ontbreken van enig verband tus sen dag, maand en jaar, blijkt het dui delijkst met Pasen. De Joden vierden hun Pascha op de avond van de 14de op de 15de Nissan, waarbij de nadruk viel op de historische betekenis van dit feest met betrekking tot de uittocht uit Egypte. Weliswaar was de 14de Nis san een vaste datum in de maand, maar niet in he*, jaar. Want de Joden bereken den hun maanden op grond van de we derverschijning van de sikkel van de nieuwe maan, zodat dus het jaar aan de maanden moest worden aangepast. Door 12 of 13 maanden tot een jaar samen te vatten, werden op deze wijze jaren van 353. 354 en 355, of van 383. 384 en 385 dagen verkregen. De 14de Nissan werd hierdoor een wisselende da tum, die in Maart of April van onze kalender kon vallen. HET is begrijpelijk, dat de oudste Christenen hun blijde feest van op standing en verlossing, waaraan het kruislijder. was voorafgegaan, berekend hebben naar het Joodse gebruik, zodat het Christelijke Paasfeest aanvankelijk eveneens op de 14de Nissan werd ge vierd. Geheel juist was dit niet, want de Kruisiging en de Opstanding hadden kort voor en na het Joodse Paasfeest plaats gevonden. Westerse kerken gin gen er daarom al spoedig toe over het Christelijke Paasfeest te vieren op de Zondag na de 14de Nissan en op het einde van de 2de eeuw schreef paus Victor I voor. dat dit Westerse gebruik door de gehele Christenheid moest wor den gevolgd. Vele Oosterse kerken hiel den echter nog aan de Joodse datum vast, zodfet van uniformiteit voorlopig geen sprake was. Daar kwam nog bij, dat de kalender-techniek in het belang rijke Christelijke centrum Alexandrië verschilde van de methode die in Ro me werd gevolgd, zodat door afwijken de berekeningen deze plaatsen totaal ver schillende Paasdata verkregen. Hoewel op het concilie van Nicea In 325 werd vastgesteld, dat Pasen zou vallen op de eerste Zondag na de eer ste volle maan op of na de lente, waar door dus definitief met de 14de Nissan werd gebroken, hielden verschillende Oosterse kerken nog geruime tijd aan de Joodse datum vast en bleef ook het verschil in berekeningstechniek lange tijd voortbestaan. Door gebruik te ma ken van de berekeningsmethoden van Dionysius Exiguus. archivaris van paus Hormisdas, waardoor voor de Paasda- tum meestal dezelfde uitkomsten werden verkregen als volgens de Alcxandrijnse kalender werden berekend, kon na het begin van de 6de eeuw de gewenste uni formiteit op dit ^gebied geleidelijk uit groeien. Meer dan 1000 jaar lang heeft de Kom. Zie tuij staan langs de wegen, hebben de palmtak genomen. Wij hoorden, dat Gij zoudt komen en gaan 17 verwachtend tegen. Het wonder, dat wij verwachten, is niet het licht, dat de blinde door Uw ontferming zal vinden. 't Is ook niet, Meester, 't verzachten van pijn, van smart en ellende, 't Is niet, dat Gij zonder vragen de last der zieken wilt dragen en eeuwig genezing zenden. Neen, 't is Uw zegenend komen, het wonder van bij ons blijven. Zou dan het hart ons niet drijven? Uw dag, wie kan hem verdromen? Wij gaan U verwachtend tegen, hebben de palmtak genomen. Wij hoorden, dat Gij zoudt komen. Kom, Christus, langs onze wegen. anthonie stolk berekeningsmethode van Dionysius bij het vaststellen van - de Paasdatum stand gehouden en zelfs geldt zij nog steeds voor kerkelijke aangelegen heden in sommige landen. Maar ook volgens deze Dionysiaanse rekening was de vaststelling van Pasen niet ge makkelijk en in de Middeleeuwen be hoorde de kalender (reken) kunst tot de moeilijkste vakken op de klooster scholen. Dat het bepalen van de Paasdatum zelfs met moderne astronomische mid delen niet zo eenvoudig is als het de leek toeschijnt, bewijst wel het geva' da* zich in 1924 heeft voorgedaan. Ter ver duidelijking daarvan moeten we ver melden dat onze maan een veel inge wikkelder beweging volgt dan het ons meestal toeschijnt, zodat men gemaks halve een tweede maan heeft geconstru eerd. Deze tweede, denkbeeldige maan, houdt weliswaar ongeveer gelijke tred met de werkelijke maan, maar is in haar bewegingen aanzienlijk regelmati ger. het DE kerkelijke berekeningen vaststellen van de Paasdatum gebaseerd op de bewegingen van deze theoretische maan, waardoor zich ten opzichte van de werkelijke maan wel eens aanzienlijke verschillen kunnen voordoen. De ware maan was bijv. vol op Vrijdag 21 Maart 1924, zodat het de volgende Zondag Pasen had moeten zijn; dat was dus 23 Maart. Maar de theore tische maan was in dat jaar reeds een dag eerder vol, t.w. op 20 Maart, zodat de eerstvolgende volle (denkbeeldige) maan na 21 Maart, vèr in April viel Dientengevolge viel Pasen 1924 op 20 April, inplaats van op 23 Maart. De geniale wiskundige Gauss heeft ruim anderhalve eeuw geleden een Hel meerdere van de lijdensweken Heel lioog in de toren wordt juichend geboren het feestelijk lied, dat klink-klankt en tsjingelt, dat trillert en klingelt, dat buitelt en stoeit. Een speels melodietje, coquet favorietje dat iedereen boeit. Blij zwaaien de klokken en strooien als vlokken bun zilv'ren geklank. Het duikelt en vlindert, bet sprankelt en mindert de vaart die ge bad in 't rusteloos jagen van druk-wecksc dagen. Hei, beiaardier, dank ROBBIE RADAR f7 EN dezer dagen ontmoette ik "iemand die openhartig zei: ,,Ik heb genoeg van de lijdensweken en wil de maar liever dat u een blijdcr ge luid liet horen De mam die deze opmerking maak te, had van ver een Bijbelse waar heid gezien cn begrepen, dat nl. de lijdensweken maar een brug vormen naar iets dat veel heerlijker, veel zonniger is, nl. de Hof van Jozef van Arimathea, waar wij de Opstanding en het Leven tegenkomen. Paulus schijnt ook iets dergelijks te bedoelen als hij zegt; .Christus is gestorven" en er veelbetekenend aan toevoegt: ,,wat meer is, Hij is ook opgestaan." Het is alsof hij zeg gen wilde: als het sterven van Jezus al véél voor ons betekent, dan bete kent Zijn opstanding toch nog méér. Maar wil dit nu zeggen, dut wij daarom de prediking over het lijden van Christus niet nodig hebben of achterwege kunnen laten? Stel u zoiets eens voor. Zouden wij dan niet even dwaas doen als iemand, die naar een huis gaat kij ken dat in aanbouw is en als hij de muren ziet verrijzen, zou zeggen: ..Ik heb niets met die muren te ma ken. Het gaat mij om het dak! Laat mij het dak maar zien!" Moeten er dan geen muren zijn waarop het dak kan rusten? Wilt u een dak plaatsen voordat de muren gebouwd zijn? Of wat zoudt u zeggen van iemand, die met veel gratie met zijn vinger een bloem aanraakte en zei: „Om deze bloem is het mij te doen; ver der heb ik niets te maken met die lelijke stengel en de knoestige wor tels." Goed, neem de stengel dan maar weg, verbrand'de wortels en wAnr is dan uw bloem gebleven? Waarom zes weken stilgestaan bij Zijn lijden en sterven? Waarom niet liever dat droevig, spookachtig ver leden vergeten en stilgestaan bij het lichte, schone heden? Zo horen wij menige stem spreken. Maar waarom hebben wij die af keer van het lijden? De Opstanding heeft ons niet verlost. De Opstanding is de hoeksteen van de Kerk maar wat de Kerk in het leven riep, wat haar heeft mogelijk gemaakt in de ontwikkeling van het leven, is het Kruis van Christus. Ik kan u enkel maar zeggen dat als gij het Kruis van Christus uit mijn Evangelie wegneemt, gij er op hetzelfde ogen blik de Opstanding uit weg neemt. Het ene is afhankelijk van het ande re. Laat daarom Christus' gemeente gerust haar oog vol spanning op de morgen der Opstanding richten. Dat is inderdaad het eind van de lijdens weken en dat is ook de hoge berg top waar wij het licht in volle luis ter zien stralen. Maar laat zij niet vergeten, dat el ke bergbeklimmer bij de voet van de berg moet beginnen als hij de hoge top in de zon wil bereiken. Al leen wie klimmend langs de steile helling van Christus' lijden op de bergtop komt, kan in zijn handen klappen omdat hij het diep geheim van de Paasmorgen verstaat methode aangegeven, waardoor met be hulp van het jaartal en een paar een voudige getallen de Paasdatum kan wor den becijferd. Voor 1954 gaat dit aldus: 1954: 19; rest is 16 (a) 1954: 4; rest is 2 (b) 1954: 7; rest is 1 (c) (19a plus 24) 30; rest is 28 (d) (2b plus 4c plus 6d plus 5): 7; rest is 6 (e) Aangezien dj Paasdatum valt op 22 d+ e Maart,dus op 56 Maart, zou voor 1954 de 25ste April uit de bus komen. Maar z~lfs Gauss heeft :net betrekking tot Pasen geen for mule zo: der uitzonderingen kunnen opstellen en hij voegde er dan- ook aan toe, dat tvanneer de datum op 25 pril valt, a groter is dan 10 en d gelijk is aan 28, 25 April moet worden varvangen door 18 April. Dit heuge lijke feit heeft zich dan dit jaar voorgeaaan. Ook voor 1981 geldt een uitzondering, maar daar zijn we nog lang niet aan toe. (Overigens zij hieraan toegevoegd, dat dc getallen 24 en 5, die zojuist aan de berekende resten werden toegevoegd, bepaalde constanten zijn, die voor de verschillende eeuwen andere waarden kunnen hebben, zodat de formule van Gauss alleen betekenis heeft indien de ze constanten bekend zijn). HET schijnt onbegrijpelijk dat men een tijdlang dit bewegelijke en moei lijk vast te stellen Paasfeest tevens als aanvang van het Nieuwe Jaar heeft ge nomen Toch was deze ontwikkeling niet onbegrijpelijk. Aanvankelijk viel dc Nieuwjaarsdag, in navolging van de Ro meinen, op 1 Januari, maar aangezien op die dag nogal losbandige feesten (de Saturnaliën) werden gevierd, werd in de eerste eeuwen na Chr. van kerke lijke zijde het jaarbegin op 25 Decem ber vastgesteld. Dot lag eigenlijk in de rede, want toen door de zojuist genoem de Dionysius Exiguus de Christelijke tijdrekening werd ontworpen en de jaar telling vanaf de geboorte van Christua werd gerekend, lag het voor de hand ook hetv Nieuwe Jaar bij de geboorte van Christus te laten aanvangen. Maar in de practijk bleek het jaarbegin, dat midden in de maand December vlei, toch wel buitengewoon onhandig. Daar om kwam men omstreeks de 7de eeuw toch weer op 1 Januari terecht. Maar onder Karei de Grote liet men de Nieuw jaarsdag weer op Kerstmis vallen. En na die tijd is het geharrewar eigenlijk pas goed begonnen. Want nóg consequenter is het om het Jaar te laten aanvangen met Maria Bood schap, dus op 25 Maart. Dit voerde te gen het einde van de 11de eeuw in Frank rijk tot een andere nieuwigheid, want men ving het jaar aan met Pasen, zijn de het belangrijkste feest omstreeks 25 Maart. Deze Paasstijl heeft grote opgang gemaakt, zodat sinds ca 1100 overal daarmede rekening moet worden gehou den. Een onhandiger aanvang van het Jaar dan Pasen is welhaast niet denk baar. Over de bewegelijkheid van dit feest cn de moeilijkheid om het vast te ■tellen, hebben we reeds gesproken. Ala het nu treft, dat Pasen het ene laar vroeg, en het andere Jaar laat valt, heb ben de Jaren een lengte die onderling wel 70 dagen kan verschillen, waardoor bepaalde data het ene Jaar in het ge heel niet. en het andere Jaar dubbel kun nen voorkomen! Op de vreemde consequenties dit deze Paasstijl tot gevolg had en op de moeilijkheden die zich hierdoor b\j Ce ch'onologie voordoen, zullen we kortheldshzl niet verder spreken Genoc z wat onze streken be reft. Philips II in 1575 hieraan eet einde lachte, een afregel waar voor -e hem bv all verwijten die hij te inenseren heef gekregen, dank baar kunnen rtfn. H. PÊTILLON. iOWÜAUSBLAD lu AftUL 1954 niet terug voor de lichtste en meest be smettelijke kleuren van zomerjaponnen of voor kindergoed, want eventjes door 'n sopje en 't is gebeurd. Voor de moderne vrouw is de was heus géén probleem meer en weet u. wat zij vooral zo leuk vinden? Dat a' die dingen, waar de vrouwen zoveel gemak van hebben, zoals de ver schillende wasmiddelen en wasmachines, meestal uitgevonden zijn door mannen en niet door vrouwen, wat men eigenlijk toch veel eerder zou verwachten. 'i Werk van de vrouw heel wat vereenvoudigd ONGETWIJFELD zal door verreweg het grootste percentage van de Ne derlandse huisvrouwen Maandag als de wasdag worden beschouwd. Wanneer wij op Maandagmorgen, zo tegen een uur of twaalf, d« stad door kruisen, zien wij overal, waar we maar enigszins een blik kunnen slaan op de achterzijden van de huizen, vrolijk wap perende witte vlaggen, van allerlei af metingen. Dat is het resultaat van eni ge uren ijverig werken van de huis- verder aan onder- en bovenkleren hangt. En vanzelf denken we aan de zeilen van een jacht, die ook zo gezellig kun nen bollen door de wind. We vermoeden dat dit Maandagse beeld, dat er altijd al geweest is, wel blijven zal ook. Toch is er wat de werkzaamheden voor de was betreft voor de huisvrouwen wel iets veranderd. Wij geloven niet, dat er in onze mo derne tijd met de steeds meer geperfec- tionneerde, zelfwerkende wasmiddelen en wasmachines, nog veel vrouwen zijn. die zach af staan te sloven pp de weke- Zoals vroeger gebruikelijk was: met borstels en planken, wasborden en der gelijke martelwerktuigen voor het tex tiel, waren de vrouwen met stuk ge wassen handen en stram van het uren lang voorovergebogen staan over wastob bes. wa-e slachtoffers van de was. Dat behoort gelukkig, tot het vêrleden. De vrouwen beschikken thans over zó veel dingen, die het wassen, zelfs van grote stukken, sterk vereenvoudigen, dat zij, óók op de wasdag, nog voldoende tijd overhouden, voor een heleboel an dere dingen. Daarom schrikken zij ook helemaal Natuurlijk zijn er ook vele huizen, waar nooit een dergelijke ..vlaggenpa- rade" gehouden wordt, maar dit zijn de uitzonderingen cn die inspireren ons dan ook n'iét, om er één letter aan te wijden. Daarom kijken wij met genoegen naar die grappige' balcons der nieuwe huizen, die ons soms aan vogelkooitjes doen denken, en waar wij op Maandag morgen. huis aan huis de schone was aan de lijnen zien hangen. Ja, het is een leuk idéé, dat op één dag, althans één ochtend in de week, zoveel huisvrouwen op dezelfde tijd on geveer allemaal met hetzelfde werk be zig zijn: de was! Komen wij om negen uur 's morgens langs die huizen, dan hangt er nog niets, maar is het een paar uur later, dan lijkt het wel of er een wedstrijd is geweest, wie of het eerst het schone textiel aan de lijn zal hebben, want dan hangen ineens, èl die lijnen voL Dan zien we de wind spelen met dc lakens, slopen, zakdoeken cn wat er <zDe trap (XX) Uit de VOLKSWIJK Jk begrijp niet, waar je de moed vandaan haalt om in zo'n huis te wonen?" [7EN huisbaas, die huur ophaalt en zo mogelijk die huur ook nog opslaat, die geen verknappin- gen laat aanbrengen, doch wel naar de kerk gaat kan zulk een man 'n onoverkomenlijke hinderpaal tot kerkgang vormen voor de mensen uit de volkswijk? Zo stelt de gast vrouw het immers. Zo stellen vele anderen het ook, met dien ver stande dat het dan mogelijk niet om de huiseigenaar gaat, maar om een bedrijfsdirecteur, om een win kel er, om een ambtenaar, of om wie ook. De variatie is overigens maar ogenschijnlijk; in wezen heeft het steeds betrekking op een ont moeting tussen twee sociologische lagen: de laag van de volkswijkers enerzijds en die van de min of meer besturende, bezittende klasse anderzijds. En daarmee is dan een uitermate moeilijk probleem ge- ste'd met een hele serie van neven probleempjes. Om met de laatsten te beginnen: welke zin heeft vanuit kerkelijk gezichtspunt al de evangeliserende arbeid, wanneer de bewerkten uit eindelijk omdraaien voor de laatste hindernis van de kerkgang? Ik be doel niet dat de verkondiging van het Woord enkel en alleen zou ge schieden om zieltjes te winnen. Ik bedoel evenmin dat kerkelijke col leges zo eens in het jaar, of des noods eenmaal in de tien jaren, zullen vragen naar het kerkelijk rendement van alle gelden, die aan het apostolaatswerk ten koste wor den gelegd, en dan bedenkelijk zullen kijken, als ze merken dat één nieuw lidmaat zo'n lieve tien duizend gulden heeft gekost. Zo is de kerk werkelijk niet. Zij weet dat zij haar taak heeft te vervul len. ongeacht succes of vruchteloos heid. Zij weet dat zij deze taak trouwens niet mag veronachtzamen omdat zij dan niet langer kerk van Christus zou u?ezen. Maar om te zwoegen en te weten dat er ergens gelijktijdig een onoverkomenlijke moeilijkheid bestaat om iets te be reiken ddt is toch ook wel een onmogelijke opdracht! Een ander vraagstuk: wat komt er terecht van de opbouu allerheiligst geloof, indien kelijk getrokkenen „leerrede" beluisteren? Het is toch al moeilijk om bekeerlingen zover te brengen dat hun geestelijke magen vaste spijs kunnen verdra- gei:. Discipelen en apostelen heb ben moeten klagen over het feit dat ze almaar opnieuw fundamen ten moesten leggen in de slappe veenbodem van de jonge kerken, waar de langste heipalen spoorloos wegzakten. Hoe veel erger wordt dat als men niet eens de moeite neemt om samen met de gemeente te vergaderen.' wanneer de bewerkten uitein delijk omdraaien voor de laatste hindernis van de kerkgang Volgend vraagstuk: hoe geraakt men onder dergelijke omstandighe den tot een wezenlijke gemeen schap? Het is alles goed en wel: een bezoeker beklimt trappen en voert gesprekken. Hij heeft con tact en wordt daarom gewaardeerd. Maar hyj is dan ook de enige mens waarmee een dergelijk contact be staat. Wanneer h\j te eniger tijd deze volkswijk verlaat, blijft daar dus een totaal eenzame groep en kelingen achter. Men kan niet spreken van eer» kudde. Men kan niet spreken wan saamhorigheid. De een kent nauwelijks de ander. En daarmede geeft men mensen Maar ondanks al die vereenvoudigin gen, weten wij zeker dat er één ding altijd hetzelfde gebleven is, en dat is het voldane gevoel van alle huisvrouwen wanneer de was hangt te wapperen aan de drooglijnen. Dan kijken ze zo'echt verheugd rond, alsof ze zeggen willen: Ziezo, dót hangt, daar ben ik weer voor een hele week van af! Niet omdat het haar te veel is. wat het werk betreft, maar het gevoel dat alles weer schoon is, en straks gestre ken de kast ingaat, geeft iets behage- lijks. Daarom wassen de vrouwen bij voor keur op Maandag, want des te eerder ligt dan alles weer keurig gestreken op de plaats waar het hoort, cn dan heb ben ze nog een lange week vóór zich zonder was. Het bewijs voor deze veronderstelling hebben wij gekiegen, door dat speciaal op Maandag het blinkerende witte tex tiel ons vrolijk tegenwappert. terwijl dit op andere dagen van de weck slechts sporadisch het geval is. F. E1SELIN HOON pr\js aan de totale vereenzaming. Men moet zich werkelijk afvragen ,t of het wel zin heeft iemand te bc- naderen, wanneer je van te voren n weet dat je hoogstens wat verwach tingen wekt waaraan uiteindelijk niet zal kunnen wórden voldaan. Want in dagen van verdriet, van ziekte en van dood, zal niemand hen missen, en de bezoeker zal niet eens weten dat h(j ergens nodig is. Maar het diepst grijpt nog het kernvraagstuk: is een kerk wel kerk, indien ze alleen maar be paalde volkslagen bereikt? In feite is in vele gemeenten zo de situatie geworden Wie de kerkelijke kaart van Nederland enigermate kent, weet dat men middenstandskerken boerenkerken, arbeiderskerken, ka- pita listen kerken, intellecfuelenker- ken en nog andere kan onderschei den. Maar een bestaande situatie is daarrnet nog niet een aanvaard bare situatie. In de oude gemeente mochten dan „niet vele" edelen en wijzen gevonden worden, ze waren er rujehtans. De slaaf Onesimus en zijn bezitter Filemon behoorden tot één gemeenschap. Paulus voer de geen pleit voor een opheffing rap de slavernij, maar toe! voor een christelijk verkeer tussen knecht en heer Hier lijdt de kerk onzer dagen aan een dodelijke Kwaal, en langs welke weg moet hiervoor genezing gezocht worden? Het zijn zware vragen waarvoor de bezoeker door een haast ter loopse opmerking van zijn gast vrouwen gesteld wordt. Hij weet er eigenlijk geen raad mee. Natuur lijk hij zou iets kunnen vertellen over de moeilijkheden van pand- jesbezitters, tvier eigendommen in waarde daalder en toier eigen be staan daardoor bedreigd wordt. Maar een dergelijk betoog is onver staanbaar voor hen, die zelf nooit enig bezit kenden. De enige oplos sing zou hier slechts gevonden kun nen u'orden als in de concrete situatie verhuurder en huurder, leverancier en klant, ambtenaar en loketmens als Onesimus en Filemon een ehrisfelüke omgang konden scheppen Alleen: Onesimus voelt er beslist niet voor. En of Filemon er toe genegen is ja, dat staat óók nog te bezien f WIJKPREDIKANT. AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 10