c €S3BBQI onze jeuqó-pa,qinè,~== OMA's verjaardag onze BRievenBus Ook de vliering kreeg een beurt 2 ZONDAGSBLAD 3 APRIL 1954 MST een somber gezicht stond mijn heer De Bruin voor het raam en staarde naar de gestadig neerdruilende r€AUes zag er naargeestig uit. De dak pannen van zijn overbuurman glommen van het regenwater; het drupte van de struiken in het voortuintje en van de glanzend gelakte bestelauto die voor buurmans huis geparkeerd stond. Regen op een vrije dag! 't Was om uit je vel te springen. Hij ijsbeerde een tijdje door de kamer en bleef toen weer voor het raam staan. Neen, het werd vandaag niks, dat had hij al gezien. Het visgerei, dat hij de vorige avond hoopvol had klaargezet, kon wel in het schuurtje blijven staan. Jammer van de vrije dag die hij na de wekenlange drukte eindelijk losgekre gen had. „Het ziet er niet naar uit dat het gauw droog wordt, man". Hij bromde maar wat in antwoord op de weinig vertroostende opmerking van zijn vrouw en draaide zich om naar het radiotoestel, 't Was bij achten, mis schien gaf het weerbericht enige hoop. Hij zette het toestel aan, stopte vervol gens een pijp en wachtte geduldig af. Even later klonk de bekende stem door de kamer en mijnheer De Bruin, gehuld in wolken tabaksrook, luisterde gespannen voorovergebogen toe. „Zwakke tot matige Zuid-Westelijke wind. In het westen des lands de gehele dag regen, in het Oosten tijdelijk enige opklaring..." Met een driftige handbeweging legde mijnheer De Bruin de niets kwaads ver moedende spreker het zwijgen op Zijn vrouw zweeg ook. In dergelijke omstandigheden moest zij hem laten be tijen, dan draaide hij vanzelf weer bij. Maar in stilte maakte zij haar plan voor deze dag. En in dit schema kwam de regen prachtig van pas! EEN uurtje later stak zij voorzichtig van wal. Haar man had juist de post doorge keken. Een brief van Lien, hun getrouw de dochter in Amsterdam, lazen ze sa men. Zij hoopten de Zondag over te ko men logeren. En of moe al met de schoonmaak begonnen was. „De schoonmaak, ja..." Mevrouw xuchtte eens. „Zeg man. als we vandaag samen eens aan de vliering begonnen?" Het hoge woord was er uit en hoop vol keek zij haar echtgenoot aan. Deze zei eerst niets, deed alleen een paar krachtige halen aan zijn pijp. ,,'t Komt nou net zo mooi uit. 't Is toch geen weer om naar buiten te „Och, jij altijd met die schoonmaak! Je loopt Iedere dag met de stofdoek door het hele huis en dan moet toch nog een keer alles ondersteboven ge haald worden!" Mevrouw schudde meewarig het hoofd over zoveel wanbegrip. „Die mannen zijn allemaal precies eender! Maar het is werkelijk hard no dig dat alles eens een goede beurt krijgt. Dacht je soms dat wij het zo maar voor de aardigheid doen? En je weet ook wel dat ik overal alleen voor sta nu Lien er uit is. Als ik een dienstmeisje had zoals dat schepsel van hiernaast, dan zou ik je helemaal niet lastig val- Mevrouw deed een goede zet door „het schepsel" ten tonele te voeren. Het was mevrouw Kraaiendonk, die met haar grootdoenerij mevrouw De Bruin dikwijls jaloers en haar man deswege even zovele malen spinnijdig had ge- Kraaiendonk had zich in het zakenle ven een betrekkelijke welvaart weten te verwerven en hij zowel als zijn vrouw demonstreerden dit wel wat al te dui delijk voor hun omgeving. Zonder het te willen weten krenkte het mijnheer De Bruin In niet geringe mate dat zijn vroegere kantoorcollega, nadat hij in za ken was gegaan, hem zoveel sporten op de maatschappelijke ladder achter zich had gelaten. Maar goed, het was nu eenmaal een feit dat zijn salaris het niet toeliet er een dienstmeisje op na te houden, ter wijl rijn vrouw de laatste tijd toch ook niet zo flink meer was. Deze laatste overweging vertederde het opstandige hart van mijnheer De Bruin wel enigszins. Het was toch eigen lijk niet zo onbillijk wat zijn vrouw van hem verlangde. Zijn plan voor deze dag was toch in het water gevallen. Mevrouw De Bruin, die ongemerkt haar echtgenoot observeerde, consta teerde tot haar grote vreugde de koers wijziging van haar echtvriend. „Zullen we eerst een kopje koffie drinken?" stelde zij voor. Mijnheer, helemaal bijgedraaid, knik te Instemmend en tuurde, voor de zo veelste keer deze morgen, door het raam. Het stortregende nu. koRt veRha,d,L v&n ARie v&n muLLem EEN kwartiertje later beklom mijn heer De Bruin het krakende trapje naar de vliering. Boven gekomen overzag hij met be denkelijke blikken het werkobject. Dat was geen kleinigheid! De vliering, verzamelplaats van min- dei gangbare en afgedankte gebruiks voorwerpen, was tjokvol. Maar hij had „a" gezegd, nu moest „b" noodwendig volgen. „Als jij het nou aanpakt", zei hij tegen zijn vrouw, die op de overloop was blij ven staan, „dan laat ik het wel zakken". De daad bij het woord voegend, kniel de hij neer en schoof een cartonnen doos over de rand van de vliering in de richting van de uitgestoken handen Het begin was al niet bemoedigend, want vóór zij de doos omvatten kon schoot de bodem los en de rijk geva rieerde inhoud, bestaande uit een paar oude schoenen, twee paar schaatsen uit de tijd toen zij nog rapper ter been waren benevens enkele afgedankte blik ken bussen, stortte naar beneden. Een van deze bussen viel tot overmaat van ramp nog open ook en de inhoud, kno pen in diverse maten en kleuren, rolde in alle richtingen over de zolder. Dwaas grinnikend keek mijnheer De Bruin naar beneden waar zijn vrouw mopperend het zaakje bij elkaar schraapte. „Jij bewaart ook alles, zeg! Je kon we' eens een knopenhandeltje gaan be ginnen!" „Ja, lach maar" foeterde zij, „als het zo doorgaat komen we vandaag zeker Hei ging na deze kleine tegenslag echter beter. Door de ervaring geleerd, ging hij wat voorzichtiger te werk. Het was nog niet zo'n onaardig werk je ook. vond hij, toen zij een poosje bezig waren. Er kwamen dingen voor de dag van welker bestaan hij niet eens Kijk! Dat oude vouwstoeltje kon hij bij het hengelen nog best gebruiken en daar had je waarempel de zaag waar naar hij laatst, bij de reparatie van het kolenhok, zo naarstig had gezocht, 't Was toch wel goed dat hij eens mee hielp met de vlieringschoonmaak. Die vrouwen stopten zoiets maar gedachte loos in een hoekje. Zijn vrouw was even naar beneden geroepen door het bekende belletje van de melkboer en mijnheer De Bruin neus de intussen in een paar dozen die zijn nieuwsgierigheid hadden opgewekt. „Aha!" zei hij plots in zichzelf, „daar heb je een ouwe bekende!" Het was de hoge hoed, die hij ge kocht had toen zij trouwden. Het eer tijds zo glanzende ding was dof en vaal geworden en het lint lelijk verkleurd. Het was al een hele tijd geleden dat de hoed was afgedankt, maar hij wist niet dat hij nog op de vliering stond. In een kwajongensachtige bui zette hij de hoed oo en tuurde naar bene den. Wat zou z'n vrouw ogen opzetten wanneer ze boven kwam! Maar ze kwam nog niet. Hij hoorde haar in de keuken bezig. Zeker naar het eten kijken, want de morgen was al een aardig eindje verstreken. Mijnheer De Bruin snuffelde verder. In een andere doos zaten boeker. Oude romans, half uit de band en met ezels oren, boekjes van school en een paar tijdschriften. Het was verbazend interessant weer eens in die oude dingen te bladeren. „Hé, dat is nog van het school jubi leum!" Daarom was dat blad natuur lijk bew <ard. Verrast kroop hij wat naar de rand van de vliering om de foto be ter te bekijken. Waar bleef de tijd toch! Dat was al weer twintig jaar geleden... „Ja..." antwoordde hij verstrooid. „De gasfles is leeg, wil jij even een andere bestellen? Dan ga ik gauw boter Mijnheer De Bruin bromde nog een antwoord maai zijn vrouw ging de deur Voorzichtig scharrelde hij naar bene- 't Was niet ver, daar behoefde hij zijn jas niet voor aan te trekken en het zou buiten nu wel droog zijn ook. Hij had tenminste al een tijdje de regen niet horen tikken op de pannen. Snel stapte hij naar buiten en trok de deur achter zich dicht. Buurvrouw Kraaiendonk deed juist de deur open toen hij voorbijging. Een spotlachje krulde haar lippen en geërgerd sloeg mijnheer het stof van oude jasje dat hij vanmorgen op had al thuis. Hoopvol Maar hij maakte zich daar niet druk over, ofschoon de voorbijgangers het na tuurlijk wel opmerkten, dat zag hij aan de belangstelling, die zij voor hem toon den. Ziezo, hij was er. Er stond niemand in de winkel, dat zag hij al. „Onze gasfles is leeg", zei hij tegen het meisje, dat op het geluid van de winkelschel afkwam. Het meisje spande zich in om een glimlach te verbergen. ,,'k Zal het zeggen hoor, dan brengt vader hem wel direct!" „Prachtig", zei mijnheer De Bruin en hij haastte zich huiswaarts. Dichter bij zijn huis gekomen gluurde hij naar de deur van de Kraaiendonks. Deze was nu gesloten. Hè, alleen voor dat vervelende mens zou hij een andere jas aangetrokken hebben, anders lette hij nooit zo op zijn kleding. Zijn vrouw zei altijd dat hij verstrooid was, maar het was meer v.en kwestie van vormelijkheid en daarmee nam hij het niet zo nauw. \T OOR z'n huisdeur staande, bedacht hij met schrik dat hij zojuist wel wat al te lichtvaardig de deur achter zich dichtgetrokken had. De sleutel zat natuurlijk in zijn andere jas! Maar mis- belde hii aar Terwijl hij ongeduldig voor de deur heen en weer drentelde zag hij plots de gordijnen bij de buren vaneen gaan en daar verscheen het gullachende echt paar Kraaiendonk voor het raam. Ze keken naar hem, dat was duidelijk ge noeg. Uit ergernis over deze onbetame lijkheid dra_ide mijnheer De Bruin him demonstratief de rug toe. Op dat ogenblik ging tot zijn opluch ting de deur open. Zijn vrouw slaakte echter een kreet van ontzetting toen zij haar echtgenoot voor zich zag. „Man, wat bezielt je toch? Ben je nou helemaal...!" Met een onverschillig schoudergebaar stapte mijnheer De Bruin binnen. „Nou nou, zo'n drukte hoef je nou ook niet te maken over dat ouwe jasje!" „Jasje?" Mevrouws stem beefde van aandoening. „Man, kijk dan zelf!" Zij trok haar echtvriend aan z'n arm tot hij voor de spiegel stond. Toen viel zijn mond open van ver bazing en rood van schaamte bezag hij zijn spiegelbeeld. Daar stond hii met de verschoten hoge zije dwaas achterover op z'n grijzende hoofd. Hij steunde. „Nou begrijp ik waarom de mensen me zo aankeken en dat schepsel hier naast zo dwaas stond te lachen!" Zwijgend ging hij naar boven om de hoed op te bergen en tevens het vinnige commentaar van zijn vrouw te ontgaan. Een gezicht op de Here Jezus JN deze weken worden wij in de prediking bepaald bij het lijden en sterven van onze Zaligmaker. Dat is goed. Ook al had die man geen onge lijk die mij, toen ik eens n.a.v. Zon dag 14 over de maagdelijke geboorte gepreekt had, zei: het kan ook in Au gustus Kerstfeest zijn! Zo is het ook met de lijdensweken, Goede Vrijdag en Pasen. We mogen gerust ook in onze dagen om meer dan één reden, iets meer van de reserve der ouden bezitten ten opzichte van data en feesten. Aan de andere kant is er veel voor te zeggen, dat de gemeente in een be paalde tijd voor deze stukken en heils- feiten wordt gezet. Bovendien is, om met de Catechismus te spreken, het lijden en sterven van ChristiLs de enige grond onzer zaligheid. De dichter zegt: „Leer mij, o Heer, Uw lijden recht betrachtenin deze zee verzinken mijn gedachten". Het is een zee. Wie zal de lengte en breedte en diepte van de toorn Gods, maar ook van Zijn grondeloze barm hartigheid peilen? De rechte vrucht is, dat zich in ze- ofschoon de voorbijgangers het natuurlijk wel opmerkten kere zin herhalen gaat, wat hier be schreven staat. Dat een mens „een gezicht op de Here Jezus" mag krij gen. Jezus, de Man van smarten, ver acht en door ons niet geacht. En dan wordt even het „incognito" weggedaan. Wij hebben Zijn heerlijk heid gezien. Maar nog groter wordt het. Deze enig geborene des Vaders, Licht uit Licht en God uit God, heeft hemel en troon verlaten. Hij is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en Zijn leven te geven tot een rantsoen voor velen. „Zie hier ben Ik, om Uw wil te doen, o God". Dan komen de liederen van bevrij ding. Dat kan niet anders. Wat dunkt u? Daar is een mens, die tienduizend talenten schuld heeft en niets om te betalen. Maar zie, zijn bede: wees Gij mijn borg, wordt ge hoord. Dan gaan we Hem, die in de prediking ons uitgeschilderd wordt, volgen met het oog des geloofs. „Ik kost Hem die slagen, die smaad, die doornenkroon". Helaas, 't is al vanwege mijne zonden! Zoek dat, mijn lezer, met uw ganse hart. Aandoenlijkheid, zonder meer, is onvruchtbaar. Dit staat meestal een wezenlijk verstaan van het Evangelie in de weg. Een mens moet wederom geboren worden. Dat is zichzelf mis hagen, zich verootmoedigen voor God en zijn zaligheid en reinigmaking bui ten zichzelf zoeken en vinden in Christus. God geve, dat de prediking van Christus' lijden en sterven niet zonder vrucht bü u blijve. Hij geve in de weg der middelen, u dit gezicht op de Here Jezus". Dat is niet onvruchtbaar. Daar kunt u het leven, met al zijn zorgen mee aan. Dat leven met zijn materiële en geestelijke noden, met onmin en twist „wie de meeste is". Ik zeg niet, dat een mens dan niets meer te leren heeft, integendeel. Maar dan zijn we op weg naar de verlos sing. Naar die ure, dat ieder Jezus zal kennen, herkennen en erkennen. En waarin de verlosten „de Koning zullen zien in Zijn schoonheid". Ds. P. M. VAN GALEN. ZONDAGSBLAD 3 APRIL 1954 7 (Vervolg). Daar gingen ze. Jenny hield Peters' hand goed vast. Hans liep er naast, maar twee hekjes verder woonde Ed dy, zijn vriendje. Hij kwam al naar bui ten gerend. Jenny en Petertje keken nog eens om naar Mammy en zwaaiden. „Dèg, Mam!" hoorde ze Peter schreeuwen. Toen Jenny Peter bij zijn juffrouw ge bracht had, rende ze weg de hoek om naar haar eigen schooldeur. Het was wel erg laat. O, de deur werd juist door de hoofdonderwijzer dicht getrokken. Zou hij boos zijn? Ze belde hijgend en stapte vlug naar binnen, toen mijnheer Boorman opendeed. Ze lispelde zacht: „Goeden morgen, mijnheer". „Zo Jenny, jij bent zeker jarig hè? Je bent zo mooi!" zei hij en keek haar lachend aan. „Nee, mijnheer Boorman, mijn Oma is jarig morgen en nu gaan we van middag met de trein naar haar toe", antwoordde Jenny met een kleur als vuur van 't harde lopen en een bonsend hartje, omdat ze te laat was. „Nu, gefeliciteerd dan, meiske. Ga nu maar gauw naar je klas. Ik geloof dat Juf nog niet begonnen is", zei mijnheer Boorman vriendelijk. „Dag mijnheer", groette Jenny blij. Gelukkig, dat hij niets zei van dat te laat komen. Hij kon soms zo streng zijn. Ze vond hem. nu toch erg aardig. „Wat is dat voor een vreemd, deftig kindje?", vroeg Juf, die Jenny in de deur van 't lokaal opwachtte. „Die ken ik niet. Of ja, laat ik eens goed kij ken. 't Is Jenny, geloof ik. Is het niet jongens?" „Ja, ja 't is Jenny!", riepen de kin deren in de klas. Jenny lachte en vertelde aan Juf waarom ze zo deftig was. „Zo", zei Juf, „dat is leuk. En wat zeg je, heb je een versje geleerd voor Je Oma? Heeft je Moeder dat zelf ge maakt? Dat is knap hoor! Als ik ver teld heb, mag jij het hier voor de klas opzeggen. Doe je dat", vroeg Juf. Jenny knikte. Ze ging op haar plaats zitten en na 't zingen en bidden begon Juf te vertellen. Dat kon ze toch zo mooi! Jenny vond het altijd net alsof je er zelf bij was. Ze vertelde nu van de rijke man en de arme Lazarus. Jenny kon zich niet voorstellen, dat iemand honger had. Echt honger. Zij nooit hoor. Maar als je hele maal niets kreeg, zou dat wel anders zijn, dacht ze. Wel vond ze het ver schrikkelijk slecht van die rijke man, dat hij niets voor die arme Lazarus over had. Niet eens een dokter liet halen om zijn wonden te verbinden. Maar wat zei Juf nu? Dat je ook voor zulke mensen moést bidden? Ja, dat zei Juf. „Want als God je niet bewaar de, zou je net zo slecht kunnen worden als die rijke man". Wat erg zou dat Juf was klaar met 't vertellen. Nu moest Jenny voor het bord komen en haar versje opzeggen. Juf en de kinde ren vonden het prachtig! De morgen duurde lang voor Jenny. Vreselijk lang. Maar eindelijk werd het toch twaalf uur. Nu vlug Petertje opha len en dan naar huis. Hans zou wel met Eddy meegegaan zijn. Het eten stond al op tafel, toen ze thuis kwamen. Vader was er ook al. „Honger, Mams", riep Hans, terwijl hij de kamer binnenstoof. „Gelukkig, jongen", antwoordde Mammy lachend. „Eten jullie maar flink. En dan... naar de trein!". T* WEE oude mensen zaten voor het raam en keken de lange straatweg af. Zou er al een bus komen? Het wa ren natuurlijk Opa en Oma. „Zie jij iets, Jenny?" vroeg Opa, ter wijl hij zijn bril afzette om hem schoon te maken. „Nee, nog niets", antwoordde Oma. Oma heette ook Jenny. Daar was onze Jenny maar wat trots op. Ze wilde graag net zo lief worden als Oma. Maar dat was lang niet altijd zo hoor. Jenny was vaak kattig. „Ja, ja, ik zie ze komen, de bus komt juist de hoek om", riep Oma. Vlakbij hun huis was een bushalte. Dat was erg makkelijk. Als ze met de trein aankwamen, moesten Jenny, Hans en Peter en hun ouders eerst nog een poos in de bus zitten. Opa en Oma woonden een eind buiten het dorp. Dat was juist heerlijk! Er was een prachtige grote tuin met bloe men en een stukje met groenten en aardappelen. Maar achterin en dat was nu juist het heerlijke, daar was een plek met hoog gras en bomen. Bomen, waar je in mocht klimmen en struikge was, waar je verstoppertje en rovertje kon spelen. Ze namen dan ook altijd hun speelpakjes mee, want die mochten wel vuil worden. Opa deed de deur open en als eerste rende Hans naar binnen. „Dag Opa, hoe gaat het met u" zei hij, terwijl hij Opa een hand gaf. Toen begroette hij Oma. Ondertussen waren Paps en Mammy met Jenny en Peter ook aangekomen. Dat was een begroe ting! Ze hadden elkaar veel te vertellen, natuurlijk. Opa zat met Hans te pra ten. Hij vroeg of hij het niet saai had gevonden, die lange treinreis. „Nee hoor Opa", zei Hans, „je ziet zoveel. En ik zag een reiger bij een sloot, hij stond zó stil en vloog niet eens op toen de trein voorbij reed." „Dat is hij natuurlijk al gewend", antwoordde Opa. „Maar zeg, wisten jul lie al, dat ik kleine konijntjes heb?" „Nee, Opa, dat wisten we niet", rie- „Nu, kom dan maar mee naar de tuin, dan zal ik ze jullie laten zien", zei Opa en ging hen voor naar de tuin. „Ha, fijn", lachte Jenny. Ze was dol op dieren. Hans ook. Ze wilden zo graag een hond hebben. Een grote. Zou je zo heerlijk mee kunnen stoeien en ravot- „Kijk", hoorde ze Opa zeggen, „hier zitten ze. Ze zijn nog niet erg groot, maar dat is juist wel leuk voor jullie, nietwaar?" Ja, daar zaten de konijntjes in een mooi groot hok. „O," zuchtte Jenny, „die witte vind ik lief. Wat een mooie rode oogjes heeft hij. Hebben ze namen. Opa?" vroeg ze Tot de volgende week. M'n beste nichten e: Kinderen, eerst moet mij wat van het hart.. Veel meisjes en jongens zullen ver leden weck hun naam niet in „De Brieven bus" zijn komen. Het lijk zo, dat ik vorige week door allerlei dingen niet in staat was een grote brie venbus te maken. Daarom zal ik deze week nog enkele nichten en neven, die mij vorige keer schre ven, beantwoorden, i Allemaal gaat natuur lijk niet, omdat ik brieven heb gekregen. Kijk dus goed uit of je je naam tegenkomt. Zo, dat was dat en nu ga ik vertellen, wie deze week de prijzen hebben ge- De hoofdprijs is voor Bram ook veel van Eesteren, terwijl Ina van der Staay, Rietje Hageman en Dolf Bloe mendal ieder een troostprijs zullen ontvangen. Tenslotte wil ik vragen wie er wil corresponderen met ons nichtje Anneke Baerveldt. Dit meisje wordt al lange tijd verpleegd in het Zeehospitum te Katwijk en zij zou zo graag met iemand schrijven, die van dieren houdt. Wie? Dus jullie wonen in een deftig huis zo te zeggen, Beppie Barnhoorn, fijn zeg, dat je zomers zo een duik in het water kunt nemen. Zo is 't maar net, Freddie Rietveld, mijnheer Jansen kan nu weer een paar nummertjes weggeven. Ik hoop dat jullie goed spelen, Rob van Wetten op 8 April. Goed op de maat letten hoor. Natuurlijk vind ik een tekening ook goed, Corrie Bokhorst, stel je voor, dat ik dat niet leuk zou vinden. Jij bent dus jarig geweest, Tinie van Noort; is het een prettige dag geworden? Die puzzle was inderdaad een beetje moei lijk, Marianneke Kaspers, maar dat moet ook wel, dat houdt de spanning erin. Bartel Vianen heeft een nieuw psalmboek en een paar nieuwe schoe nen gekregen. Kun je zvlf de psalmen al lezen, Bartel? Wat een visite heb jij gehad. Margreetje Koornstra. Meer dan twintig kinderen, dat zal een drukte ge weest zijn. Jij bent verwend hoor, even als je zusje Willie, die met vader in de auto mee mocht. Jullie kunnen best om de beurt schrijven, hoor Thea en Laurens Geleynse. De overgrootmoeder van Nella Overbecke wordt deze maand ...honderd jaar. Nee maar Nella, dat is even geweldig, je vindt het zeker heerlijk om er naar toe te gaan. Fijn, dat moeder weer beter is en jij weer mee kon doen, Harric Pronk. Groetjes aan Anneliesjc. Afgesproken, Ria Kok, ik krijg een foto van jou. Hoe heet jouw kleine broertje, Ria Wasboren (goed ge schreven, ik kon het niet goed lezen)? Hij begint zeker al een beetje te pra ten. Ik heb ook weer heel wat versjes, kaarten, opstellen en tekeningen gekre gen en daarvoor wil ik Debora Deve- ling, Nelleke van der Bijl, Willy van den Heuvel, Lcnie van der Pijl, André Horlings, Tineke Sprayt, Hannie van den Bos, Mieke Biever en Japke Vis harte lijk danken. Mooi hè, zo'n seringen- boom in de tuin, Afkc Bergsma. Ik vind de geur van seringen heerlijk, jij ook? Deze brief was op tijd gekomen, Nans en Lida Figge. Jammer, dat jullie vori ge week de brief waren vergeten. Dus jouw hart heeft vol verwachting ge klopt. Mies van der Kaaden. Het is toch geen Sinterklaas bij jullie thuis? Ik krijg alleen postzegels uit het binnen land van zeven en van tien, Gert van Elderen en die zul je zelf ook wel ont vangen denk ik. Buitenlandse postzegels heb ik jammer genoeg niet voor je, Gert. Jouw moeder is morgen jarig. Hannie van de Berg. Een gezellige dag toegewenst, hoor. Is het luierbroekje al klaar, Greetje Grotendorst? Het is toch geen grapje, dat jullie op 1 April vacan- tie krijgen. Joop Dijkstra? Wat zielig van jouw kleine neef, maar hij zal nu »of<9a$oK8cgaK8cScf<9Qga<aoSaS<$<^«»c8c*<aiasaK®cscK»cgaK®cS<S<*aS^^ verjaardag Wie Petzi is weten jullie natuurlijk al lemaal. Op Vrijdag 27 Maart 1953 ver scheen hij voor het eerst in onze krant en sindsdien kunnen we elke dag over zijn spannende avon turen lezen. 27 Maart is juist Petzi's ver jaardag. En hoe die vorige week Zater dag is gevierd, kun je op deze leuke tekening zien. Alle oude kennissen ver schenen op de „re ceptie" en allemaal brachten ze een ge schenk mee. Weten jullie nog hoe deze feestgenoten heten? Wat heeft dit wel te betekenen, zullen jullie je misschien wel af vragen. Wel, het is de bedoeling, dat jullie aan de hand van de lijn tjes, die je hier ziet, zelf een tekening maakt. Je mag tekenen wat je wilt, maar de lijntjes moeten er in worden verwerkt. Kleuren mag natuurlijk ookJullie weten het natuurlijk: de hoofdprijs ligt weer klaar naast de drie troost prijzen. wel weer een eind beter zijn denk ik, Ida Boer. Ook Jan Sloof verraste mij met een tekening. Ook bedankt, Jan. Wat een enige foto heb jij mij gestuurd, Arda Prins, je stond er keurig op zeg. En hoe ziet je pop er uit in haar nieu we truitje, Ella Joziasse, of is het nog niet af? Wat een grappenmaker is dat broertje van jou, Bep Zandvliet, jij laat je zeker voor de leut wel eens foppen. Waren je ouders tevreden over je cijfer: op ouderavond, Cor Steenwijk? Tonny en Maaike van Andel, die nog niet kun nen schrijven, hebben toch de puzzle opgelost. Knap hoor. Jij hebt vorige week zeker ook tevergeefs uitgekeken naar je naam, Loesjc den Braber, even als Ida. Heb ik nu beter opgepast? Hoe is de foto geworden? Natuurlijk „Kool meesje" ging dat vanzelf, maar ik moest toch laten weten, dat ik wist wie jij was? Groetjes aan „Winterkoninkje". Jij had veel werk aan dat vissertje be steed, Dimmy Jansen, m'n compliment hoor. En jullie maar tellen en rekenen op die machines zeker Anne van Dool. Zoiets moest je op school ook hebben. Al weer een nichtje, dat mij een foto belooft en dat is Truus van Ilcmcrt. Ik ben benieuwd Truus. Hartelijk dank voor jullie kaart, Frits en Goofke van de Water. Nu ik het toch over een foto heb, jij stond er ook goed op, Fredie Rietveld. Hennie Moerkerken gaat dit jaar naar de Huishoudschool En dan maar lekkere dingen klaar maken. Ken je nu al die versjes over Holland uit je hoofd, Willie Overvliet? Jij bent dus al gauw jarig, Anneke van der Lelie, hoe oud word je? Jij hebt vast en ze ker een Friese naam Nicnkc Jongsma. Goed geraden? Ik denk, dat jij van deze puzzle ook wel wat kunt maken, al ben je nog maar vijf jaar. Ronnie Bos. Jij wilt dus naar het lyceum, Joke Schippers. Ik hoop, dat je een goed toe latingsexamen zult afleggen. Jij ligt ze ker nog steeds op bed, Louise Kraak, het beste ermee, meiske. Wat jammer, Nellie Groeneveld, dat moeder nog steeds ziek is. Wens haar maar van harte beterschap namens mij. De kaart, die jullie van Prinses Beatrix hebben gekregen, Sjaan de Vries, is erg aar dig. Weet je wat jij vergeten was, Toos Hazenboom, je naam op de brief te schrijven. Ik heb de enveloppe er nu maar bijgehaald, maar dat doe ik echl niet altijd hoor. Als schippersdochter moet je natuurlijk goed kunnen zwem men, Anneke Hoogedoorn, doe dus maar flink je best. Jullie hebben zeker wel een gezellig weekend gehad, toen je nichtje op bezoek was, Nelly Land man. Ik ben blij, dat je de inhoud van het pakje aardig vond, Otti Quik. Wal had jij je brief fleurig versierd, Sjoukjc van der Spek. Jullie moeten wel een heel groot aquarium krijgen, Leny Kin Ik war oergel Nellie 'van Lecnen, wat wordt ze anders a] groot hè, drie jaar! Dat is het ent feest na het andere, Saartje Legerstee, feliciteer tante en oom maar van mij Het is net of die visjes een neon-buisjc door hun lijfje hebben lopen, hè Bepplc Roos? Al weer een mooie foto en di< kreeg ik van Thea Neuteboom. Ook jij bedankt. Kinderen, ik moet i den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 8